No* 36
Vrijdag 8 September 1933
47e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD*
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ S OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
REDACTIE: Ds. A. C HEIJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG*
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F* J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F* STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
DE GOEDE KEUZE.
„Uw volk is mijn volk, en uw God
is mijn God."
Ruth 1 16.
Orpa is teruggekeerd naar Moab. Ze is ver
dwenen in de zee der heidensche volkeren en
we hooren niet weer van haar.
Maar Ruth kleefde Naomi aan. 't Lag haar
veel dieper.
Want 't ging om Naomi's God. Zij had door
haar huwelijk den Heere leeren kennen. Daar
gebruikt de Heere soms het huwelijk voor. Haar
man is jong gestorven, maar de Heere is geble
ven. En van haar kant is de trouw gebleven.
Ze is Naomi's kind geworden, en ze hoort gees
telijk bij het volk van haar man. Uw God is
mijn God Dat maakt haar tot ééne van dat
volk.
Ze mag dan als heidensche van afkomst geen
toekomst hebben, zooals Naomi 't haar voor
spelt. Ze vraagt naar zichzelf niet. Ze is het
kind van haar anders kinderlooze moeder. Ze
hoort bij het volk dat den Heere kent, al is
het vol gebrek.
Die dit kan zeggen tot het volk Gods Uw
God is mijn God die vraagt naar de toekomst
niet, maar die wandelt in Zijne geboden.
Dan is de weg maar doodeenvoudig. Het is
die der liefde tot den naaste volgens de banden
die God Zelf in het leven gelegd heeft. Voor
Ruth de liefde van het kind, dat een oude moe
der niet aan haar eenzaam lot mag overlaten.
In dien weg komt ze bij Naomi's volk, en is
Naomi's God haar God.
Alles leidingen des Heeren.
Uw God is mijn God.
Kunt gij dit ook zeggen Is het u om God
te doen
Voeg u dan bij het volk, dat Hem kent. Al
zijt ge veracht, al zijt ge arm, niemand is bij
machte u te scheiden van Zijne liefde. Bij Hem
is geen hoog of laag, geen rijk of arm. Zie
slechts naar Ruth. Een meisje uit het afgodische
Moab, en daarbij doodarm, ja, schier op den
bedelstaf aangewezen, met niemand dan een
vervallen weduwe voor wier levensonderhoud
zij zal moeten werken. Uw God is mijn God.
Dat is de band. Dat maakt alle liefdebanden
door huwelijk en kindschap onverbrekelijk.
Want Hij heeft ze gelegd. En daarom ook
uw volk is mijn volk
Blind in de toekomst maar ziende in 't gebod,
gaat Ruth haar weg.
Waar de liefde tot God is, daar is ook de
liefde tot Zijn volk.
Zelfs al komt dat volk ons voor als hatelijk
en hard.
Zoo is Ruth het voorbeeld voor ons allen,
om ons met beslistheid los te maken van een
zondige omgeving.
Wordt behouden van dit verkeerd geslacht
In de besliste keuze onder de donkerste om
standigheden ligt de voorspelling van een nieu
wen dageraad. Want degenen die tot Gods
volk zeggen Uw God is mijn God ontvangen
het antwoord Ik, de Heere ben uw God Is
dit uw keuze dan mag de wereld u verachten,
kommer en armoede mogen uw deel zijn, de
dood mag u eenzaam laten staan, gij hebt toch
de belofte van dit en het toekomende leven.
Axel. J. S. POST.
DE GENERALE SYNODE DER
GEREFORMEERDE KERKEN.
De zesde zitting.
De Synode besluit na een levendig
debat waaraan 25 sprekers deelnamen
met overgroote meerderheid tot Uit
breiding van den bundel „Eenige
Gezangen".
In de zitting van de Generale Synode der
Gereformeerde Kerken die Donderdag te Mid
delburg werd gehouden, en waarvoor de belang
stelling uit den kring der gemeente zeer groot
was, heeft de president, Dr. K. Dijk, na opening
op gebruikelijke wijze een toespraak gehouden
waarin hij dankbaar gedacht den zegen dien
Nederland in het huis van Oranje is geschonken
en waar voor God niet genoeg kan worden ge
dankt. De Synode verzond een telegram van
gelukwensch aan H.M. de Koningin, waarna de
leden twee coupletten van het Wilhelmus aan
hieven. De voorzitter richtte woorden van geluk
wensch tot het lid der Synode, Ds. D. Pol te
Rijsoord, voorzitter van Generale Zendings-
deputaten in verband met zijn benoeming tot
ridder in de orde van Oranje-Nassau. De Synode
besloot aan Ds. A. H. v. Minnen te 's-Graven-
zande, voorzitter van Deputaten voor de gees
telijke verzorging der militairen, in verband met
dezelfde hem ten deel gevallen Koninklijke on
derscheiding, een telegrafischen gelukwensch te
zenden, waarvoor later op den dag een telegra
fischen dankbetuiging inkwam.
Hierna kwamen aan de orde de voorstellen
van de Particuliere Synoden van Groningen,
Overijssel, Drenthe, Utrecht, Noord-Holland
en Zuid-Holland-Noord, van de Classes Apel
doorn, Arnhem, Harderwijk, Den Haag en de
kerken van Doornspijk, Kamerik, Den Haag-
Oost, Nunspeet, Putten, Hillegersberg-Straatweg,
alsmede van eenige particuliere personen in be
trekking tot de Llitbreiding van den bundel
„Eenige Gezangen". Als rapporteur trad op
Prof. Dr. T. Hoekstra van Kampen. Aan het
einde van zijn uitvoerig rapport, waarvan de
voorlezing geruimen tijd vorderde, kwam de rap
porteur namens de commissie tot een 9-tal con
clusies. Daarin wordt o.m. uitgesproken, dat de
ingebrachte bezwaren tegen de beslissing van
de Synode van Arnhem-1930 niet van zoodani-
gen aard zijn, dat niet tot uitbreiding van den
bestaanden bundel kan worden overgegaan.
Naast de voorstellen om verschillende wijzigin
gen aan te brengen in de voorgestelde proeve
stelt de commissie voor om In art. 69 van de
Kerkenorde een wijziging aan te brengen, waarin
besloten wordt dat in de kerken zullen gezongen
worden de 150 Psalmen Davids, alsmede de
Eenige Gezangen, zooals die zijn vastgesteld
voor kerkelijk gebruik door de Synode van
Middelburg-1933. Verder stelt de commissie
voor een drietal Deputaten te benoemen met
de opdracht den bundel „Eenige Gezangen" en
de orde van den Eeredienst te bezorgen. Aan
deze Deputaten wordt dan ook opgedragen de
letterkundige verzorging van deze liederen de
vaststelling van de titels het kiezen der melo
dieën en de uitgave van de liturgische formulie
ren, gebeden, Eenige Gezangen enz. in één bun
del te doen geschieden. Tenslotte stelt de
commissie voor deze nieuwe bundel „Eenige
Gezangen" aan de kerken aan te bevelen, met
dien verstande, dat het niet aan de individueele
predikanten, maar aan de kerkeraden wordt
overgelaten om te beslissen, of de nieuwe ge
zangen in de gemeente zullen gezongen worden
en hierin met groote wijsheid te werk te gaan.
Voor de bespreking van deze aangelegenheid
bleek een groote animo in de Synode. Niet
minder dan 25 leden aan. De geheele zittingsdag
ging er dan ook mee heen.
Prof. Dr. S. Greydanus van Kampen, die de
rij der sprekers opende, verklaarde een tegen
stander te zijn van de invoering van gezangen
en oordeelde, dat Deputaten zich ook niet ge
heel gekweten hebben van hun opdracht door
de vorige Synode hen gegeven, wijl zij liederen
hadden moeten kiezen die zich aan de H. Schrift
ten nauwste aansluiten. Spr. oordeelt het ge-
bodene van veel geringer waarde dan de Psal
men, waarmede deze bundel zelfs niet kan wor
den vergeleken. Spr. ziet in den aangeboden
bundel het „nu of nooit" en oordeelt, dat het
de deur op een kier zet. Spr. ontzegt de Synode
het zedelijk recht om te besluiten dat de bundel
in geen 50 jaar zal worden uitgebreid. Spr.
verzette zich tegen het voorstel de beslissing aan
de kerkeraden te laten omdat in deze colleges
lang niet altijd eenstemmigheid wordt gevonden,
laat staan tusschen kerkeraden en gemeenten.
Deze zaak wordt dan een bron van verdeeld
heid. Spr. verheugt zich er over, dat de com
missie zich losmaakte van de redeneering dat
men N. Testamentische liederen zou moeten
hebben. Het principe waaruit deze beweging
voortkomt, brengt logisch mede, dat de Psalm
bundel naar achteren gedrongen en de liederen
bundel al maar uitgebreid worden zal. De meeste
predikanten hebben practisch een groot deel van
den bundel Psalmen reeds op zij gezet. Ook
spreekt de practijk in het buitenland een woordje
mee. De bestaande gezangen achter de Psalmen
is de hefboom en die wordt door dezen bundel
weer sterker gemaakt.
Ouderling J. J. Beukenkamp van den Ham
wilde op de genomen beslissing van de vorige
Synode niet terugkomen, maar heeft in de com
missie tegen gestemd, om zoo te komen tot op
schorting van de beslissing. Bij het beroepings-
werk van predikanten, de verkiezing van ambts
dragers ziet spr. hier groote oneenigheid komen
en oordeelt dat men de tegenstanders niet te
laag moet aanslaan. Zij toch hebben in de Do-
leantiedagen de kerk gered.
Ds. N. Duursema van Nieuw-Amsterdam, die
tegenstander is, heeft de conclusies mede-onder-
teekend omdat hier geen principieele tegenstel
ling is. Om practische bezwaren blijft spr. tegen
stander maar zal zich aan de te nemen beslissing
conformeeren.
Ds. A. Scheele van Kapelle-Biezelinge, her
innerende aan den in Zeeland gevoerde gezan-
genstrijd, oordeelde dat de Synode van Arnhem
de zaak reeds principieel besliste. Hoewel spr.
persoonlijk geen behoefte heeft aan gezangen,
zijn er in den bundel die spr. wel en die hij niet
zou willen zingen. Men verlegge echter den
strijd niet naar kerkeraad en gemeente. Is het
niet beter af te wachten wat hier uit de kerken
zelve eventueel opkomen zal
Prof. Dr. G. Ch. Aalders van Hilversum, be
schouwt de zaak van de gezangen als een kwes
tie van middelmatigheid. Dit beteekent dat spr.
Zich verzet tegen hen die principieel tegenstander
Zijn alsook tegen hen die oordeelen, dat de
Gereformeerde Kerken zonder gezangen op
Joodsch standpunt zouden staan. De Oud-Tes-
tamentische Psalmen zingen we toch in Nieuw-
Testamentischen geest. Spr. kan zich indenken
dat anderen in tegenstelling met hem wel be
hoefte gevoelen aan gezangen met name op de
feestdagen. Spr. kan niet warm worden voor
een middelmatige zaak en ziet tal van moeilijk
heden opkomen en dat zijn de gezangen voor de
Gereformeerde Kerken toch niet waard. Noemt
men dit het standpunt der vrees dan zal dit spr.
piet deren. Toegevend dat er in de Gereformeer
de Kerken veel voorstanders zijn zou spr. als
de gezangen er eenmaal waren zich ook tegen
afschaffing verklaren. Terwille van den vrede
van Jeruzalem zie men van invoering der ge
zangen af. Men kan ze desgewenscht immers
thuis zingen.
Ook Prof. Aalders verklaarde zich tegen ver
legging van de beslissing naar den kerkeraad.
Dan moet zonder meer de kerkenorde worden
veranderd. Naar spr. overtuiging is het over
groote deel van de kerken tegen al betwist de
rapporteur dat ook.
Prof. Dr. V. Hepp begon met te verklaren,
dat hij een warm voorstander van de invoering
der gezangen is. De invoering moet echter tac
tisch geschieden. Met enkele voorbeelden il
lustreerde spr. de waarde van den geboden bun
del tegenover de Psalmen. Als Deputaten hun
werk verkeerd deden, dan spreke de Synode
dit uit. Met name richtte spr. zich tegen Prof.
Greydanus, aan wien spr. opmerkte, dat men
van de hefboom toch geen druk gebruik heeft
gemaakt, gezien den langen duur eer men aan
de bestaande gezangen nieuwe toevoegde. Prof.
Hepp keerde zich tegen het omhangen van een
profetenmantel die voorspellen doet wat er in
de toekomst gebeuren zal. Aan het principe der
vaderen „Eenige Gezangen" houden we, aldus
spr., vast en voeren geen bundel in nog dikker
dan de Psalmen. In het licht der ethiek zijn er
geen middelmatige dingen. Maar als men over
een bepaalde zaak Gods wil niet kent spreekt
men van middelmatige dingen. Spr. protesteerde
tegen de uitlating van burgemeester Beuken
kamp, hem er op wijzend, goed de mannen der
Scheiding en figuren als Gispen Sr. voor de in
voering van eenige gezangen waren. Spr. doet
een protest hooren tegen de uitlating van Prof.
Greydanus, dat deze beweging zou opkomen uit
een miskenning van de Psalmen, waarvan geen
sprake is. Maar de aard der nieuwe bedeeling
brengt mede niet alleen in den geest maar ook
in de taal der vervulling te zingen. Met een
gezang op de stervende lippen is menig kind van
God de eeuwigheid ingegaan. Mogen we dan
geen gezangen zingen in ons leven
Dr. W. A. v. Es van Leeuwarden vraagt zich
af of men wel den juisten weg heeft ingeslagen
en is overtuigd dat in de kerken eerst dan iets
slaagt als het van onder op komt. Spr. is voor
de vrijheid en als in Indië 99 voor de ge
zangen is, welnu dan wachte men niet op het
moederland maar zinge gezangen. Spr. zou zich
het best kunnen vinden in een voorstel waarin
uitgesproken wordt, dat niet is gebleken dat de
kerken t.a.v. de uitbreiding zulk een overeen
stemming is als voor een rustige invoering ge-
wenscht moet worden geacht. Daarom zie de
Synode van de uitbreiding af en neme het voor
stel van Deputaten niet aan.
Ds. J. L. Schouten van Amsterdam oordeelde,
dat deze kwestie groote voorzichtigheid vergt.
Hoewel spr. op de vorige Synode tegen stemde,
wil hij om redenen van continuiteit zich confor
meeren, al kost dat een overwinning op hem
zelf. Spr. zal tegen de conclusie die de zaak in
de vrijheid der kerken laat, stemmen, en stelde
voor de uitspraak van de vorige Synode wel te
handhaven maar niet in werking te doen treden.
Een principieele en historische uiteenzetting
drage men in de kerken in, dan behoeft de zaak
niet worden begraven.
Ds. W. W. Meynen van Dordrecht vingt aan
met de commissie voor haar rapport en Prof.
Hepp voor zijn verdediging §£n eeresaluut te
brengen. Reeds Paulus sprak van een nieuw
lied waarvan ook het boek der Openbaringen
gewaagt. Spr. kan de houding van een klaren
geest als Prof. Greydanus niet vatten en stelt
de vraag welk principe hier toch wel in geding
is. Met Prof. Aalders is spr. het algeheel oneens.
Als we iets thuis wel mogen, dat is in het min
dere, waarom dan niet in de kerk, dat is het
meerdere Ook in kerkelijke zaken is de vrees
een slechte raadgeefster. Meerdere gezangen zijn
zuiver berijmde Schriftgedeelten en als we dus
inplaats van gezangen zouden zeggen Laat ons
zingen 1 Cor. zooveel vers zooveel dan zou alle
verzot verstommen. Spr. oordeelt ook „Mijn
schilt ende betrouwen" een Psalm te zijn. Laat
niet de vrees maatgevend zijn. Spr. protesteert
er tegen als leden van kerkeraden en professoren
daarvoor op zij gaan.
Ds. J. Douma van Arnhem leverde vervolgens
een verdediging van de eerste conclusie. Het
verzet op de Veluwe valt wat mee en men be
denke dat Putten en Doornspijk niet geheel
Gelderland is. Men gewaagt van eenheidspogin
gen die in het gedrang zouden komen, maar
spr. die een hartelijk voorstander van de een
heid is, oordeelt dat men van de andere zijde
eerst eens moet beginnen de zaken eerlijk te
stellen en niet willen visschen in troebel water.
De voorstellen v. Es en Schouten beteekenen
een begraven van de zaak. In deze zaak komt
het aan op gevoelsargumenten. Spr. protesteert
er tegen dan met de voorstanders rekenen zou
onder de lieden die slappe koffie schenken en
lichte dominé's zijn. Kan men zeggen, dat de
Psalmberijming die toch ook niet volmaakt is,
in de Gereformeerde Kerken de verslapping in
de hand heeft gewerkt
Dr. H. Kaajan van Utrecht oordeelde, dat
bij deze zaak alle pathetica moet vermeden,
omdat zij naar Voetius' woord nooit argumenten
vervangen kan. Spr. kent tal van collega's die.
hun stem tegen de gezangen opheffen maar in
hun preek gezangen reciteeren. Als tegenstander
is spr. door de argumenten der voorstanders
overtuigd geworden en als Groninger doet hij
geen zaak half. Tegen hen die afdingen op de
auteurs der gezangen merkte spr. op, dat de
vaders van sommige Psalmberijmingen Doops
gezinden en Remonstranten uit den slechtsten
tijd waren. Men zie niet overal spoken, want
dat slaat het werk lam en is in strijd met het
bevel van den Koning der kerk.
Ds. A. C. Heij van Koudekerke verdedigde
de voorgestelde uitbreiding en oordeelde, dat
het verzet op de Zuid-Hollandsche eilanden
sterker is dan in zijn provincie. In geoorloofde
wenschen sta de kerk de jonge menschen niet
tegen. Velen hebben metterdaad behoefte aan
het zingen van deze liederen.
Dr. Henri Beets van Grand Rapids vertolkte
het standpunt van de nuchtere Amerikanen die
op grond van de argumenten uit Holland het
vorig jaar zijn overgegaan tot invoering van de
gezongen. In Amerika is nu heel den dienst tri-
nitarisch in den N. Testamentischen geest.
Dr. K. Sietsma van Eindhoven wees er op,
dat het rapport is gefundeerd op het thans ge-
bodene. Het gevaar van verdere uitbreiding ziet
spr. niet en de rapporteur heeft door het sterk
verzet tegen de tegenstelling Oud- en Nieuw-
Testamentisch de tegenstanders veel wind uit
de zeilen genomen. Men spreekt van tegenstan
ders maar niemand wijst ze concreet aan en ze
zijn naar spr. meening ook dun gezaaid. Ook
spr. wil niet weten van een laten van deze zaak
in de vrijheid der kerken.
Dr. J. Thijs van Zwolle, die het bezwaar der
tegenstanders niet wil onderschatten, oordeelde,
dat God de N. Testamentische gemeente die
staat in de vrijheid des geestes, vrij laat in de
wijze waarop zij Hem verheerlijken wil. Als we
de N. Testamentische liederen niet zingen, iso-
leeren we ons van de historie en van de andere
vertakkingen van Christus' Kerk. De kerk moet
ook hier haar catholiciteit belijden. Als de En
gelen in den hemel het driemaal heilig zingen
mag de gemeente op aarde toch wel het Te
Deum aanheffen. Spr. heeft ernstige bezwaren
tegen het voorstel-Schouten. We moeten beken
de gezangen invoeren en bedenken als we de
maatstaf der aesthetica bij de Psalmen zouden
aanleggen er ook niet veel van overblijft.
Ds. B. Alkema van Soest verklaarde, dat het
debat veel van zijn bezwaren heeft doen weg
vallen. Wijl het woord gezang erfelijk is belast,
wilde spr. liever gewagen van geestelijke liede
ren. De vrees behoeft niet altijd voort te komen
uit min-edele motieven maar kan ook uit liefde
voor de eenheid geboren worden. Met name in
de kerken in de provincie Utrecht voorziet spr.
moeilijkheden en daarom zou eenig uitstel hem
welkom zijn.
Ds. J. J. Miedema van Groningen oordeelde,
dat men hier geen getuigenis moet afleggen gelijk
meerderen hebben gedaan, want daardoor komt
de persoonlijke noot in het debat. En de zaak