FEUILLETON
KENTERING.
Ds. Meyering van Katwijk a. d. Rijn, dankte
het moderamen voor de wijze waarop zij het
conflict tusschen Deputaten en den Raad van
legerpredikanten heeft opgelost. De Synode
keurde de conclusies goed, alsook de handelingen
van het moderamen van de vorige Synode en
van den Den Haag-West.
De Synode nam kennis van de naamsverande
ring van de oud-Geref. Kerken in Duitschland
en van de oprichting van de zoogenaamde
J ustus-commissies.
Ds. K. Minnema, van Garijp, rapporteerde
hierna over het rapport van de Deputaten inzake
den geestelijken arbeid onder de Zuiderzee-
arbeiders. Na eenige discussie, met name over
den finantieelen kant van de kerken in het droog
gelegde gebied, waaraan deelnamen Ds. J. L.
Schouten en de ouderlingen A. van der Wal te
Harlingen en F. J. Wielenga te Apeldoorn, werd
het rapport onder dankzegging goedgekeurd.
Ouderling M. D. H. A. Schalekamp, van
Wassenaar, rapporteerde over een voorstel van
de Kerkeraad van Heemstede, waarin de Synode
verzocht wordt te overwegen, wat moet worden
gedaan, ter bevordering van den invloed van
de Protestantsch-Christelijke pers. De Synode
sprak uit, van oordeel te zijn, voor dit voorstel
alle waardeering te hebben, maar dat de bevor
dering der Christelijke pers met zedelijke midde
len moet geschieden en concentratie van deze
pers niet ligt op den weg der kerken.
Ouderling W. J. Voogsgeerd, van Nieuw-
Loosdrecht, rapporteerde hierna over de steun-
verleening aan de Hongaarsche studenten. Het
rapport werd goedgekeurd, en de Synode besloot
opnieuw Deputaten te benoemen, met de op
dracht, voor den cursus 1933-1934 geen twee,
maar zoo mogelijk vier studenten steun te ver-
leenen en aan de kerken een halve collecte te
vragen.
Te 5 uur sloot de president, nadat Ds. Schou
ten in dankgebed was voorgegaan, de eerste
zittingsweek der Synode.
De zittingen zullen a.s. Dinsdagmorgen te
negen uur worden voortgezet.
De vierde zitting.
In de Dinsdag te Middelburg gehouden vierde
zitting van de Generale Synode der Gerefor
meerde Kerken heeft de voorzitter, Dr. K. Dijk,
Prof. Dr. F. W. Grosheide van Amsterdam als
prae-adviseur welkom geheeten, waarna de
hoogleeraar als zoodanig zitting nam. Ouderling
C. Monster van Westmaas was door ongesteld
heid verhinderd en vervangen door Ouderling
L. Hoogenboom van Oud-Beijerland. De eerste
scriba, Dr. G. Keizer van de Steeg was door
lichte ongesteldheid afwezig.
De voorzitter herdacht in een rede, door de
Synode staande aangehoord, het overleden lid,
wijlen Ds. J. P. Klaarhamer van Dokkum en
diens verdiensten voor de kerken, voor de
Generale Synode, als deputaat voor de Zending
en voor de oefening van het verband met de
Theol. Faculteit der Vrije Universiteit en zijn
arbeid als scriba van verschillende Generale
Synodes.
Ook sprak de voorzitter een kort woord van
nagedachtenis jegens oud-Minister wijlen Mr. H.
v. d. Vegte te Den Haag, voorheen Deputaat
voor de correspondentie met de Hooge Over
heid en tot aan zijn dood bestuurslid van het
Geref. Tractaatgenootschap „Filippus". De
Synode besloot aan de nagelaten betrekkingen
van de heeren Klaarhamer en v. d. Vegte een
schrijven van rouwbeklag te zenden en zich ter
begrafenis van Ds. Klaarhamer a.s. Donderdag
te Dokkum te doen vertegenwoordigen door een
deputatie bestaande uit de heeren Prof. Dr. J.
Ridderbos van Kampen en Ds. W. Breukelaar,
em.-predikant te Santpoort en eveneens deputaat
voor de Zending. De Synode vulde voor de
laatste maal het agendum met de alsnog inge
komen stukken aan.
Een schrijven van Mr. L. v. Andel te Middel
burg houdende bezwaar tegen de benoeming van
Prof. Dr. V. Hepp tot adviseur van de com
missie die de zaak van Dr. J. G. Ubbink krijgt
te behandelen, besloot de Synode niet in behan
deling te nemen, daar over deze zaak reeds was
beslist.
Dr. W. A. v. Es van Leeuwarden deelde mede,
dat Prof. Hepp instantelijk weigert in deze zaak
van advies te dienen zoodat de betrokken com
missie voor deze aangelegenheid het zonder
prae-adviseur moet doen. De Synode besloot
daarin te berusten.
De Synode verklaarde een bezwaarschrift van
den heer J. Lameris te Amersfoort speciaal in
19)
HOOFDSTUK VII.
Eenige weken later wist Schoonoort groot
nieuws te vertellen. Hij had in Kantens ouder
ling Barkema uit Ulrum ontmoet, die hem mede
deelde allereerst, dat de kerkeraad van Ulrum
besloten had, kinderen uit andere gemeenten te
doopen, als de ouders daartoe het verlangen
kenbaar maakten.
Schoonoort was dan ook van plan, den vol
genden Zondag naar Ulrum te gaan, om met
dominé De Cock te praten en vast te stellen,
wanneer hij met zijn jongetje komen zou. De
ouderling had hem gezegd, dat reeds vele ver
zoeken waren binnengekomen.
Verder was Schoonoort medegedeeld, dat do-
miné De Cock een brief uit Doeveren had ont
vangen, waar dominé Scholte stond. Eigenlijk
was die brief een antwoord op een schrijven
van dominé De Cock.
Deze had zijn boekje „De besluiten der Sy
node" en zijn brochure tegen de predikanten
Brouwer van Uithuizen en Reddingius van As
sen door zijn uitgever in Amsterdam naar ver
schillende predikanten in het land doen zenden,
van wie bekend was min of meer, dat zij recht
zinnig waren. Zoo ook naar dominé Scholten
in Doeveren, een dorp in Noord-Brabant, be
nevens een brief.
betrekking tot de tweede vraag die aan de
belijdeniscatechisanten gesteld wordt, niet ont
vankelijk en verwees terzake naar vorige door
haar genomen beslissingen.
De voorstellen van de Particuliere Synode van
Gelderland en Overijssel strekkende tot ver
sobering van het aantal collecten door de Gene
rale Synode, waarover Ouderling R. L. Haan
van Groningen rapporteerde, werden aangeno
men in dien zin dat de Generale Synode terzake
reeds de soberheid pleegt te betrachten.
Breede discussie ontstond over het rapport
dat Ouderling W. v. d. Born van Zwartebroek
uitbracht over vaste standplaatsen van emeritus
predikanten waaraan deelnamen de heeren Prof.
Dr. F. W. Grosheide, Ds. J. L. Schouten, Dr.
W. A. v. Es, Ds. J. J. Miedema, Prof. Dr. J.
Ridderbos, Ds. D. P. Koopmans en Ds. A.
Scheele. De Synode renvoyeerde daarna deze
zaak opnieuw naar de commissie wat de praeses
aanleiding gaf tot de opmerking dat de com
missie de conclusies eerst gemeenschappelijk
moeten hebben vastgesteld alsvorens die ter
Synode komen, want het terugzenden van rap
porten naar de commissie mag niet voorkomen.
Inzake het lidmaatschap van de Chr. Dem.
Unie, waarover een instructie ter tafel was van
de Classis Schiedam rapporteerde Prof. Dr. G.
Ch. Aalders. Het rapport concludeerde, dat de
Synode zich van een uitspraak als door de Clas
sis Schiedam wordt gevraagd, moet onthouden,
ieder geval op zichzelf moet beoordeelen of
iemand door belijdenis of wandel zich des Heeren
tafel onwaardig maakt.
Aan de discussie namen deel de heeren Ds.
J. L. Schouten, Ds. W. W. Meijnen, Prof. Df.
J. Ridderbos, Dr. K. Dijk, Prof. Dr. V. Hepp,
Dr. W. A. v. Es. Meerdere van deze sprekers
konden zich met de conclusies wel, maar met
het rapport niet vereenigen. Zij vonden dat veel
te weinig sober en oordeelden dat waar dit als
bijlage aan de acta wordt toegevoegd men nooit
een argument vóór aansluiting er aan zou mogen
kunnen ontleenen. Nadat Prof. Aalders nog eens
had betoogd dat zijn rapport wel degelijk sober
was en niet in concrete aangelegenheden trad,
werd het rapport bij monde van den voorzitter
van de rapporteerende commissie, Ds. J. J. Mie
dema teruggenomen teneinde het nader onder
oogen te zien.
Hierna sneed de Synode verschillende Zen
dingszaken aan. Nadat Ds. B. Alkema rapport
had uitgebracht over art. 27 van het algemeen
Zendingsrapport, besloot de Synode de heer J.
D. Woltherbeek, oud-marine-officier met verlof
hier te lande, te benoemen tot buitengewoon
leeraar aan de opleidingsinrichtingen op Midden-
Java. De heer W. die een uitstekend kenner is
van het Javaansch en Maleisch, stelt zich zonder
eenig honorarium in dienst van de Zending der
Gereformeerde Kerken.
Naar aanleiding van het voorstel van de Part.
Synode van Zuid-Holland-Zuid, waarover Ds.
Th. Kuipers van Djocja rapporteerde, besloot
de Synode de kerken nog eens krachtig op te
wekken de doopattesten bij vertrek steeds na
te zenden.
Het rapport over het voorstel van de Par
ticuliere Synode van Brabant en Limburg over
een wijziging van de bestaande regeling voor
onderlinge hulpverleening der kerken, opgekomen
uit den boezem van de Centr. Diaconale Con
ferentie, uitgebracht door Ouderling J. J. van
Commenee van Utrecht, dat strekte tot verwer
ping van het voorstel ontlokte een levendige
discussie en werd met name bestreden door Dr.
K. Sietsma van Eindhoven. Aan de bespreking
namen deel Dr. K. Dijk, Ds. A. Scheele, Ds.
D. P. Koopmans, waarna de Synode met groote
meerderheid meeging met Brabant en Limburg
en de commissie opdracht gaf om na te gaan of
in het voorstel van Brabant en Limburg nog
redactiewijzigingen moeten worden aangebracht.
Ouderling H. Knook van Klundert rappor
teerde hierna over een schrijven van Mej. C.
Bakker te Gouda, waarin bezwaar wordt ge
maakt tegen het dragen van kort haar door
vrouwelijke leden der Gereformeerde Kerken,
waarbij naar een uitspraak van den Bijbel ver
wezen wordt en de vrouwen van de Geref. Ge
meenten ten voorbeeld gesteld worden. Adres
sante gewaagde van „een goddelooze mode" en
wil degenen die kort haar dragen censureeren
en als ze nog geen lid zijn tot het afleggen van
belijdenis des geloofs niet toelaten. De commissie
merkte op, dat bedoelde Schriftuurplaats geen
aanwijziging geeft noch voor de lengte van het
haar van de vrouwen van de Gereformeerde
Kerken noch voor die der Gereformeerde Ge
meenten, terwijl zij adressante voor nadere
Op dien brief nu was antwoord gekomen en
dominé De Cok had dat antwoord in den ker
keraad voorgelezen.
Daaruit bleek, dat dominé Scholte geheel aan
de zijde van dominé De Cock stond, wat dezen
zeer verheugde, daar hij door de laaiende vijan
digheid zijner collega's in classis en provincie
ging meenen, dat hij, als predikant moederziel
alleen stond, al had hij dan, tot zijn troost, het
grootste deel zijner gemeente achter zich.
De brief uit Doeveren had het nóg lichter
gemaakt in de ziel van dominé De Cock. Hij
stond niet alleen, al leek het aanvankelijk van
wel. Ds. Scholte verklaarde, waarom hij niet
eerder geschreven had, hoewel hij dat wel van
plan was. Hij vreesde in dominé De Cock een
tweeden dominé Molenaar te vinden en daarom
had hij zich niet bloot willen geven. Maar hij
was er nu wel van overtuigd, dat De Cock niet
wijken zou. En als dat zoo was, zou spoedig
wel blijken, dat meer predikanten in den lande
aan zijn zijde stonden en er voor uit zouden
komen ook.
Nu, Barkema had Schoonoort duidelijk aan
het verstand gebracht, wat overigens niet eens
noodig was, dat dominé vast niet een tweede
dominé Molenaar zou worden. Hij was bereid
den strijd aan te binden, desnoods alleen met
zijn God. Maar het verblijdde hem zeer, dat
niet alleen het eenvoudige volk, dat zich ach
teraf hield en meestal het gezelschap verkoos
boven de kerk, maar dat ook predikanten zich
eerlang openbaren zouden. Dominé Scholte had
het reeds per brief gedaan. Zoo noodig, zou hij
het publiekelijk doen.
onderrichting naar haar plaatselijken predikant
verwees. De Synode vereenigde zich daarmede
zonder bespreking met hoofdelijke stemming.
Een breede discussie ontlokte ook het rapport
van Prof. Dr. G. Ch. Aalders over een grens
regeling tusschen de kerken van Siegerswoude en
de Wilp(Gron.). Het rapport werd goedgekeurd.
In de middagvergadering heeft de president
met een enkel woord verwelkomd de Zendings
arbeiders Dr. J. H. Bavinck van Solo en de
heeren Bosman en Wolterbeek en herdacht hij
terwijl de leden zich van hun zitplaatsen ver
hieven de overleden Zendingsarbeiders, wijlen
de heeren Dr. D. Bakker en j. P. Zuidema. Ds.
W. Breukelaar rapporteerde over het rapport
over de opleidingsschoolover de Keuchenius-
school te Djocja over de Chr. Holl. Inl. Kweek
school, die allen werden goedgekeurd.
De assessor deed voorlezing van een schrijven
van rouwbeklag te zenden aan Mevr. de Wed.
Klaarhamer, namens wie de Synode in den loop
van deze zitting ook een brief bereikte meldend
het overlijden van haar echtgenoot.
Gehoord het rapport van Ds. B. Alkema
voteerde de Synode aan de kerk van Middelburg
een bedrag van 5400.voor haar Medischen
dienst. Het rapport van Ds. J. Douma over de
vraag van de kerk van Appingedam om duidelijk
te willen uitspreken bij welke kerk een miss.
predikant zijn attestatie en die van zijn gezin
moet inleveren, zulks naar aanleiding van de
houding van Ds. S. J. P. Goossens, die door
haar naar Soemba is uitgezonden en die in tegen
stelling met zijn voorganger geweigerd heeft zijn
attestatie bij haar in te leveren, ontlokte een
levendige bespreking, waaraan deelnamen Ds.
Th. Kuipers, die het standpunt van Ds. Goos
sens verdedigde Ds. J. L. Schouten, Dr. K.
Dijk en Ds. W. Breukelaar. De Synode sprak
hierna uit dat de miss. predkiant zijn attestatie
bij de hem uitzendende kerk moet inleveren en
dat dit om redenen van eenheid van de leden
van zijn gezin eveneens gewenscht is. Dr. J. H.
Bavinck sprak hierna de Synode toe, de kerken
in het moederland dankend voor wat zij voor
de Zending doen en verder tot offervaardigheid
en getrouwheid opwekkend. De praeses zegde
hem hiervoor dank.
Gehoord het rapport van Prof. Hepp besloot
de Synode de door het Ned. Bijbelgenootschap
toegezonden ex. vertaling van twee boeken van
het Nieuwe Testament onder dankzegging voor
kennisgeving te aanvaarden.
Uitvoerig werd ook gediscussieerd over een
schrijven van de Classis Warffum inzake de
kwestie van de doop van kinderen van doop
leden en het optreden van doopgetuigen, waar
over Prof. Dr. G. Ch. Aalders rapporteerde.
Aan de bespreking namen deel Ds. S. Idema van
Winsum (Gron.);Ds. D. Pol van Rijsoord Ds.
W. W. Meynen van Dordrecht Prof. Dr. A.
G. Honig van Kampen en ouderling W. v. d.
Bom van Zwartebroek. De conclusies der com
missie werden hierna aanvaard. Ouderling H.
Postma van Batavia rapporteerde over de kerk
van Batavia, van Soerabaja en van Medan,
waarbij de Synode besloot voor deze kerken
verschillende bijdragen te voteeren. Dat laatste
deed zij ook voor de kosten van de Afzonder
lijke vergadering van Miss. arbeiders op Java
en Soemba. Bij het rapport van Ouderling A.
Borkent van Heerenveen over subsidieverlening
aan den Ned. Zendingsstudieraad kwam ook ter
sprake de mogelijkheid van steunverleening aan
het te stichten Zendingsmuseum. Aangezien de
mogelijkheid daartoe weer zeer is verkleind, be
sloot de Synode daarover zich thans niet verder
uit te spreken, maar thans alleen subsidie te
verleenen aan den Zendingsstudieraad die elk
jaar conferenties te Lunteren organiseert. De
praeses vroeg waarom er niet meer Gerefor
meerde sprekers te Lunteren het woord voeren
en of de conferentie niet wat ethisch is georiën
teerd. Ds. W. Breukelaar en Dr. H. Kaajan
wezen er op, dat er steeds ook een conferentie
is die Gereformeerd is georiënteerd, maar dat
men met Gereformeerde sprekers nog al eens
sukkelt. Dit was ook dit jaar het geval met een
voorzitter uit den kring der Gereformeerde
predikanten.
Gehoord het rapport van Ouderling K. Nien-
huis van Geldrop besloot de Synode om de aan
sluiting bij het Zendingsconsulaat te bestendigen
mits dit geen groote geldelijke offers vraagt. Ds.
Alkema rapporteerde over de vergadering van
de vertegenwoordigers van de Zendende kerken;
Ds. A. Scheele over het rapport van Deputaten
ad art. 4 der Zendingsorde, over het Chr. Ja
vaansch Boekenfonds en over de Zendings
bibliotheken en Prof. Dr. A. G. Honig over de
„Wie weet, wat ook jou boven het hoofd
hangt, Bazuin", zeide Schoonoort.
„Wat bedoel je nu vroeg de schoenmaker
verbaasd.
„Nu, de Rechtbank in Appingedam heeft ver
scheidene menschen tot groote geldboeten ver
oordeeld. En in Winschoten staat hetzelfde te
gebeuren."
„Waarom dan toch
De verbazing van Aldert Bazuin steeg ten top.
„Omdat zij in hun huizen godsdienstoefeningen
hebben toegelaten. Je moet maar een vijand in
Uithuizermeeden hebben, die dat verneemt en
er volgt een aanklacht."
„Ik kan er niets aan doen. Ik ga er mee door.
Men moet Gode meer gehoorzamen dan de men
schen. Wij hebben zijn Woord te onderzoeken.
In de kerk gebeurt dat niet. Dus doen we het
thuis. Laat men mij dan maar veroordeelen.
Alleen een geldboete kan ik niet betalen.
Wat dan Naar de gevangenis zeker
„Ik weet niet, of de rechters zoover kunnen
gaan. De Officier van Justitie in Appingedam
betreurde het, dat hij dergelijke menschen niet
aan den lijve kon straffen. In de gevangenis
kunnen we dus blijkbaar niet gestopt worden.
Maar 't is toch wat, hé 't Is, of we groote
misdadigers zijn."
„Vervolging en verdrukking staan ons mis
schien te wachten. Maar we hebben goeden
moed, want de Heere is met ons. Alleen begrijp
ik niet, dat de Koning dat alles goed vindt."
„Wat kan de Koning er aan doen Hij is het
trouwens geweest, die ons de Synode heeft ge
geven, die geen Synode is en die de kerk met
visitatie van Zendingsposten. Al deze rapporten
werden goedgekeurd.
In deze zitting rapporteerde ouderling E.
Tange van Rilland-Bath tenslotte over een be
zwaarschrift van de kerk van Laar (Duitsch
land) inzake een grensregeling met de kerk van
Emlichheim. De Synode verklaarde dit bezwaar
schrift ontvankelijk en besloot terzake 3 depu
taten te benoemen.
De assessor sloot te kwart voor 5 uur de
zitting met dankzegging.
Bij de Generale Synode kwam telegrafisch
mededeeling in van Dr. K. Schilder te Delfs-
haven, dat hij de benoeming tot hoogleeraar aan
de Theol. School te Kampen als opvolger van
Prof. Dr. A. G. Honig aanvaardt.
De vijfde zitting,
In de Woensdag gehouden zitting van de
Generale Synode der Gereformeerde Kerken,
werd geconstateerd, dat alsnog bij haar inge
komen stukken door de Synode niet meer in
behandeling zullen worden genomen.
Ingekomen was een schrijven van Dr. K.
Schilder bevestigend zijn telegram, dat hij de
benoeming tot hoogleeraar te Kampen aanneemt.
De Synode nam hiervan met blijdschap kennis.
Nadat Prof. Dr. G. Ch. Aalders daarover
van rapport had gediend sprak de Synode naar
aanleiding van een instructie van de Classis
Schiedam uit, over de vereenigbaarheid van het
lidmaatschap der Gereformeerde Kerken met dat
van de Chr. Dem. Unie geen beslissing te nemen.
Naar aanleiding van een ingekomen schrijven
van den heer D. Zemel van Haarlem over het
innemen van vaste standplaatsen door emeriti
predikanten, werd verwezen naar een uitspraak
van de Synode te Arnhem en sprak de Synode
uit dat emeriti-predikanten de eer en de waar
digheid van een predikant behouden en hen
deswege niet kan belet worden voor te gaan in
den dienst des Woords.
Een breede discussie ontstond over de voor
stellen van de Particuliere Synoden van Noord-
Holland en Noord-Brabant en Limburg inzake
de positie van den hulpprediker. Daaraan namen
deel de leden Ds. J. L. Schouten, Dr. H. Kaa
jan, Dr. K. Sietsma en Dr. K. Dijk. Nadat de
rapporteur, Prof. Aalders van repliek had ge
diend, sprak de Synode uit dat voor een hulp
prediker geen ambtelijke positie kan worden
gevonden maar ook niet behoeft gezocht. De
hulpdienst kan als uitzondering in bijzondere ge
vallen zeer goed worden benut, maar dient te
geschieden in opdracht en onder leiding van den
kerkeraad. Er dient ernstig tegen te worden ge
waakt dat deze arbeid niet gebruikt wordt in-
plaats van de volle werkkracht van een predi
kant, terwijl de vergoeding zooveel geringer is.
Ds. Th. Kuipers rapporteerde over het ver
zoek van de kerk van Dordrecht, dat de Gene
rale Synode zoo mogelijk een arbeidsterrein
aanwijze voor de meer dan 70 candidaten die
beroepbaar zijn. Aan de discussie namen deel
de leden Prof. Dr. T. Hoekstra, Ds. W. W.
Meynen en Dr. K. Dijk. Na beantwoording door
den rapporteur nam de Synode als conclusie aan
overeenkomstig haar uitspraak bij de zaak waar
over Prof. Aalders hierboven reeds rapporteerde.
De Synode besloot daarbij de kerken te wijzen
op haar roeping. Het had naar haar oordeel
geen zin om degenen die theologie willen gaan
studeeren te waarschuwen op den moeilijken tijd
die wacht, omdat zij met haar prae-adviseur,
Prof. Dr. T. Hoekstra, oordeelde, dat als al
de kerken die beroepen kunnen het ook doen,
dit getal van 70 beroepbare candidaten zeker
tot de helft slinken zal en de wal ook hier het
schip pleegt te keeren.
Een tweetal brieven uit Leiderdorp, waarover
Ds. W. L. Milo rapporteerde, werden niet
ontvankelijk verklaard.
Tot de Generale Synode werd hierna een
woord van begroeting gericht door Ds. H. Greve
uit Görlitz, die de groeten van de Gereformeerde
Kerken te Breslau overbracht. De praeses zegde
hem met een enkel woord dank.
Dr. H. Kaajan bracht hierna het rapport uit
van Deputaten voor de oefening van het ver
band met de Theol. Faculteit der Vrije Univer
siteit alsmede het rapport van de commissie die
deze zaak onderzocht. Het rapport werd goed
gekeurd en Deputaten van hun arbeid gedechar
geerd. Aan Deputaten werd door de Synode het
zelfde crediet gevoteerd.
Het rapport van Ds. J. Douma over de aan
schaffing van oude Synode-acta, werd goedge
keurd.
reglementen regeert. Dat kan natuurlijk niet on
gedaan worden gemaakt, 't Is zelfs de groote
vraag, of de Koning het zou willen doen. Ik
weet van Barkema, dat dominé De Cock her
haaldelijk brieven aan den Koning schrijft, waar
in hij wijst op het verkeerde in den huidigen
toestand der kerk, maar er komt geen enkel
antwoord. Het is jammer, dat het gezegd moet
worden, maar op den Koning behoeven we niet
te rekenen, wanneer straks de strijd ontbrandt."
„Je zegt dat laatste zoo met zekerheid
„Dat de strijd komt O, Barkema rekent er
vast op. En ik denk hetzelfde. Het besluit van
den kerkeraad van Ulrum, om kinderen van el
ders te doopen, wordt natuurlijk uitgevoerd. Ik
ga er met mijn jongen ook heen. Er zijn er
meerderen. Een zekere Dijkstra uit Smilde, die
daar oefenaar van het gezelschap is een diep
ingeleid man in 's Heeren Woord, komt ook met
ongedoopte kinderen naar Ulrum. De andere
predikanten zullen dat niet dulden en dan be
gint de strijd. Let er maar eens op."
Schoonoort kreeg gelijk, al duurde het nog
even.
Want de weken vergleden. De zomer ging
plaats maken voor het najaar.
Zoo nu en dan ging Bazuin naar Ulrum, om
in de nog steeds stampvolle kerk het aantal
bezoekers klom geregeld, naarmate het optreden
van dominé De Cock bekend werd den pre
dikant te beluisteren, die opkwam voor de al
oude, Gereformeerde leer, die in de gemeenten
óf sluimerde óf voor dood was verklaard.
(Wordt vervolgd)