No. 29
Vrijdag 21 Juli 1933
47e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTIEDs. A. G H E IJ TE KOUDEKERKE en Ds, D, SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
„NEEM UW HEILIGEN GEEST NIET
VAN MIJ."
Verwerp mij niet van Uw aangezicht,
en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.
Psalm 51 13.
Koning David, na zijn schrikkelijke zonde met
Bathseba, door den profeet Gods gebracht tot
kennis van zijn kwaad, en nu zichzelf als met
vuisten slaande en zich voor God diep veroot
moedigend, dien berouwvollen mensch hooren
wij in deze boetpsalm schreien. Zoo kan een
kind wanhopig snikken, als 't bemerktzooveel
verdriet deed ik vader en moeder aan door mijn
gedrag. Ge hoort hem hier ook roepen om het
Vaderlijk meedoogen, omdat hij niet kan leven
buiten de Vaderlijke gunst en liefde.
Naast de bede om vergeving, klimt ook uit
zijn zeer benauwde ziel op de roep om vernieu
wing van hart en leven door Gods Heiligen
Geest. Want, al wilde God nu deze zonde niet
toerekenen, maar uitdelgen, vergeven, hem blijft
kwellen de angst voor de toekomstzal dan de
oude begeerte toch weer 't hoofd opsteken
Wie zal hem wapenen tegen dat vreeselijke ge
vaar Daarom die kreet om een rein hart, een
standvastigen geest.
Wie, als David eens, de bitterste levenserva
ringen te doorproeven krijgt, wordt vooral ge
kweld door de angst voor het vreeselijke ver
laten zijn van God. Daaraan geeft David uiting
in de woorden„Verwerp mij niet van Uw aan
gezicht en neem Uw Heiligen Geest niet van
mij".
O, natuurlijk, theoretisch weten wij 't allen
weleen kind van God kan nooit, definitief,
van God verlaten worden. God trekt Zijn Hei
ligen Geest nooit geheel van de Zijnen terug.
Maar, zeg dat nu eens tot iemand, die, voor
zijn eigen besef, in volkomen geestelijke duis
ternis verkeert of in de modder van een gruwe
lijk zondebedrijf terecht kwam. 'k Zou haast
willen zeggen naarmate hij oprechter kind van
God is, naar diezelfde mate zal hij des te minder
van uw verzekeringen aannemen. Neen, in zijn
zielsbenauwdheden, zal hij 't uitschreeuwen, hij
vreest waarlijk nu gaat God mij verlaten of,
misschien nu heeft God mij verlaten. En daar
om O, God, mijn God, verwerp mij toch niet
van Uw aangezichtAls dat gebeurt, dan sluit
zich de lichtcirkel van Gods heerlijkheid voor
ons af en tuimelen we neer in het duister, waar
God niet meer te tasten of te vinden is. Kaïn
kwam zoo terecht, door Gods toorn, buiten de
lichtschijn van Gods vriendelijk aangezicht.
O, neen, nietwaar, dat niet. O, God, bewaar
mij daarvoor. Ach laat me in Uw nabijheid,
buiten Uw aanschijn, wat moet het daar vreese-
lijk zijn
Neem Uw Heiligen Geest niet van mij. David
was er zich dus van bewust, dat hij dien Geest
bezat, hij vreest juist, dat God den Geest van
heiligheid hem zal ontnemen. En daarmee zal
van hem wijken Gods kracht, bijstand, troost,
licht, vrede. Daarom dan nu die kreetneen,
neen, mijn God, dat niet, dan ben ik een ver
loren man, een mensch, .van U .verlaten
Verstaan wij ook nog iets van die angst voor
het van God verlaten zijn Of, denkt ge daar
aan misschien nooit Als 't werkelijke leven U
maar waarachtig beroert. Als ge kent de angsten
en vreezen, de op- en neergangen van het strij
dende, worstelende geestelijke leven. Als ge u
zelf maar kent, uw afgrondelijke hart, waarvan
't moet beleden„Heer, mijn hert is boos en
schuldig".
O, soms, als de dorheid van het hart, het be
sef wat blijft mijn ziel toch verkleefd aan 't
stof, wat zijn we klein van moed en krachten,
hoe vol verkeerde begeerten, hoe bitter hatelijk
en trotsch, als dat alles ons maar eens goed aan
grijpt, dan kan 't ook ons benauwenals dat
zoo blijft, wat moet er dan. van worden Dan
moet God mij wel werpen buiten de lichtglans
van Zijn Goddelijk aangedicht, dan moet Hij
Zijn Heiligen Geest wel van mij nemen.
Als uit die benauwdheid dan maar in waar
heid de kreet geboren worde verwerp mij niet
van Uw aangezicht en neem Uw Heiligen Geest
niet van mij. O, geef mij weer de vreugde Uws
heils Ik heb de zegen van Uw gemeenschap
wel ervaren, de kracht van Uw vertroosting,
de vreugd en zaligheid van de wetenschap God
is mijn God, onze verzoende Vader in Christus.
Daarop komt het tenslotte aan, of wij ken
nen, het hartelijke, persoonlijke, eenvoudige,
loutere gebedO, God, wees ook mijn God
Dien God mogen wij, in Christus Jezus, ken
nen in volle openbaringsklaarheid. Om Zijnent
wil heeft Gods vriendelijk aangezicht vroolijk-
heid en licht gezaaid voor alle oprechte harten.
Jezus Christus heeft Zijn Heiligen Geest in ons
uitgestort, de Trooster, die altijd bij ons wil en
zal blijven. De volle vreugde van het heil Gods,
door de inwoning van dien Heiligen Geest, mag
nu ons deel zijn.
Weg daarom met de vrees voor het van God
verlaten zijn. Wel kan ik de smeeking verstaan:
O, God, verwerp mij van Uw aangezicht toch
niet, ach, neem Uw Heiligen Geest niet van
mij. Maar, daarachter rijst op onze trouwe God
en Vader, die niet zal laten varen de werken
Zijner handen, die zeker voleindigt, wat Hij eens
begon. Die Zijn kind'ren, in hun nood, niet te
vergeefs zal laten roepen. Zijn aangezicht zal
als een zon over U opgaan, Zijn Geest U be
kwamen, in beginsel, tot een geheiligde levens
wandel, die U ook zelf al meer zal overtuigen
van de v/aarachtigheid van uw geloof.
Zoo leeren wij 't dan vragen
Verwerp mij van Uw aangezicht toch niet
Ai! laat van mij Uw Heil'gen Geest niet scheiden:
Die kan alleen op 't rechte spoor mij leiden.
Bestier mijn gang, daar Gij mijn zwakheid ziet.
Geef mijn gemoed, dat nu angstvallig vreest,
De blijdschap weer doe op uw heil mij hopen
Laat mij, gesterkt door eenen eed'len geest,
Volwaardig 't pad van Uw geboden loopen.
Bergen op Zoom. LE COINTRE.
DE NADERENDE GENERALE SYNODE
DER GEREFORMEERDE KERKEN TE
MIDDELBURG.
Deze vergadering plaatst de oude historische
Zeeuwsche hoofdstad weer eenige dagen in 't
middenpunt van der Gereformeerden belangstel
ling. Sommige punten door de kerken aan de
orde gesteld trekken de aandacht. De uitbreiding
„Eenige Gezangen", zal zeker in Zeeland niet
alleen in onze kringen, maar ook daarbuiten de
aandacht hebben. Dit punt is reeds lang onder
ons in bespreking. Het vóór en tegen is van alle
kanten bepleit en eindelijk zal deze Synode
daarover wel een beslissing nemen, waarmede
dit disputabele punt uit ons midden verdwijnt.
In mijn oog is de benoeming van twee Profes
soren aan de Theologische School te Kampen
veel gewichtiger. Onze algemeen geachte en zeer
gewaardeerde Prof. Dr. H. Bouwman werd ons
door den dood ontnomen en het zal niet ge
makkelijk zijn om deze plaats te vervullen.
Daarbij komt, dat ook Prof. Honig na zijn druk
ken arbeid ontslag uit zijn actieven dienst heeft
gevraagd.
Wij hebben Gode zij dank nog wel mannen
die zijn taak kunnen overnemen en met eere ver
vullen. Als men nu maar zoo verstandig is, dat
men niet ingaat op de gedachte om tot eenheid
van opleiding te komen, want dit zou aanleiding
geven tot hopelooze verwarring.
Ook moet onder 't oog gezien worden de
wensch naar vereeniging tusschen de Christelijk
Geref. Kerk en onze kerken. Dit doet mij on
willekeurig terug denken aan de, ook in Mid
delburg gehouden, Synode van 1869. Toen ging
het er ook om, om twee groepen van kerken
te vereenigen. Wie het twistgeschrijf in de ker
kelijke bladen van die dagen gelezen heeft, weet,
dat de toenadering niet gemakkelijk ging. Enke
len zooals de oude Ds. Gispen en Van der Valk
waren er warm voor: doch wie alleen rekening
hield met de verdeeldheid zeiden er kan niets
van komen. Dóch de afgevaardigden zetten door,
gesteund door enkele vaders der Scheiding als
Van Velsen en Brummelkamp en in den voor
gestelde naam Christelijk Gereformeerde Kerk
konden ten slotte bijna allen zich vinden. Het
ging daarna nog niet als van een leien dak, want
op verschillende plaatsen bleven er twee kerken
en de poging om ze ineen te smelten was vruch
teloos, zoo o.a. te Middelburg zelf. Maar er was
toch een groote winst verkregen. De kerken
kwamen in een en hetzelfde kerkverband en
alle predikanten waren over en weer in deze
kerken beroepbaar. Vele hindernissen waren
bovendien reeds opgeruimd door de oprichting
van de Theologische School in 1854 te Kampen.
In elk geval nu bleek de waarheid van 't woord,
dat God zijn heil doet zien, ook aan de kerken,
indien zij hun weg wel aanstellen. De kerkelijke
wateren rimpelden zich nog weieens hier en
daar, doch onstuimig werden ze niet weer en
na verloop van eenige jaren verwonderden de
menschen er zich over, hoe men zoolang naast
en vaak tegenover elkander had kunnen staan.
Het komt er slechts op aan, om niet te strij
den voor eigen huis, voor eigen idee, maar te
verstaan om het huis des Heeren te bouwen.
Zonder nu al te curieuselijk te onderzoeken,
waar de meeste schuld van dit gedeelde kerke
lijke leven ligt, moet men samenkomen in 't be
sef, dat het nooit goed kan zijn, dat zonen en
dochteren van één huis elkander bestrijden. Men
moet zich ook niet voorstellen, dat aanstonds
al wat achter ligt dadelijk vergeten zal zijn en
dat er nooit meer een hamerslag van twist ge
hoord zal worden, maar al deze kerken hebben
in de gemeenschappelijke belijdenis de vaste
grondslag, waarop zij staan en voortbouwen
j kunnen.
I Ter waarschuwingtoen wij in Middelburg
kwamen was er correspondentie tusschen de
kerken A en B en de Oud-Geref. Gemeente
en zoo nu en dan vergaderden de drie kerke
raden samen en op die vergaderingen werd dan
besproken wat die drie kerken met elkander ge
meen hadden. Langzamerhand verzwakte ook
deze band. Het duurde zelfs niet lang of wij
kwamen nooit meer bij elkaar. En nu wordt er
niet meer aan gedacht om samen te komen.
De kerken A en B zijn samengesmolten met
kerk C en ieder zal moeten zeggen, dat ook op
deze vereeniging de zegen des Heeren heeft ge
rust, terwijl de scheiding van de Oud-Geref.
Gemeente steeds dieper is gegaan en breeder
is geworden. Teekenend daarvoor is, dat er
thans niet meer gesproken wordt om met deze
kerken te vereenigen. Er dreigt gevaar, dat wij
zelfs vergeten, dat wij bij elkander behooren.
Deze kerken hebben niet alleen hun eigen kerk
gebouwen, maar ook hun eigen meerdere ver
gadering, hun eigen bladen en hun eigen oplei
dingsschool. Het gevoel van saamhoorigheid is
bijna geheel uitgesleten.
En hoe het staat met de Gereformeerden in 't
Herv. Kerkgenootschap weet ieder. Het ideaal
vroeger met zooveel nadruk op den voorgrond
gesteld alle belijders der Gereformeerde waar
heid in ééne kerk is verbleekt en heeft blijkbaar
geen vat meer op de harten. Hoe men het ook
verklaard en welke oorzaken er voor worden
opgegeven, het blijft een bedroevend verschijn
sel en in den grond is het een zonde, welke te
gen de Gereformeerden getuigt, waar nooit an
ders dan treurige gevolgen uit voortkomen.
Is er dan geen balsem in Gilead en is er dan
geen oorzaak om samen terug te keeren tot de
wet en 't getuigenis en is er geen reden om met
alle banden der ongerechtigheid te breken en de
scheuren te heelen. Moeten wij dan nog langer
de smaadheid van onze gedeeldheid dragen Zal
dan de nood der tijden ons niet dringen om el
kander te zoeken en elkanders handen te sterken.
Ach, dat er nog eens ontwaking kome en het
vuur der liefde ontbrande, waardoor elk voor
zichzelf zegge om het huis des Heeren zal ik
het goede voor U zoeken. Neen, het is niet goed,
dat de muren van Jeruzalem woest liggen en dat
de wachters niet meer staan met het zwaard in
de eene hand en den troffel in de andere gereed
om alle vijandelijke aanslagen te weren en aan
de muren te bouwen.
L. BOUMA.
DE THEOLOGISCHE SCHOOL.
Ook de Theologische School begint in ernstige
mate den druk der tijden te gevoelen, waarbij
zich dan nog paart het geringer aantal studen
ten, dat, blijkbaar met het oog op den over
vloed van candidaten in onze kerken, vrijmoe
digheid heeft den weg der theologischestudie
te kiezen.
Jarenlang zijn de financiën der School zeer
gunstig geweest. Maar thans dreigt er een aan
zienlijk tekort. De komende Synode zal zich,
met advies der Curatoren, dan ook ernstig moe
ten beraden op vermindering van uitgaven en
vermeerdering van inkomsten. Hoe sterk reeds
het terugloopen van het aantal studenten de
inkomsten drukt, blijkt wel daaruit, dat voor
eenige jaren de collegegelden nog 11.000 op
brachten en nu reeds tot 6100 gedaald zijn,
welk cijfer, bedriegen niet alle voorteekenen,
voor den nieuwen cursus nog beduidend dalen
zal.
In verband daarmee vertoonen ook de exa
mengelden een dalende lijn, waarvan het diepte
punt nog niet bereikt is.
Voeg daarbij de voortdurende teruggang van
collecten en contributies, de eerste reeds met
5000.in het afgeloopen jaar.
Telt men deze factoren samen, dan zal ieder
begrijpen, dat de voorstelling die men soms
hoort geven, als zou onze Kerkelijke Hooge-
school zich in rijkdom baden, met de werkelijk
heid wel in zeer pijnlijke tegenspraak is.
Voor tal van kerken wordt het in deze tijden
van druk en nood reeds bij uitstek bezwarend
de gelden voor haar eigen allereerste levens
belangen bijeen te brengen. Dat men uit die
kringen geen verhooging van collecten of con
tributies verwachten kan, spreekt schier vanzelf.
Maar op tal van andere plaatsen, waar de
nood nog niet zóó dreigend is, zal menigeen,
die nog geld en goed van God ontving, niet
willen dulden dat onze kerkelijke Opleidings
school voor a.s. predikanten, wegens gebrek
aan inkomsten kwijnen moet. Stellig zal de Ge
nerale Synode doen wat in haar vermogen ligt,
om te bezuinigen al wat te bezuinigen valt, maar
daarbij mogen toch nimmer vitale belangen wor
den geschaad.
Doch, tot zoolang te wachten om onze broe
ders en zusters op te wekken tot meerdere offer
vaardigheid voor de Theologische School zou
m.i. niet getuigen van wijs beleid.
Nu er nood is, trekken we vrijmoedig aan
de bel. Anders zou later terecht gezegd kunnen
wordenwaarom is ons dat niet éér gezegd
Tijdige waarschuwing voorkomt soms vele on
aangenaamheden.
Wie dus na het bovenstaande gelezen te heb
ben zich bijzonder opgewekt gevoelt zijn liefde
tot de School der Kerken te toonen, stelle dit
niet tot later uit, want dan komt er licht niets
van. Men helpe door contributieverhooging,
vrije gift, en te zijner tijd door een flinke gave
in de collecte. En niemand vergete dat alle le
den onzer kerken een collectieve verantwoor
ding hebben voor onze School en in dit opzicht
tot loyale en royale medewerking verplicht zijn,
want dit collectieve kan alleen door persoonlijk
zich-verplicht-weten tot zijn recht komen.
Geref. Kerkbode voor Rotterdam. M.
Met vrijmoedigheid wordt het bovenstaande
ter plaatsing gezonden in onze Zeeuwsche Kerk
bode, nu de Part. Synode van Zeeland heeft
besloten aan de kerken mede te deelen en er
tevens op aan te dringen, dat toch de collecten
voor de Theol. School zoo eenigszins mogelijk
op peil blijven en dat meerdere contribuanten
zullen worden gewonnen. Na het bijwonen der
curatoren-vergadering wordt dat besluit nog des
te sterker onderlijnd. Het stuk uit de Kerkbode
voor Rotterdam zal 'k zou me al zeer moe
ten vergissen zijn geschreven door Ds. T. C.
Meister, de curator der Theol. School voor
Zuid-Holland-Zuid, zoodat het wel blijkt, dat
de curator der Theol. School voor Zeeland niet
de eenige was, die de noodklok luidde. Meer
willen we niet schrijven voor de Handelingen
van het Curatorium verschenen zijn, maar dit
woord zij reeds genoegzaam onze Zeeuwen de
behoeften der Theol. School op het hart te bin
den, wat gebeurt in het vertrouwen, als zij een
maal weten, hoe de staat der zaken is, zij ook
zullen helpen zorgen, dat het niet worde een
noodtoestand voor de School der kerken. Dat
zal niemand willen en zeker niet in het a.s. eeuw
jaar der Afscheiding.
K. B. S.
NAAR DE EENHEID.
In de discussie over de eenheid tusschen ker
ken van Gereformeerde belijdenis gaat het niet
over de vraag of die eenheid gewenscht is.
Ze is meer dan gewenscht, ze is noodzakelijk.
Niet alleen de nood der tijden vereischt ze
wij zijn er allen van overtuigd, dat in eiken tijd
de ook naar buiten tredende eenheid der ge-
loovigen meer tot bevordering van Gods Ko
ninkrijk is, dan hun verdeeldheid.
Die eenheid móet er komen omdat het moet,
zal het ook kunnen.
Waar God een eisch stelt, opent Hij ook al
tijd wel een weg.
Over die dingen bestaat zoover ik meen onder
Gereformeerden en Christelijk Gereformeerden
geen verschil.
We zijn blij, dat zoowel Prof. Geels als Prof.
de Bruin dat onlangs nog duidelijk uitgesproken
hebben.
Prof. de Bruin in zijn afkeuring van de ker
kelijke afscheiding te Rijssen, welke hij verwijt
„Hier wordt het zwaartepunt verlegd van Gods
Woord naar de menschelijke opvatting en eigen
geestelijke ervaring".
Prof. Geels, die klaagt over de wrange vruch
ten welke deze gedeeldheid draagt voor heel de
natie, en in de geesteloosheid, welke zich on
danks het confessioneel-intellectualistisch stand-