FEUILLETON KENTERING. Ze verstonden de een, den ander soms niet. Maar 's Zondags wilden ze en gingen ze naar de kerk. En ieder naar zijn kerk. Ook de Ge reformeerden. Van hier naar Slootdorp. Daar was reeds plaats in het kleine, mooie kerkje. Daar zongen ze samen, daar verstonden ze el kander en hoorden wat de Geest tot de Gemeen te zegt. Daar zongen ze Zend, Heer, Uw licht en waarheid neder, En breng mij (ons), door dien glans geleid, Tot Uw gewijde tente weder Dan Daar mij (ons), Uw gunst verbeidt. Maar ze deden het anders dan dat ze het vroeger wel gedaan hadden. Want wie waren het die vreemden Van wie werden week op week attestaties „afgekondigd" Dat waren ze die hier zochten werk en brood. Dat waren vele vermoeiden van kracht. Dat waren voor 90 crisis-menschen, slachtoffers zegt men dan. Verlaten hadden ze (dus de meesten gedwon gen), hun dorpen waar ze geboren waren, waar ze speelden, waar ze leerden, waar ze werkten. Verlaten hadden ze wat ondernomen was in betere tijden en nu berooid van alles waren ze gekomen in de groote, vlakke polder. Verlaten hadden ze die kleine plekjes met een heuveltje waar geliefde panden waren begra venwaar vaders en moeders, broeders en zusters en vrienden „bijgezet" waren Die vinden ze hier niet weer. Maar wel vin den ze hier weer hun kerk, hun plaats des ge- beds. Daarvoor zorgde de Heere, dat Zijn Kerk hier ook mee-in-kwam. En Zijn volk is er om plaats „open" te houden voor Hem. Niet alleen voor de „wereld", maar ook voor den Heere zullen we plaats maken en een „altaar" bouwen. En die zeer bizonder saamgestelde bevolking zal groeien als de ranken aan den wijnstok. Daarvoor hebben we elkander noodig. Daarvoor moeten vele dingen worden gedra gen. We zitten in een streek zonder historie. Ja, wel een historie, maar van de zee. Misschien zond menige visscher hier daag- lijksch zijn gebed „op". En in den nood een „schietgebed". Maar de kerk was er niet. Nu is ze er. En ze krijgt ook gebouwen. Eerst in Middenmeer een woonkamer met 3040 broeders en zusters. Dan een cantine met 4070 bezoekers. Nu in het nieuwe gymnastiek- gebouw met 70 en meer bezoekers. Straks naar de nieuwe kerk. De tegenwoordige hulpprediker, die de De- putaten aan de kerk van Slootdorp geven, heeft een zware taak. God zegene Cand. Chr. v. d. Vliet, thans ouderling van Slootdorp. Hij worde bekrachtigd om Groningsche, Friesche, Drent- sche, Hollandsche en Zeeuwsche Gereformeer den te verzorgen. Ieder spreekt van „vroeger bij ons" en dan is tact en wijsheid noodig. Wie ze zijn, daarvan is U iets gezegd, hoe en waarom ze hier kwa men is U in korte trekken geteekend. Denk U dit nog even in. De school te Slootdorp telde October 1932, 152 leerlingen uit 72 verschillende gemeenten van Nederland. Dat is ook zoo in de kerk. In den kerkeraad van Slootdorp zitten ze van zes provincies. Die „vermenging" van volken heeft God gekozen ook als deel der Geref. Kerk. Die met U, Zeeuwsche- en alle Gereformeerden in Nederland, belijden „Ik ge loof de gemeenschap der heiligen". Straks kunt ge, kerken van Nederland, dit toonen. Toonen door ons hier kerkelijk te steunen. Na Middenmeer is Wieringerwerf aan de beurt om daar weer een dorp te bouwen. De arbeid wacht. In deze tijden van diepen ernst en van vele moeilijkheden, mogen onze kerken haar steun nog niet onthouden. De arbeid der Zuiderzee-Deputaten is toch nog niet af En als ge in Uw kerk hoort meedeelen, dat er een Zuiderzee-collecte is, dan weet ge uit deze artikelen, waarvoor ge Uw „offer" geeft. En als de kerkeraad van Slootdorp aan U, kerkeraden, eens vroeg of Uw predikant hier kon preeken, alleen tegen vergoeding van reis kosten, zoudt U dan Uw predikant willen af staan Elke Zondag twee preeken lezen op twee verschillende plaatsen is voor ouderlingen ook zwaar werk. Zoo kan gesteund worden op velerlei wijze. Zoo wordt des Heeren Kerk gebouwd. Zoo wordt Zijn volk getroost. En eenmaal komen ze in „Sion", M. K. LOUWERSE. van Prof. Bouwman was eene groote schare van oud-leerlingen, van afgevaardigden en van be langstellenden tegenwoordig. In den kring der School werd bovendien beide malen eene plech tige gedachtenisure gehouden. De pro-Rector Prof. Greijdanus kweet zich bij deze weemoedige samenkomsten op veelszins uitnemende wijze van zijn taak, terwijl ook in de kleine Aula eene indrukwekkende rede door den president-Curator uitgesproken werd. Bij de begrafenis van Prof. Bouwman was ook Prof. H. H. Kuyper tegen woordig. Hoe zouden we thans niet aan dezen hoogleeraar gedenken en niet van onzen God afsmeeken, dat Hij hem ons nog eenige jaren laten moge Aan het gedenken van deze beide voorgan gers gaat gepaard de gedachte aan de toekomst. Aan een gebeurtenis van groote beteekenis. Onze a.s. Generale Synode ziet zich geroepen tot de benoeming van twee hoogleeraren. Over mijzel- ven wil ik thans uiteraard nog niet spreken, omdat ik eerst tegen het einde van het jaar eer vol ontslag heb aangevraagd. Maar wel spreek ik den wensch' uit, dat de Heere de Synode bij haar keuze moge leiden door Zijnen Geest en dat in Gods gunst aan de School, die ik liefheb, twee vrome en begaafde hoogleeraren verbonden mogen worden. Wat nu de verdere lotgevallen van onze Theo logische School aangaat wisselden, gelijk dat gemeenlijk in ons leven het geval is, het licht en het donker elkander af. Van den ijver, de belijdenis en den wandel der studenten kan over 't algemeen een goed getuigenis worden ge geven. De studenten stelden het zeer op prijs, dat H.H. Curatoren bij vernieuwing zoo vrien delijk waren uit de kas der School een bedrag beschikbaar te stellen, waarmede de kosten van Lezingen over verschillende onderwerpen door mannen, buiten den kring der School, bestreden konden worden. En niet slechts de studenten hebben het genot van deze voordrachten, maar zij noodigen daartoe ook uit de hoogleeraren en hun dames, den lector en verschillende andere gasten. Na de pauze volgt dan eene dikwijls levendige gedachtenwisseling. Evenals de vier overgebleven hoogleeraren, de lector en de oud-lector Dr. Nieuwhuis wer den de studenten voor ernstige ziekte gespaard. Helaas werd juist in de laatste dagen een stu dent in die mate ongesteld, dat opneming in het Stedelijk Ziekenhuis alhier noodig bleek. De Heere moge hem na niet te langen tijd herstel- t len en heilige deze beproeving aan zijn hart Ook moge Hij tot ons terugbrengen den student, die zoo lang maar met zegen voor zijn hart in een Sanatorium vertoefde Het strekte der School tot niet geringe eer en blijdschap dat van de hand van vier harer oud-leerlingen Dr. F. L. Bos, Dr. J. Schelhaas Hz., Dr. K. Schilder en Dr. K. Sietsma het proef schrift verscheen, waarop zij aan de Vrije Uni versiteit of in het buitenland promoveerden tot doctor. Het gunstige oordeel, dat over deze dissertatie's geveld werd, zij hun een prikkel te meer om er naar te streven door verdere publi- catie's de wetenschap der Heilige Godgeleerd heid te dienen. M. SCHEELE. (Slot volgt) APPLAUS IN DE KERK. Men kan begrijpen, dat in een plechtige af- scheidsure, of in een samenkomst, waarin domi nee met zijn gemeente een ambtsjubileum viert, de toehoorders ontroerd worden. Ge moogt het als spreker tegen willen gaan zooveel ge kunt, maar dat sommigen het in zulke oogenblikken te kwaad krijgen, moet men niet aan een te weekelijk gemoed toeschrijven. 't Is ook begrijpelijk, dat als bij een afscheid of intree de een of andere ambtsbroeder een treffende opmerking plaatst, die uit het hart der hoorders is gegrepen, er eenige beweging in de kerk ontstaat. Iets als een onderdrukt lachje een geschuifel van voeten een kijken naar ken nissen, of ze het ook zoo vinden. Geheel te vermijden is dit niet. Maar wanneer, gelijk we onlangs in een ver- slagp- van een afscheidspredikatie met toespraak lazen, de goedkeuring zich uit in een formeel applaus, komt de vraag op of men niet beter zou doen dergelijke toespraken na of zelfs nog binnen den kerkdienst geheel na te laten. Ook een afscheidspreek is dienst des Woords, waarbij het heilig karakter bewaard moet blijven. We willen niet te streng oordeelen over deze ii) De avond vloog om, daar, zooals de gast vrouw reeds opgemerkt had, ouderling Barkema en de oude, Pieter Kuipinga kwamen aanloopen en er zich een uitvoerig gesprek over kerkelijke zaken ontspon. Bazuin en Bieuwenga, die onderweg slechts ten deele door Schoonoort waren ingelicht, het gesprek was trouwens niet afgeloopen geweest, omdat zij toen de stad naderden, kregen de mededeelingen nu uit de eerste hand, daar Bar kema volkomen op de hoogte van het doen en laten van den Ulrumschen predikant was, ter wijl de oude Kuipinga Ds. De Cock ook heel goed kende. Hij kwam vaak aan de pastorie van zijn leermeester. Want Kuipinga, hoewel op ja ren, was ter catechisatie gegaan, daar hij nog geen belijdenis van zijn geloof had afgelegd. Hij sprak er nooit uit zichzelf over, maar in gewijden wisten wel, dat mede door Kuipinga's opmerkingen dominé De Cock tot een andere zienswijze was gekomen. Ten vervolge op de mededeelingen van Schoonoort kwamen Bazuin en Bieuwenga in den loop van het gesprek te weten, dat dominé De Cock een zwaren zielestrijd had gehad dat die in zijn vorige gemeente reeds begonnen was; ja, dat feitelijk op de Universiteit in Groningen de twijfel reeds gekomen was en de student zich afgevraagd had menigmaal, wat nu eigenlijk de waarheid was, als het hem meer en meer dui- buitenissigheid van een applaus in de kerk. Maar ze wijst er wel op, dat toespraken vooral als ze aan een kerkdienst gekoppeld worden, niet zonder gevaar zijn. Den kant van het applaus moet het in onze kerken in ieder geval niet op. BEZUINIGING OP PENSIOENEN. Bij de vermindering, die de salarissen der dienstdoende predikanten ondergaan, is het bil lijk dat ook een zeker percentage van de pen sioenen en weduwengelden wordt afgetrokken. Ware het predikantspensioen een uitkeering van gelden, door hem zelf jarenlang van zijn salaris in het pensioenfonds gestort, dan zou de vraag kunnen rijzen of vermindering van de uit keering geen onthouden was van geld, dat niet de kerk maar den dominee toebehoort. Maar zoo staat het met het predikantspensi oen niet. Zij storten niet voor eigen pensioen, zoomin als voor dat hunner na te laten betrekkingen. Er geschiedt derhalve in geen geval onrecht, wanneer de kerken besluiten tot verlaging. En die vermindering is ook absoluut noodig. De kosten van Art. 13 K. O. waarbij bepaald is dat Dienaren, die door ouderdom, ziekte of anderzins onbekwaam worden door de kerk die zij gediend hebben eerlijk in hun nooddruft zullen verzorgd worden zijn voor heel ons land in de laatste jaren aanzienlijk gestegen. Onze kerken kunnen dit onmogelijk volhouden. De Generale Deputaten deden goed de ker ken aan te schrijven, dat zij voorstellen tot in grijpende vermindering aan de Synode van Mid delburg zullen voorleggen. Alleen men zij billijk Er zijn in ons land tal' van predikanten en weduwen, wier pensioen werkelijk niet zoo hoog is, dat wanneer daar b.v. twintig percent van zou worden afgetrok ken, men nog langer zou kunnen spreken van, een „eerlijk in hun nooddruft verzorgd worden". We kunnen verstaan, dat Generale Deputaten niet met allerlei bijzondere toestanden rekening, kunnen houden. Maar wanneer zij er naar stre ven, de onkosten met een vijfde te verlagen,, behoeft elke kerk, die een emeritus of een we duwe heeft, deze vermindering nog niet aan stonds ten volle toe te passen. Als de uitkeeringen over het algemeen in, iedere provincie of in 't geheele land om laag gaan, hebben de kerken natuurlijk ook naar evenredigheid minder op te brengen. Hieruit zou dan kunnen gevonden worden, dat de laagste pensioenen of weduwengelden niet al te zeer werden geknot. Wat ik bedoel moge een voorbeeld duidelijk maken. Stel dat een kerk een emeritus dienaar heeft met 2500 gulden pensioen en een weduwe met 1100 gulden. De Kerk draagt in de geza menlijke onkosten voor Art. 13 bij 1600 gulden. Wanneer nu de 20 procent aftrek een feit zouden worden, ontving die kerk van den Pro-, vincialen quaestor voor Art. 13 voortaan 720 gulden minder terwijl zij zelf aan den quaestor voortaan 320 gulden minder toesturen moest. Vermindert zij haar emeritus met 20 procent en haar weduwe b.v. met 10 procent, dan blijft voor de kerk toch nog een bedrag van 210 gul den, dat zij voor Art. 13 minder heeft op te brengen. Ik hoop zeer, dat in elke provincie de depu taten bij hun lofwaardigen drang om op Art. 13 te bezuinigen, een wakend oog blijven houden, opdat de kerken geen conclusies trekken, die voor zeer schaarsch verzorgde emeriti en we duwen allerdroevigst zouden worden. Zaandam. VAN DIJK. ONDULDBARE HOON. De Psalmen spreken voortdurend van den hoon, Gods kinderen aangedaan. Lees slechts de smartkreten uit Ps. 42 „Mijne „tranen zij mij tot spijze dag en nacht, omdat „ze den ganschen dag tot mij zeggen „Waar is „uw God". Is het verlies van alle bezit, van huis en erf grootontzettend het verwijderd worden van vrouw en kinderen 't meest smartelijk is voortdurende lastering van 't geen een Christen het hoogst en 't dierbaarst is zijn geloof in den Heere Jezus. De Russische geloovige heeft alles verlorengezinsleven, bezit, vrijheid, kerk, school en nu moet hij bovendien verkeeren in een maatschappij, waar dagelijks door woord en beeld Gods Naam op de meest grievende wijze wordt gehoond. delijk werd, dat de Hoogleeraren het lang niet met elkaar eens waren. „Maar eerst hier in Ulrum ging voor dominé het licht op", verklaarde Barkema. Uitvoerig deelde hij dan mede, hoe Kuipinga vaak met den predikant sprak hoe dominé van de weduwe Hulshof een exemplaar kreeg van de Dordtsche leerregels, diehij nog nooit had gezien, hij, de dienaar in de Hervormde (Gereformeerde) Kerk. Ook de Institutie van Calvijn kende de predikant niet. Hij leende ze van dominé Wormnest in Warfhuizen. De be studeering van dat alles deed hem inzien, dat hij op den verkeerden weg was. „En zoo is langzaam, maar zeker, de veran dering gekomen, de bekeering", zeide Barkema. „We merkten het spoedig aan de preeken, die steeds meer volk gingen trekken. Zeker, daar zijn nieuwsgierigen onder, maar als die eenmaal onzen dominé gehoord hebben, komen ze niet weer terug. De groote massa komt terug en brengt weer anderen mede. Het is duidelijk, dat er een zielehonger is dat in breeden kring de onvervalschte Gereformeerde leer wordt be geerd. En het is een aanklacht tegen de predi kanten, dat zij het volk, ook hier in Ulrum, op een dwaalspoor hebben geleid. Gode zij dank hebben wij nu onzen dominé, die doorzetten zal, wat er ook gebeurt. Hij voelt zich daartoe van God geroepen en werkt rustig verder, ondanks alle smaad en laster en ondanks de schrikkelijke tegenwerking van zijn collega's, die nog wel veel erger zal worden." Vervolgens deelde de ouderling mede, dat de predikant bezig was, een herdruk van de Dordt sche leerregels gereed te maken en ook van het Dat hij honger lijdt is erg, dat zijn gezin in ellende verkwijnt is verschrikkelijk, dat zijn ge liefden voor zijn oogen wegteeren is verbijste rend, maar dat de gestalte van den Zaligmaker op Satanische wijze in spotbeeld wordt gebracht en de kinderen aan de ouders ontrukt, in de godloosheid en bespotting van het heilige wor den opgevoed dat is verpletterend Broeders en zusters, bidt en smeekt, dat ons land voor dezen onduldbaren hoon mag worden bewaard en dat, mede door uw liefdegaven, deze, stoffelijk en geestelijk verbrijzelde, mede-geloo- vigen in Rusland eenige verkwikking wordt be reid door den „Zeeuwschen Beker". OPEN DEUREN EN OPEN HARTEN. Zooals we ons voorgenomen hadden, zijn we begonnen met te trachten in onze provincie Zeeland de steunactie voor onze verdrukte mede- geloovigen in Rusland te organiseeren. Tot onze blijdschap zijn we in onze verwachting niet be schaamd. Bleef onze brievenbus bijna ongeopend tot het doorlaten van naamkaartjes ten bewijze van instemming, we vonden tot hiertoe op Wal cheren en op Zuid-Beveland Open deuren en Open harten voor deze zoo bij uitstek heerlijke liefdearbeid. Thans zijn er voorloopige Districtscomité's te Middelburg en Goes en plaatselijke Comité's in wording te Kapelle-Biezelinge Wemeldinge en St. Laurens. We hopen onze tocht door de provincie in deze en de volgende week D.V. te vervolgen. Aan de beurt is thans 't eiland Schouwen- en Duiveland en volgende week Zeeuwsch-Vlaan- deren en Tholen. Het bleek ons, dat velen naar deze steunactie uitzagen en blij waren hun medewerking te mo gen verleenen. De Heere doe ons allen met verschuldigde dankbaarheid en innige liefde den „Zeeuwschen Beker" vullen, opdat we eenigen in den uiter sten nood mogen bijstaan en redden van den wissen ondergang. Daar er nog al enkele predikanten met va- cantie afwezig zijn, hopen we volgende week de namen der leden van de verschillende Comité's te vermelden. St. Laurens. KONING. UIT DEN WIERINGERMEERPOLDER. II. In dit artikel moeten de laatste vragen uit het vorige artikel beantwoord worden. Na U de beteekenis van de daad van 24 Juni te hebben beschreven, die van groote dingen getuigde voor de Geref. Kerk, zouden we ook iets willen zeg gen over de broeders en zusters die met U in één kerk-verband leven. Dus over de bewoners, hun afkomst, hun ker kelijk samenleven. Voor wie werken de Deputaten, genoemd in een vorig art. Voor degenen die hun arbeid vonden tijdens de drooglegging van den polder. Dat was eerst dus voor degenen, die moesten wonen in „keeten" en op woonschuiten, in ba rakken en in schuren. Óp het vroegere eiland Wieringen, op Kornwerderzand en later in den polder zelf. Dat werk alleen geeft stof tot veel schrijven, de arbeid der Deputaten op Wieringen is zeer belangrijk geweest. Het eischte geld en daarbij plaats en arbeiders in den dienst van de kerk. Nadat de polder droog was, werd hun arbeids veld grooter, ook werd gezien de nieuwe taak en ze is aangepakt. De kleine kerk van Kolhorn kreeg ook drukte en zij is de moeder-kerk van de Geref. Kerk te Slootdorp, het eerste dorp in den polder waar een kerkgebouw der Geref. werd gebouwd. Daar is voor 't eerst in de ba rakken gesproken en broeders die vol liefde waren voor de kerk, hielpen. Maar toen de huizen werden gebouwd moest er ook een kerkgebouw komen. Want die eerste kleine groep Gereformeerden, al moesten zij vergaderen in een huiskamer, waar ook de Her vormden en de Roomschen vergaderden, was geen secte, die „kringetjes" wilden vormen. Neen, zij waren een deel van Uw kerk, van Uw kerk die ge lief hebt en waarvoor ge ook wilt werken. Zoo was het ook in Middenmeer. In de week van 813 Augustus 1932 kwa men er de eerste bewoners. Ze werden geves tigd door de Directie der Landbouw-Cultuur- Maatschappij. Ze kwamen uit bijna alle provincies. Ze kenden elkander niet. Ze spraken in vele „talen", in „dialecten". Kort begrip, dat schier niemand meer kende. En ook kwam het drietal, of eigenlijk het tweetal, want Schoonoort wist er reeds veel van, te we ten, hoe de predikanten over het optreden van dominé De Cock oordeelden en hoe het in de classicale vergadering toeging, waar de dominé van Ulrum van alle zijden werd aangevallen. Hij had er niet één medestander, stond er moe derziel alleen, daar zijn ouderlingen er niets moch ten inbrengen. De brochures van de predikanten Brouwer en Reddingius hadden de Gereformeer de leer op krenkende wijze aangevallen. Ter classicale vergadering waren alle predikanten het er mede eens geweest, behalve dominé De Cock, die een aanklacht tegen de beide schrijvers had ingediend wegens onzuiverheid in de leer. Maar over die aanklacht werd niet gesproken. Barkema was van oordeel, dat zij in den doof pot zou gaan en dat men wel zoeken zou naar een middel, om zich van dominé De Cock te ontdoen. Hij was er van overtuigd, dat er in de nabije toekomst nog heel wat gebeuren zou, daar de predikant van Ulrum, zich wetende in den weg Gods, van geen wijken weten zou, daarbij gesteund door zijn vrome vrouw, zijn kerkeraad en het overgroote deel zijner gemeente. Zoo kwamen Bazuin en Bieuwenga, die vol belangstelling en warm meeleven, luisterden, heel wat bizonderheden te weten en konden zij zich een beeld scheppen van den jongen dominé van Ulrum, dien zij den volgenden dag zouden hoo- ren in Niezijl. Het was al vrij laat, toen de weduwe Koster de drie mannen daaraan herinnerde, opmerkend, dat het noodig tijd werd, om te gaan slapen, daar zij ongeveer vier uur weer present moesten zijn. Er ontstond nog een vriendschappelijke strijd: de weduwe Koster wilde persé opstaan, om de bezoekers brood en thee te geven, maar Schoon oort verzette zich er met kracht tegen. Dat was al te gastvrij. Dat mocht in geen geval worden gevergd, Besloten werd dan, dat in de keuken brood gereed zou staan. Na een stevig maal konden zij dan op stap gaan. Er bleek den volgenden morgen méér brood te zijn dan voor één maaltijd. Er lagen drie pak jes boterhammen met kaas gereed voor het ver dere van den dag. „De Heere zal vrouw Koster vergelden, wat zij voor de vreemdelingen doet", zei Schoonoort. Daarop verlieten zij de zeer gastvrije woning, om door de klare ochtendlucht naar Niezijl te wandelen, waar de dienst om negen uur zou aanvangen. Het had dien nacht zwaar gedauwd en het beloofde een zeer warme Juli Zondag te wor den. Maar het was in de vroege morgenuren een genot, een dergelijke wandeling te maken, te meer, daar de drie mannen een verkwikken- den slaap hadden genoten en geheel waren uit gerust van de vermoeienissen van den vorigen dag. Toen, heel in de verte, de toren van Niezijl opdook, maakten zij kennis met een man uit Kommerzijl, die eveneens op weg was, om do miné De Cock te hooren, tenminstedat hoopte hij. i (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 2