FEUILLETON
KENTERING.
Ze verstonden de een, den ander soms niet.
Maar 's Zondags wilden ze en gingen ze naar
de kerk. En ieder naar zijn kerk. Ook de Ge
reformeerden. Van hier naar Slootdorp. Daar
was reeds plaats in het kleine, mooie kerkje.
Daar zongen ze samen, daar verstonden ze el
kander en hoorden wat de Geest tot de Gemeen
te zegt. Daar zongen ze
Zend, Heer, Uw licht en waarheid neder,
En breng mij (ons), door dien glans geleid,
Tot Uw gewijde tente weder
Dan
Daar mij (ons), Uw gunst verbeidt.
Maar ze deden het anders dan dat ze het
vroeger wel gedaan hadden. Want wie waren
het die vreemden Van wie werden week op
week attestaties „afgekondigd" Dat waren ze
die hier zochten werk en brood. Dat waren vele
vermoeiden van kracht. Dat waren voor 90
crisis-menschen, slachtoffers zegt men dan.
Verlaten hadden ze (dus de meesten gedwon
gen), hun dorpen waar ze geboren waren, waar
ze speelden, waar ze leerden, waar ze werkten.
Verlaten hadden ze wat ondernomen was in
betere tijden en nu berooid van alles waren ze
gekomen in de groote, vlakke polder.
Verlaten hadden ze die kleine plekjes met een
heuveltje waar geliefde panden waren begra
venwaar vaders en moeders, broeders en
zusters en vrienden „bijgezet" waren
Die vinden ze hier niet weer. Maar wel vin
den ze hier weer hun kerk, hun plaats des ge-
beds. Daarvoor zorgde de Heere, dat Zijn Kerk
hier ook mee-in-kwam. En Zijn volk is er om
plaats „open" te houden voor Hem. Niet alleen
voor de „wereld", maar ook voor den Heere
zullen we plaats maken en een „altaar" bouwen.
En die zeer bizonder saamgestelde bevolking
zal groeien als de ranken aan den wijnstok.
Daarvoor hebben we elkander noodig.
Daarvoor moeten vele dingen worden gedra
gen.
We zitten in een streek zonder historie.
Ja, wel een historie, maar van de zee.
Misschien zond menige visscher hier daag-
lijksch zijn gebed „op". En in den nood een
„schietgebed".
Maar de kerk was er niet.
Nu is ze er. En ze krijgt ook gebouwen.
Eerst in Middenmeer een woonkamer met
3040 broeders en zusters. Dan een cantine met
4070 bezoekers. Nu in het nieuwe gymnastiek-
gebouw met 70 en meer bezoekers. Straks naar
de nieuwe kerk.
De tegenwoordige hulpprediker, die de De-
putaten aan de kerk van Slootdorp geven, heeft
een zware taak. God zegene Cand. Chr. v. d.
Vliet, thans ouderling van Slootdorp. Hij worde
bekrachtigd om Groningsche, Friesche, Drent-
sche, Hollandsche en Zeeuwsche Gereformeer
den te verzorgen.
Ieder spreekt van „vroeger bij ons" en dan is
tact en wijsheid noodig. Wie ze zijn, daarvan
is U iets gezegd, hoe en waarom ze hier kwa
men is U in korte trekken geteekend. Denk U
dit nog even in. De school te Slootdorp telde
October 1932, 152 leerlingen uit 72 verschillende
gemeenten van Nederland. Dat is ook zoo in
de kerk. In den kerkeraad van Slootdorp zitten
ze van zes provincies. Die „vermenging" van
volken heeft God gekozen ook als deel der
Geref. Kerk. Die met U, Zeeuwsche- en alle
Gereformeerden in Nederland, belijden „Ik ge
loof de gemeenschap der heiligen".
Straks kunt ge, kerken van Nederland, dit
toonen.
Toonen door ons hier kerkelijk te steunen.
Na Middenmeer is Wieringerwerf aan de
beurt om daar weer een dorp te bouwen. De
arbeid wacht. In deze tijden van diepen ernst
en van vele moeilijkheden, mogen onze kerken
haar steun nog niet onthouden. De arbeid der
Zuiderzee-Deputaten is toch nog niet af
En als ge in Uw kerk hoort meedeelen, dat
er een Zuiderzee-collecte is, dan weet ge uit
deze artikelen, waarvoor ge Uw „offer" geeft.
En als de kerkeraad van Slootdorp aan U,
kerkeraden, eens vroeg of Uw predikant hier
kon preeken, alleen tegen vergoeding van reis
kosten, zoudt U dan Uw predikant willen af
staan Elke Zondag twee preeken lezen op twee
verschillende plaatsen is voor ouderlingen ook
zwaar werk.
Zoo kan gesteund worden op velerlei wijze.
Zoo wordt des Heeren Kerk gebouwd.
Zoo wordt Zijn volk getroost.
En eenmaal komen ze in „Sion",
M. K. LOUWERSE.
van Prof. Bouwman was eene groote schare van
oud-leerlingen, van afgevaardigden en van be
langstellenden tegenwoordig. In den kring der
School werd bovendien beide malen eene plech
tige gedachtenisure gehouden. De pro-Rector
Prof. Greijdanus kweet zich bij deze weemoedige
samenkomsten op veelszins uitnemende wijze
van zijn taak, terwijl ook in de kleine Aula eene
indrukwekkende rede door den president-Curator
uitgesproken werd. Bij de begrafenis van Prof.
Bouwman was ook Prof. H. H. Kuyper tegen
woordig. Hoe zouden we thans niet aan dezen
hoogleeraar gedenken en niet van onzen God
afsmeeken, dat Hij hem ons nog eenige jaren
laten moge
Aan het gedenken van deze beide voorgan
gers gaat gepaard de gedachte aan de toekomst.
Aan een gebeurtenis van groote beteekenis. Onze
a.s. Generale Synode ziet zich geroepen tot de
benoeming van twee hoogleeraren. Over mijzel-
ven wil ik thans uiteraard nog niet spreken,
omdat ik eerst tegen het einde van het jaar eer
vol ontslag heb aangevraagd. Maar wel spreek
ik den wensch' uit, dat de Heere de Synode bij
haar keuze moge leiden door Zijnen Geest en
dat in Gods gunst aan de School, die ik liefheb,
twee vrome en begaafde hoogleeraren verbonden
mogen worden.
Wat nu de verdere lotgevallen van onze Theo
logische School aangaat wisselden, gelijk dat
gemeenlijk in ons leven het geval is, het licht
en het donker elkander af. Van den ijver, de
belijdenis en den wandel der studenten kan over
't algemeen een goed getuigenis worden ge
geven. De studenten stelden het zeer op prijs,
dat H.H. Curatoren bij vernieuwing zoo vrien
delijk waren uit de kas der School een bedrag
beschikbaar te stellen, waarmede de kosten van
Lezingen over verschillende onderwerpen door
mannen, buiten den kring der School, bestreden
konden worden. En niet slechts de studenten
hebben het genot van deze voordrachten, maar
zij noodigen daartoe ook uit de hoogleeraren en
hun dames, den lector en verschillende andere
gasten. Na de pauze volgt dan eene dikwijls
levendige gedachtenwisseling.
Evenals de vier overgebleven hoogleeraren,
de lector en de oud-lector Dr. Nieuwhuis wer
den de studenten voor ernstige ziekte gespaard.
Helaas werd juist in de laatste dagen een stu
dent in die mate ongesteld, dat opneming in het
Stedelijk Ziekenhuis alhier noodig bleek. De
Heere moge hem na niet te langen tijd herstel-
t len en heilige deze beproeving aan zijn hart
Ook moge Hij tot ons terugbrengen den student,
die zoo lang maar met zegen voor zijn hart in
een Sanatorium vertoefde
Het strekte der School tot niet geringe eer
en blijdschap dat van de hand van vier harer
oud-leerlingen Dr. F. L. Bos, Dr. J. Schelhaas
Hz., Dr. K. Schilder en Dr. K. Sietsma het proef
schrift verscheen, waarop zij aan de Vrije Uni
versiteit of in het buitenland promoveerden tot
doctor. Het gunstige oordeel, dat over deze
dissertatie's geveld werd, zij hun een prikkel te
meer om er naar te streven door verdere publi-
catie's de wetenschap der Heilige Godgeleerd
heid te dienen.
M. SCHEELE.
(Slot volgt)
APPLAUS IN DE KERK.
Men kan begrijpen, dat in een plechtige af-
scheidsure, of in een samenkomst, waarin domi
nee met zijn gemeente een ambtsjubileum viert,
de toehoorders ontroerd worden.
Ge moogt het als spreker tegen willen gaan
zooveel ge kunt, maar dat sommigen het in zulke
oogenblikken te kwaad krijgen, moet men niet
aan een te weekelijk gemoed toeschrijven.
't Is ook begrijpelijk, dat als bij een afscheid
of intree de een of andere ambtsbroeder een
treffende opmerking plaatst, die uit het hart der
hoorders is gegrepen, er eenige beweging in de
kerk ontstaat. Iets als een onderdrukt lachje
een geschuifel van voeten een kijken naar ken
nissen, of ze het ook zoo vinden.
Geheel te vermijden is dit niet.
Maar wanneer, gelijk we onlangs in een ver-
slagp- van een afscheidspredikatie met toespraak
lazen, de goedkeuring zich uit in een formeel
applaus, komt de vraag op of men niet beter
zou doen dergelijke toespraken na of zelfs nog
binnen den kerkdienst geheel na te laten.
Ook een afscheidspreek is dienst des Woords,
waarbij het heilig karakter bewaard moet blijven.
We willen niet te streng oordeelen over deze
ii)
De avond vloog om, daar, zooals de gast
vrouw reeds opgemerkt had, ouderling Barkema
en de oude, Pieter Kuipinga kwamen aanloopen
en er zich een uitvoerig gesprek over kerkelijke
zaken ontspon.
Bazuin en Bieuwenga, die onderweg slechts
ten deele door Schoonoort waren ingelicht, het
gesprek was trouwens niet afgeloopen geweest,
omdat zij toen de stad naderden, kregen de
mededeelingen nu uit de eerste hand, daar Bar
kema volkomen op de hoogte van het doen en
laten van den Ulrumschen predikant was, ter
wijl de oude Kuipinga Ds. De Cock ook heel
goed kende. Hij kwam vaak aan de pastorie van
zijn leermeester. Want Kuipinga, hoewel op ja
ren, was ter catechisatie gegaan, daar hij nog
geen belijdenis van zijn geloof had afgelegd.
Hij sprak er nooit uit zichzelf over, maar in
gewijden wisten wel, dat mede door Kuipinga's
opmerkingen dominé De Cock tot een andere
zienswijze was gekomen.
Ten vervolge op de mededeelingen van
Schoonoort kwamen Bazuin en Bieuwenga in
den loop van het gesprek te weten, dat dominé
De Cock een zwaren zielestrijd had gehad dat
die in zijn vorige gemeente reeds begonnen was;
ja, dat feitelijk op de Universiteit in Groningen
de twijfel reeds gekomen was en de student zich
afgevraagd had menigmaal, wat nu eigenlijk de
waarheid was, als het hem meer en meer dui-
buitenissigheid van een applaus in de kerk. Maar
ze wijst er wel op, dat toespraken vooral als
ze aan een kerkdienst gekoppeld worden, niet
zonder gevaar zijn.
Den kant van het applaus moet het in onze
kerken in ieder geval niet op.
BEZUINIGING OP PENSIOENEN.
Bij de vermindering, die de salarissen der
dienstdoende predikanten ondergaan, is het bil
lijk dat ook een zeker percentage van de pen
sioenen en weduwengelden wordt afgetrokken.
Ware het predikantspensioen een uitkeering
van gelden, door hem zelf jarenlang van zijn
salaris in het pensioenfonds gestort, dan zou de
vraag kunnen rijzen of vermindering van de uit
keering geen onthouden was van geld, dat niet
de kerk maar den dominee toebehoort.
Maar zoo staat het met het predikantspensi
oen niet.
Zij storten niet voor eigen pensioen, zoomin
als voor dat hunner na te laten betrekkingen.
Er geschiedt derhalve in geen geval onrecht,
wanneer de kerken besluiten tot verlaging.
En die vermindering is ook absoluut noodig.
De kosten van Art. 13 K. O. waarbij bepaald
is dat Dienaren, die door ouderdom, ziekte of
anderzins onbekwaam worden door de kerk
die zij gediend hebben eerlijk in hun nooddruft
zullen verzorgd worden zijn voor heel ons
land in de laatste jaren aanzienlijk gestegen.
Onze kerken kunnen dit onmogelijk volhouden.
De Generale Deputaten deden goed de ker
ken aan te schrijven, dat zij voorstellen tot in
grijpende vermindering aan de Synode van Mid
delburg zullen voorleggen.
Alleen men zij billijk Er zijn in ons land tal'
van predikanten en weduwen, wier pensioen
werkelijk niet zoo hoog is, dat wanneer daar
b.v. twintig percent van zou worden afgetrok
ken, men nog langer zou kunnen spreken van,
een „eerlijk in hun nooddruft verzorgd worden".
We kunnen verstaan, dat Generale Deputaten
niet met allerlei bijzondere toestanden rekening,
kunnen houden. Maar wanneer zij er naar stre
ven, de onkosten met een vijfde te verlagen,,
behoeft elke kerk, die een emeritus of een we
duwe heeft, deze vermindering nog niet aan
stonds ten volle toe te passen.
Als de uitkeeringen over het algemeen in,
iedere provincie of in 't geheele land om
laag gaan, hebben de kerken natuurlijk ook naar
evenredigheid minder op te brengen.
Hieruit zou dan kunnen gevonden worden,
dat de laagste pensioenen of weduwengelden
niet al te zeer werden geknot.
Wat ik bedoel moge een voorbeeld duidelijk
maken. Stel dat een kerk een emeritus dienaar
heeft met 2500 gulden pensioen en een weduwe
met 1100 gulden. De Kerk draagt in de geza
menlijke onkosten voor Art. 13 bij 1600 gulden.
Wanneer nu de 20 procent aftrek een feit
zouden worden, ontving die kerk van den Pro-,
vincialen quaestor voor Art. 13 voortaan 720
gulden minder terwijl zij zelf aan den quaestor
voortaan 320 gulden minder toesturen moest.
Vermindert zij haar emeritus met 20 procent
en haar weduwe b.v. met 10 procent, dan blijft
voor de kerk toch nog een bedrag van 210 gul
den, dat zij voor Art. 13 minder heeft op te
brengen.
Ik hoop zeer, dat in elke provincie de depu
taten bij hun lofwaardigen drang om op Art. 13
te bezuinigen, een wakend oog blijven houden,
opdat de kerken geen conclusies trekken, die
voor zeer schaarsch verzorgde emeriti en we
duwen allerdroevigst zouden worden.
Zaandam. VAN DIJK.
ONDULDBARE HOON.
De Psalmen spreken voortdurend van den
hoon, Gods kinderen aangedaan.
Lees slechts de smartkreten uit Ps. 42 „Mijne
„tranen zij mij tot spijze dag en nacht, omdat
„ze den ganschen dag tot mij zeggen „Waar is
„uw God".
Is het verlies van alle bezit, van huis en erf
grootontzettend het verwijderd worden van
vrouw en kinderen 't meest smartelijk is
voortdurende lastering van 't geen een Christen
het hoogst en 't dierbaarst is zijn geloof in den
Heere Jezus. De Russische geloovige heeft alles
verlorengezinsleven, bezit, vrijheid, kerk,
school en nu moet hij bovendien verkeeren
in een maatschappij, waar dagelijks door woord
en beeld Gods Naam op de meest grievende
wijze wordt gehoond.
delijk werd, dat de Hoogleeraren het lang niet
met elkaar eens waren.
„Maar eerst hier in Ulrum ging voor dominé
het licht op", verklaarde Barkema.
Uitvoerig deelde hij dan mede, hoe Kuipinga
vaak met den predikant sprak hoe dominé van
de weduwe Hulshof een exemplaar kreeg van
de Dordtsche leerregels, diehij nog nooit
had gezien, hij, de dienaar in de Hervormde
(Gereformeerde) Kerk. Ook de Institutie van
Calvijn kende de predikant niet. Hij leende ze
van dominé Wormnest in Warfhuizen. De be
studeering van dat alles deed hem inzien, dat
hij op den verkeerden weg was.
„En zoo is langzaam, maar zeker, de veran
dering gekomen, de bekeering", zeide Barkema.
„We merkten het spoedig aan de preeken, die
steeds meer volk gingen trekken. Zeker, daar
zijn nieuwsgierigen onder, maar als die eenmaal
onzen dominé gehoord hebben, komen ze niet
weer terug. De groote massa komt terug en
brengt weer anderen mede. Het is duidelijk, dat
er een zielehonger is dat in breeden kring de
onvervalschte Gereformeerde leer wordt be
geerd. En het is een aanklacht tegen de predi
kanten, dat zij het volk, ook hier in Ulrum, op
een dwaalspoor hebben geleid. Gode zij dank
hebben wij nu onzen dominé, die doorzetten zal,
wat er ook gebeurt. Hij voelt zich daartoe van
God geroepen en werkt rustig verder, ondanks
alle smaad en laster en ondanks de schrikkelijke
tegenwerking van zijn collega's, die nog wel
veel erger zal worden."
Vervolgens deelde de ouderling mede, dat de
predikant bezig was, een herdruk van de Dordt
sche leerregels gereed te maken en ook van het
Dat hij honger lijdt is erg, dat zijn gezin in
ellende verkwijnt is verschrikkelijk, dat zijn ge
liefden voor zijn oogen wegteeren is verbijste
rend, maar dat de gestalte van den Zaligmaker
op Satanische wijze in spotbeeld wordt gebracht
en de kinderen aan de ouders ontrukt, in de
godloosheid en bespotting van het heilige wor
den opgevoed dat is verpletterend
Broeders en zusters, bidt en smeekt, dat ons
land voor dezen onduldbaren hoon mag worden
bewaard en dat, mede door uw liefdegaven, deze,
stoffelijk en geestelijk verbrijzelde, mede-geloo-
vigen in Rusland eenige verkwikking wordt be
reid door den „Zeeuwschen Beker".
OPEN DEUREN EN OPEN HARTEN.
Zooals we ons voorgenomen hadden, zijn we
begonnen met te trachten in onze provincie
Zeeland de steunactie voor onze verdrukte mede-
geloovigen in Rusland te organiseeren. Tot onze
blijdschap zijn we in onze verwachting niet be
schaamd. Bleef onze brievenbus bijna ongeopend
tot het doorlaten van naamkaartjes ten bewijze
van instemming, we vonden tot hiertoe op Wal
cheren en op Zuid-Beveland Open deuren en
Open harten voor deze zoo bij uitstek heerlijke
liefdearbeid.
Thans zijn er voorloopige Districtscomité's te
Middelburg en Goes en plaatselijke Comité's in
wording te Kapelle-Biezelinge Wemeldinge en
St. Laurens.
We hopen onze tocht door de provincie in
deze en de volgende week D.V. te vervolgen.
Aan de beurt is thans 't eiland Schouwen- en
Duiveland en volgende week Zeeuwsch-Vlaan-
deren en Tholen.
Het bleek ons, dat velen naar deze steunactie
uitzagen en blij waren hun medewerking te mo
gen verleenen.
De Heere doe ons allen met verschuldigde
dankbaarheid en innige liefde den „Zeeuwschen
Beker" vullen, opdat we eenigen in den uiter
sten nood mogen bijstaan en redden van den
wissen ondergang.
Daar er nog al enkele predikanten met va-
cantie afwezig zijn, hopen we volgende week
de namen der leden van de verschillende Comité's
te vermelden.
St. Laurens. KONING.
UIT DEN WIERINGERMEERPOLDER.
II.
In dit artikel moeten de laatste vragen uit het
vorige artikel beantwoord worden. Na U de
beteekenis van de daad van 24 Juni te hebben
beschreven, die van groote dingen getuigde voor
de Geref. Kerk, zouden we ook iets willen zeg
gen over de broeders en zusters die met U in
één kerk-verband leven.
Dus over de bewoners, hun afkomst, hun ker
kelijk samenleven.
Voor wie werken de Deputaten, genoemd in
een vorig art. Voor degenen die hun arbeid
vonden tijdens de drooglegging van den polder.
Dat was eerst dus voor degenen, die moesten
wonen in „keeten" en op woonschuiten, in ba
rakken en in schuren. Óp het vroegere eiland
Wieringen, op Kornwerderzand en later in den
polder zelf.
Dat werk alleen geeft stof tot veel schrijven,
de arbeid der Deputaten op Wieringen is zeer
belangrijk geweest. Het eischte geld en daarbij
plaats en arbeiders in den dienst van de kerk.
Nadat de polder droog was, werd hun arbeids
veld grooter, ook werd gezien de nieuwe taak
en ze is aangepakt. De kleine kerk van Kolhorn
kreeg ook drukte en zij is de moeder-kerk van
de Geref. Kerk te Slootdorp, het eerste dorp
in den polder waar een kerkgebouw der Geref.
werd gebouwd. Daar is voor 't eerst in de ba
rakken gesproken en broeders die vol liefde
waren voor de kerk, hielpen.
Maar toen de huizen werden gebouwd moest
er ook een kerkgebouw komen. Want die eerste
kleine groep Gereformeerden, al moesten zij
vergaderen in een huiskamer, waar ook de Her
vormden en de Roomschen vergaderden, was
geen secte, die „kringetjes" wilden vormen.
Neen, zij waren een deel van Uw kerk, van Uw
kerk die ge lief hebt en waarvoor ge ook wilt
werken.
Zoo was het ook in Middenmeer.
In de week van 813 Augustus 1932 kwa
men er de eerste bewoners. Ze werden geves
tigd door de Directie der Landbouw-Cultuur-
Maatschappij.
Ze kwamen uit bijna alle provincies.
Ze kenden elkander niet.
Ze spraken in vele „talen", in „dialecten".
Kort begrip, dat schier niemand meer kende. En
ook kwam het drietal, of eigenlijk het tweetal,
want Schoonoort wist er reeds veel van, te we
ten, hoe de predikanten over het optreden van
dominé De Cock oordeelden en hoe het in de
classicale vergadering toeging, waar de dominé
van Ulrum van alle zijden werd aangevallen.
Hij had er niet één medestander, stond er moe
derziel alleen, daar zijn ouderlingen er niets moch
ten inbrengen. De brochures van de predikanten
Brouwer en Reddingius hadden de Gereformeer
de leer op krenkende wijze aangevallen. Ter
classicale vergadering waren alle predikanten
het er mede eens geweest, behalve dominé De
Cock, die een aanklacht tegen de beide schrijvers
had ingediend wegens onzuiverheid in de leer.
Maar over die aanklacht werd niet gesproken.
Barkema was van oordeel, dat zij in den doof
pot zou gaan en dat men wel zoeken zou naar
een middel, om zich van dominé De Cock te
ontdoen. Hij was er van overtuigd, dat er in
de nabije toekomst nog heel wat gebeuren zou,
daar de predikant van Ulrum, zich wetende in
den weg Gods, van geen wijken weten zou,
daarbij gesteund door zijn vrome vrouw, zijn
kerkeraad en het overgroote deel zijner gemeente.
Zoo kwamen Bazuin en Bieuwenga, die vol
belangstelling en warm meeleven, luisterden, heel
wat bizonderheden te weten en konden zij zich
een beeld scheppen van den jongen dominé van
Ulrum, dien zij den volgenden dag zouden hoo-
ren in Niezijl.
Het was al vrij laat, toen de weduwe Koster
de drie mannen daaraan herinnerde, opmerkend,
dat het noodig tijd werd, om te gaan slapen, daar
zij ongeveer vier uur weer present moesten zijn.
Er ontstond nog een vriendschappelijke strijd:
de weduwe Koster wilde persé opstaan, om de
bezoekers brood en thee te geven, maar Schoon
oort verzette zich er met kracht tegen. Dat was
al te gastvrij. Dat mocht in geen geval worden
gevergd,
Besloten werd dan, dat in de keuken brood
gereed zou staan. Na een stevig maal konden
zij dan op stap gaan.
Er bleek den volgenden morgen méér brood
te zijn dan voor één maaltijd. Er lagen drie pak
jes boterhammen met kaas gereed voor het ver
dere van den dag.
„De Heere zal vrouw Koster vergelden, wat
zij voor de vreemdelingen doet", zei Schoonoort.
Daarop verlieten zij de zeer gastvrije woning,
om door de klare ochtendlucht naar Niezijl te
wandelen, waar de dienst om negen uur zou
aanvangen.
Het had dien nacht zwaar gedauwd en het
beloofde een zeer warme Juli Zondag te wor
den. Maar het was in de vroege morgenuren
een genot, een dergelijke wandeling te maken,
te meer, daar de drie mannen een verkwikken-
den slaap hadden genoten en geheel waren uit
gerust van de vermoeienissen van den vorigen
dag.
Toen, heel in de verte, de toren van Niezijl
opdook, maakten zij kennis met een man uit
Kommerzijl, die eveneens op weg was, om do
miné De Cock te hooren, tenminstedat
hoopte hij.
i
(Wordt vervolgd)