No* 26
Vrijdag 30 Juni 1933
47c Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIEDs. A, C H E IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVKREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ G OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
EENE ZELDZAME ONTMOETING.
En Philippus liep toe en hoorde hem
den profeet Jesaja lezen en zeide tot
hemverstaat gij ook wat gij leest
Hand. VIII: 30.
Een zeldzame ontmoeting noem ik het samen
treffen van den Moorman en Philippus. Hoe
komt het, dat het tafereel door Lucas in dit
gedeelte van zijn tweede boek beschreven zoo
algemeen bekend is. Zou het niet toegeschreven
moeten worden aan de duidelijke teekening,
welke de schrijver daarvan geeft. Ge ziet als 't
ware voor oogen, wat daar gebeurd is op dezen
landweg in Kanaan. Daar beweegt zich een reis
koets, waarin een man zit. Deze is een vreem
deling uit een ver land, maar hij is gekomen
naar Jeruzalem om den eenigen waren God te
aanbidden. Dit reeds wekt onze belangstelling
in hem, want daar heeft hij liederen kunnen
hooren als deze Jeruzalem is welgebouwd, wel
saam gevoegd, wie haar beschouwt. Of hij daar
ook gevonden heeft, wat hij zocht, durven wij
niet te zeggen, doch het doet ons weldadig aan,
dat hij op zijn terugreis de profetiën van Jesaja
leest, want wij weten, dat ieder wel doet, die
acht geeft op het profetisch woord, dat zeer
vast is en schijnt als een licht op een donkere
plaats en dat het eenmaal in 't hart doet op
gaan als de morgenster, welke alle donkerheid
geheel verdrijft.
Terwijl hij leest, voegt zich Philippus bij den
wagen en vraagt minzaam verstaat gij ook wat
gij leest. Dit is het beslissend oogenblik in 't
leven van dezen aanzienlijken man. Hij had zich
kunnen houden, alsof hij de vraag niet had ge
hoord, maar hij belijdt aanstonds zijn onkunde
en antwoordthoe zou ik kunnen, daar niemand
mij onderwijst en hij stelt vertrouwen in den
hem onbekenden vrager, door er bij te voegen,
van wien spreekt de profeet hier, van zichzelf
of van iemand anders. Een bewijs dat hij een
ontwikkeld man was, die nadacht over wat daar
beschreven was en tevens begeerig om nader
licht te ontvangen.
Er zijn ook nog in onze dagen velen, in wier
hart vragen leven in betrekking tot God en de
hoogere dingen, maar zij leven in 't midden van
verwarring. Zelfs in de kerk heerscht dikwijls
een Babylonische verwarring en na Jeruzalem
bezocht te hebben keeren zij huiswaarts zonder
tot zekerheid gekomen te zijn. Het is echter
troostvol, dat er Één is, die hen ziet en kent
en Hij zorgt dat zij een Philippus ontmoeten,
die hen inlichting geeft.
Hij zal leiden 't zacht gemoed
In het effen recht des Heeren
Wie Hem needrig valt te voet
Zal van Hem zijn wegen leeren.
Hij zorgt er voor, dat een gekende op Zijn
tijd den weg vindt, die tot het evangelie voert
en dat het evangelie tot hem komt, opdat hij de
blijmare des heils leert kennen en daardoor komt
tot den vrede, die alle verstand te boven gaat
en tot de ware blijdschap, ook al is 't dat Phi
lippus van hem weggenomen wordt. Wij zouden
gezegd hebben het is noodig voor zijn verdere
leiding, dat de man, die hem 't profetisch woord
ontsloten heeft, bij hem blijve, maar de Geest
oordeelt anders. Ik zou wel willen, dat zij, die
zoo precies weten te zeggen, op welke wijze
een zondaar tot Jezus moet komen eens nauw
keurig acht geven op de toebrenging van dezen
Moorman. Wij stellen natuurlijk de verklaring
door Philippus aan den kamerling gegeven zeer
hoog, maar wij zouden wel met ernst willen vra
gen of de bekeering van dezen Moorman wel
past in hun stelsel. Opeens immers zegt deze
man, ziedaar water, wat verhindert mij om ge
doopt te worden. Hieruit is het duidelijk, dat
Philippus hem den weg des heils helder heeft
verklaard. Philippus zegt echter nietis dit niet
een weinig te spoedig, maar indien gij van gan-
scher harte gelooft, zoo is het geoorloofd.
Daarop volgt onmiddellijk de geloofsbelijdenis
van den Moorman en zonder nadere voorberei
ding dalen beiden van den wagen af in 't water
en Philippus doopt hem. Nauwelijks echter zijn
zij weer uit het water verrezen of de Geest
neemt Philippus weg en wat nog moeilijker te
verklaren isde gedoopte reist zijn weg met
blijdschap. Wij zien hem dan ook na in 't be
wustzijn, dat hij na Gods raad op aarde gediend
te hebben opgenomen werd in het hemelsche
Jeruzalem om daar het volle licht van de zon
der gerechtigheid te genieten.
Hoe ondoorzoekelijk zijn Gods wegen.
Zalig echter zijn allen, die het geklank kennen,
want hoe al de wegen van Gods kinderen ook
uiteenloopen het blijft waarMijne schapen
hooren Mijn stem en zij volgen Mij en geen
vreemde.
Leer mij naar Uw' wil te handlen,
'k Zal dan in Uw waarheid wandlen
Neig mijn hart en voeg het saam
Tot de vrees van Uwen Naam.
Heer, mijn God, ik zal U loven,
Heffen 't gansche hart naar boven
'k Zal Uw' naam en majesteit
Eeren tot in eeuwigheid.
L. BOUMA.
JAARVERGADERING „VREDERUST
Gaarne vestigen we in de Kerkbode de aan
dacht op de Jaarvergadering van „Vrederust",
Maandag 3 Juli a.s., die weer gehouden zal wor
den op de Stichting.
De leiding van den Bidstond, die aanvangt
te half twaalf, is dit jaar opgedragen aan Ds.
A. T. W. de Kluis te Vlissingen.
In de middagvergadering, aanvangend te half
twee, worden de zaken van de Vereeniging Be
handeld en hoopt Prof. Dr. L. van der Horst
van Amsterdam een lezing te houden over „De
strijd om het wonder".
Uit het Jaarverslag van den Secretaris zij ge
releveerd, dat het aantal afdeelingen wel gelijk
bleef, maar er eenige teruggang is in het aantal
leden, n.l. met 87. Daarmee correspondeert een
meedeeling in 't verslag van den penningmeester,
dat in de contributie een teruggang moest wor
den geconstateerd, die terecht aan de moeilijke
tijdsomstandigheden wordt toegeschreven. Die
contributies bedroegen met de collecten en gif
ten 5339.21. Een woord van dank wordt ge
bracht aan allen, die mee arbeidden om de be
langen der Vereeniging voor te staan.
Dit Jaarverslag mag dan ook melding maken
van veel goeds, dat de Vereeniging en de Stich
ting door Gods goedheid mochten ontvangen.
Zette zoo zegt de Secretaris de druk van
dezen tijd ook op het werk van „Vrederust"
zijn stempel, waren de moeilijkheden, waarvoor
het bestuur geplaatst werd, niet weinige, over
het geheel genomen had alles een gunstig ver
loop. Dat alles geldt ook den arbeid van het
personeel, dat zijn taak over het algemeen op
zeer bevredigenden wijze volbracht en het zijne
er toe bijdroeg om den goeden geest te bewaren.
Het verpleeggeld werd voor het jaar 1933
verlaagd tot 740, het kleedgeld tot 40.
per jaar.
Blijke het a.s. Maandag in een groote opkomst
ter vergadering, dat deze Stichting blijft deelen
in de liefde ook van ons Gereformeerde volk
in Zeeland. Worde zij in de voorbede der ge
meente niet vergeten.
BONDSDAG
GEREF. MANNENVEREENIGING.
Aan onze Redactie werd toegezonden Num
mer 6 van het Gereformeerd Mannenblad, waar
in een uitnoodiging voorkomt tot bijwoning van
den 11 den Bondsdag, die D.V. staat gehouden
te worden Woensdag 12 Juli a.s. te Haarlem.
Bij deze geven we aan die uitnoodiging alge-
meene bekendheid. Tevens deelen we mede, dat
in dit nummer voorkomt een uitgebreid verslag
van den Secretaris dat spreken mag van toe
nemende bloei.
Moge de komende Bondsvergadering vrucht
dragen opdat door den arbeid der Geref. Man-
nenvereenigingen het kerkelijk leven gebouwd
worde, de Gereformeerde belijdenis worde ge
kend en de kracht daarvan blijke in het leven.
UIT DE WIERINGERMEERPOLDER.
Van br. K. Louwerse, die vroeger een tijdlang
Secretaris was van het gewest Zeeland van
Patrimonium, en de Kerk van Oostkapelle diende
als ouderling, maar sinds naar de Wieringer-
meerpolder verhuisde, ontvingen we een tweetal
brieven met verzoek die in de Kerkbode te
plaatsen.
Gaarne voldoen we aan dat verzoek. Al om
deze reden, dat ook uit deze provincie meer
deren naar die polder verhuisden en het dan
aangenaam is, over het leven daar wat nader
te worden ingelicht. Maar öök, omdat het werk,
dat daar op kerkelijk terrein is begonnen recht
heeft op ons aller belangstelling en biddend mee
leven. En wat broeder Louwerse daarover
schrijft is zeker geschikt om onze belangstelling
en liefde daarvoor te wekken en te versterken.
HEIJ.
Uit de Wieringcrmeerpolder.
I.
Middenmeer, 24 Juni 1933.
De naam van een voor velen nog onbekend
dorp en een gewone datum van het kalenderjaar,
dat is de eerste regel van een tweetal artikeltjes,
waarvoor Uw aandacht in de Zeeuwsche Kerk
bode wordt gevraagd. Maar er moet nog wat
bij, en dan ziet ge het verband waarom dit juist
in Uw Kerkbode geplaatst is. Voeg er bij „De
Gereformeerde Kerk" en dan zult ge, hoop ik,
aandacht schenken aan die oude klank „Geref.
Kerk" en aan „Middenmeer" en aan dien datum.
Uit onze dagbladen zult ge vernomen hebben,
dat er in dat nieuwe deel van Nederland weer
iets is gebeurd. Och ja, geen wereldschokkende
gebeurtenis, maar wel een gebeurtenis met ker
kelijke beteekenis. Voor menigeen is het een
feit van het lezen van een verslag en even de
foto er van bezien, maar voor Uwe Gerefor
meerde broeders en zusters die hier wonen een
daad des Heeren voor Zijn volk.
Wat er dan gebeurd is
Een heel eenvoudig en vaak voorkomend iets.
Er werd door een predikant een steen gemet
seld.
Er zijn woorden gesproken en er is gebeden.
En dat alles onder een stroomenden regen.
Op 24 Juni 1933 is de eerste steen gelegd voor
het kerkgebouw der Geref. Kerk te Middenmeer.
Dat zal geschreven kunnen worden in de his
torie van de Geref. Kerk van den Wieringer-
meerpolder.
En nü wordt dit eenvoudige feit, en alles wat
er meer samenhangt mooi, en groot enook
heerlijk. Waardoor
Omdat God dit doet, omdat de Koning der
Kerk, onze Heere Jezus Christus hier Zijn volk
heeft gevestigd, hen hier heeft geplaatst en als
de Eeuwig Getrouwe ook van dit deel van Zijn
kudde zorgt. Naar Zijn belofte zullen ze weide
vinden, geleid worden, lafenis vinden en ook
bescherming.
In dezen drooggemaakten polder is veel dat
bewondering afdwingt, is veel dat met grooten
eerbied wordt bezien, is veel dat menschen ge
daan hebben met hun kennis en met hun tech
nische ontwikkeling. Maar bij alles wat duizen
den bewonderaars naar hier trekt en bij al wat
tot stand gebracht is, is ook dit werk tot stand
gekomen „de Geref. Kerk is er ook". God heeft
haar geplant, menschen hebben haar geïnstitu
eerd en dienen haar nu, maar Christus Jezus
slaat hen gade, wil haar sterken en vermeerderen.
Het zal geen streek worden zonder Geref.
Kerken. Het is een bizonderheid dat hier reeds
de bouw begonnen is voor een tweede kerkge
bouw voor de Gereformeerden. En dat in een
deel van N. Holland, dat grenst aan dorpen,
waar vele kerkdeuren zeldzaam opengaan.
Het is daarom opmerkelijk en legt tevens bi-
zondere verplichtingen op. Want wat zal hier
het Gereformeerde volk kunnen doen, willen ze
inwerken op de volksgeest, op de vele van God
vervreemden met wie ze daaglijks in aanraking
komen.
Ze zal moeten getuigen. En getuigen is red
den. En redden is voor ondergang behoeden.
Welnu, laat zoo de taak en roeping gezien
worden. We moeten hier leggen een grondslag,
waarop verder kan gebouwd, dat is gewerkt,
worden. Daarom geen bizonderheden doen, geen
banden leggen in nieuwe streken die in oude
streken niet mochten gelegd worden, maar voort-
werken in de oude lijn. In woord en daad.
Daarvoor hebben we twee dingen noodig.
Ten eerste Gods onfeilbaar Woord.
Ten tweede de daden der menschen.
Gods Woord, dat werkt door Zijn Geest en
degenen die dat Woord belijden en beleven.
Dan is er voor de kleine groep der Gerefor
meerden hier veel te leeren en te doen.
Dan zullen lasten gedragen moeten worden.
Dan zal ons Ja, ja moeten zijn en ons neen,
neen.
Maar dan is er ook toekomst voor de kerk,
voor de school, voor Staat en maatschappij.
Er zal ook zijn rijkdom en weelde, doch al
leen in God. Want alleen Gods volk is rijk en
het wordt steeds rijker. Ook in verdrukking en
benauwdheid en in maatschapplijken ondergang.
Dat kennen alleen degenen, die naar Zijn
Woord leven.
En wie zijn dat hier
Hoe zijn ze hier gekomen
Wat wordt voor hen gedaan
Het antwoord op de laatste vraag is tevens
een woord van dank. Dank aan de Deputaten
der Generale Synode der Geref. Kerken en niet
minder aan hare Classicale deputaten ter be
arbeiding van de geestelijke verzorging der
Zuiderzee-arbeiders. Ook van hen zal in de his
torie onzer kerk geschreven worden, tot hunne
eer.
Dat hebben ze ook bewezen op dien natten
24sten Juni te Middenmeer, het tweede dorp in
den polder. Dat zullen ze bewijzen straks in hun
rapport dat de Generale Synode wordt aange
boden, straks te Middelburg in vergadering bijeen.
En alle Gereformeerden hier hopen dat ook
de Zeeuwsche kerken bizondere aandacht aan
dat rapport willen schenken. Moge de Synode
wijze besluiten nemen voor de verdere ontwik
keling der Geref. Kerk in de Wieringermeer-
polder.
De vragen voor wie dat alles gedaan wordt
en hoe ze hier gekomen zijn, zullen in een vol
gend artikel beantwoord worden.
M.
K. L.
ONZE THEOLOGISCHE SCHOOLDAG.
Onze jaarlijksche Schooldag is weer gehouden.
Duidelijk bleek weer uit de groote opkomst,
welke een ruime plaats de Theologische School
in het midden onzer Gereformeerde Kerken in
neemt.
Ds. C. W. Keur van Scheveningen ging voor
in de bidstond Dr. L. van der Zanden, Ds. H.
J. Heida van Vlaardingen en Ds. P. D. Kuiper
van Sassenheim refereerden over Christendom en
Nationaal-Socialisme, de Kerk en de hedendaag-
sche maatschappelijke nood, de Kerk en de he-
dendaagsche geestelijke nood. Onderwerpen,
welke stonden in het teeken onzer belangstelling,
vooral in onze dagen.
Twee figuren werden op dezen Schooldag ge
mist. De ontslapen Hoogleeraren L. Lindeboom
en Dr. H. Bouwman. Professor Dr. A. G. Honig
zal straks met emeritaat gaan. Deze Schooldag
sprak van scheiden en heengaan, doch de goede
hand Gods blijft. Een rijke troost.
Wij laten hier volgen het openingswoord van
den president-curator Ds. C. Bos
Waarde Broeders en Zusters.
„Er zou reden bestaan, dezen Schooldag te
plaatsen in 't teeken van droefheid en zorg. Spr.
denkt aan de bange crisis, waarmee de onder
werpen van den dag verband houden. Hij denkt
aan de beide broeders, die ons door den dood
ontvallen zijnprof. Lindeboom, die zich zoo
kloek voor de School in de bres gesteld heeft
prof. Bouwman, wiens bezonnen adviezen zoo
vele kerken den weg hebben gewezen. We mo
gen weten, dat ze in Jezus zijn ontslapen. Hij
denkt eveneens aan het a.s. emeritaat van prof.
Honig, bij wien een zoo belangrijk vak als de
Dogmatiek in zoo goede handen was.
Wat zal de toekomst baren voor land en volk,
kerk en school?
Toch kunnen we met opgewektheid den
Schooldag houden. Spr. herinnert aan Paulus'
geloofsvertrouwen bij de schipbreuker zal geen
verlies zijn dan alleen van het schip. Dat had
God hem gezegd en die belofte was hem de
eenige grond van zijn onwankelbaar vertrouwen.
Aan onzen God laten we de toekomst over.
Zijne belofte verzekert ons de volkomen over
winning van 't kruisevangelie. Staat het met ons
geloof goed Dan moet Paulus' woord ook 't
onze zijn „Wiens ik ben, Dien ik ook dien".
Dat moet de taal zijn van onze hoogleeraren,
studenten, ambtsdragers.
Als dit bij ons gevonden wordt, hebben wij
goeden moed.
Spr. deelt nog mede, dat van den curator Ds.
Meyster van Rotterdam bericht ingekomen is,
dat hij verhinderd is door ambtsbezigheden aan
wezig te zijn en verklaart den Schooldag ge
opend."
M. SCHEELE.
(Wordt vervolgd)