FEUILLETON
KENTERING.
ZENDINGSRAPPORT.
AGENDUM van de 13e Zeeuwsche Pro
vinciale Diaconale Conferentie te hou
den in de Gereformeerde Kerk, West-
wal te Goes op Vrijdag 7 Juli 1933, des
voormiddags te 10 ure precies.
JH i
mi iM&SïtoÉ&èó&ï'.
1. Opening.
2. Lezing der Presentielijst.
3. Vaststelling der Notulen (zie „Diaconaal
Correspondentieblad", Augustus 1932).
4. Verslag van den Penningmeester en rapport
van de Diaconie te Middelburg van de ge
houden controle van kas en boeken van
den Penningmeester.
5. Verkiezing van comitéleden, wegens perio
dieke aftreding van de brsW. van den
Berg te Bruinisse, A. W. Potappel te Bergen
op Zoom en L. Smit te Goes.
Brs Potappel en Smit zijn wegens uittreding
uit het diakenambt niet herkiesbaar.
Dubbeltallen zijn voor
Classis Goes: J. Snoodijk te Wolphaartsdijk.
Q. Trimpe te Goes.
Classis TholenJ. van 't Leven te Rilland-
Bath. J. P. Timmermans te Bergen op Zoom.
Classis Zierikzee W. van den Berg, Brui
nisse (aftr.). J. P. Brouwer, Zierikzee.
6. Navraag vruchten der vorige Conferentie.
7. Behandeling der ingekomen vragen
a. Van de Diaconie van Goes
„Hoe te handelen met ondersteunde Brs of
Zusters, die zich luxe voorwerpen aanschaf
fen bijv. radiotoestellen
b. Van de Diaconie van Zaamslag
„Is het niet eisch van beginsel dat in elke
Godsdienstoefening voor de Diaconie wordt
gecollecteerd, ook al is zulks voor eigen
diaconale kas niet strikt noodzakelijk?"
c. Van 't Comité
„Behoort een Diaconie steun te verleenen
aan Vereenigingen en Stichtingen van Barm
hartigheid, en zoo ja, welke Vereenigingen
en Stichtingen komen daarvoor in aanmer
king
In te leiden door Br. M. C. Dees.
Pauze tot 2 uur precies.
9. Referaat van den Weleerw. Zeergel. Heer
Dr. J. Hoek van 's-Gravenhage, over het
onderwerp „Ambt en roeping van den
Diaken".
10. Rondvraag.
11Sluiting.
Namens het Comité der Zeeuwsche
Prov. Diac. Conferentie,
PH. WESSELS, Voorzitter.
L. SMIT, Secretaris.
Gaarne voldoen wij aan het verzoek van het
Comité der Zeeuwsche Provinciale Diaconale
Conferentie, om dit agendum in onze Kerkbode
te plaatsen.
Een rijk menu wordt hier aangeboden. Dr.
Hoek van 's-Gravenhage, de redacteur van „Dia
conaal Correspondentieblad" hoopt te referee-
ren. Als adviseurs zullen optreden Ds. A. B. W.
M. Kok van Zaamslag en Ds. J. Post van Axel.
De Diaconie van Goes zal er zorg voor dra
gen, dat de broeders diakenen zoo goed mogelijk
worden ontvangen. Een koude maaltijd wordt
aangericht.
Het Diaconale werk staat in onzen tijd in het
middenpunt der belangstelling. Veel zijn de noo-
den, waardoor de moeilijkheden van den dia-
conalen arbeid toenemen.
Daarom vraagt dezen arbeid ons gebed. Gaar
ne steunen wij het verzoek van het Comité om
op Zondag 2 Juli den diaconalen arbeid in het
gebed in de openbare samenkomsten te geden
ken. Wij spreken de hoop uit, niet alleen, dat
alle diaconieën een tweetal afgevaardigden zen
den, maar ook, dat allen, die maar eenigszins
kunnen, deze vergadering bijwonen.
Laat de 13de Conferentie worden een uitne
mende geslaagde vergadering.
In deze dagen lazen wij een treffend stukje
over den diaconalen arbeid, dat wij hier laten
volgen en dat het heerlijke en moeilijke van dit
ambtelijk werk zoo uitnemend teekent
„Wat is noodiger in de kerk, de bediening der
tafelen, d.w.z. de diaconale hulpverleening, of
de bediening des Woords en der gebeden Me
nigeen is te spoedig met zijn antwoord gereed
het diaconale werk, zoo haast men zich dan
te zeggenraakt in hoofdzaak het materieele,
de prediking en 't gebed raken daarentegen het
geestelijke leven, 't laatste is dus 't voornaamste.
In zekeren zin is dit juist, want de ziel is méér
dan het lichaam. Als gij maar bedenken wilt, dat
de diaconale dienst even onmisbaar als de pre
diking is. Jezus deelde gewoon brood uit, en
9)
„Je hebt gelijk, man. Maar 't is werkelijk, om
kriebelig te worden, als je hoort, hoe er gevoch
ten moet worden en hoe de predikanten over
hun collega spreken. Dominé Van der Linde van
Kantens is eens op een Zondagmorgen in Ulrum
geweest, om dominé De Cock te hooren. En
hij heeft gezegd, dat hij onder de preek zich ver
beeldde in de dagen van Augustinus, van Mau-
rits en Oldenbarneveld, van de beruchte Synode
van Dordrecht te zijn. Vroeger, zeide hij, heb
ik De Cock in Eppenhuizen als een man van
gezond verstand gekend, maar nu is hij bezig,
zijn verstand te verliezen. Wat hij zegt grenst
aan het waanzinnige, meent de dominé van Kan
tens. Nu, als dominé's zóó spreken, dan weten
we ook, hoe het mindere volk zich uitlaat."
„Dus dominé De Cock is vroeger niet zóó
geweest vroeg Bieuwenga.
„Volstrekt niet. Hij was tot vóór kort precies
al3 de andere dominé's. En dat spreekt wel van
zelf, want op de Hoogescholen worden zij niet
anders onderricht. Eerlijk moet ik echter ver
klaren, dat ik geen bizonderheden weet. Ouder
ling Barkema, dien ik vaak bij de weduwe Kos
ter spreek, heeft mij eens verteld, dat dominé
De Cock als knaap onderwijs genoot van den
godsdienstleeraar Nieman in Wildervank, die
het niet vinden kon met den predikant daar,
begon dan pas te spreken over het brood des
levens. Ook wel eens omgekeerd, dat Hij éérst
de zonden vergaf en dan pas de krankheid ge
nas. Maar beide malen haakt Hij de beide amb
ten zóó vast inéén, dat géén der twee ten koste
van het andere verwaarloosd mag worden. De
apostelen begrepen dit. Aanvankelijk vervulden
zij persoonlijk de beide ambten. Maar toen dat
niet meer ging, lichtten zij de hand niet met het
ééne of het andere. Een volle kracht, geen halve
kracht voor elk ambteen heele man voor de
diaconie, en óók een heele man voor den dienst
des Woords en der gebeden
M. SCHEELE.
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
18. Wat mag en wat niet mag
„Waarom mogen nu toch die andere jongens
en meisjes zooveel En wij mogen zoo weinig
Zij mogen van alles genieten en vroolijk mee
leven en wij moeten maar altijd weer vragen
mag ik dit wel en mag ik dat wel
Niet waar We kennen dit vragen van de
jeugd. Weinig gezinnen zullen er zijn, vooral
weinig Gereformeerde gezinnen, waarin niet af
en toe zulke zich-zelf-beklagende kreten worden
gehoord.
„Mogen wij dan nooit eens pret hebben
Moeten wij dan maar altijd een ernstig gezicht
zetten Moeten wij dan kniesooren worden
Ja, ja Ze hebben nogal wat met zichzelf te
doen. Och, ze worden in eigen oog toch zoo
verongelijkt. En nog verder gaan hun klachten
„Wij weten over niets meer mee te praten
Anderen kunnen spreken over allerlei in de we
reld, want ze leven met alles mee. Maar voor
ons staan er overal haast bordjes, met „verbo
den terrein" er op Wat mogen wij nu eigen
lijk wel Mogen we nog wel iets
Eenige tijd geleden kwam een vader vragen
wat moet ik daarop nu toch antwoorden Het
is me soms toch zoo moeilijk
Toen heb ik hem voorgelezen Prediker 11
vers 9 „Verblijd u, o jongeling in uwe jeugd,
en laat uw hart zich vermaken in de dagen uwer
jongelingschap, en wandel in de wegen uws har
ten en in de aanschouwing uwer oogen maar
weet, dat God om al deze dingen u zal doen
komen voor het gericht."
Zeker, uw jongens en meisjes mogen zich wel
(Slot)
Tegenstand tegen het werk.
Niet mag onvermeld blijven de tegenstand, dien het Zendingswerk
ondervindt, waardoor het menschelijk gesproken een tijd is, waarin men
weinig ingang zou verwachten, omdat het Javaansche volk almeer van
den Islam doortrokken wordt.
Als tegenwerkende factoren zijn te noemenMohammedijah, de
organisatie, die bedoelt een opleving van het Mohammedanisme, en die
zich ook toelegt op philanthropisch werk, colportage-arbeid en het
onderwijs. Voortsde Sarikat Islam, een meer politieke organisatie.
Dan de Islam Kolot, d.i. de conservatieve Islam. Deze menschen ver
zetten zich sterk tegen de nieuwigheden van Mohammedijah zij willen
ras-echte Mohammedanen zijn mijden elke aanraking met de Christenen
en zijn voor de Evangelieprediking, zoo goed als gesloten. Eindelijk
nog de Communistische partij van de Perserikatan National Indonesia,
die vooral werkt in het Noorden van ons Zendingsterrein, in Parakan
en Ngadiredjo.
Blijvende arbeid noodig.
Zal op vrucht mogen gehoopt worden, dan moet de arbeid worden
voortgezet. Kunnen we er nog niet aan denken den arbeid uit te breiden
zóó, dat alle 500 desa's intensief worden bewerkt, waar we vaste Zen-
dingsposten kregen moeten we die bezet houden.
In dit verband mag dan wel weer eens wat worden gezegd van
den Schooldienst. Sluiting van scholen heeft gelijk Ds. Merkelijn
aantoonde in de Zeeuwsche Kerkbode van 4 November 1932 niet
tengevolge, dat nu daardoor ook altijd bezuinigd wordt. Vele onder
wijzers bezitten het diploma van Goeroe-indjil en behalve hun school
werk doen ze veel ander Zendingswerk ze houden catechisaties, gaan
voor in de samenkomsten der gemeente en verzorgen die.
Wordt nu zoo'n school opgedoekt, dan zou tegelijk al dat gemeen
telijk werk stop gezet worden of we zouden een goeroe-indjil moeten
aanstellen. Maar zoo'n goeroe-indjil moet dan uit de Zendingskas wor
den betaald, terwijl hij nu zijn salaris ontvangt uit de subsidie die voor
hem als onderwijzer gegeven wordt.
Volgens den brief van Ds. Merkelijn aan de Zendingsdeputaten
d.d. 22 Februari '33, waren de antwoorden, die hij ontving op een
schrijven zijnerzijds aan de broeders, die op zich genomen hadden werk
zaam te zijn voor de actie „Voor de School door de School" niet
bemoedigend. Moge die actie met kracht worden gevoerd. Dan is daar
van zeker vrucht te wachten. Ook verdient overweging, de school
besturen te verzoeken een bijdrage voor dit doel te willen voteeren.
Wat we aan Schoolzending hebben moet gehandhaafd worden.
Gelijk uit het finantieel verslag blijkt, ging het ook in dat opzicht
met ons hospitaal in Magelang het eerste jaar uitnemend.
Hier moge echter nog iets gezegd worden van het Linnenkast-
Comité. In het vorig jaar werd door dat Comité ontvangen 1128.92.
Uitgegeven werd 1324.75. De uitgaven waren dus 195.83 grooter
dan de ontvangsten. Dit tekort kon worden aangevuld uit een saldo
van vroegere jaren. Toch is het zeer gewenscht, dat de ontvangsten
niet verminderen.
En wat eindelijk betreft de finantiën in het algemeen, mag met
grooten dank worden gerapporteerd, dat de gelden voldoende binnen
kwamen. Ds. Merkelijn schreef daarover „Ik kan me niet herinneren,
dat er vroeger een jaar geweest is, dat niet sloot met een kleiner of
grooter tekort, dat echter dit zware malaisejaar met zooveel meerdere
uitgaven door uitbreiding van het werk, toch sluit zonder tekort is wel
een opmerkelijke zegen."
Op de begrijpelijke vraag of de bijdragen der Kerken niet wat
zouden kunnen verminderen, moeten de Zendingsdeputaten echter ant
woorden, dat daarvan in elk geval dit jaar nog geen sprake kan zijn.
Op de begrooting komen alle classes weer voor met dezelfde bijdragen
als het vorig jaar. En aan de Synode wordt verzocht deze begrooting
zoo te willen vaststellen en alzoo uit te spreken, dat van de Classes
verwacht wordt, dat ze aan deze begrooting zich zullen houden.
De cijfers over 1932 stemmen tot groote tevredenheid en dank
baarheid. De vrees, dat het volgens de begrooting benoodigde bedrag
niet was op te brengen is niet bewaarheid geworden, integendeel de
inkomsten voor Hoofd- en Schooldienst welke 38480.74J^ bedroegen
(waaronder saldo A° P° 350.88, het saldo pensioenfonds 2626.52,
gelicht uit repatriatiefonds 906.85 en door Dr. Dreckmeier als te veel
van de Medische Dienst ontvangen en terugbetaald 1318.97J^), over
troffen met 175.36 de uitgaven, welke 38305.38J/£ bedroegen (waar
onder repatriatiekosten 906.85, dakvernieuwing Kerk Magelang
ƒ3010.55 en tekort 1931 in Indië 2350.94).
Ook de Medische Dienst sluit met een batig saldo van 255.76J^
(inkomsten 17216.23J/£, uitgaven 16960.47), niettegenstaande het
bedrijfskapitaal ad 2500.onder de gewone uitgaven is opgenomen.
Hoe verblijdend een en ander ook zij, blijft inspanning van alle
krachten zeer noodzakelijk. De uitgaven in Indië, kunnen zonder inkrim
ping van het Zendingswerk niet meer verminderd worden. Op de sala
rissen zijn reeds zware kortingen toegepast. In enkele classes komen
de gelden met moeite bij elkaar. Veel liefde en ijver voor de Zendings
zaak blijven noodig om het omvangrijke werk finantieel in stand te houden.
Bij testamentaire beschikking.
Voor legateering is het juiste adres
Aan de Gereformeerde Kerk te Middelburg ten behoeve
van de Zending der Gereformeerde Kerken in Zeeland,
Noord-Brabant en Limburg,
Personalia.
Ds. Merkelijn kon het vorig jaar in goede gezondheid al zijn arbeid
verrichten. Zijn vrouw sukkelde echter wel eens. In hun huis werd het
stil omdat hun drietal kinderen (Coba, Henk en Piet) in Holland ver
toeft. Met blijdschap en dankbaarheid melden we hier, dat Ds. Merkelijn
31 Mei van dit jaar zijn zilveren ambtsjubileum hoopt te vieren. 31 Mei
1908 werd hij te Schoondijke in 't ambt bevestigd. Hij diende deze kerk
tot 25 Mei 1911, toen hij in den Zendingsdienst overging. In 1912 ving
hij zijn eigenlijke Zendingsarbeid aan, waarin hij nu reeds ruim 20 jaar
mocht werkzaam zijn.
Met dat voorrecht feliciteeren we hem en de zijnen, en de kerken,
die hem uitzonden, met de bede dat de Heere hem bij den voortduur be-
krachtige tot zijn werk, dat zijn vrouw gesterkt worde en dat ze van
hun kinderen steeds goede berichten mogen ontvangen.
Dr. Dreckmeier en zuster van de Waal konden heur omvangrijken
en veel eischenden arbeid met opgewektheid verrichten.
Uit de rij der Zendingsdeputaten verdwenen een tweetal broeders,
Ds. F. Staal en Ds. A. Andree, die hun emeritaat kregen en nu ook
als Zendingsdeputaten aftraden. Beide dienden in dit werk met groote
toewijding de kerken en de Zending Ds. Staal gedurende een lange
reeks van jaren. Hun worde daarvoor hier een woord van dank ge
bracht. Zij werden vervangen door Ds. F. J. van den Ende en Ds.
W. M. Ie Cointre.
Op de laatste vergadering van deputaten werd in de plaats van
Ds. Staal tot praeses gekozen Ds. Heij en tot scriba Ds. A. Scheele.
Gedelegeerde der Zendingsdeputaten bij het Zendingscomité der
Zendende Kerk bleef Ds. Heij als zijn secundus werd aangewezen
Ds. A. Scheele.
Aan het einde van dit verslag zij Gode dank gebracht, dat Hij het
in het afgeloopen jaar zoo wonder wel maakte. Dat Hij de harten ge
willig maakte opdat het Zendingswerk kon worden voortgezet, dat Hij
allen, die daar hun levenswerk vinden, wilde sparen en sterken en
bekwamen.
Die genade Gods worde ook voor de toekomst afgebeden. Het is
zooals Ds. Merkelijn schreef dat we zonder Hem niets kunnen
en dat heel het Zendingswerk van het begin tot het eind des Heeren
werk is.
Namens de Zendende Kerk,
D. SCHEELE, Praeses.
J. OLTHOFF, Scriba.
Namens de Zendingsdeputaten,
A. C. HEIJ, Praeses.
A. SCHEELE, Scriba.
Mei 1933.
want hij leert de Gereformeerde leer. Dat on
derwijs moet wel invloed op De Cock hebben
gehad. Maar op de Hoogeschool verstikte het.
Dominé heeft verklaard, dat hij in Groningen
geen strijd met zichzelf heeft gekend. Hij was
als de andere studenten en aanvaardde, als
waarheid, de leeringen, die er verkondigd wer
den."
„En nu heeft de Heere hem gegrepen", ver
klaarde Bazuin eerbiedig.
„Zóó is het. In Eppenhuizen heeft men niets
bizonders aan hem bemerkt, hoewel ik iemand
uit Kantens heb gesproken en die zei, dat die
dominé toch anders preekte dan andere, 't Was
net, zeide hij mij, of hij het met zichzelf niet
eens was en of hem beklemde de vraag, wat nu
eigenlijk waarheid was. In Eppenhuizen is even
wel het licht niet doorgebroken. En ook niet in
Noordlaren, al moet dominé daar in zijn af
scheidspreek vreemde dingen gezegd hebben."
„Vreemde dingen vroeg Bieuwenga.
„Ja, vreemde dingen in de oogen der menschen
natuurlijk. Zij waren dergelijke uitingen niet ge
woon. Hij drong bijvoorbeeld aan op bekeering
en zeide, dat de Waarheden Gods niet alleen
met het verstand, maar in de eerste plaats met
het hart moeten worden beleden en dat de
mensch daarvan bevindelijk kennis moet heb
ben."
„Dat zal men zeker vreemde taal gevonden
hebben," beaamde Bazuin. „Toch staat hetzelfde
in a Brakel te lezen."
„Kom bij de dominé's niet met Brakel. Ze
verklaren je eenvoudig voor krankzinnig", zei
Schoonoort.
„Omdat zij hun eigen Bijbel niet kennen. De
Bijbel ligt open op den kansel, maar hij wordt
voor de gemeente niet ontvouwd."
„Zoo is het. Gelukkig is nu de kentering ko
mende. Als je morgen dominé De Cock hoort
zal je het van harte moeten beamen, dat op den
kansel van Ulrum iets anders geboden wordt.
Dat is teerkost op den levensweg. In al onze
zonden worden we naakt uitgekleed, maar ook
wordt ons de genade Gods gepredikt en de
zoen- en kruisverdienste van onzen Heiland, Die
onze zonden op Zich nam."
HOOFDSTUK IV.
Het was niet langer mogelijk, een geregeld ge
sprek te voeren daar zij de stad naderden, wat
allereerst al bleek uit de meerdere drukte van
booten in het Boterdiep en vervolgens toen zij
door de Nieuwe- en Oude Ebbingestraat naar
de Groote Markt wandelden in de buurt waar
van Bieuwenga enkele zaken had te verrichten.
Hij was er spoedig mede gereed, zoodat de
drie mannen zich spoedden naar de snikke, ten
einde op die wijze Ulrum te bereiken. De boot
was vol lieden, die naar de stad waren geweest,
om inkoopen of zaken te doen, waardoor het
ondoenlijk was, het gesprek, dat feitelijk nog
niet was afgeloopen, voort te zetten.
Te Ulrum heerschte de gewone Zaterdag-
avonddrukte, grooter nog tengevolge van den
prachtigen zomeravond. Maar Schoonoort
schonk er geen aandacht aan en voerde zijn
beide vrienden onmiddellijk naar het het wel
bekende adres, dat van de weduwe Koster.
Deze, die niet geheel onbemiddeld was, be
woonde ongeveer midden in het dorp een groot
huis, waar zij alleen met een dienstbode ver
toefde. Eenige jaren geleden was haar man over
leden en daar haar kinderen alle getrouwd wa
ren, had het feitelijk geen zin, zulk een groot
huis te blijven bewonen. Zij had er dan ook wel
eens over gedacht, een kleinere te betrekken en
het hare te verkoopen. Maar het was er nog
nooit van gekomen.
Achteraf was zij er dankbaar voor en zag zij
er de bestierende hand Gods in, dat zij nog niet
was verhuist. Want haar groote woning was
een toevluchtsoord voor vreemdelingen gewor
den, die des Zondags naar Ulrum kwamen, om
dominé De Cock te hooren.
Zoo geheel ongemerkt was het gegaan. Tus-
scnen den morgen- en middagdienst want er
was in tegenstelling met vele andere plaatsen
tweemaal kerk, terwijl in den middagdienst door
den predikant de Catechismus werd behandeld,
wat elders niet geschiedde konden de broe
ders en zusters van elders toch niet op straat
of in de herbergen vertoeven. Toen er enkele
waren werden zij medegenomen door leden der
gemeente. Maar hun aantal groeide steeds aan,
zoodat dat ondoenlijk worden ging.
De weduwe Koster had eens gepraat met den
ouderling Barkema, die nog een ver familielid
van haar was bovendien, en hem een voorstel
gedaan, dat in zeer goede aarde was gevallen
haar vertrekken waren groot genoeg zij kon
heel wat vreemdelingen bergen en brood kon zij
altijd wel missen.
(Wordt vervolgd)