FEUILLETON
KENTERING.
ZENDINGSRAPPORT.
Almelo. De kerkeraad belegde een ver
gadering met de gemeente, waarin gesproken
werd over de mogelijkheid en de wenschelijkheid
van een tweede kerkgebouw, in het Noorden.
Ik ken U wel.
Wijlen Ds. M. Ozinga was eens in Sneek,
toen een man, aangeschoten, naar hem toekwam,
en zei,,Ik ken U wel, U is Ds. O. U hebt
mij nog bekeerd", waarop de aangesprokene ant
woordde „dat merk ik, want als God het ge
daan had, zou je nou niet dronken wezen."
Invloed van slechte boeken.
Peter Wasser uit Gams, die wegens een af
schuwelijken moord op een bloedverwant ter
dood veroordeeld was, zei als eerste woord tot
den geestelijke, die hem op den dood kwam
voorbereidenStrausz heeft mij te gronde ge
richt. Vroeger bad ik graag en leefde gelukkig
en tevreden. Maar de slechte boeken, die me
in handen vielen, hebben mijn geloof ondergra
ven. Steeds meer werd ik er toe verleid te ge-
looven, dat de godsdienst slechts een middel
was, waarmee men 't volk angst wilde aanjagen
en dat de goddelijke gerechtigheid, hemel en hel
slechts uitvindingen waren van geestelijken.
Zendingsliefde thermometer.
De waarachtige belijder van Christus' naam
is vervuld van ijver om anderen voor de zaak
des Heeren te winnen en het aantal onderdanen
van Gods Rijk uit te breiden. Immers, hij weet
het, dat in de veelheid der onderdanen de heer
lijkheid gelegen is óók van dezen Koning.
Treffend heeft een schilder de gedachte, dat
Zendingsliefde de thermometer is van het Chris
telijk geloofsleven als volgt uitgebeeld, toen hem
opgedragen was een symbolische voorstelling te
geven bij de tekst Openb. 3:1.
Men ziet een prachtige Christelijke kerk. De
deur staat open en wie binnen treedt, kijkt in
machtige gewelven. Alles is even schitterend en
rijk versierd.
Maar bij de deur hangt een busje. En op dat
busje staan drie woordjesVoor de Zending.
En over het busje hangen dichte spinnewebben.
(De Rotterdammer)
Cand. G. Chr. H. Plantagie, tot dusver
hulpprediker bij de Geref. Kerk te Dieren, werd
Zondagmorgen j.l. aldaar als Dienaar des
Woords bevestigd door zijn vriend, Ds. L.
Hoorweg Jr., van Haarlem, met Jesaja 62 6 en
7. Hij sprak over „den heiligen wachtdienst" en
bepaalde de Gemeente bij 1. den Heere van
de wachters, 2. hun taak en 3. hun hoop. Na
de handoplegging zong de Gemeente Morgen
zang 3 (gew.). Des avonds deed Ds. Plantagie
zijn intrede met een prediking over Psalm 103:17
en 18 „des dichters jubelzang over het Genade-
verbond". Hij lette op: 1. den inhoud van dat
Genadeverbond, 2. de vastigheid ervan en 3. de
deelhebbers ervan.
Vrije Universiteitsdagen. Deze worden
D.V. gehouden op Dinsdag 4 en Woensdag 5
Juli a.s. te Zwolle.
's Dinsdags Wetenschappelijke samenkomst
in de Buitensocieteit. Behandeld zullen worden
de referaten van Dr. K. Sprey over „de grond
slagen van het principaat van Augustinus" en
van Prof. Mr. A. Anema over „de Italiaansch-
Fascistische Staatsleer". Deze referaten zijn ver
krijgbaar aan het Bureau der V.U., Keizers
gracht 164, tegen vooruitbetaling van 1.
's Woensdags Jaarvergadering, onder leiding
van den heer J. J. C. van Dijk, 2e voorzitter van
het College van Directeuren. Aanvang 10.30.
Na afdoening der huishoudelijke werkzaamhe
den Rede van Ds. K. Fernhout, van Vreeland,
over „Alle Gereformeerden". Daarna pauze tot
2 uur.
Na de pauze treden als sprekers opProf.
Dr. J. F. Koksma, Ds. J. J. Knap, Herv. pred.
te Groningen en Mr. H. Bijleveld, resp. met de
onderwerpen „de Christen en de wetenschap",
„Vrije Universiteit en volksleven" en „het Ide
aal der Vrije Universiteit".
Dinsdagavonds 8 uur in de Zuiderkerk bid
stond. Voorganger: Ds. H. A. Munnik te Zwolle.
Hoe Luther preekte.
„Als ik hier in Wittenberg preek", schreef
Luther eens, „druk ik mij zoo eenvoudig moge
lijk uit, let niet op de doctoren en magisters,
waarvan er een veertig zijn, maar op de menigte
jongelieden, kinderen en dienstboden, van welke
er honderd of duizend zijn. Voor hen preek ik;
naar hen richt ik mij die hebben het noodig.
Willen de anderen het niet hooren, zoo staat
8)
De beide anderen waren op de hoogte
Schoonoort doelde op dominé Molenaar in Den
Haag, die een jaar of zes geleden een naamloos
geschrift had gepubliceerd, waarin hij had ge
wezen op de afwijking van de Gereformeerde
leer, die alom gevonden werd en waarin hij cri-
tiek uitoefende op de organisatie der kerk.
Die organisatie was in 1816 tot stand geko
men. En daarmede was de vrije ontwikkeling
der kerk onmogelijk gemaakt. Een Napoleon
en diens broeder, Koning Lodewijk, hadden het
niet gedurfd, hoewel zij er wel toe geneigd wa
ren geweest. Doch de Regeering van Koning
Willem I had er niet tegenop gezien, om de
kerk in de boeien te leggen, in een keur van
reglementen, die ter uitvoering waren opgedra
gen aan een bestuur van dertien leden, wat dan
een Synode werd genoemd. Met de Synode van
Dordrecht in 1618 en '19 had ze niets gemeen.
Heel moedig was de naamlooze schrijver, die
ongetwijfeld een predikant moest zijn, te velde
getrokken tegen de organisatie, die feitelijk op
op menschelijke willekeur berustte. De brochure
had veel stof doen opwaaien, ook al omdat de
Hoogescholen er in werden beschuldigd, de
Waarheid Gods niet aan de studenten te leeren.
Als de dag van gisteren herinnerde Schoon
oort zich, hoe er toen reeds zeer velen waren
de deur open. Ik zie dat de eerzucht der predi
kanten toeneemt, die groote schade aan de kerk
zal doen, en groote onrust en oneenigheid ver
wekken. Want zij willen hooge dingen leeren,
prachtig over de zaken spreken, daardoor eer
en roem behalenzij willen de spitsvondigen
bevallen en verwaarloozen daarbij de eenvou-
digen en de groote hoop. Een rechtschapen,
vroom, getrouw predikant, die Gods Woord
zuiver en duidelijk verkondigt, moet op de kin
deren, dienstboden en op de arme, gemeene,
onkundige menigte zien, die onderwijs noodig
hebben. Daarnaar moet hij zich richten."
Bijna niet te gelooven.
Ds. C. A. Lingbeek heeft 't in het Hervormd
weekblad „De Geref. Kerk" over den oefenaars
geest van veertig, vijftig jaar geleden op de Ve-
luwe, die op velen grooten invloed oefende, en
deelt dan het volgende mede
geweest, die dankbaar kennis namen van dat
moedige geschrift, dat gevolgen hebben moest.
Als de predikant schrijver, wie hij dan ook was,
een consequent man was, dan moest hij verder
gaan en dan kwam de mogelijkheid, dat de in
gezonken kerk, waar Gods Woord niet werd
gepredikt, uit haar verval zich ophief, op welke
wijze dan ook.
Verlangend zagen zeer velen, meest eenvou-
digen in den lande, maar ook enkele predikanten
en lieden, die behoorden tot den adellijken stand,
naar verdere actie van dien moedigen brochure
schrijver uit.
Maar zij werden deerlijk teleurgesteld. De
tegenstanders, die de macht hadden, zochten het
zoo lang tot ontdekt was, wie den euvelen moed
had, aldus te ageeren tegen een organisatie der
kerk, die tenslotte door de Koning zoo was ge
wild. Dominé Molenaar, predikant in Den Haag,
werd als de auteur aangewezen en hij ontkende
zulks niet.
Toen bonden allen den strijd tegen dien pre
dikant aan. De ministers van Justitie en Eere-
dienst werden er in gekend. Het lekte uit, dat
de Koning zeer verstoord was. En dominé
Molenaar miste den moed, om verder te gaan.
Er gebeurde niets.
Later kwam uit, dat dominé Molenaar een
brief aan den Koning had geschreven. Hij nam
daarin zijn brochure met de aantijgingen niet
terug repte er met geen woord van. Hij deelde
alleen mede, dat het geen oogenblik in zijn be
doeling had gelegen, om onrust te verwekken
en dat hij zich ook niet aan het hoofd eener
afscheiding wilde stellen, zooals men hem had
„In Voorthuizen, vertelde men ons van een
zekeren Van Ruuler, die aldaar tientallen van
jaren in zijn eigen woning had „gecatechiseerd",
doch al-die-jaren-door alléén maar over de eer
ste drie Zondagen van den Heidelbergschen Ca
techismus. Wat niet verhinderde, dat men den
man nóg met eerbied gedacht. Zóó was dus toen
reeds de toestand aldaar. De geesten van velen
waren door een ziekelijke, onbijbelsche zooge
naamde gereformeerdheid besmet. Voor een op
rechte bekeering was bij sommigen noodig, dat
men een haan eens extra had hooren kraaien of
een geheimzinnig lichtje des avonds heel ver
over de heide had zien dwalen
Tot zoover Ds. Lingbeek.
Indien niet een zoo geloofwaardig man als
Ds. Lingbeek hier aan het woord was, zou men
aan de waarheid van het meegedeelde haast gaan
twijfelen. In elk geval is het vreemd, dat de ge
noemde Van Ruuler zich bepaalde tot de eerste
toegedicht en wat ook feitelijk het consequente
gevolg van zijn actie had moeten zijn. En ten
slotte beloofde de Haagsche predikant in zijn
brief aan den Koning, dat hij verder niets zou
doen, waardoor de rust der kerk zou worden
verstoord.
Hiermede was dominé Molenaar van het too-
neel verdwenen en de tegenstanders juichten,
want, als voorheen, gleed het kerkelijk leven
verder. Er was rust. Valsche rust, zeiden vele
eenvoudigen, die het met hun predikanten niet
konden vinden.
En nu trad daar dominé De Cock in het kleine
Ulrum op den voorgrond.
„Als het dominé De Cock maar niet vergaat,
als dominé Molenaar", meende Bieuwenga be
dachtzaam.
Doch Schoonoort vatte vlam.
„Alles kan tenslotte", zeide hij, „maar ik ge
loof er niets van, want dominé De Cock lijkt
mij daar heelemaal de man niet toe. Hij weet
zeer goed, wat hij wil."
„Dat wist dominé Molenaar ook. Hij schreef
zelfs een geschrift, dat elk in het land lezen kon."
„Maar hij had niet den moed, zijn naam er
onder te zetten", wierp Schoonoort tegen. „En
dominé De Cock heeft dien moed wel door de
genade Gods. Ik weet van iemand in Ulrum, die
het weten kan, dat De Cock bezig is een bro
chure te schrijven tegen die van mijn dominé
en van dominé Reddingius in Assen. Onder zijn
vollen naam. En ik weet ook, dat de dominé
van Ulrum reeds enkele malen, geheel uit eigen
beweging, aan den Koning heeft geschreven, om
dezen onder het oog te brengen, dat het met
drie Zondagen van den Catechismus, en dus ook
Zondag IV, den laatsten van de afdeeling over
'smenschen ellende, liet rusten! (Heraut)
Christendom, verkeerd begrepen Germa-
nendom. In het „Algemeen Weeklblad" schrijft
„Oog en Oor"
Overal wordt de geestelijke ontwikkeling in
kerkelijk Duitschland met groote belangstel
ling gevolgd. Er staan daar belangrijke dingen
op het spel. De Duitsche christenheid zelf is
verdeeld. Bij sommigen heeft de chauvinis
tische roes tot volle verdwazing geleid. An
deren zien het gevaar dat de christelijke kerk
dreigt. Tot deze laatsten behooren vooral de
Westfaalsche Kerkengroepen, die trachten het
gevaar te bezweren door een positief-christe-
lijk geloofsgetuigenis uit te spreken, waarop
de Duitsche kerken zich zullen kunnen ver
eenigen en dat de vrijheid van de Kerk tegen-
de kerk niet goed staat."
,,'t Is dapper", moest Bieuwenga erkennen.
„Zou de Koning antwoorden vroeg de
schoenmaker, die vele nieuwe dingen vernam en
met groote oplettendheid liep te luisteren.
Het drietal mannen, dat schier geen vermoeid
heid toonde, hoewel het reeds een heele marsch
achter den rug had, was nu Zuidwolde gepas
seerd. Steeds naderbij kwam de slanke Martini
toren, de trots van de stad Groningen, die als
het ware den omtrek beheerscht.
„Voorzoover ik weet, is er nooit antwoord
van den Koning gekomen", zeide Schoonoort.
„Het zal wel niet komen ook."
„Precies mijn gedachte", merkte Bazuin op.
„Bij de grooten der aarde moeten we niet zijn.
Maar hoe het dan wel moet, ik weet het niet.
Ik denk alleen, dat de vijandschap nog zal toe
nemen."
„Daarvan kunnen we zeker zijn. Je weet even
goed als ik, hoe dominé De Cock en zijn vrouw
belasterd worden. Maar dat is het ergste nog
niet. Op de classisvergaderingen in Onderden-
dam moet dominé herhaaldelijk een vermoeien-
den strijd met de andere predikanten voeren.
Hij is een eenling. Men duldt hem niet in dien
kring. Als zij konden joegen zij hem als een
schurftige hond er uit."
Schoonoort wond zich wat op.
„Kalm aan, Schoonoort. Je hebt met predi
kanten te doen, al zijn dan ook ver van de
Waarheid Gods afgeweken", vermaande Bazuin.
(Wordt vervolgd)
Het rapport, dat aan de Partic. Synode dit jaar werd uitgebracht,
nemen we in z'n geheel op in de Kerkbode. Het is gewenscht, dat alle
broeders en zusters daarvan kennis nemen.
Weleerw. en Eerw. Broeders.
Ons Zendingsterrein»
Laat het Zendingsrapport ditmaal mogen beginnen met iets mee
te deelen over het terrein, dat aan de Geref. Kerken van Zeeland,
Noord-Brabant en Limburg voor den Zendingsarbeid werd toevertrouwd.
Dat terrein omvat de regentschappen Magelang en Temanggoeng,
behoorende tot de residentie Kedoe. Het is, groot 2010.90 K.M.2, d.i.
ongeveer zoo groot als de provincie Drenthe. Van het Noorden naar
het Zuiden bedraagt de afstand 60 K.M. De bevolking telt 905.031
zielen, waarvan 887.182 Javanen 4852 Europeanen 12663 Chineezen
en 334 vreemde Oosterlingen. De stad Magelang alleen heeft 53204
inwoners.
Met deze gegevens voor oogen is duidelijk, dat we met onzen
Zendingsarbeid nog maar een heel klein gedeelte van de bevolking heb
ben kunnen bereiken.
Waar wordt gewerkt.
Van de meer dan 500 desa's op ons terrein zijn er nog geen veertig,
die regelmatig bearbeid worden. Wanneer wie van regelmatige bearbei
ding spreken, mag daaronder dan echter nog niet worden verstaan, dat
in veertig desa's ook een vaste Zendingspost zou zijn. Zoo ver zijn we
nog lang niet.
Als plaatsen waar vaste Zendingsposten zijn, kunnen worden ge
noemd Magelang, Blondo, Djoema, Temanggoeng, Tempel, Parakan,
Pingit, Setjang, Djamblangan, Ngadiredjo en Moentilan een elftal dus.
Van uit deze plaatsen, als centra, worden dan nog een aantal desa's
bearbeid.
Hoe wordt gewerkt.
Bij den arbeid onderscheiden we dan de hoofddienst, de school-
dienst, de colportage, en nu kunnen we daar gelukkig ook aan toevoe
gen de medische dienst.
Hoofddienst.
In den hoofddienst zijn naast den inlandschen predikant van de
inlandsche geïnstitueerde kerk te Magelang, werkzaam elf helpers. Ge
regeld wordt eiken Zondag het Evangelie verkondigd. De helpers doen
dat aan de hand van een schets, die met Ds. Merkelijn besproken wordt.
Voorts wordt er gecatechiseerd. Zoo houdt Ds. Merkelijn om iets
te noemen ook Hollandsche catechisaties voor jongens en meisjes
van alle landaarden, die bezocht worden door 11 leerlingen van de
Huishoudschool14 van de Mulo 1 van de Holl. Chin. School en 5
van de Schakelschool en 1 van de Gouvernements Mulo. Met 4 leer
lingen van de Mos via (Opleidingsschool voor inlandsche ambtenaren)
houdt hij elke week een bijbelbespreking. Hetzelfde doen enkele onder
wijzers en onderwijzeressen en een der leeraren van de Mosvia.
Treffend is wat ons gemeld werd van een zaaimaand. Een tweetal
helpers gingen er 14 daag aaneen op uit om in de omgeving van Djoema,
telkens weer in een andere desa samenkomsten te beleggen. Zij vonden
overal toegang en konden in elke desa samenkomsten organiseeren.
Daarna werd getracht het contact met de menschen vast te houden, en
ging de ééne week de ééne, de andere week de andere helper er een
dag opuit, om het gezaaide nat te maken.
Zij hier ook iets vermeld van den arbeid onder de Chineezen, hoe
wel die niet uitgaat van de Zendende Kerk, maar van de Hollandsch-
Geref. Kerk in Magelang. Uit de bladen is bekend, dat een net kerk-
gebouwtje daarvoor kon in gebruik genomen worden, waarmee de
Christen-Chineezen zeer ingenomen zijn. Er is onder hen een groote
ijver om ook anderen naar de samenkomsten te trekken. In de week
houden ze soms bidstonden, waarin ze spreken van de blijdschap des
geloofs. Er werd een bestuur gekozen als voorlooper van een kerkeraad.
Schooldienst.
Veel wordt gedaan door den Schooldienst. Bij den arbeid, die
door de scholen verricht wordt zij ditmaal ook gewag gemaakt van de
tien scholen, die hoewel ze niet rechtstreeks van de Zending uitgaan,
maar van een Schoolvereeniging, toch belangrijken Zendingsarbeid ver
richten. Het zijn
1Hollandsch-Javaansche School, hoofd R. Hagen
2) Holl.-Jav. School, hoofd P. Vlasveld
3) Schakelschool, hoofd K. van Oosten
4) Holl.-Chin. School, hoofd K. Kuiper
5) Ongesubsidieerde Holl.-Chin. School, hoofd K. Kuiper
6) Europeesche School, hoofd H. H. Reeders
7) Mulo-School, hoofd Tj. Dijkstra
8) Huishoudschool, hoofd Mej. C. Baarbé
9) Maleisch-Chin. School, hoofd M. Wenas
10) Holl.-Chin. School te Temanggoeng, hoofd Bakker.
Het aantal leerlingen op deze scholen loopt over de tweeduizend.
Voor al deze scholen behoeft uit Holland geen geld te worden gezon
den, daar ze, behalve de ééne ongesubsidieerde, door de subsidies der
regeering worden onderhouden.
Dan zijn er nog acht scholen, waar het onderwijs wordt gegeven
in de inlandsche talen n.l. 4 vervolgscholen in Kedoe, Djoema, Pingit
en Blondoeen Standaardschool in Magelang en drie desa-scholen
in Blondo, Djamblangan en Glagahombo. Het aantal leerlingen dezer
scholen bedraagt 696.
Twee van deze scholen komen ook niet voor rekening van de
Zending. Van de 18 scholen, die Zendingsarbeid verrichten komen er
dus maar zes voor rekening van de Zending. Daarmee is dan niet
gezegd, dat deze zes scholen geheel uit de Zendingskas moeten worden
onderhouden. De Zendingskas moet alleen aanvullen, wat voor deze
scholen niet genoegzaam aan subsidie ontvangen wordt.
Colportage.
Ook de Colportage-arbeid werd voortgezet. Bij de lectuurversprei-
ding kon gemerkt worden dat het geld schaarsch was op Java. Er
werden heel wat minder boeken verkocht dan in 1931. Van de 4 col
porteurs, zouden er zelfs 2 moeten ontslagen zijn, wanneer zij niet allen
bereid waren geweest een zeer belangrijke korting op hun salaris te
aanvaarden. Door zijn vertrek naar Temanggoeng moest de heer Burg
graaf, die vele jaren belangeloos de omvangrijke administratie van den
Colportage-boekhandel voerde, dat werk neerleggen. Gelukkig verklaarde
de heer de Vries zich bereid dat werk over te nemen.
Medische dienst.
Na het uitvoerig rapport over den Medischen dienst ten vorigen
jare kan nu wel worden volstaan, met de, tot groote dankbaarheid
stemmende, meedeeling, dat door Gods goedheid, onder de leiding van
Dr. Dreckmeier, het Zendingshospitaal door velen wordt gezocht, die
dan in aanraking komen met het Evangelie. Het Evangelisatiewerk in
het hospitaal is meer bijzonder opgedragen aan Soemardjo.
Vrucht op den arbeid.
Ondanks deze tegenwerkende factoren ontbrak de vrucht op den
arbeid niet. Natuurlijk is de geestelijke vrucht niet met cijfers aan te
geven. Gode alleen is bekend welke die vruchten zijn, in waarachtige
bekeering en in versterking van het geloof en in het vrucht dragen in
goede werken. Toch valt er een vrucht aan te wijzen, in het aantal
van hen, die den doop begeerden en ontvingen.
Dat nu bedroeg 39. In totaal werden 77 gedoopt. Onder die doo-
pelingen waren dus naast de 39 volwassenen 38 kinderen. Het aantal
leden was aan het eind van 't vorig jaar 697.
Als vrucht op den arbeid is zeker ook aan te merken, dat in
Magelang en Blondo de inlandsche gemeente kon worden geïnstitueerd.
Die in Magelang ontving 2 October 1928 zelfs reeds haar eersten Die
naar des Woords in Idris Siswasana. En de institueering van de ge
meenten in Djoema en Temanggoeng kan spoedig worden verwacht.
Ook voor de toekomst mag vrucht worden verwacht, ook al is
het dat gelijk Ds. Merkelijn schrijft over de bevolking, zoodra
ze eenigszins nader met het Mohammedanisme in contact is gekomen,
een verstijvende en doodende wind is heengegaan, die het volk een
woestijn gelijk maakt, waarin ge wel zaad kunt werpen, maar schier
zonder hoop, dat het in dat dorre land wortel zal schieten. In Gods
Woord staan beloften over dorre plaatsen, die ook vroolijk zullen zijn
en over wildernissen, die zich verheugen zullen en bloeien als een roos.
En opmerkelijk is nu, dat in het Noordelijk deel van ons terrein, waar
de Communistische propaganda zeer sterk is, ook velen het oor leenen
aan de prediking van het Evangelie.
(Slot volgt)