No. 23 Vrijdag 9 Juni 1933 47c Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIEDs. A. C. H E IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG. MEDEWERKERS i D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v, d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement yan minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE HEERLIJKHEID VAN HET KONINKRIJK GODS. Betert u dan, en bekeert u, opdat uwe zonden mogen uitgewischt worden; wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren, En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, die u te voren gepredikt is Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijne heilige profeten van alle eeuw. Er is een wonder geschied. Een kreupel-gebo- rene is genezen. Hoort hem juichen en zingen, den man die te voren klaagde en bedelde. Allen, die hij ontmoet, roept hij op om den Heere te loven. En de schare groeit. Ieder wil zien of de kreupele werkelijk loopt. Alles verdringt zich naar het voorhof van Salomo, een onderdeel van het groote voorhof der heidenen. Galerijen om geven dit voorhof. De Oostelijke was de oud ste, Salomo's voorhof genaamd. Hier wandelde eens Jezus op het feest van de vernieuwing des tempels, 't Is de geliefde plek voor leeraars. De Apostelen betraden het pla veisel van dit voorhof. De bedelaar, die zat, maar nu loopt, volgt zijn redders, als een schaap zijn herder. De scharen krioelen rondom de Apostelen. De houding der menigte roept om een rede. Zij zien op de Apostelen. Mogen deze nu zwijgen V Moeten zij als visschers der menschen nu hun netten niet uitwerpen Behooren de gezanten van Christus niet 't oog op Jezus te richten Petrus wordt aangegrepen. Hij spreekt, en zegt, wat ziet gij op ons, alsof wij dezen kreu pele deden wandelen. Op Jezus moet 't oog gericht. Maar welke vreeselijke zonde scheidt deze schare van Jezus. Toch is 't mogelijk, ook voor hen, de heerlijkheid van het Koninkrijk te ge nieten, in een weg van waarachtige bekeering. Hoe groot is Gods liefde. Wie kan ze peilen? De liefde, waarmee God, de Heere, de gevallen wereld heeft liefgehad. Ze werd openbaar door het zenden van den Zoon door den dood van den Zoon van God, onzen Heere Jezus Christus; door de uitstorting des Heiligen Geestes door het roepen tot bekeering van de moordenaars. Petrus staat hier voor Joden, die hun Koning hebben gekruisigd. Hoelang, hoe zwaar hebben ze gezondigd. Ze zijn gewaarschuwd, zelfs door Pilatus maar riepen, geheel verblindZijn bloed kome over ons, en over onze kinderen. En zie nu de liefde Gods. Zijn dienstknecht roept ook, en zegtBekeert u, opdat uwe zon den uitgewischt worden. Uitgewischt door Jezus' bloed Eischt God hier niet 't onmogelijke Hoe zullen zij zich bekeeren De zondaar kan en wil 't niet. Zegt Petrus nietBetert u, komt tot andere overleggingen des harten bekeert u, komt tot anderen levenswandel. Hoe zal de mensch zijn hart veranderen, waaruit de booze gedachten voortkomen. Hoe zal hij opstaan uit den dood. Moet God zelf niet levend maken Toch komt God met den eisch tot bekeering, en Petrus weet wat Jezus aan Zijn schapen doen zal. Toen Petrus zeide tot den kreupele, die niet loopen konSta op en wandel, wist hij, dat Jezus hem daartoe in staat zou stellen. Gods straf over de zonde is rechtvaardig zoo blijft Gods toorn op allen, die zich niet bekeeren. De liefde Gods uit zich in niet-straffen, niet verwerpen in aannemen, in herstellen tot kin deren Gods. God maakt tot zijn kinderen, zijn uitverko renen. Zoo komt de Heere roepen tot waarachtige bekeeringOproepen om andere menschen te worden. Betert u, komt tot andere gedachten, bekeert u, komt tot andere uiting van uw wil. Nieuw worde alles in uw leven Uw ken- en uw wilsleven uw denken en doen, maar ook uw levenskeus en levenswandel. Wondere liefde Gods, die zijn Zoon heeft opgewekt, en Hem nu zendt door de Apostelen tot deze Joden, opdat zij zich bekeeren van hunne boosheden, en door Jezus deel hebben aan de heerlijkheid des Koninkrijks. Zoo doet de Heere nog steeds. Hij is barm hartig en genadig, en roept zondaars tot be keering. De liefde bedekt alle dingen. Wie een zon daar bekeert van de dwaling zijns wegs, zal menigte van zonden bedekken. Oneindig veel meer vermag de liefde Gods. Petrus spreekt van uitwisschen van de zonde. Eigenlijk is dit uitwisschen reeds geschied aan het kruis. Daar heeft Christus uitgewischt het handschrift onzer zonde, dat tegen ons was. Petrus zelf heeft 't ondervonden na zijn zonde van verloochening. Uitgewischt zijn zonde, door het bloed van zijn Meester. Van alle zonden reinigt dat bloed. Groot is de zonde van deze Joden. Zij hebben zelfs ge spot met dat heilig bloed. Zoo hebben ze schuld met schuld vermeêrd. En toch Petrus mag, moet roepen tot bekeering, want God, in zijn onuit sprekelijke liefde, wil met dat zelfde bloed, dat zij moordend vergoten hebben, hun zonde uit wisschen. Dit bloed is immers vergoten tot verzoening met God. God kan de zonden uitwisschen. Hij kan doen intreden een nieuwe verhouding, waarin over de zonde niet meer gesproken wordt, ja waarin 't zal zijn, als hadden zij nooit zonde gehad of gedaan. De woorden „Wanneer de tijden der ver koeling zullen gekomen zijn, van het aangezicht des Heeren", zijn eenigszins duister. De Kantt. vullen aldus aan verkoeling, dat is verkwikking van de geloovigen, die de hitte der vervolging in deze wereld onderworpen zijn. Maar ook zoo blijft 't verband nog duister. Er is gepoogd den zin duidelijker te doen zijn door aldus te vertalenOpdat van 's Heeren wege de tijden der verkwikking mogen komen. Zal ook Israël deelen in de heerlijkheid van het Koninkrijk der hemelen, dan moet het zich bekeeren. Maar ook, als het zich bekeert, dan komt er een einde aan het branden van Gods toorn dan komt er verkwikking reeds in dit levenmaar bovenal eens als Jezus komt, op de nieuwe aarde de eeuwige vreugde en blijd schap. Al predikend ziet Petrus naar boven en in de toekomst. Hoe lief heeft hij Jezus, die ook zijn zonden uitwischte. Hoe verlangt hij soms naar zijn komst. De Heere zal Hem zenden. Dan komt de wederoprichting aller dingen. Het heerlijk einde van Jezus' opstanding. Hij maakt alle dingen nieuw. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Petrus wil al die heerlijkheid den Joden, zijn broeders, voor oogen stellen, heerlijkheid door Jezus bereid. Zijn hoorders moeten gelooven, dat Jezus, dien zij gekruisigd hebben, niet meer in het graf is, maar is opgestaan, ja is opgevaren ten hemel, en zit ter rechterhand Gods. Zij moeten gelooven, dat Jezus met eer en heerlijkheid is gekroond, en dat allen, die in Hem gelooven, deelen zullen in zijn heerlijkheid. Ja, alle dingen zal Jezus oprichten. Zij staren met bewondering naar dien kreu pele die loopt. Hij is opgericht uit zijn ellende en juichtJezus is zijn Redder. De kreupele weet dit. Petrus weet 't. Israël moet 't weten. Heel de wereld. Dit wonder is immers maar een begin van Jezus' werken. Nu de Geest is uitgestort, zal het eene wonder het andere volgen. De Profeten, die spraken van Christus' lijden, hebben ook gesproken van Zijn heerlijkheid. Jezus is een heerlijk Koning. Wie in Hem gelooft, zal deelen in die heerlijkheid. En de heerlijkheid des Koninkrijks zal openbaar wor den, Gode tot heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Terneuzen. S. GROENE VELD. UIT HET JAARBOEK DER V.U. Als we uit het Jaarboek 1933, zijnde het 53ste jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag, een en ander gaan meedeelen, beginnen we met de Jaarvergadering. Deze wordt dit jaar D.V. gehouden te Zwolle op Woensdag 5 Juli in de Buiten-Societeit, aan vang half elf. Voor de morgenvergadering staat op het agendum, behalve de behandeling van de gewone zaken, een rede van Ds. K. Fernhout met het onderwerp „Alle Gereformeerden". Voor de middagvergadering worden drie re feraten aangekondigd en wel van Prof. Dr. J. F. Koksma over „De Christen en de wetenschap" vqn Ds. J. J. Knap te Groningen over „Vrije Universiteit en Volksleven" en van Mr. H. Bij- leveld over „Het ideaal der Vrije Universiteit". Dat de bekende Ned. Herv. Predikant van Groningen, Ds. Knap, op den V.U.dag een refe raat houdt, moge een teeken zijn, dat onder hen, die in de Hervormde kerk de Geref. belijdenis liefhebben, komt een krachtiger verstaan van de roeping, die ook zij ten opzichte van de V.U. hebben te vervullen. Moge dat ochtendgloren gevolgd worden door een spoedig komende vol le dag, waarop alle Gereformeerden, bezield door het ideaal van de Vrije Universiteit, het verband toonen te verstaan tusschen den Chris ten en de wetenschap, opdat zoo de Vrije Uni versiteit tot rijker zegen worde voor ons volks leven. Zoo moet het worden want de Universiteit is een stuk van het Christen leven. Het is die gedachte, die op de vorige Jaar vergadering door Prof. Waterink in zijn ope ningsrede welke geheel in dit Jaarboek werd opgenomen ontwikkeld werd. Onze Universiteit zoo zegt hij is slechts uiting van het feit, dat God aan Zijn volk ook een rijkdom van kennis en wetenschap heeft willen geven en dat Hij aan dat volk ook een taak geeft, midden in de cultuur eener natie. Volk en Universiteit zijn niet twee, zij zijn één in de Universiteit dient het volk en in den dienst van het volk dient de Universiteit. Zoo wordt de zaak gediend van Christus den Koning. Zoo is de Universiteit een stuk van het Christenleven. En zoolang de Universiteit haar beginsel hand haaft en dat consequent doet, is het niet moge lijk, dat het belijdende volk in de crisis zijn Universiteit loslaat. De grootste crisis zoo zei Prof. Waterink is de crisis van afval van God. En tegen die miskenning van de ordeningen Gods wil ook de Universiteit een dam opwerpen. Maar dan moet er ook een belijdend volk zijn, dat aan zijn be lijdenis vasthoudt. Dan moet het belijdend volk ook bereid zijn om in een tijd van crisis en ma laise offers te brengen. Dat dit noodig is blijkt uit het finantieel overzicht. Voor het geregeld verloop der zaken zou noodig zijn een contributie van 150.000 per jaar. De contributies bedroegen maar 114.000. Ze gingen sinds het vorig jaar nog met een be drag van 5180 achteruit. In bijna alle provin cies was er achteruitgang, behalve in Drenthe, waar er een vooruitgang was sinds het vorig jaar van 13.60. In N. Holland een vooruit gang van ruim 700. In N. Brabant een voor uitgang van 17.en in Limburg van 10. In alle andere provincies was er teruggang, zij het dan, gelukkig, niet onheilspellend. In Zee land daalden we van 5461.70 in 1932 op 5283.25. In ledental gingen we 3 achteruit en staan we op 42. In het aantal begunstigers is echter, gelukkig, vooruitgang te constateeren we kwamen van 2330 op 2353. Wanneer in het woord „Ter inleiding" ge wezen wordt op de finantieele bezwaren, wordt daar gezegd dat allereerst noodig is vermeerdering van het gebed voor de Vrije Universiteit. Hoevelen zijn er zoo wordt gevraagd of hoe weinigen voor wie het welzijn (geestelijk en stoffelijk) van de Vrije Universiteit een onderwerp van rustig en dagelijksch gebed is De ziel, de kracht van de V.U. ligt in de binnenkamer, waar de nooden en behoefte van Gods Koninkrijk voor den troon der genade worden gebracht. Maar ook moet de grootst mogelijke zuinigheid betracht. Directeuren zeggen in datzelfde „Ter inleiding". Wij die voor haar geldelijke belangen hebben te waken mogen nimmer, ook maar één oogenblik vergeten hoe zwaar het velen valt om hun offer te brengen en hoe daarom bij het be steden daarvan het grootst mogelijke overleg plicht is. Moge deze betuiging allen het vertrouwen ge ven, dat de gelden, door contributie verkregen, zoo zuinig mogelijk worden besteed. We spre ken hier van vertrouwen. Niet elk is in staat te beoordeelen wat noodig is. Met name maken sommigen zich een verkeerde voorstelling van het honorarium der professoren, alsof dat veel te hoog zou zijn. We moeten hier vertrouwen hebben in hen, die al deze dingen wel kunnen beoordeelen en die bezield zijn met de begeerte om de gelden goed te besteden omdat zij weten, welke offers gebracht worden. Om hier iets te noemen, dat eenig inzicht kan geven in deze materie. Wie in Amsterdam een huis wil huren zoo klein als dat kan voor een hoogleeraar, be taalt al gauw een 1400. Heeft hij enkele schoolgaande kinderen, dan komen daar enkele honderden guldens schoolgeld bij. Om dan nog maar niet te spreken van de belastingen. Met één en ander wordt het al spoedig een bedrag van 2500. Door den bibliothecaris, Prof. Wille, wordt met bijzondere ingenomenheid melding gemaakt van een gift van 100 van een onbekende vriend te Goes, „om een boek aan te koopen dat men anders niet licht aankoopen zou". Daarvoor is zoo'n boek aangekocht en wel het nieuwe Le- xikon der Assyriologie. Uit de collectenlijst blijkt, dat alle Geref. Ker ken in Zeeland in 1932 twee collecten hebben gehouden voor de Theol. Faculteit. Twee in memoriam's moesten geschreven worden. Eén is gewijd aan Mr. Th. Heemskerk, die meer dan 40 jaar cu rator was en in die qualiteit buitengewoon veel voor de V. U. is geweest. Het andere betreft Prof. L. Lindeboom, onder wiens leiding tot stand kwam een overeenkomst tusschen de Ver eeniging tot Christelijke verzorging van krank zinnigen in Nederland en de Vereeniging voor H. O. op Geref. Grondslag, waardoor verkregen werd een begin van de Medische Faculteit. Nog maar enkele weken terug, werd uit den kring der directeuren weggenom ende heer Joh. Knap. Wiens heengaan hier nog niet kon wor den vermeld. Zoo vallen steeds meerderen van de oude voortrekkers weg en komt de volle verantwoor delijkheid voor de belangen van de V.U. op het hen volgend geslacht. Moedgevend daarbij is dat onder de jongeren een levendige belangstelling is ontwaakt als vrucht mee van het woord door den president- directeur Dr. H. Colijn tot hen gericht. Moge er bij jongeren en ouderen een blijvende en groeiende liefde zijn voor de stichting, die nu reeds in vier faculteiten eigenlijk kunnen we wel zeggen in vijf, want de Med. faculteit is er ook altijd nog zich wijdt aan weten schapsbeoefening bij het licht van Gods Woord. De liefde is vindingrijk. Zoo hoorden we van een warme vriendin van de V.U. die meende dat komende vermindering van inkomsten haar nopen zou haar contributie zoo niet op te zeg gen dan toch te halveeren. Daarvan mocht dan echter zoo oordeelde ze de V.U. geen schade hebben. Daarom trok ze er op uit, om iemand te vinden, die contribuant wilde worden voor dat zelfde bedrag. Dat gelukte haar. En toen het bleek dat haar inkomen niet zoo sterk verminderde als ze eerst had gevreesd, kon ze haar eigen contributie blijven betalen. Als die vindingrijke liefde blijft werken, kun nen we ook nu met vertrouwen de toekomst tegen gaan. HEIJ.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 1