No, 21 Vrijdag 26 Mei 1933 47e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD, DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pm., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE KLOPPENDE HEILAND. Zie, ik sta aan de deur en Ik klop indien iemand Mijn stem zal hooren en de deur opendoen, Ik zal tot hem in komen en Ik zal met hem avondmaal houden en hij met Mij. Openb. 3 vs. 20. Wij hebben herdacht, dat de Heiland is ten hemel gevaren en we weten, dat Hij daar het werk der verlossing voortzet. Straks hopen we, te herdenken, dat Hij zijn Geest aan de gemeente heeft gezonden. Dan zal de vrucht van het ver lossingswerk rijpen. De Geest gekomen zijnde zal de wereld overtuigen van zonde, van gerech tigheid en van oordeel. De gemeente van Laodicea leefde gelukkig. Er was geen bestrijding van buiten en geen ver derf van binnen door ketterij. Daarom dreigt er gevaar. God dreigt hen, dat Hij alles kan wegnemen, als men de waarheid niet zoekt, welke Hij wil. Christus wijst op zichzelf. Wat zegt onze tekst Wat is dat kloppen Weigert men aan de roepstem van het Evan gelie gehoor te geven dan kan God de zegenin gen wegnemen en met zijn oordeelen komen. Luistert naar Hem, want Hij laat zich niet zoo gemakkelijk wegsturen. Hij wil met Zijn Geest intrek nemen in uw hart. Wien Hij liefheeft, dien kastijdt Hij. Doet alles weg om Hem te bezitten. Is het mogelijk, dat Christus zich nog teeder- der zou aanbieden dan met de woordenZie Ik sta aan de deur en Ik klop. Geeft er aandacht aan, het is nog niet te laat. De Heere arbeidt nog aan het hart. Hij doet als iemand, die zich geheel en met alle kracht tegen een deur aandringt om maar binnen gelaten te worden. Hij wil het hart doen opengaan om er te wonen. Christus klopt om zijn gaven te kunnen geven en zijn Geest te zenden, die leert gelooven. Dat doet Hij door zijn woord, door de leiding in ons leven, door voorspoed of tegenspoed. Ook door de benarde omstandigheden, waarin wij tegenwoordig leven. Hij klopt op allerlei wijzen. Hij klopt niet alleen, maar zegt er bij, dat Hij het is. Er zijn zooveel andere geluiden, die ons allicht onze aandacht van zijn kloppen af leiden. Wanneer de stem van den Heiland gehoord wordt, moet zij uit alle andere worden gekend om den Heere toe te laten binnen te komen. Gij moet die stem kennen, want wij willen graag luisteren naar de stem van de booze neiging van ons hart. Naar de stem van gewoonte en sleur. Als wij daarnaar luisteren stellen wij uit het hart te openen, opdat de Geest van Christus zijn intrek daarin kan nemen. Maar nog andere stemmen zijn er. De stem van de grootschheid des levens, die van onze omgeving. Daarbij roepen de zonde en de we reld. Alle roepen om het luidst, opdat wij niet zullen luisteren naar het kloppen van den Hei land. Wij hooren meer de andere stemmen. Toch blijft de Heere staan aan de deur van het hart en Hij klopt altijd door zonder ophou den. Hij wil binnen. Wat 'n ontferming. Hij klopt en zijn woord klinkt met aandrang en met machtDoe Mij open. Hij kan eischen en Hij vraagt bijna als een gunst om te mogen binnenkomen, opdat Hij bij ons wone en ons zegene. De Heiland spreekt hier van zijn groot ver langen om in ons hart te wonen. Als Hij dan met zooveel liefde noodigt, hoe kan ik weigeren? Hij blijft kloppen al schijnen wij doof of hou den wij ons als doof. Wordt Hij verworpen, Hij klopt weer. Wordt Hij afgewezen, Hij komt terug. Wanneer iemand mijn stem zal hooren en de deur opent. De deur is aan de binnenzijde ge sloten. Wij moeten openen om binnen te laten. Zeg nu nietIk kan niet openen. Volkomen waar, maar wie zal sluiten, als Christus opent, Doet de deur open vóór het Pinksterfeest komt. Er zijn menschen, die de deur steviger sluiten en op het nachtslot doen. Velen hooren het kloppen niet. Anderen ontsluiten de deur wel, maar zij doen er een ketting aan, opdat zij niet geheel open kan. Deze laatsten hebben hun geheime zonden, waardoor Christus niet in het hart kan komen. Dat is halfheid en zóó kunnen wij Pinksteren niet vieren. Indien iemand mijn stem zal hooren en de deur zal opendoen, Ik zal tot hem inkomen en zal met hem avondmaal houden en hij met Mij. Eerst als wij Zijn woord hooren willen, komt Hij tot ons. Dan openen wij ons hart voor Hem, d.w.z. Hij wordt het middelpunt van ons leven. Wij leven met en voor Hem alleen. Hij is ons alles. Op menschelijke wijze noemt de Heere dit avondmaal houden. Dit maal was in het Ooster- sche gezin het voorbeeld van gezellig verkeer en vredigen rust. Dan was het geheele gezin bijeen. De arbeid voor dien dag was volbracht. De warmte hinderde niet meer. Aan dien maaltijd te mogen deelnemen was een blijk van vertrouwen. Hier wordt bedoeld het genieten van de ge meenschap met God, vrij van zorgen. Nu ge nieten in blijdschap, onbeperkt en ongehinderd. Zoo wordt de gemeente vermaand, maar ook wij. Dat geeft Hij aan de gemeente en aan ieder persoonlijk. Hij wil uw hart als de woonplaats van Zijn Geest. Doe Hem open. De Heere is de eerste, Hij wil u bereid maken. De discipelen hebben gezamenlijk gebeden om den beloofden Trooster. Hij is gekomen op des Heeren tijd. Verwacht Hem alzoo. De Heiland gaf de belofte Wij zullen komen en woning maken bij hem. Maassluis. C. VAN SCHIE. SOUBURGS NIEUWE KERK. Nu Vrijdag j.l. het nieuwe kerkgebouw door de gemeente van Souburg mocht in gebruik ge nomen worden, willen we haar daarmee ook in de Kerkbode hartelijk gelukwenschen. In Souburg was een noodtoestand wat betreft de kerkelijke huisvesting. De gemeente was uit het oude kerkgebouw heelemaal uitgegroeid. Er was geen denken aan, dat alle leden, groote en kleine, een plaats konden vinden, wanneer zij zich benaarstigden om op den rustdag saam te komen met de gemeente. Zoo ontstond een ge vaarlijke toestand. Tot trouw kerkbezoek moe ten alle leden worden vermaand, maar die ver maning boet van haar kracht in, wanneer de menschen kunnen zeggen, dat ze wel zouden willen komen, maar dat er voor hen geen plaats is. In onzen tijd, met zijn toenemende onkerke lijkheid, moet er voor gewaakt, dat een dergelijk argument niet kan worden aangevoerd om een slordige kerkelijken wandel te bedekken. Aan dien noodtoestand is een einde gekomen, nu de gemeente haar nieuw kerkgebouw mocht in gebruik nemen. Als men vóór dat gebouw staat kan men denken aan het geestige gezegde van den Franschman, waarin hij typeerde het onderscheid tusschen het Paleis op den Dam en de oude Beurs over het Koninklijk paleis was zijn oordeeleen gebouw zonder ingang en over de Beurs een ingang zonder gebouw. Dat eerste „un edifice sans entrée", komt in de gedachte, wanneer men de kerk wil binnen gaan. Als men er echter ingeslaagd is binnen te komen, vindt men een zeer geschikte, ruime, goed verlichte vergaderplaats, waar het een lust kan zijn telkens weer saam te komen ook door de harmonie van het geheel en de deelen. We wenschen daarmee dan de gemeente geluk en hopen, dat ook in Souburg als in andere plaatsen, bijv. in het naburige Vlissingen zal blijken, dat een ruimer kerkgebouw de opkomst onder den dienst des Woords buitengewoon bevordert. Voor dien gelukwensch zou er nu ook een plaats zijn, wanneer de één of andere Croesus de heele kerk aan de gemeente had cadeau ge daan. Ook dan toch zou er een ruimere verga derplaats gekomen zijn. De groote Croesus ech ter was niet van Gereformeerde familie, en de kleine Croesussen, die er onder de Gereformeer den nog wel enkele zijn, maken zich over 't al gemeen geen naam door het mildelijk ter be schikking stellen van gelden voor kerkbouw. Als Souburg een nieuwe kerk kreeg, dan is dat, omdat de gemeente zelf zich inspande en de noodige gelden daarvoor bijeenbracht. Ook dat is een gelukwensch waard. Vooral in dezen tijd met zijn groote moeilijkheden op maatschappelijk gebied, spreekt er uit een diep besef van de roeping, waarmee de Heere ons ook nu roept ten opzichte van Zijn Koninkrijk. Daarmee ook wenschen we dan de gemeente van Souburg geluk, met den wensch, dat dit verstaan van de roeping ten opzichte van Gods Koninkrijk daar moge blijven en alzoo moge gevonden worden. Gelukkig, als we eerst zoeken het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid. Dan geldt de belofte, dat alle dingen van het tijdelijk leven ons ook zullen worden toegeworpen. ER WAS EENS EEN JONGMENSCH. Er was eens een jongmensch, dat behoorde tot een goed gezin, waar het hem niet ontbrak aan de noodige verzorging. Het eten was daar goed en voedzaam en elk, die geen onbehoorlijke eischen stelde, kon daar mee tevreden, ja, daarvoor dankbaar zijn. Alzoo stond het ook met zijn kleeding. Ze was wel niet altijd naar de allerlaatste modegril; óók niet zóó, dat hij daarmee de aandacht trok en de afgunst opwekte van onbeteekenende jonge menschen, die meenen, dat de kleeren den man maken. Ze was zóó, dat hij daarmee be hoorlijk voor den dag kon komen. Ook aan de geestelijke en zedelijke verzorging ontbrak het hem niet, zoodat hij leeren kon, hoe hij onder de menschen zich behoorde te gedra gen. Hij werd gewezen op de gevaren van den •/.'eg en hem werd geleerd, voorzichtig te zijn en goed rechts te houden. En hij werd gewaar schuwd, dat er nog andere dan lichamelijke ge varen dreigen. Hem werd voorgehouden de baarheid, dat, zal de jongeling zijn pad zuiver houden, hij dat dan houden moet naar Gods Woord. Bij dat jonge mensch vond dit alles echter niet de waardeering, die het verdiende. Hij was wat kieschkeurig uitgevallen met het eten en omdat hem niet altijd kon worden voor gezet, wat hij graag lustte, meende hij dan zich te mogen beklagen, dat hij niet genoeg kreeg. Ja, zoo begon hij er over te peinzen, of hij met zijn aanleg en fijnen smaak niet eigenlijk in een anderen voornameren kring thuis behoorde, waar hij zich dienovereenkomstig beter kon uitleven Die overweging, van eigenlijk te voornaam en te fijnvoelend te zijn voor zijn kring, werd hem tot een obsessie, wanneer hij zag op z'n kleeding. Nu ja, hij liep wel niet voor spot, dat niet, maar hij leek daarmee toch maar een heel gewone jongen en wanneer zijn kleeding zou zijn in overeenstemming met zijn persoonlijkheid, dan was „haute chic" nog maar nauwelijks passend. En zich dan te goed wanende voor zijn kring, kreeg zijn critische zin ook die gave had hij in bijzondere mate ruim baan om zich te richten op al wat van thuis was. Och, z'n ouders bedoelden het wel goed met hun wijze levenslessen, daar niet van, maar die waren voor hem niet noodig. Was het ook wel denkbaar, dat menschen, die eigenlijk beneden hem stonden, hem, den fijnen geest, den weg zouden kunnen wijzen Aan die lessen behoefde hij zich niet te houden. En toen gebeurde er een ongeluk Geboeid door een heel chique uitstalling van net wat voor hem aan de overzijde van de straat, steekt hij zoo maar de straat over, maar komt niet aan de overzijde terecht maar met een kapot been in een vreemd huis, waar hij werd binnenge dragen. Het verwaarloozen van de waarschuwing voor het weggevaar, wreekte zich. En in het vreemde huis heeft hij het goed. Het kleedingprobleem bestaat niet voor een zieke, en het kwelt hem dus niet. En omdat hij erg zwak was, wordt hem telkens gevraagd, wat hij graag lust. En zoo vindt hij het in het vreemde huis beter dan thuis hier de menschen, die hem begrijpen. Die menschen zijn heel wat beter dan zijn ouders bij hen is meeleven. En hij vergeet heelemaal, dat z'n ouders alle onkosten voor hem betalen. Zulke ondankbaren, die niet waardeeren, wat zij in eigen huis en kring ontvangen, zijn er mis schien meer dan menigeen denkt. Breng dit alles maar eens over op ons ker kelijk leven. Er zijn menschen, die in hun Ge reformeerd kerkelijk leven ontvangen wat zij voor hun geestelijk leven behoeven, omdat daar het Woord Gods wordt bediend, dat de spijze des levens is. Natuurlijk, dat het dan niet bediend wordt naar elks smaak. Daar zijn ook de kieskeu- rigen, die dan heel ongemotiveerd zichzelf houden voor de fijnproevers. En die in dien waan zich te voornaam gaan gevoelen voor het gewone kerkelijke leven. Als zij er over gaan nadenken dan komen ze tot de conclusie, dat zij van een fijner constructie zijn; dat zij tegenover dat kerkelijk leven, met zijn vermaning en tucht een vrijer standpunt mogen innemen, Maar dan gebeuren er ook wel eens ongeluk ken. Dan gebeurt het wel, dat ze afdwalen op wegen, waar zij niet behooren. Er zijn er ook wel, die daarop ondergaan. Maar er zijn er ook, die dan terecht komen bij een secte, en daar dan van het allernoodigste verzorgd worden, en die, in de alleszins betame- melijke dankbaarheid daarvoor, de secte gaan roemen boven de kerk en onbillijk worden te genover de kerk. Daar is nog eens een warm meeleven daar is een verstaan en begrijpen Dat alles vonden ze in de kerk niet. Dat is een kwaad. Een kwaad dat verachten van de verzorging en vermaning der kerk, waar door men gaat wandelen op zondige wegen een kwaad, het verwijt, dat de kerk niets doet. Een kwaad, dat verheffen van de secte boven de kerk. Een kwaad ook het roemen van de secte en het vergeten, dat, als de secte nog wat goeds heeft, zij dat heeft, omdat de kerk de waarheid Gods handhaafde. HEIJ. OVERWINNAARS. Gisteren herdacht de Christelijke Kerk het kroningsfeest van haar Koning en Heiland. Lang kon Hij na Zijn opstanding bij zijn gemeente op aarde niet meer blijven. De hemel wachtte Hem. De aarde moest Hem missen dit was haar tot nut, anders zou de Trooster niet komen. Hemelvaartsdag een noodzakelijk moment in de heilsgeschiedenis. De kroon op Zijn midde- laarswerk. Van nu af aan het wereldbestaan in Christus' handen. Christus met eer en heerlijkheid gekroond tot in alle eeuwigheid, want alles was volbracht. Daarom zeggen de engelen tot de discipelen, die, als zij het hadden kunnen doen, tot in den hemel wilden doordringen met hun blik. „Deze Jezus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzóó komen gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien henenvaren. De verhoogde Heiland is Koning door Hem, die zit aan des Vaders rechterhand, regeert God de wereld en die regeering komt Zijn gemeente ten goede. Het gaat juist om die gemeente. Terwille van haar zijn alle machten ter wereld Hem onder worpen. Daarom kan die gemeente strijden, zonder te versagen. Hoe donker de wegen soms waren in de ge schiedenis, hoe donker de weg in het heden mag zijn, geen nood onze Koning is van Israel's God gegeven. Deze gedachte sterkt en bemoedigt. Als wij letten op het hedendaagsch gebeuren, zijn wij geneigd door onze kortzichtigheid en ons ongeloof Christus' Koningschap in twijfel te trekken. De vrees voor de toekomst, de zorgen van velen inzake hun dagelijksch brood, de nood, waarin heel de wereld verkeert, doen ons dik wijls naar beneden zien, inplaats van naar boven. Zien wij naar beneden, dan is het donker steeds meer dreigende werkeloosheid, verlating van den dienst des Heeren, revolutie-gevaar en ter- neerwerping van alle Christelijke grondslagen. Zien wij naar boven, dan is het licht. De Ko ning zal voor Zijne onderdanen zorgen zou Hij, die de ziel redde van allen nood, de zonde en dood overwon, niet zorgen voor ons tijdelijke leven Hemelvaartsdag, predikte ons de belofte van het kinderdeel. Doch dit deel wordt alleen ver kregen door het geloof. Na strijd en gebed. Opzien naar Boven, vraagt werk. Van de discipelen wordt ons meegedeeld „En zij uitgegaan zijnde, predikten overal en de Heere wrocht mede en bevestigde het woord door teekenen, die daarop volgden. Opzien naar Boven, vraagt arbeid. Een deel van dien arbeid, zien wij in onze krachtige jeugdactie, in onzen bond van Jonge- lingsvereenigingen, die gisteren in Bondsdag te Haarlem samenkwam. Een deel van dien arbeid, zien wij in alle Christelijke actie, welke bedoelt samenbinding en doorwerking der Christelijke beginselen, ver zorging en hulpverleening. Maar bovenal bestaat deze arbeid in het zoe ken van uitbreiding van het Koninkrijk Gods door prediking, Zending en Evangelisatie. Zien wij naar Boven, dan verontrust ons ook niet het moderne heidendom, dat steeds groeit in de omliggende landen en ook in ons land. Ook in ons land, wanneer wij letten op het

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 1