FEUILLETON KENTERING. KERKNIEUWS- er toch moeten zijn, wijl het onze roeping is God in het kerkgezang te verheerlijken, wordt bij ons Gereformeerde volk in het algemeen niet gevonden. Eigenaardig, dat men hiervoor niet rijp is, ter wijl de kerken toch weten, dat sinds jaren po gingen in het werk zijn gesteld om tot uitbrei ding te komen. Onwillekeurig dringt hier de vraag op, of dit werk niet te veel is overgelaten aan de meerdere vergaderingen en in de gemeenten door de pre dikanten te weinig gewezen is op de noodzake lijkheid om den lof van Koning Jezus in ons midden te bezingen in gezangen Doch het feit is nu eenmaal zoo, dat kerke raden zich voor en tegen uitspreken, dat Classes en Provinciale Synodes over deze zaak nader hebben te oordeelen. Er is geen eenstemmigheid. Waar deze er nu niet is, is het dan gewenscht tot de invoering der Gezangen over te gaan Ons lijkt noodzakelijk een algemeene opinie in dezen. Blijkt deze er te zijn, dan zijn de prac- tische moeilijkheden uit den weg geruimd en kan nader onder oogen worden gezien, of wij dezen aangeboden bundel als zoodanig zullen aanvaarden. Want het treft ons, dat men wei nigen, ook voorstanders van Gezangen, met kracht van overtuiging dezen bundel hoort ver dedigen. Weer uitstellen en een nieuwe opdracht ge ven aan daartoe te benoemen Deputaten wordt tenslotte een sollen met alle Synodaal werk wij weten dan niet meer, waar wij aan toe zijn. Een compromis in dezen zin, het in de vrijheid der kerken overlaten, kan en zal tot allerlei moeilijkheden aanleiding geven, waarom dan ook deze vraag bij ons leeft, of het niet mogelijk is, te besluiten, met alle krachten in de kerken de noodzakelijkheid der Gezangen aan te toonen om alzoo te komen, tot eenstemmigheid, welke toch zeker noodzakelijk is en nu nog niet wordt gevonden. Waar in eigen kring de invoering nog dispu tabel wordt gesteld, waar in kringen waarmee wij toch hopen eenmaal eens ons te kunnen vereenigen, zie voorstellen van sommige kerke raden, de Gezangenkwestie nog een twistpunt is, lijkt het ons gewenscht toe, deze zaak leven dig te houden en alleen tot invoering over te gaan, wanneer de kerken in haar geheel er voor zijn. In dezen hebben wij elkaar, al zouden wij voor- of tegenstanders zijn, te dragen en de wet van Christus te vervullen. Onze kerken staan of vallen niet met invoering of niet-invoering der Gezangen. De Heere zegene de vergaderingen, die hier over straks hebben te oordeelen en beware ons bij de eenheid, want niemand willen wij verlie zen en twistpunten zijn er reeds genoeg. Ieder vrage den Heere om licht, om getrouwheid, om eenstemmigheid tot heil Zijner Kerken. M. SCHEELE. ONZE VRIJE UNIVERSITEIT. Pro Rege. De volgende geschiedenis is misschien van al gemeene bekendheid, maar ik wil er een bijzon dere toepassing aan geven. Het is een Roomsche geschiedenis. In Weenen kwam een dame een fijne juwelierszaak binnen en gaf opdracht om van verschillende gouden sieraden een Christus beeld te maken. Op haar vraag, hoe groot en hoe zwaar het zou worden, maakte de goudsmid z'n berekeningen en noemde het gewicht en de maat van het te vervaardigen beeldje. Na een paar weken kwam de dame terug. De juwelier haalde het beeldje voor den dag en wilde haar laten zien, dat het beantwoordde aan de opgegeven berekening. Hij mat het en woog het, maar tot zijn verbazing was het groo- ter en zwaarder. Als vakman vond hij dat zeer onaangenaam en hij riep z'n meesterknecht er over tot verantwoording. Die kon echter het raadsel niet oplossen. Toen moest de leerjongen komen en deze gaf met een hoogrood gezicht de verklaring. In den vorigen zomer had hij van een aan zienlijke dame een paar goudstukken gekregen. Dadelijk had hij zich voorgenomen om die schat ten te offeren aan zijn Heiland, dien hij zoo vurig liefhad. Tot nu toe had hij echter tever geefs op een goede gelegenheid gewacht. Maar toen hij getuige was van de opdracht om een Christusbeeld te maken, wist hij ineens, dat nu de kans gekomen was. Hij wierp de goudstuk- 2) Als de schoenmaker zóó op zijn praatstoel zat, kende men hem niet meer. Oogenschijnlijk was hij wat flegmatisch van temperament. Maar dan schitterden zijn oogen. Dan maakte hij met de hand, waarin geklemd de hamer, gebaren. Dan rolden de woorden van zijn lippen. Men had er zoo goed als nooit van terug. Tot hem te woord staan was niemand der be zoekers in staat, wat voor het overgroote deel zijn oorzaak vond in het feit, dat men hem niet kon volgen in zijn, naar hun meening, hoog dravende redeneering. Ouderen onder de dorpelingen wisten slechts één oplossing van het gevalhet was van ouds her van schoenmakers een gewoonte, om te fi losofeeren en te peinzen het scheen, dat hun eentonige werk dat meebracht. En dan kwamen zij tot allerlei onzin, waarover de gewone mensch, die met zijn beide beenen stond op de werkelijk heid van het dagelijksche, practische leven, niet praten kon en daaraan ook niet beginnen moest, omdat het te hoog voor hem was. Met die opvattingen waren de jongeren het niet eens. Een schoenmaker was een schoen maker en daarmee uit. Bazuin was er geen uit zondering op. Hij had nauwelijks de geheele school afgeloopen, zoodat hij niet meer kon dan lezen en schrijven. Het was in den grond ver waandheid, die hem zoo deed spreken. Hij kon ken in den smeltkroes. Daardoor zou het beeld van zijn Jezus heerlijker en grooter worden. Ontroerende liefde voor Jezus, al werd die dan ook op geheel verkeerde wijze geuit. Treffende begeerte naar des Konings heer lijkheid en glans Om er jaloersch op te worden bij onzen moei- zamen arbeid voor onze Vrije Universiteit, bij al den arbeid om de liefde van het Gerefor meerde volk op te wekken voor onze eenige Gereformeerde Hoogeschool. Want ook bij die Hoogeschool gaat het om de heerlijkheid en de majesteit van Koning Jezus. Het hoogste doel van haar is niet om goede dominees voor de kerken te kweeken en om christelijke advocaten en dokters aan ons volk te geven. Daar gaat het in de eerste plaats niet om, al zijn we er hartelijk dankbaar voor, dat in de vijftig jaren van haar bestaan ons land van haar honderden mannen ontvangen heeft, die op vele terreinen de kruisbanier ontplooien en goede leiders zijn van ons volk. Maar het voornaamste doel en het heiligste ideaal van onze Gereformeerde Hoogeschool is des Konings glorie. Ook de ongeloovige wetenschap werkt ijverig en heeft haar resultaten, maar zij legt al haar schatten neer aan de voeten van het schepsel. Terwijl de Gereformeerde wetenschap in al haar arbeid als hoogste doel heeftGod dienen, Zijn eere zoeken, Zijn lof en Zijn deugden verkon digen. Dat daar in Amsterdam zoo vele mannen hun levenskracht geven om in de diepten der weten schap in te dringen, de gedachten Gods in het Heelal na te denken en in al dien arbeid diena ren willen zijn van den God der wetenschappen, voor Wien al het schepsel de knieën moet bui gen, zie dat is op zichzelf al zoo groot en zoo geweldig, dat al het Gereformeerde volk zich er in moet verlustigen. Natuurlijk kunnen die hoogleeraren zich ver gissen er kunnen scheuren in hun werk zijn, diepe scheuren hun toewijding kan te kort schieten ook zij dragen hun schat in aarden vaten maar het hoogste ideaal van onze V. U. blijft staan heel de wetenschap tot eer en prijs van God. En hoe meer er in gehoorzaamheid aan Hem en in liefde tot Hem gearbeid wordt, hoe meer mannen er komen, die de spa in den grond gaan steken op tot dusver nog onontgonnen velden, des te meer zal in het centrum van de Gerefor meerde wetenschap des Konings eere groeien. Zijn glans zal des te meer uitstralen. Zijn beeld zal grooter en heerlijker worden. Daar moeten wij ons zilver en ons koper voor opsparen en offeren. Ook onze goudstukken. Met een hart, brandend van liefde voor onzen God en Zaligmaker Jezus Christus. De kostelijke nardus moet over Zijn hoofd worden uitgegoten. Ieder, die den Heere Jezus liefheeft, moet zijn schatten offeren om Zijn eere en majesteit in de wetenschap te doen uitstralen. Delft. T. J. HAGEN, DRIETAL TE Colijnsplaat C. Houtman te Schiedam. H. Veenstra te Smilde. W. Wiersma, hulppred. te Assen. TWEETAL TE Capelle a. d. IJsselCand. M. de Goede te Rotterdam. Cand. G. Visée Jr. te Loosduinen. BEROEPEN TE Groningen (vac.-G. H. A. van der Vegte): A. Dondorp te Heemstede. Oppenhuizen-Uitwellingerga Cand. P. J. Jonkhoff te Groningen. AANGENOMEN NAAR AardenburgCand. Tiemens, hulppred. te Nijmegen. Capelle a. d. IJsselCand. M. de Goede te Rotterdam. BEDANKT VOOR Ede G. (vac.-K. Winkelman)G. Smeenk te Blokzijl. Het adres van Ds. L. Bouma, Em.-pred. van Middelburg is niet meer Hijum, maar Hob- bemastraat 26, Huizum bij Leeuwarden. nu wel zeggen, dat hij niet beter was dan zij, maar daar meende hij niets van. In zijn hart verkeerde hij in de veronderstelling, dat hij eigen lijk veel meer beteekende dan de burgemeester, de dominé, de dokter en de notaris van Uit huizen, met elkaar Men mocht den opgewekten Aldert Bazuin gaarne lijden, maar op dat punt had men het land aan hem. Er waren er, die wisten te ver tellen, dat zijn vrouw dan ook niet veel van hem hebben moest. Nu ja, om geen onvrede te krijgen, liet zij hem wel begaan en was zij er bij, als 's Zondags met kennissen in oude schrijvers gelezen werd, maar zij moest er toch niet al te veel van hebben. En Froukje, de twin tigjarige dochter, liep dan het huis uit, terwijl Wybrand, een jongen van achttien, des Zon dags altijd zorgde in Uithuizen bij familie te zijn. De drie andere kinderen waren jonger, dus daarover viel niet te praten. Die moesten in huis blijven. De schoenmaker, dus redeneerden zij, deed dan ook verstandiger, eerst in eigen huisgezin de menschen maar eens te maken, zooals hij ze wilde hebben. Daar zou hij wel zooveel werk mee hebben, dat hij aan de dorpelingen niet toe kwam. Wanneer er zoo'n gesprek was gevoerd in de werkplaats bleven vele bezoekers eenigen tijd weg. Onder hen waren er, die dat uit ver legenheid deden, die ook wel iets gevoelden van de gemaakte opmerkingen, al konden zij dat ge voel niet beredeneeren, maar de meesten kwa men voorloopig niet, omdat zij des schoenma kers pedanterie in dat opzicht niet duldden. De Classis Zierikzee verleende 3 Mei 1933 op de meest eervolle wijze emeritaat aan Ds. Z. Hoek te Zonnemaire na ruim 40-jarigen dienst in verschillende kerken. Op 4 Mei herdacht de nog krasse grijsaard zijn 70sten jaardag. Zijn voornemen is de laat ste Zondag in de maand Mei afscheid van de Geref. Kerk van Zonnemaire te nemen en daarna te gaan wonen in Zierikzee. Ds. K. Sietsma, predikant der Geref. Kerk te Eindhoven, hoopt 12 Mei a.s. aan de Vrije Universiteit te Amsterdam te promoveeren tot Doctor in de Godgeleerdheid. Te Hoogkerk (Gr.) heeft de Kerkeraad der Geref. Kerk besloten afstand te doen van de aldaar nog gebruikelijke manier van zitplaat sen verhuren ,,bij opbod". Ds. U. Faber, wien emeritaat is verleend, preekte Zondag j.l. afscheid voor de Geref. Kerk van Ee (bij Dokkum) met Hebr. 13:20 en 21, waarbij gewezen werd op: 1. den grond, 2. den inhoud en 3. het besluit des gebeds. Ds. J. Overduin, van Sleen, hoopt Zon dag 2 Juli a.s. intrede te doen als predikant der Geref. Kerk te Kampen. Ds. R. J. van der Weerd nam Zondag j.l. voor een stampvolle kerk afscheid van de Geref. Kerk te Leimuiden met een predikatie over 1 Cor. 37, daarbij lettende c.p1de dienaren des Woords, die altijd en overal Gods Woord moeten planten 2. de Gemeente, die dit Woord moet aannemen als niet zijnde het woord eens menschen, maar als het Woord Gods en 3. het oordeel en den zegen Gods over dit werk. In verband met het komend bezoek van de vele zomergasten verzoekt men ons de aan dacht te vestigen op het feit, dat in Oisterwijk een Gereformeerde Kerk is en wel aan de Kie vitslaan, een zijlaan van de Gemullenhoekenweg, dichtbij café ,,Gemulenhoeken". Iedere Zondag wordt dienst gehouden, terwijl in deze diensten geregeld predikanten hopen voor te gaan. Ver dere inlichtingen verstrekt gaarne de heer C. J. van der Maas, „Nimmerdor", George Perklaan C 40, te Oisterwijk (ouderling). Zendingshoogleeraar. Dr. B. J. Esser schrijft in zijn derde artikel over ,,Ambt en ker kelijke positie der Missionair-Predikanten in de Geref. Kerken en de opleiding daartoe" (De Macedoniër, April '33): „Indien de voorbereidende studie voor Mis- sionair-Predikant aan onze eigen inrichtingen in Holland moet geschieden, dan zou ik zeggen, kunt gij met één Hoogleeraar niet volstaan. Gij hebt er dan ten minste wel drie noodig, vooral in de elenctiek. Een wetenschappelijke bestu deering van Islam, zooals die zich speciaal in onzen Oost voordoet, eischt reeds meer dan één man. Maar voor aanvullende speciaal studie der Missionair-Predikanten acht ik professorenbe noemingen metterdaad niet noodig. Zij vinden de leiding daarvan althans voor de Javazending beter op het arbeidsveld zelf. Zou voor Soemba niet het bezoeken van Zendingsvelden, waar reeds lang met zegen gearbeid wordt, meer be- teekenen dan eenige maanden college-loopen in elenctiek of ethnologie in Holland Wel acht ik om onderwijs te geven in den gewonen gang der theologische studie een Hoog leeraar in de Geschiedenis, de Theorie en het Kerkrecht der Zending van uitnemend belang. Laten alle theologische studenten, zij het des noods slechts als testimoniumvak, zijn lessen volgen. Het spreekt vanzelf, dat zij, die den heimelijken wensch koesteren nog eenmaal ge roepen te worden om den Heere op het Zen- dingsveld te dienen, met meer dan gewone be langstelling zich aan zijn onderwijs en leiding zullen toevertrouwen." In „De Open Poort, Maandblad voor den Evangelisatie-arbeid, onder redactie van Ds. A. Lauwers en Ds. B. W. Ganzevoort, la zen we Denderleeuw. In afwachting van wat meer uitgebreid nieuws mogen wij onzen lezers mee- deelen, dat Gods zegen zichtbaar op het werk in Denderleeuw rust. Wij hebben een catechi satie voor volwassenen. Vier gewezen Room- schen drie mannen en een vrouw, wonen die catechisatie bij en zullen D.V. binnen enkele maanden belijdenis des geloofs afleggen. Een Doch geleidelijk kwamen zij weer terug. Al dert Bazuin was nu eenmaal een gezellige pra ter wist een opgewekte toon te brengen was niet ontbloot van humor en 't was een aar dige tijdpasseering in de werkplaats te vertoeven en daar de nieuwtjes van dorp en gewest en land te bespreken. Er waren slechts drie plaatsen, waar men dat doen kon, als men het althans niet op den hoek van de dorpsstraat deed bij den anderen schoen maker, die tevens barbier was en waar men des Zaterdagsavonds een ruim gebruik van maakte bij Bazuin, die des Zaterdagsavonds niet werkte en in de enkele herbergen, die op door de week- sche dagen door het groote gros der dorpelingen niet werd bezocht en alleen aftrek vonden, voor enkelen, op Zondag of, als het kermis of een feestdag was, voor velen. De schoenmaker-barbier behoorde niet tot de meest aangename figuren. Hij had een stroef karakter, dat er niet beter op werd in der jaren loop, daar hij het moeilijk verdragen kon, dat Bazuin het meerendeel der klanten van het dorp had. Zoo bleef de werkplaats van Aldert Bazuin over, om te gezelsen. En het was er een oord, waar het gezellig praten was. Behalve dan die vervelende eigenaardigheid van den schoenma ker, als hij op zijn wijze vroom begon te doen. Nu was het een feit, dat hij dat niet te onpas deed. Meestal voorkwam men dan ook, als bij intuïtie, dat een onderwerp werd aangeroerd, dat aanleiding tot ontboezemingen van de zijde van Bazuin kon geven. Bazuin van zijn kant had er geen enkel be man en twee vrouwen ontvangen dat voorbe reidend onderricht aan huis, daar zij niet zoo gemakkelijk die catechisatie die des Zaterdags avonds plaats heeft, kunnen bijwonen. We heb ben gegronde redenen om te verwachten, dat nog drie andere volwassenen zich bij dat zeven tal zullen aansluiten. De gewone catechisatie, die den Zondagoch tend, na de samenkomst, plaats heeft, wordt door zeven jongens en drie meisjes alle ge wezen Roomschen gevolgd. Het zijn jongelui van vijftien tot negentien jaar oudBoven dien is er een beginnelingencatechisatie, die door drie jongens en drie meisjes wordt bijgewoond. Geve de Heere ons een „School met den Bij bel Dat wordt uitbreiding van onzen kring en meer innerlijke wasdom Het moet een gees telijke oase worden, waar onze kinderen, uit de dorre woestijn van ongeloof en van bijge loof, dagelijks kunnen rusten en zich laven aan de wateren van de vreeze des Heeren. Ninove. Hoewel wij hier pas sedert Novem ber 1931 met den Evang. arbeid zijn begonnen, hebben toch reeds enkele volwassenen den wensch te kennen gegeven, belijdenis des geloofs te willen afleggen. Ook hier mochten wij dus met cat. onderwijs beginnen. Vier volwassenen en drie jonge menschen nemen er aan deel. De Classis Deventer heeft het voorstel- Vriezenveen verworpen, maar aangenomen dat van de kerk te Almelo, aldus luidende „De Part. Synode van Overijsel, d.d. 14 Juni te Zwolle te houden, gelezen het rapport inzake uitbreiding van den bundel „Eenige Gezangen", geeft aan de Synode te Middelburg in ernstige overweging, indien mocht blijken bij de behan deling, dat naar het oordeel der Synode thans nog geen bevredigende eenstemmigheid verkre gen kan worden, de beslissing nog uit te stellen". Een Joodsche geloofsbelijdenis. Ds. C. Kapteyn publiceerde in de „Amster- damsche Kerkbode" de volgende Joodsche Ge loofsbelijdenis, waarvan ook onze lezers met belangstelling kennis zullen nemen. Vraag 22. Wat is ons noodig te gelooven Antw. De dertien geloofspunten door den vromen geleerde Maimonides tezamen gesteld. (Maimonides was een Joodsche arts uit Egypte, die ongeveer 1200 jaar na Christus leefde en wordt ook wel kortweg Rambam genoemd). Vraag 23. Hoe luiden die geloofspunten Antw. Ik geloof met een volmaakt geloof, dat de Schepper, geloofd zij Zijn Naam, Schep per en Bestuurder is van alle schepselen en dat Hij alleen alle gewrochten gemaakt heeft, maakt en maken zal. Ten tweede Ik geloof met een volmaakt ge loof, dat de Schepper, geloofd zij Zijn Naam eenig is, dat niets zoo eenig is als Hij, op welke wijze ook en dat Hij alleen onze God is, die was, die is en die zijn zal. Ten derde Ik geloof met een volmaakt ge loof, dat de Schepper, geloofd zij Zijn Naam geen lichaam heeft en dat Hem geen lichame lijke toestanden treffen kunnen en dat wij van Hem geenerlei voorstelling kunnen maken. Ten vierde Ik geloof met een volmaakt ge loof, dat de Schepper, geloofd zij Zijn Naam vóór alles bestaan heeft en na alles zal blijven bestaan. 5. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schep per, geloofd zij Zijn Naam alleen mag worden aangebeden en dat het niet geoorloofd is, iets anders buiten Hem te aanbidden. 6. Ik geloof met een volmaakt geloof, dat de woorden der profeten waar zijn. 7. Ik geloof met een volmaakt geloof, dat de profetie van onzen leeraar Mozes, vrede zij over hem waar was en dat hij de vader was onder de profeten, die hem voorafgegaan zijn en die na hem gekomen zijn 8. Ik geloof met een volmaakt geloof, dat de geheele Leer, die nu in onze handen aan wezig is, dezelfde is, die aan onzen leeraar Mo zes, vrede zij over hem, gegeven werd. 9. Ik geloof met een volmaakt geloof, dat deze Leer niet zal veranderd worden en geen andere leer van den Schepper, geloofd zij Zijn Naam zal uitgaan. 10. Ik geloof met een volmaakt geloof, dat de Schepper, geloofd zij Zijn Naam elke daad der menschenkinderen en hun gedachten kent, zooals gezegd is „Hij, die alle harten vormt, let op al hunne daden". 11. Ik geloof met een volmaakt geloof, dat de Schepper, geloofd zij Zijn Naam alles goeds bewijst aan hen, die Zijne geboden in acht ne men en hen straft, die ze overtreden. zwaar tegen, als de dorpelingen vaak waren er tien in zijn werkplaats vertoefden. Aller eerst moest hij er rekening mede houden, dat zij zijn klanten waren, die hij niet kon afstooten, wat trouwens heel niet in zijn aard lag. Maar bovendien hield hij van een praatje onder zijn werk, omdat hij dan mede gewaar werd, wat er zoo al in de kleine dorpswereld en in de om geving leefde, giste en woelde. En tenslotte, dat was niet zijn minste drijfveer, hij zocht contact met menschen, die feitelijk leefden, alsof er geen God in de wereld was of die, al waren zij min of meer getrouwe kerkgangers, daar heen gin gen uit sleur en gewoonte, niet beseffend, dat hun niet werd gegeven het ziele voedsel, dat zij op den levensweg noodig hadden. Aldert Bazuin had medelijden met zijn men schen, die meenden, dat zij feitelijk zoo goed waren, dat zij het wel zonder godsdienst kon den stellen. Hij nam hen dat niet kwalijk, want zij waren er in opgevoed. Hij duidde het wel den predikant van het dorp en andere predikan ten in de omgeving euvel, dat zij aan de ge meenten Gods Woord niet brachten er de kern aan lieten ontbreken, er de pit en het merg uit haaldenJezus' zoen- en kruisverdienste min achtten. Schier overal was dat zoo. Slechts hier en daar was een enkele predikant, die anders leer de. Maar openlijk waren zij, voorzoover hij al thans wist, niet bekend. Op een enkele na. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 2