FEUILLETON.
EVERT VAN DER WALLE.
KERKNIEUWS.
Dr. COLIJN-AVOND.
Naar wij vernemen, zal Dinsdagavond een
wijdingssamenkomst worden gehouden met het
oog op de aanstaande verkiezingen.
Ieder weet, welke hooge belangen op het spel
staan voor volk en vaderland.
In een ingezonden stuk zal hierop nader wor
den gewezen.
Wij hebben te werken, maar als God onzen
arbeid niet zegent, dan baat veel arbeid niets.
Een heerlijke gedachte, samen ons te stellen
voor Gods aangezicht, onze zonden te belijden
en Zijn zegen af te smeeken.
Broeders en zusters, niet alleen uit Middel
burg, maar uit heel Walcheren, komt, als gij
kunt, om het bezielende woord van Dr. Colijn
te hooren, maar bovenal onze sterkte te zoeken
in den Heere, onzen God.
MIDDELBURGSCHE JEUGDCENTRALE.
Alles staat in het teeken van Willem van
Oranje. Ook de Middelburgsche Jeugdcentrale
onder de krachtige leiding van Dr. K. Huizenga,
hoopt het feit, dat Prins Willem van Oranje
4 eeuwen geleden, geboren is, te herdenken in
feestelijke vergadering.
Ds. van der Vliet hoopt een opwekkende
rede te houden. Deze predikant is in Walcheren
geen onbekende. De Muziekvereeniging „Oefe
ning na den Arbeid" en de Zangvereeniging
„Soli Deo Gloria" zullen enkele nummers ten
gehoore geven, terwijl het orgel zal bespeeld
worden door den heer I. van Noppen.
Het belooft een mooie avond te worden. Voor
kerkeraadsleden worden plaatsen gereserveerd.
Volgende week vraagt van ons veel, maar Zee
land en Zeeland's hoofdstad kunnen niet achter
blijven, wijl juist onze provincie mede vooraan
stond in den strijd met Willem van Oranje voor
vrijheid en recht.
M. SCHEELE.
NOGMAALS „ONDERLING GEKIBBEL".
De heer M. J. Leendertse zond ons het vol
gend schrijven, dat we in zijn geheel hier plaat
sen en van een enkele aanteekening willen
voorzien
Zeer Geachte Redactie,
Gaarne wilde ik U vragen wij een paar op
merkingen te veroorloven naar aanleiding van
de kritiek van Ds. Van Dijk in de Zeeuwsche
Kerkbode van 24 Maart j.l.
Ie. Waarom heeft Ds. v. D. niet de beleefd
heid, mij eerst te laten uitspreken, voor hij het
woord neemt? (Zijn kritiek verscheen 24 Maart,
mijn laatste art. op dezelfde dag.). (1)
2e. Waarom rukt Ds. v. D. uit drie omvang
rijke artikelen (circa 12 kolom druks) drie zin
sneden uit hun verband, zonder de strekking en
't doel mijner artikelen ook maar met een woord
te geven? (2)
3e. Ik zal geen polemiek openen met mijn
kritikus aomdat polemiek de meest waarde-
looze vorm is van tijdgebruik (3); b. omdat ik
het met hem in heel wat dingen roerend eens
ben c. omdat hij me op andere punten heeft
misverstaan.
4e. Ik stel er echter veel prijs op, dat de
lezers van Uw blad een zuivere kijk ontvangen
op mijn bedoeling, wat 't beste kan door deze
in een paar woorden te omschrijven
De tegenwoordige toestanden worden door mij
als hoogsternstig gezien. Vandaar dat ik in mijn
brochureGaan wij naar den afgrond een
dringende oproep deed tot offerbereidheid in 't
economische en politieke leven. Vandaar dat
ik in Algemeen Weekblad een oproep deed
„voor een poos den strijd tegen geringer ge
vaar te staken (in 't kerkelijke) omdat een veel
grooter gevaar dreigt."
Verre van mij de strijd der reformatoren en
van Kuyper te willen „denigreeren" tot „gekib
bel" Maar deze beginselstrijd is gestreden. De
leervraagstukken zijn uitgewerkt en verdedigd,
ze worden met name in de Geref. Kerken tel
kens weer op allerlei wijze in positieve zin
onderwezen.
Daarom behoeven de verschillen tusschen
Luther en Rome, tusschen Kuyper en de Synode,
tusschen Gereformeerden en Christelijke Geref.,
maar ook die tusschen Dr. A. en Prof. B. niet
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
LXII.
„Laten wij even wachten, Evert", vond ook
Marijke, hoewel zij er naar snakte haar vader
en haar aanstaande schoonouders te ontmoeten.
Evert zag tenslotte in, dat het het verstandigst
was, den raad van Krepel op te volgen. Toen
de botter dan ook werd vastgemaakt in de ha
ven, waren die beiden niet te zien, maar wacht
ten zij met klimmend ongeduld en hevig verlan
gen op de terugkomst van den ouden visscher,
die, zoo vlug als zijn stramme beenen het toe
lieten, zich spoedde naar het huisje in de Hoofd
poortstraat, waar hij niet alleen Van der Walle
en diens vrouw, maar ook kapitein Barendsz
aantrof.
„Daar hebben we Krepel weer eens", zeide
Jacob van der Walle. „Goede vangst gehad, Si
mon
„Een bovenste beste, Jacob", antwoordde de
visscher vroolijk. „In mijn gansche leven nog
nooit zoo'n vangst gehad."
„Nou, nou, nu overdrijf je wel wat. Wat had
den we vroeger geen geweldige vangsten
„Zoo'n vangst als nu heb ik nog nooit gehad,
Van der Walle. 't Is eerlijk en zuiver de waar
heid. Ook wel veel visch, maar dat niet alleen.
Ik heb op de Schelde iets gehoord. En dat kom
elke week in tal van Kerkbodes en kerkelijke
bladen opnieuw in ellenlange, vaak allesbehalve
stichtelijke polemieken bedisputeerd te worden.
Wanneer daar nieuwe vraagstukken opkwa
men, (4) waarover strijd ontstaan zou, soit
maar de wekelijksche, nimmer aflatende aanval
len op dezen schrijver, die drie woorden fout
er op genen broeder, die drie zinnen fout heeft
gezegd, is slechts de naam waard van „gekib
bel". Op dat gekibbel de naam „zwaard, dat
wij niet mogen laten roesten" toe te passen, is
schier lachwekkend. Er is eerder reden, in her
innering te brengen Paulus' woord in I Cor.
1 1013, dat „scheuringen", „twisten" e.d. zoo
sterk mogelijk veroordeelt.
Voorts het gaat hier niet alleen om pers
debatten, „gekibbel" komt ook buiten de krant
vcor. Het zal U toch niet onbekend zijn, dat
er zelfs predikanten zijn, die bij voorkomende
gelegenheden een broeder de hand weigeren,
omdat hij van een andere kerk is. Ook dat is
bijten en vereten, al meenen sommigen daarmee
hun „trouw aan hun eigen kerk" het best te
demonstreeren. (5)
Wat Ds. van Dijk verder zegt over „Alle-
mans vriend is niemands vriend" e.d. gaat langs
het bestreden artikel heen. Men oordeele ik
schreef
„Fiedler heeft gelijkhet komt niet te pas
aan de rand van den afgrond droomen te droo-
men, zelfs niet de droom van een bovenkerkelijk
Christendom,
Laat iedere kerk, iedere schakeering haar in
zicht handhaven en beleven, maar laten zij af
laten van het bestrijden van elkander. „Laat ons
elkander de wonden wasschen en de herberg
betalen, en disputeeren alleen als er nog tijd
overblijft." (6)
Met dank voor de plaatsing, Geachte Redac
tie, ben ik met alle onderscheiding,
Uw dw. dn.,
M. J. LEENDERTSE.
Wij veroorloven ons de volgende opmerkingen:
1) Wanneer onze lezers de moeite willen
nemen nog eens mijn artikel na te gaan en het
te vergelijken met den vorm, waarin dhr. L.
hier schrijft, zullen zij mij niet beschuldigen van
grooter onbeleefdheid.
Ik heb er captie opgemaakt, dat in één ver
band het principiëele onderscheid tusschen ge-
loovig protestantisme en geloovig katholicisme,
en onzen tegenwoordigen strijd als „onderling
gekibbel" werd gequalificeerd. Dhr. L. neemt dit
zeer breed blijkens de woorden „Moeten ook
in West-Europa eerst de Christenen terugge
drongen wordenalvorens men het onderling
gekibbel staakt."
Dhr. L. noemt het nu „schier lachwekkend"
wanneer ik in het diepe besef van de ontzettend
ernstige gevolgen, die het verlaten van de waar
heid van Gods Woord heeft, schreef„dat we
ons zwaard niet mogen laten verroesten".
Ik vind dit een grooter onbeleefdheid, dan
wanneer ik met het doel niet om op een heele
artikelenreeks maar tegen een bepaalde argu
mentatie als deel van die reeks in te gaan, niet
wacht voor de reeks geheel beëindigd is.
2) Ik kon moeilijk het heele stuk van dhr. L.
opnemen maar uit hun verband zijn deze zinnen
niet gerukt, want ze vormden de kern van zijn
betoog bovendien héb ik met een enkel woord
het doel zijner artikelen aangegeven. Ik schreef
n.l.„Ik kan er inkomen dat de schrijver den
toestand zoo ernstig inziet, dat hij waarschuwt
voor een poos den strijd tegen een geringer ge
vaar te staken, omdat een veel grooter gevaar
dreigt".
3) Ik verschil ten zeerste met dhr. L. dat
polemiek waardeloos is. Overigens doet hij er
zelf ook aan. Zijn artikelenreeks in het Wkbl.
v. Chr. en C. was één polemiek tegen wat hij
noemde „onderling gekibbel". Dit zijn ingezon
den schrijven is het eveneens en zijn hier ge
publiceerd oordeel over de Kerkbodes waar
om zouden die het ook thans niet weer ontgelden
moetenis het eigenlijk niet minder. Dhr. L.
is niet de eenige, die mank gaat aan het euvel,
dat hij in anderen bestrijdt.
4) Blijkbaar leest dhr. L. weinig Kerkbodes.
Hij zou dan bemerken, dat het met die polemiek
nog al meeviel. Anderzijds zou hij dan niet zoo
gemakkelijk neerschrijven dat „deze beginsel
strijd gestreden is". Ja, als dat waar was, dat
wijl een vroeger geslacht over de leer-vraag
stukken gediscussieerd, het nu afgeloopen was...
ik eens even vertellen. Maar nu moet je niet
schrikken. Je moet niet vergeten, dat er zooveel
gepraat wordt."
„Je hebt wat van Evert gehoord, Simon", riep
moeder Van der Walle, die reeds even in span
ning zat, daar zij bemerkte, dat de visscher zoo
vreemd deed.
Ook de beide anderen waren er nu van over
tuigd Simon Krepel verraadde zich door zijn
houding.
„Zeg het maar, Simon. Ook het ergste kun
nen wij dragen. Zijn Evert en de dochter van
Barendsz gevonden De lijken aangespoeld
„Dat is het nou maar net, kerel. Er wordt
beweerd, dat zij in leven zijn."
Kapitein Barendsz sprong in eenen op en riep
met forsche stem„Zijn ze gered Man, laat
ons niet langer in het onzekere."
„Ze zijn gered, kapitein", antwoordde de vis
scher nu. „Ze dreven en zijn opgepikt door een
schip, dat hen aan het veer van Ter Goes heeft
afgezet. Het is geen praatje. Ik weet het zeker.
Ze zullen wel naar huis komen, als er gelegen
heid is."
„De Heere zij geloofd en geprezen snikte
vrouw Van der Walle. „Jacob, hoor toch eens,
Evert is gered
„Is het waar, Krepel
Simon Krepel nam de vraag niet kwalijk.
,,'t Is, zooals ik het zeg, Van der Walle."
„Wil je met mij naar het veer van Ter Goes
gaan vroeg kapitein Barendsz. ,,'k Wil ook
wel alleen, als ik je botter hebben mag."
„Dan ga ik mee", besliste Jacob van der Wal
le. „Voor het licht zal ik vannacht wel een
plaatsvervanger vinden."
„Hoe heb ik het nou?" vroeg Simon Krepel
laconiek. „Als ik daar nu aan het veer van Ter
Goes kom en ik spreek daar je zoon en de doch-
Maar de strijd om de waarheid van Gods Woord,
de vraag wie de authoriteit in Christus' Kerk
zal zijn, is toch niet als het vechten van een
paar honden om een stuk vleesch, waarbij ieder
tevreden moet zijn met wat hij afgescheurd heeft.
„Wanneer daar nieuwe vraagstukken opkwa
menzegt dhr. L. Maar ziet hij niet, dat
ook zijn eigen artikel geïnspireerd is, door een
eeuwen-oude vraag, die in den nood der tijden
naar een nieuwe toetsing en toepassing roept
5) Inderdaad is het mij geheel onbekend, dat
er predikanten zijn, die om de éénige reden dat
een broeder van een andere kerk is, de hand
weigeren. Als dat ergens voorkomt, keur ik dit
onvoorwaardelijk af. Mij als onderwerp en als
lijdend voorwerp is dit van mijn leven nog niet
overkomen.
6) Ik ben hier vorig maal niet op ingegaan,
maar dit beeld is valsch. Het gaat in de gelijke
nis niet om twee menschen die elkaar wonden
geslagen hebben en voor elkaar of met elkaar
de herberg betalen. Maar om de barmhartigheid.
Ik neem het beeld anders.
Het zal dien man niet meegevallen zijn dunkt
me, dat in de wonden wijn gegoten werd, al
was dit ongetwijfeld antiseptisch een probaat
middel.
Nu wilde ik, dat inplaats er van dat dhr. L.
zooveel instemming betoonde met Fiedler, hij
toestemmen kon, dat wat Luther en Kuyper, en
ook de polemiek van ernstige geloovigen in de
zen tijd bedoelde en bedoelt, niet anders is, dan
om in hetgeen zij naar Gods Woord als wonden
in het lichaam van de één groote gemeente moe
ten zien, den wijn ter genezing te gieten. Dat
de manier waarop wij onze gewonden naar de
herberg dragen willen wel eens wat hardhandig
is, stemmen wij toe. Maar ze is nooit zoo hard
als de voorbijgang van den priester of leviet,
die hen maar laten liggen.
Zaandam. v. DIJK.
Te Klundert ontving de Geref. Kerk een
gift van 2000, gelijkelijk te verdeelen onder
Kerk en Diaconie.
Te Den Haag-West ontving de Kerk een
ltgaat van duizend gulden, waarvan 500 voor
de Diaconie en 500 voor de Zending.
Te Scheveningen collecteerde de Diaconie
in haar gewone collecte o.m. een gift van dui
zend gulden.
Kerk en bevolkingsbureau. De kerkeraad
van Den Haag-Oost heeft in beginsel besloten,
met de kerken van Den Haag-West, Den Haag-
Zuid en Loosduinen een abonnement te nemen
bij het Bevolkingsbureau, om alle gewenschte
inlichtingen te verkrijgen omtrent de woonplaats
van leden, die geen attestatie afgeven.
Uit verslag Classis Almelo
Het voorstel Vriezenveen inzake „Eenige
Gezangen" wordt verworpen. Aangenomen
wordt het voorstel van Almelo „De Part. Sy
node van Overijsel, d.d. 14 Juni te Zwolle te
houen, gelezen het rapport inzake uitbreiding
van den bundel „Eenige Gezangen", geeft aan
de Synode te Middelburg in ernstige overwe
ging, indien mocht blijken bij de behandeling,
dat naar het oordeel der Synode thans nog geen
bevredigende eenstemmigheid verkregen kan
werden, de beslissing nog uit te stellen".
Daarle. Door de jongste vergadering der
classis Ommen werd aan de kerkeraden van
Den Ham en Vroomshoop opgedragen te Daarle
de ambten in te stellen. Daartoe werden de
stemgerechtigde leden alhier tot een vergadering
opgeroepen in het lokaal op Maandag 10 April
j.l. ter verkiezing van ambtsdragers.
Gekozen werden 3 ouderlingen en 3 diakenen.
De bevestiging in het ambt zal D.V. plaats heb
ben in een godsdienstoefening, te houden op
Maandag 1 Mei a.s., des namiddags half drie,
in het lokaal te Daarle.
In de levenskrachtige classis Ommen zal dit
straks reeds de derde kerk zijn, welke binnen
den tijd van vier en een half jaar wordt ge
ïnstitueerd.
Cand. J. L. Wielenga is bevestigd als
ter van den kapitein in levende lijve, dacht je
dan, dat ik ze daar zou laten en niet meebrengen
naar hier
„Zijn ze al in Zierikzee riep Jacob van der
Walle. En zijn vrouw zat op den stoel te beven
van emotie.
,,'k Heb ze meegebracht, mijn vriend. Blijft
nu allen rustig. Dan zal ik ze gaan halen."
„Ik ga met je mee," besliste Bardensz.
Ook Jacob van der Walle voelde die neiging
in zich opkomen, maar een blik op zijn vrouw,
die overstelpt was van vreugde en dankbaar
heid, weerhield hem.
„Zeg aan Evert, dat wij hem met blijdschap
wachten zeide hij tegen Barendsz, die, begrij
pend, knikte.
Het was Simon Krepel niet mogelijk, den zich
haastenden Barendsz bij te houden. Hij nam het
den gewezen kapitein van de „Zeeland" niet
kwalijk en liet hem tenslotte maar vooruitloopen.
Zoo bereikte kapitein Barendsz de haven en
speurde rond, daar hij den botter van Krepel
niet kende. Zooals hij verwacht had Evert stak
zoo nu en dan het hoofd buiten het achteronder,
om zich er van te vergewissen, of Krepel nog
niet naderde. Hij zag kapitein Barendsz en gaf
een schreeuw van vreugde.
In een oogwenk was Barendsz aan boord en
omhelsde Marijke, terwijl hij Evert stevig de
hand drukte.
„Kinderen, kinderen, wie had dat kunnen den
ken God zij geloofd
De stoere zeeman kon van aandoening voor-
loopig geen woord meeer spreken en wenkte,
dat zij met hem zouden meegaan.
„En vader? En moeder?" vroeg Evert, nóg
ongerust over de ontvangst.
„Ik moest namens hen zeggen, dat zij met
blijdschap op je wachten. Ga vast vooruit, Evert.
predikant van Arum (Fr.) door zijn vader, Dr.
B. Wielenga, van Amsterdam, met 2 Tim. 2 8
en deed intrede met een predikatie over 1 Cor.
15: 11. Sprekend over de roeping om te getui
gen van het Evangelie van den opgestanen Hei
land, wees hij er op 1wie het brengen, 2.
hoe het gebracht wordt en 3. door wie het wordt
aangenomen.
Van Scheveningen
„Wordt in bespreking gegeven het Rapport
inzake de Uitbreiding van den Bundel „Eenige
Gezangen". Na breede discussie besluit de ker
keraad ter classicale vergadering voor te stel
len aan de Generale Synode te verzoeken, dat,
indien de Generale Synode mocht besluiten tot
uitbreiding van den bundel „Eenige Gezangen",
die uitbreiding te beperken tot die liederen,
welke algemeen bekend zijn en een klassiek ka
rakter dragen, daarbij voorts de invoering over
latende aan de vrijheid der kerken".
De kerkeraad van de Geref. Kerk van
Groningen heeft zich als volgt uitgesproken
le. dat de kerkeraad meent te moeten uitgaan
van het besluit der Generale Synode van Arn
hem, inzake het vrije kerklied
2e. dat tegen de voorgestelde uitbreiding der
„Eenige Gezangen" geen enkel principieel be
zwaar bestaat, al zijn er in letterkundig opzicht
verbeteringen mogelijk en wenschelijk
3e. dat het nadrukkelijk in de vrijheid der
Kerken dient te worden gelaten, om al of niet
van de „Uitbreiding" gebruik te maken.
De Eeredienst. Inzake den eeredienst
heeft de kerkeraad der Geref. Kerk te Gronin
gen het volgende standpunt ingenomen
le. dat er naast den tweeërlei zegengroet,
door Deputaten genoemd, plaats behoort te blij
ven voor den bekenden zegengroet „Genade
zij U en vrede van God onzen Vader, door
onzen Heere Jezus Christus, in de gemeenschap
des Heiligen Geestes, Amen"
2e. dat het in de vrijheid der Kerken worde
gelaten, om de voorlezing van de Wet des Hee-
ren en de Belijdenis des geloofs te doen ge
schieden door den Dienaar des Woords óf door
den „Voorlezer".
Den 6den Juli 1835 zond Ds. van Velsen
zijn adres aan de Synode. Het luidde kort en
krachtig
Hoog Eerwaarde Heeren
Bekommerd wegens den treurigen toestand
der Kerk, wend ik mij tot U, H. E. W„ met
dringend verzoek, dat in dezen toestand voor
zien worde.
Het is bekend, dat de waarachtige leer, ver
vat in onze formulieren van eenigheid, verwor
pen wordt zelfs van leeraars in onze Kerk.
Gedurende den korten tijd mijner ambtsbedie
ning heb ik reeds duidelijk blijken gezien, dat
deze formulieren verworpen en gehaat worden,
terwijl zulke leeraars getuigen niet verbonden
te zijn om de leer, in onze formulieren vervat,
te verkondigen. Het is daarom, Hoog Eerw.
Heeren, dat ik U verzoek te verklaren
le. Dat onze drie formulieren van eenigheid
een verbindende kracht hebben voor allen, die
in onze Geref. Kerk het ambt van leeraar be-
kleeden, en diensvolgens alle predikanten ver
plicht worden deze leer te leeren.
2e. Dat alle predikanten, die de formulieren
verwerpen en alzoo de waarheid verachten, maar
de leugen liefhebben, verhinderd worden in onze
Kerk hunne dwalingen in te voeren en de ge
meente des Heeren te verleiden.
3e. Dat de getrouwe dienstknechten des
Heeren, die openbaar hunne verkleefdheid aan
de ware leer betoonen, niet door eenig bestuur
in de Kerk gesmaad of geweerd, maar beschermd
worden.
Hoog Eerw. Heeren, het is de liefde Gods,
het heil der gemeente, mijn plicht en mijn eed,
die mij dringen U dit te vragen. Waar de waar
heid verworpen wordt, daar wordt de Heere
verloochend, daar zullen zijne oordeelen niet
achterblijven.
Op vele plaatsen zijn de geloovigen al uit ons
midden uitgegaan, terwijl duizenden nog wach
ten op de openbaring van den wil des Heeren.
Ik bid U dan in deze hoogst gewichtige zaak
te voorzien, en wensch van ganscher hart, dat
de H. Geest U H. E. verlichte.
Der H. Eerw. Synode dienstw. dienaar,
S. VAN VELSEN,
Predikant te Drogeham.
Wij volgen wel."
Evert snelde, als had hij vleugels onder de
voeten, naar huis, waar hij onstuimig zijn moeder
in de armen viel en toen de hand van zijn vader
greep.
„O, vader moeder, vergeef mij, zooals God
mij heeft vergeven", smeekte hij met een stem,
schor van aandoening.
„Het is je al lang vergeven, jongen. We zijn
dankbaar, dat je weer terug bent", zeide Jacob
van der Walle. „We kunnen den Heere er niet
genoeg voor danken."
„Ja, nu is het goed."
En toen huilde Evert
„Waar is
„Hier ben ik, moeder."
En Marijke Barendsz trad binnen. De beide
vrouwen, de oude en de jonge, omhelsden elkaar,
als kenden zij elkaar reeds jaren.
„Ik verloor een zoon en krijg een zoon en
dochter weer", juichte moeder Van der Walle.
„God is goed."
Nu eerst zag Evert pas, hoe ontzettend zijn
moeder verouderd was. Simon Krepel had gelijk.
Alleen niet hierin, dat hij zijn moeder niet zou
herkennen, al was zij geworden gelijk een schim.
Dan keek hij naar vader. Zilvergrijs waren
diens haren. En dat voor zoo'n jonge man nog.
Het was alles om hém. Zijn hart kromp ineen
van smart
Maar als hij dan de gelaatstrekken van beiden
aanschouwde, die een onbeschrijfelijke blijdschap
uitdrukten en hij zag in hetzelfde vertrekje, waar
hij zoo vaak in vollen opstand was geweest,
kapitein Barendsz en Marijke, zijn aanstaande
vrouw, dan verkwikte hem dat gezichtde Heere
had alles wel gemaakt en hem niet gedaan naar
zijn zonden.
EINDE