No. 16 Vrijdag 21 April 1933 47c Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIEDs. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK. F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ G OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 NIET ONGELOOVIG. Wees niet ongeloovig, maar geloovig. Joh. 20:27b. Wanneer we zoo de apostelen van onzen Heere Jezus Christus eens met een enkel woord willen teekenen, dan spreken we nogal eens van den liefhebbenden Johannes, van den vurigen Petrus, van den ongeloovigen Thomas. De ongeloovige Thomas en voor de ver klaring en de rechtvaardiging van dien naam wijzen we dan allicht naar het hierboven staande woord van den opgestanen Heiland tot dezen discipel. En inderdaad, daar is reden, om in de Paasch- historie te spreken over het ongeloof van Tho mas. Als we zoo die geschiedenis van Thomas lezen, dan vinden we dat toch wel erg, wat hij doetom zoo hardnekkig geloof te weigeren het woord van zijn medediscipelen. Want wanneer de discipelen, in wier midden aan den avond van dien opstandingsdag de Ver- rezene is verschenen en uit Wiens mond ze Zijn: Vrede zij uliedenhebben beluisterd, het vol heilige extase aan Thomas vertellenWij heb ben den Heere gezien, wij hebben Hem gezien met eigen oogen dan is er bij Thomas geen spoor van blijdschap te bekennen, maar dan moet zijn antwoord voor de discipelen wel een koudwaterbad zijn geweest over hun enthou siasme indien ik in Zijn handen niet zie het teeken der nagelen en mijn vinger steek in het' teeken der nagelen en steek mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins gelooven. Dat is toch wel heel erg, zouden we zoo zeggen. En ja, het is ook erg. Want Thomas is hier op een weg, die, als God hem er niet van terugbrengt, daalt in de diepten van den dood. Toch moeten wij, bij ons spreken van den ongeloovigen Thomas, wèl onderscheiden. De Schrift zegt ons over dezen discipel niet zoo heel veel, een paar dingen slechts in het Evan gelie van Johannes. Maar die enkele gegevens laten ons toch wel iets van Thomas zien. Ze teekenen ons dezen discipel als de zwaarmoedige pessimistische na tuur, die niet spoedig van zijn stuk is te bren gen iemand van taaie vasthoudendheid, maar die zijn Meester trouw aanhangt en liefheeft. Wanneer Jezus heengaat naar Judea, om La- zerus op te wekken, ondanks de waarschuwing van de discipelen, om toch niet naar de streek te gaan, waar men getracht heeft den Heiland te steenigen, dan is het Thomas, die het vast besloten zegtlaat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven. Thomas is de man, die vóór alle dingen ze kerheid begeert, rotsvaste zekerheid. Wanneer Jezus het getuigtWaar Ik heenga, weet gij en den weg weet gij, dan is het juist Thomas, die het zegtHeere, wij weten niet waar Gij heengaat en hoe kunnen wij den weg weten 7 Dat is het juist, wat Thomas begeertweten, rustig en zeker weten. Dat wil hij ook ten opzichte van de opstan ding van den Heiland. Hij heeft ook wel die boodschap gehoord van de vrouwen, die in den vroegen Paaschmorgen aan het graf zijn ge weest, maar dat is voor Thomas niet voldoende. Dat is voor hem eigenlijk niet meer dan vrou wenpraat, inbeelding. Want het kruis, waaraan Jezus genageld is, heeft in het leven van dezen zwaartillenden peinzer zulk een verpletterenden indruk gemaakt, dat hij aan de mogelijkheid van opstanding schier niet meer denken kan. Aan dat ruwe, harde kruis houdt hij vast en hij, die altijd wel zulk een noodlottig einde voorspeld heeft en die nu gelijk heeft gekregen, hij zal zich nu niet door wat woorden van zijn stuk laten brengen. Hij wil niet andermaal een te leurstelling meemaken. Thomas' ongeloof is zonde. Hem geldt Jezus' vermaningWees niet ongeloovig, maar geloo vig. Maar toch is Thomas geen moderne twij felaar, die twijfelt, om te twijfelen. Daar zijn menschen, voor wie de twijfel, de bekommering eigenlijk het levenselement schijnt te zijn menschen, bij wie ge nooit eenige ze kerheid bespeuren kunt, maar bij wie ge ook nooit eenige waarachtige begeerte naar zeker heid kunt ontdekken. Zij meenen, dat de rechte staat voor den Christen de staat der bekom mering is. Bekommerd zijn, twijfelen, dat is voor hen blijkbaar het normale en zeker zijn het abnormale. Of hun bekommering de echte is O, ze spreken genoeg over hun onmacht en over hun bekommering. Ze zuchten het meer dan eens och, mocht de Heere mij toch ook nog eens genade schenken Maar zie, zulke menschen praten wel genoeg, maar ze hebben van die dusgenaamde bekom mering toch blijkbaar nog maai heel weinig last. Ze hebben het er vaak nog nooit eens waarlijk benauwd onder gehad. Ja, laat het ons maar zeggenheel die bekommering is niet meer dan het napraten van wat vrome woorden. Want onder zulk een bekommering houden ze het heel rustig jarenlang uit. En zoudt ge dan niet denken, dat wie waarlijk bekommerd is alles doet, wat hij kan, om zekerheid en vrede te krijgen Om die zekerheid is het Thomas waarlijk te doen, want ondanks alles heeft Thomas den Heiland oprecht lief. En daarom buigt Christus Zich zoo heel diep tot hem neer. Hij geeft Thomas zijn begeeren en in Zijn liefde zegt Hij hetzie nu maar Thomas en aanschouw en tast nu maar en wees dan niet ongeloovig, maar geloovig. Toen was het voor Thomas genoeg. De opstandingskracht van Christus was in zijn leven geopenbaard en toen kwam het bij hem tot de belijdenismijn Heere en mijn God. Die weg van het zien tot het gelooven is voor ons nu afgesloten. Christus zegt hetzalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben. Wij hebben voor ons geloof alleen het Woord Gods, het profetische en apostolische getuigenis, dat zeer vast is. Maar voor die gelooven zonder te zien heeft Christus het dan ook gebedenIk bid niet al leen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij gelooven zullen. Christus wijst ons geloof alleen op Zijn Woord. En wanneer we dan bekommerd zijn, waarlijk bekommerd wanneer het ons waarlijk om dien Christus te doen is, dan moeten we enkel maar op dat Woord steunen, want dat Woord is eeuwigblijvend. Laat ons in alle aanvechting en bekommering maar zien op Jezus Christus, Die den dood overwon. Hij buigt Zich zoo heel diep neer en Hij kent ook onze zwakheden en onze moeilijk heden, ook bij het gelooven. Bij onze belijdenis ik geloof moeten we zoo menigmaal aanstonds de bede voegen Heere, kom mijn ongeloovig- heid te hulp Maar als ge het moeilijk hebt, wees er dan van verzekerd, dat de levende Heer die onge- loovigheid te hulp zal komen. Als het u waarlijk om Hem te doen is, dan bindt Hij door Zijn Heiligen Geest uw geloof steeds sterker aan Zijn heilig Woord. Dan wijst Hij door dien Geest u altijd weer op Hem als den Christus der Schriften, den Christus van het Woord en Hij zegt het uwees niet ongeloovig, maar geloovig wees geloovig, want God is getrouw en Hij houdt altoos Zijn Woord. Nieuwerkerk Z.M. HEUZEVELDT. VAN DRIE DIEREN. 3. Het beest uit de aarde. Het derde beest kwam op uit de aarde. Op zichzelf sluit dat nog niet in de aanduiding van iets kwaads. De mensch is ook, in zekeren zin en tot op zekere hoogte, uit de aarde voort gekomen. En wanneer men let op de gedaante van het beest, gelijk die in Openb. 13 beschreven wordt, zou men kunnen gaan denken, dat dit beest niet een onheilige macht vertegenwoordigt. Van die gedaante wordt wel niet veel gezegd, maar toch dit, dat het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk. Zoo er echter eenige overeenkomst was tus- schen dat beest uit de aarde en het Lam, zoo was die overeenkomst alleen maar uiterlijk, want het sprak als de draak. Het sprak als de slang. Het spreken van dit dier was niet als het angst aanjagende brullen van een leeuw, maar beko rend als het spreken van de slang in het Paradijs, dat den mensch bekoorde en boeide. Het sprak als de slang. Het woord van dit dier uit de aarde was bezield door den Geest van den rooden draak. Van dit beest uit de aarde wordt gezegd, dat het zich dienstbaar maakte aan het beest uit de zee het maakte dat de aarde en die daarin wo nen het beest uit de zee aanbidden. Om de menschen te bewegen tot aanbidding van het beest uit de zee beschikt het beest uit de aarde over krachtige middelen. Het kan groote teekenen doen zelfs vuur uit den hemel doen neerdalen. En voor die teekenen vraagt het dan de volle aandacht. De menschen wor den er bijgeroepen om eens te zien, welke won- derteekenen het beest uit de aarde wel doen kan. Alzoo weet het de menschen te bewegen om voor het beest uit de zee, een beeld te maken en dan te bewerken dat dit beeld spreken gaat. En als het zoover gekomen is, dat het sprekende beeld getuigt van de grootheid van het beest uit de zee, dat het voorstelt, en dan daarvoor de aanbidding opeischt, dan trekt het beest uit de aarde daaruit een conclusie, die voor de prac- tijk van het leven gelden moet. En die conclusie is dan deze, dat allen die het beest uit de zee niet aanbidden moeten gedood worden. Daarbij wordt dan noodig geacht dat zij, die wèl en zij, die niet het beest en zijn beeld aan bidden duidelijk onderscheiden worden. Aan al len, kleinen en grooten, geringen en aanzien lijken, rijken en armen, vrijen en slaven, wordt een merkteeken gegeven aan hun rechterhand of aan hun voorhoofd. En van het al of niet heb ben van dat merkteeken hangt het dan af, of aan iemand al dan niet een plaats in het maat schappelijk leven wordt gegund en het bestaan hem al of niet wordt mogelijk gemaakt. Want het beest uit de aarde maakt, dat niemand mag koopen of verkoopen, dan die dat merkteeken heeft of den naam van het beest of het getal van zijn naam. En het getal van het beest is 666. Voor wie weigeren het beest en zijn beeld te aanbidden is er geen plaats in het leven. Waaraan is nu te denken bij dit beest uit de aarde, dat zich in dienst stelt van het beest uit de zee, om te maken dat dit beest wordt aan gebeden, en dat zich alzoo ook in dienst stelt van den rooden draak In dat beest uit de aarde is dan te zien een teekening van de valsche profetie en van de valschelijk genaamde wetenschap. In Openb. 16:13 en 19:20 en 20:10 wordt gesproken van den valschen profeet. Vindt de ware profetie haar oorsprong in den hemel, in de openbaring Gods, de valsche pro fetie en de valschelijk genaamde wetenschap komt op uit den mensch komt van de aarde. De valsche profeet, hoewel ze uiterlijk eenige gelijkenis heeft met Christus, den grooten waren Profeet, is te onderkennen uit wat ze spreekt. Klinken haar woorden aangenaam en streelen zij het oor, ze spreekt de taal van den draak, van den Satan. Zij verheerlijkt den mensch en zijn macht, zooals die macht haar hoogste open baring vindt in de staatsmacht. Zij beoogt, dat de staatsmacht worde aangebeden en dat geen macht worde erkend, die nog boven de staats macht zou moeten geëerd worden. Ter bereiking van dat doel doet de valsche profetie teekenen en wonderen. Deden ook de too venaars in Egypte niet wonderen Verhaalt men niet van de wonderen van het spiritisme Er is dan echter een groot onderscheid tus- schen de wonderen van het beest uit de aarde en die van den Heere Christus. De wonderen van de valsche profetie zijn alleen op het effect berekend. Daar moeten vooral veel menschen bij zijn. Zoo waren de wonderen des Heeren niet. Hoe vaak werd bij Jezus aangedrongen, dat Hij een teeken zou doen opdat men in Hem zou gelooven, maar dat Hij weigerde. De Heere deed Zijn teekenen en wonderen alleen tot ver lossing en heiltot bevrijding van de zonde en de macht der zonde. Jezus' wonderen wilden heenleiden tot verheerlijking en aanbidding Gods, vanwege Gods barmhartigheid. Maar de won deren van het beest uit de aarde en daar aan zijn ze dus gemakkelijk te onderkennen brengen juist de verheerlijking van den mensch en willen Gode de eere ontrooven. Zij verlei den de menschen, om het beest uit de aarde te aanbidden en om met de staatsmacht de grootst mogelijke afgoderij te plegen. De valsche pro fetie vordert daarom den dood van allen, die nog God willen vreezen, en de aanbidding van de Staatsmacht weigeren. Dien dood zoekt zij dan niet in een geweld- dadigen weg. Het leven dergenen, die het beest uit de zee niet aanbidden, wordt op andere wijze onmogelijk gemaakt. Alleen wie het teeken van het beest hebben mogen koopen en verkoopen, mogen een plaats hebben in het maatschappelijk leven. Voor hen alleen is het leven mogelijk. Het beest uit de aarde zoekt de groote organi saties te bewegen, dat de niet-georganiseerden, die zich van die organisatie verre houden om het goddelooze beginsel, van alle werk uit te sluiten, zoodat wie werk wil vinden, schier ge dwongen wordt het beest uit de zee te aanbid den. Wie een plaats wil hebben moet het getal van het beest dragen 666. Daarover verder hopen we een volgend maal. GEBEDSURE OP 25 APRIL. Waar aan den avond van Dinsdag a.s. de broeders en zusters worden in de gelegenheid gesteld saam te komen, om na de rede van Dr. Colijn, zich te vereenigen in het gebed, om Gods zegen over den verrichten arbeid af te smeeken, daar zullen zij naar we hopen en ook wel vertrouwen mogen zich niet tevergeefs laten noodigen. Dat bij het bidden het werken behoort, weten we. En als er uit dat besef geleefd wordt, dan blijven we ook werken, tot het laatste, zooals ook Dr. Colijn tot het allerlaatste blijft werken. Maar we belijden ook, dat bij het werken het bidden behoort, en dat aan Gods zegen alles gelegen is. Zoo ooit, dan hebben we nu, in dezen be nauwenden tijd, aan dien zegen Gods behoefte. Om dien zegen zullen Hem dan ook, in hun huizen bidde, die bidden geleerd hebben. Maar dan mogen we ook niet vergeten de kracht, die er ligt in een gemeenschappelijk gebed. Moge dat gemeenschappelijk gebed dan aller- wege gevonden worde. En de Heere verhoore dan genadiglijk de smeeking Zijns volks. HEIJ. HERDENKING GEBOORTEDAG VAN WILLEM VAN ORANJE. Zondag a.s. zullen de avonddiensten te Mid delburg moeten vervroegd worden vanwege een gezamelijke herdenking in de Nieuwe Kerk en zoo noodig in de Koorkerk, van den ge boortedag van den grooten Oranjevorst. De diensten zullen beginnen 5 uur, zoodat ieder kan opgaan en tevens ruimschoots den tijd heeft zich klaar te maken voor de herden kingssamenkomst. Wij rekenen in dezen op de gemeente van Middelburg. Dat heel Nederland zich opmaakt om God groot te maken voor deze kostelijke gave, stemt tot grooten dank. Wij hebben zoo ontzaglijk veel aan Prins Willem van Oranje te danken, dat wij er nooit genoeg aan herinnerd kunnen worden. De man, die alles verliet om Nederland vrij te maken, die temidden van de onrust des le vens, rustte in zijn God in krachtig geloofs vertrouwen, was een geschenk des Heeren. Mogen alle samenkomsten, waar ook gehou den, er toe medewerken den band met God en het Oranjehuis te versterken. Ter herinnering voegen wij hier bij de regeling van de herdenkingssamenkomst ,,De kerkdienst ter gelegenheid van de viering van den vierhonderdsten geboortedag van Prins Willem van Oranje, den Vader des Vaderlands, op 23 April a.s. in de Nieuwe Kerk, waarin spreken zullen Ds. Nolte, Ds. van Empel, Ds. Scheele en Ds. Nieuwpoort en een koor met strijkorkest onder leiding van den heer Caro eenige liederen van Valerius zingen zal, begint 's avonds om half acht. Kerkvoogden berichten aan huurders van zit plaatsen in de Nieuwe Kerk, dat zij op dien avond hun recht daarop behouden tot kwart over zeven, mits zij zich uitsluitend door de deuren naast den toren en niet op de Groen markt naar hun plaatsen begeven. Na kwart over zeven worden al de deuren geopend en zijn de nog onbezette plaatsen vrij behalve de heerenbanken. Wanneer de opkomst zoo groot is, dat de Nieuwe Kerk alleen niet voldoende blijkt, zal ook de Koorkerk geopend worden, waar de zelfde toespraken echter in andere volgorde gehouden worden. ,,De liturgie en de tekst der liederen" zal vanaf Donderdag 20 April a.s. tegen 10 cent verkrijgbaar zijn bij de boekhandelaren R. M. Smits, Dam Fanoy, Lange Burg en Gebr. Hil- dernisse, Lange Noordstraat."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 1