KERKNIEUWS.
FEUILLETON.
EVERT VAN DER WALLE.
2. ZegengroetGenade zij LI en vrede van
God onzen Vader en den Heere Jezus Christus.
Amen.
of
Genade zij U en vrede van Hem die is, en
die was, en die komen zalen van de zeven
Geesten, die voor zijnen troon zijn en van
Jezus Christus, die de getrouwe getuige is, de
eerstgeborene uit de dooden, en de Overste der
kaningen der aarde. Amen.
3. Zingen.
4. Belijdenis des geloofsGeliefden in den
Heere Jezus Christus, stelt U voor het aange
zicht des Heeren en laat ons met mond en hart
belijdenis doen van ons algemeen ongetwijfeld
Christelijk geloof, sprekende aldus
Ik geloof in God den Vader enz.
Het zal in de vrijheid der kerken staan na
deze belijdenis des geloofs een toepasselijk lied
te laten zingen zooals de slotzang van den
Avondzang.
5. Voorlezing van een gedeelte der Heilige
Schrift.
6. Gebed om een zegen over de bediening
des Woords.
7. Zingen.
8. Collecte.
9. Bediening des Woords naar aanleiding
van de Zondagsafdeeling van den Catechismus.
10. Dankzegging.
11Zingen.
12. De zegen Verheft uwe harten tot God
en ontvangt den zegen des Heeren
De Heere zegene U en behoede U
De Heere doe zijn aangezicht over U lichten
en zij U genadig
De Heere verheffe zijn aangezicht over U en
geve U vrede. Amen.
of
De genade des Heeren Jezus Christus en de
liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen
Geestes zij met U allen. Amen.
Deze zegengroet is door het kerkelijk gebruik
geijkt door de jaren heen. Men mag het laatste
in de gemeenschap des Heiligen Geestes
een toevoeging noemen, maar volkomen schrif
tuurlijk blijft de uitdrukking. Exegetisch zal men
zeggen ligt de gedachte van den Heiligen Geest
reeds in de voorgestelde zegengroet opgesloten,
toch wordt dit zoo niet door de gemeente ge
voeld.
Ook hier geldt wat Dr. Kuyper in ,,Onze
Eeredienst" opmerkt op bl. 179 met betrekking
tot het votum
„Predikanten, die jaren lang zich aan een
ander votum gewend hebben, doe men geen
moeite aan. Die genegen is, zal wel uit eigen
beweging volgen, maar overigens eerbiedige
men hun verleden. Toen zij optraden be
stond er geen voorschrift".
Door het voorstel van Deputaten wordt de
voorlezer afgeschaft. Het schijnt ons toe, dat
aan het instituut van voorlezer, dat in sommige
kerken zeer op prijs wordt gesteld, wijl door
deze actie de gemeente in haar ambtsdrager mee
werkt aan den dienst, niet door een Synodaal
besluit, een einde moet worden gemaakt, maar
dat het in de vrijheid der kerken blijve, dit in
stituut te behouden of niet.
De gemeente werkt naar veler gedachte in
onze eeredienst al zoo weinig mee wanneer
alles nu geschiedt door den predikant, wordt
het eerste nog meer op den achtergrond ge
drongen.
Principieel zijn er geen bezwaren in te bren
gen tegen de voorgestelde eeredienst, maar re
kening houdend met de kerkelijke practijk, die
toch ook veel heeft te zeggen, met de noodza
kelijkheid, dat alle veranderingen voor de kerk
moeten leven en dat opgelegde besluiten juist
het tegendeel bewerken, is ons oordeel, dat deze
orde van eeredienst aan' de vrijheid der kerken
moet worden overgelaten tot gebruik en dat
1°. de bekende zegengroet gebruikt blijve;
2°. het instituut van voorlezer behouden blijve
of niet naar het oordeel der plaatselijke kerk
3°. de tusschenzang niet afgeschaft worde.
GOEDE WOORDEN.
Bij de installatie van Burgemeester Fernhout
te Middelburg sprak de nestor van den Raad,
de heer J. F. Heemskerk, o.m. het volgende
„Hooggeachte Burgemeester Fernhout,
Het treft zoo, dat U hier in het oudste
lid van den Raad aantreft een geestver
want, zelfs in engeren zin een partijgenoot
en geloofsgenoot, die ook in dezelfde kerk
met U opgaat om de Goddelijke Barmhar
tigheid en Genade voor onze zonden te
vinden bij den Eenigen Verlosser en Zalig
maker Jezus Christus.
U kunt dan ook vertrouwen, dat U door
mij hier recht hartelijk wordt verwelkomt,"
Voor dit echt principieele en kloeke woord
zeggen wij onzen afgevaardigde dank.
Dat ook de nieuwe Burgemeester zijn kracht
van God verwacht blijkt uit zijn rede, waaruit
wij het volgende overnemen
„Het vertrouwen door H.M. de Koningin
in mij gesteld, de veelzijdige roeping die
het ambt met zich brengt, de beteekenis
van deze stad, het gewicht van hare belan
gen, de bekwaamheden van mijn voorgan
ger en diens eerst-aangewezen opvolger,
zoowel als de ongekend moeilijke tijden,
mogen geschikt zijn, mij ernstig te stemmen,
anderzijds treed ik met goeden moed en
met vreugde toe op de mij toevertrouwde
bestuurstaak.
Met goeden moed, omdat ik geloof, dat
al hetgeen waarvoor ik temidden van den
soms verbijsterenden gang van zaken geen
raad weet onderworpen is aan de Opper
hoogheid van den Almachtigen God, Die
Souverein regeert en Die in het regeeren
van het leven, dat Hij zelf eenmaal schiep,
zoowel zijn recht en wijsheid, als Zijn liefde
en goedheid openbaart.
Door Hem ook, geloof ik, dat zijn ge
geven alle Overheids- en gezagsbevoegdheid
en alle de levenswetten, waaraan het Staat
kundig en maatschappelijk leven en dat van
zoovele andere gebieden als er zijn, voor
hun welstand en rechte functionneering
gebonden zijn.
nog wel bij. Dan kun jullie in de herberg „Het
Veerhuis" intrek nemen. Er zal daar wel eens
een visscher uit Zierikzee komen, die jullie mee
neemt."
De kapitein zei het op heel gewonen toon,
alsof het besluit niets beteekende. Maar Evert
wist wel beter de man bracht een offer. Hij
ging uit de koers niet alleen, maar was daardoor
gedwongen, te overnachten.
„Het is heel vriendelijk, kapitein", zeide hij.
„Maar je moet het niet doen. Het is te veel."
De ander negeerde deze woorden totaal.
„Dat houden we dus voor afgesproken", zeide
hij. „In het „Veerhuis" kunnen jullie beiden tot
rust komen en daarna naar Zierikzee gaan."
Evert begreep wel, dat verder verzet nutteloos
was en zweeg maar, te meer, omdat hij in zijn
hart met de schikking zeer ingenomen was. Aan
het Goesche Veer kwamen elke week visschers
uit Zierikzee. En uit Vlissingen zou het niet
gemakkelijk zijn, om weg te komen.
En zoo gebeurde het, dat de Evert zoo be
kende herberg „Het Veerhuis" al herkenden
de waard en zijn vrouw hem niet twee schip
breukelingen opnam, van wie de jonge man reeds
weer op dreef was. De jonge vrouw was dat
nog niet. Zij moest te bed worden gelegd. En
het duurde eenige dagen, eer zij in staat was,
op te zitten. Met een droeve uitdrukking op het
gelaat. Want het verlies van haar vader had
Marijke Barendsz ontzettend aangegrepen.
Heel vaak tuurde Evert over de Oosterschelde,
of de botters van Zierikzee niet kwamen. Hij
zag ze wel visschende, maar het veer van Ter
Goes deden ze niet aan. De vangst was zeker
niet te best.
Mij latende leiden door deze overtuiging
van primordiale beteekenis en de daaruit
voortvloeiende beginselen, ben ik me ervan
bewust, dat de toepassing van die beginse
len en van allerlei daaruit in meer verwij
derd verband afgeleide inzichten, bij veels
zins gemengde verhoudingen en beoordeeld
naar tijd, plaats en omstandigheden, naar
alle zijden groote verantwoordelijkheid op
legt en veel beleid vordert.
Overal waar gezag zich dwingend moet
laten gelden, is juist het besef dat het gezag
en alle daaraan ontleende bevoegdheid van
God is, zoo uitermate geschikt, den drager
er van zoowel voorzichtig als krachtig te
doen zijn in deszelfs uitoefening."
God stelle Burgemeester Fernhout tot een
rijken zegen.
M. SCHEELE.
BEROEPEN TE
Wilsum (Graafschap Bentheim, Duitschland):
G. Schrovenwever te Campen
Oost-Friesland, Duitschland
AANGENOMEN NAAR
Tijnje Cand. H. Vos Rzn. te Hoogeveen.
BEDANKT VOOR
Bozum(Fr.): Cand. H. de Jong,
hulppred. te Voorburg.
Jaaroverzicht van de Geref. Kerk te
Bergen op Zoom 1932.
Met veel genoegen werd het toegezonden
Jaarverslag van bovengenoemde kerk over het
jaar 1932 gelezen. Gedachtig aan de vele zege
ningen Gods 75 jaar aan de gemeente bewezen,
is het begrijpelijk, dat de opsteller over 1932
schrijft als een jubileumjaar. Mededeelingen
worden gedaan over den kerkeraad, catechisatie,
arbeid onder de militairen, dienst des Woords
en allerlei ambtelijk werk.
Het ledental nam toe met een totaal van 22,
zoodat de gemeente groeide tot 789. Ook finan-
tieel is Bergen op Zoom rijkelijk gezegend. Vol
komen kan na lezing van dit jaarverslag onder
streept het woord van Ds. Ie Cointre„God
van Zijn kant heeft Zich, ook in het afgeloopen
jaar, niet onbetuigd gelaten. Wel eene zeer
groote dankbaarheid mag ons, daarop terug
ziende, nu vervullen".
Nu weer voorwaarts met het woord van Da
vid uit Psalm 4 7, dat zij de sterkte en ver
wachting van de kerk van Bergen op Zoom en
haar dienaar des Woords.
Hierbij nog eene herinnering. Straks zullen uit
onze Zeeuwsche Kerken weer jongelingen moe
ten naar Bergen op Zoom ter vervulling van
de militaire plichten. Dat geen enkele kerkeraad
vergete de namen onzer jongens te melden aan
het adres van Ds. Ie Cointre, die dat zeer waar-
deeren zal ter vergemakkelijking van den arbeid
onder de militairen, want er zijn er wel eens
onder, die zich zoeken te verschuilen bij niet-
opgave, naar we meermalen hoorden.
Begeerte naar kerkelijke eenheid.
De kerkeraad van de Geref. Kerk te Eindho
ven besloot aan de meerdere vergaderingen het
volgende verzoek te zenden
„De Synode doe tijdens de voorbereiding van
de herdenking der Afscheiding in 1934 een op
roep uitgaan tot de Christ. Geref. Kerk en de
Gereformeerden in andere kerken om te komen
tot een beter elkaar verstaan en te arbeiden tot
een samenbrengen in één instituut".
Hoogeveen. lederen Zondag gaat men
alhier onder trommelslag ter kerk. Des morgens
7 uur wordt een rondgang langs de Hoofdstraat
gemaakt. De burgerij hoort dan, dat het tijd
van opstaan is 'n soort reveille dus. Van 9 tot
IC uur stapt de traditioneele trommelslager de
geheele plaats door, waarbij op de keerpunten
de roffel geslagen wordt.
Orde van den eeredienst.
Blijkens officieel verslag is de classis Enk
huizen van oordeel, dat er noch principieel noch
practisch noodzakelijkheid is om den dienst li
turgisch overal in alles gelijk te doen zijn. Daar
om stelt zij voor de aangegeven orde v. d. dienst
HOOFDSTUK XX.
De thuiskomst.
Marijke was geheel aangesterkt en zij had ook
weer levensmoed gekregen, zoodat zij naarstig
met Evert overlegde, wat er gebeuren moest.
Zij konden toch in het Veerhuis niet blijven.
Het beste zou wezen, een schipper te zoeken,
die hen naar Zierikzee brengen zou.
Dat was echter niet noodig. Want juist op
den middag van den dag, waarop dat besluit
genomen was, kwam de waard uit het Veerhuis
meedeelen, dat een botter uit Zierikzee in aan
tocht was.
Evert vloog naar buiten en zag één der vaar
tuigen, waarop hij in zijn jongensjaren had ge
varen. Vol ongeduld wachtte hij op de nadering
stel je voor, dat vader nu eens aan het roer
stondom in eenen tot zijn verrassing te
ontwaren, dat de oude Simon Krepel nog steeds
ter vischvangst voer. Want de oude stond daar.
Uit duizend zou Evert hem herkend hebben.
Het bootje naderde al meer en had spoedig
ligplaats gekozen. Simon Krepel want hij
was het inderdaad, elk jaar zeiden zijn kinderen,
dat hij toch eens aan wal moest blijven, maar
hij kon het niet tikte links aan zijn ruige
muts, toen hij den vreemdeling vlak bij zijn boot
zag, maar hij gaf geen enkel blijk van herken
ning, wat niet te verwonderen viel, daar Evert
in die zeven jaar enorm veranderd was.
Hij deed eenige stappen naderbij en begaf zich
vervolgens op den botter, waar hij naar Krepel
de hand uitstrekte, die deze, hoewel stom ver
baasd, werktuigelijk aanvatte.
„Dag Krepel," zeide Evert opgewekt.
zooals deze wordt voorgesteld te aanvaarden,
met uitzondering hiervan, dat inzake voorlezing
der wet door den D. des W. of door een ouder
ling vrijheid worde gelaten. En eveneens in 't al
of niet doen zingen van middenzang.
Het Psalmvers na den Doop.
Ds. Meynen wijst er in de „Dordtsche Kerkb."
op, dat het psalmvers ria de Doopsbediening
niet bij die bediening behoort, en aangeheven
wordt als de Doopsbediening is afgeloopen.
„Men kan evengoed niet een lied zingen.
Men kan óók vóór dat 't formulier wordt ge
lezen of vóórdat de eigenlijke Doopsbediening
plaats vindt, terwijl dus ook de betrokenen nog
blijven waar ze zijn, een lied zingen.
Het zingen van het vers na den Doop ge
schiedt met dezelfde bedoeling als 't zingen van
ieder ander vers, bij de dienst des Woords, bij
de bediening van het H. Avondmaal, n.l. om
God te verheerlijken, om uit en met de schat,
die Gods Kerk in het lied der geloovigen van
vroegere en latere tijden ontving, te vertolken,
wat de Heere ons aangaande Zichzelf en aan
gaande ons leven leert.
Natuurlijk kiest men dan zulke liederen, welke
zich aansluiten bij de handeling, die wordt ver
richt, en zoo kan men bij de bediening van den
Doop een lied zingen, dat spreekt van 't ver
bond en van de zegen des Heeren in de ge
slachten.
Dat lied is niet voor 't kind, niet voor de
ouders, maar voor heel de gemeente.
't Is geen zegenbede of- zoo iets voor 't kind,
't is geen onderdeel van den Doop, 't vervangt
niet de vroegere toespraken, het neemt dezelfde
plaats in als ieder ander lied.
Trouwens beurtzangen en koorzangen enz.
zijn in de kerk contrabande de gemeente als
eenheid zingt, maar zingt niet voor en tot el
kander, maar tot eere Gods.
En daarom gevoelt ieder, dat het de meest
rationeele zaak is, als men na den Doop z'n
plaats inneemt en dan zingt. De Doopsbediening
is afgeloopen en men zingt samen tot Gods eer.
Zulk een gang van zaken bevordert ook de
goede orde."
Ds. C. L. F. van Schelven, em.-pred. der
Geref. Kerk te Wageningen, wonende te Rij-
senburg (U.) viert heden zijn 75sten verjaardag.
In 1885 werd hij predikant te Oude- en
Nieuwe-Wetering in de Ned. Hervormde Kerk.
In 1887 verbrak hij met de minderheid van den
Kerkeraad het verband met de Synode. Later
heeft hij een geschrift over de doleantie aldaar
gegeven „Na den kruitdamp". Op 1 Jan. 1893
werd hij predikant bij de Geref. Kerk te Wa
geningen, waar hij stond tot 28 April 1929, toen
hij emeritaat verkreeg.
Pensioenen. De kerk van Enschedé brengt
het volgende voorstel ter classis
„De Particuliere Synode van Overijsel ver
bindt zich met andere Particuliere Synodes
de naar Art. 13 K. O. verschuldigde emeri-
taats-tractementen, weduwen-pensioenen en
weezengelden gezamenlijk te dragen naar vast
te stellen percentage-cijfers op grondslag van
de tractementen".
Niets nieuws. In den laatsten tijd wordt
op de Gereformeerde Kerken de eene aanval
gericht na den andere. Iets nieuws is dit niet.
Het is zoo geweest vanaf de dagen der Schei
ding. Tijdens de doleantie werden de scherpste
pijlen afgeschoten door „broeders", die achter
bleven in de Hervormde Kerk. En na 1892
brandde men onafgebroken tegen de Gerefor
meerde Kerken los.
Dr. Kaajan brengt in de „Utr. Kerkb." in her
innering wat Dr. A. W. Bronsveld schreef, en
hoe deze door Ds. A. Brummelkamp werd be
antwoord.
„Reeds in 1892 schreef Dr. Bronsveld „De
naam Chr. Gereformeerde verdwijnt. Alles
wordt opgelost in den éénen naam van Gere
formeerde Kerken. De wil van de leiders der
Doleerenden heeft in alles getriomfeerd. En dat
hun macht daardoor vergroot is, zullen wij even
min ontkennen, als wij onze smart daarover
verbergen. Het doet ons leed, dat wij nu tegen
over voorheen „afgescheidene" broeders, met
wie wij op vriendschappelijken voet verkeerden,
in eene andere verhouding zijn geplaatst. Zij
zijn nu verplicht, ons te haten met volkomen
haat. De leden en bestuurders der Ned. Herv.
Kerk mogen wel bidden om dubbele voorzich
tigheid en waakzaamheid."
„Wie ben jij vroeg de ander. „Ik ken je
niet."
„Je bent toch Simon Krepel uit Zierikzee
„Die ben ik Wat zou dat
„Ken je me dan niet meer?"
„Niet méér kennen? Heb ik je dan vroeger
gekend
„En of 'k Heb genoeg op mijn broek van je
gehad. En ik heb je ook niet netjes behandeld
in Vlissingen", zei Evert ernstig.
Het toch ietwat domme gelaat van Simon
Krepel was een studie waard.
Onderzoekend zag hij Evert aan.
„Ik kan het haast niet gelooven", zeide de
oude visscher dan langzaam„neen, dat kan
niet, maar ik zou zeggenhoor eens, nu geen
gekheid, ben je Evert van der Walle of ben
je het niet Kerel, zeg het gauw. Er hangt veel
van af."
„Je hebt het geraden, Krepel. Ik ben Evert
van der Walle. Ik wacht op een botter, om
mij naar Zierikzee te brengen met mijn aan
staande vrouw."
Het was nog niet goed tot Simon Krepel
doorgedrongen.
„Ben je dan niet verdronken met dat meisje
uit Enkhuizen
Nu was het de beurt van Evert, om zich
uitermate verbaasd te toonen hoe ter wereld
wist men nu in Zierikzee
Maar hij dacht er niet verder over na, daar
hem op de tong brandden vragen, die hij schier
niet stellen durfde.
„Zooals je ziet, ben ik springlevend, Krepel.
Leven mijn vader en moeder nog
(Wordt vervolgd)
De Synode besluite
5. De voorgestelde orde van den eeredienst
te aanvaarden.
Namens Deputaten,
T. HOEKSTRA, Secretaris.
Wie de liturgie voor de morgengodsdienst
oefening en voor den namiddag (avond) gods
dienstoefening op den dag des Heeren nagaat,
zal bemerken, dat er weinig ingrijpende veran
deringen in het algemeen in de Orde van den
eeredienst zijn aangebracht. Toch zou de ver
plichting tot gebruik van deze liturgie in menige
kerk wijzigingen in de orde van den eeredienst
brengen, waarvoor alle kerkeraden nog niet rijp
zijn en welke door de gemeente niet allen op
prijs worden gesteld.
Al mag principieel niets worden ver
anderd, de practijk heeft in dezen ook mee
te spreken. Hiermee te rekenen wil niet zeggen,
een vaste orde tegen te staan, want willekeur
wordt tenslotte bandeloosheid, wat zeker niet
mag voorkomen in de kerk des Heeren, doch
daar zijn nu eenmaal kerkelijke gebruiken in de
orde van den eeredienst, waarvan men het on
juiste nog moet aantoonen en welke in de prac
tijk hebben bewezen te voldoen aan de
behoefte der gemeente.
Onder 9 vinden wij de Bediening des Woords.
De zoogenaamde tusschenzang vervalt door het
voorstel der Deputaten.
Er kunnen soms redenen toe zijn, in de pre
diking zelf gelegen, deze zonder eenigen tus
schenzang te houden, maar over het algemeen
vraagt dit te veel van de gemeente.
Luisteren is moeilijk en nu moet de prediker
zijn hoorders wel meevoeren, dat zij alleen zich
richten op het Woord en op niets anders, wij
weten, dat de spanning kan verminderen, in
derdaad vermindert en juist door het zingen
onder de prediking kan de ziel zich uiten en
de hoorders, want Gereformeerden zijn ook
menschen, kunnen zich een oogenblik ontspan
nen. Bovendien dreigt hier het gevaar niet, dat
de bediening des Woords, rekening houdend
met den hoorder, wat in gedrang komt Een
tijd voor de prediking is niet precies aan te ge
ven, maar het verlangen, dat de prediking steeds
korter moet worden, wijst dat niet in de rich
ting, dat het den menschen moeilijk valt, de
prediking zonder eenige tusschenzang te be
luisteren
Waargm moet de bekende benedictie of ze
gengroet „Genade zij U en vrede van God onzen
Vader, door onzen Heere Jezus Christus, in de
gemeenschap des Heiligen Geestes. Amen", ver
vallen
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
LX.
„Naar Zierikzee Dan ga je nu een eind de
richting uit", peinsde kapitein Petersma hardop.
En dan ,,'k zal eens bij mijn vrouw gaan kijken
en kom je dan wel vertellen, hoe het daar ge
schapen staat. Maar je moet me niet te lang aan
de praat houden, hoor. 'k Moet bij mijn jongens
wezen. Het spookt nog wat, dat merk je wel."
Ja, dat merkte Evert zeker. Het schip slingerde
nog tamelijk.
Geruimen tijd later, het schenen Evert uren
toe inplaats van minuten, keerde de kapitein op
gewekt terug.
,,'t Is daar ook in orde, hoor. Maar natuur
lijk, zij tobt over haar vader. Mijn vrouw troost
haar, zoo goed en zoo kwaad dat gaat."
„Het is ook vreeselijk", meende Evert.
„Dat is het. Maar wees dankbaar, dat jullie
gered zijn. Hoor eens, 'k heb er met mijn vrouw
eens over gepraat. Wij moeten naar Vlissingen.
Dat is een eind van Zierikzee af. En daarom
heb ik besloten, om naar het Goesche Veer te
gaan en daar vannacht te ankeren. We hebben
toch al oponthoud genoeg. Dat beetje kan er