FEUILLETON.
EVERT VAN DER WALLE.
KERKNIEUWS.
WIJDINGSURE.
De Standaard van Woensdag j.l. kwam met
de meedeeling, dat Dr. Cólijn aan den avond
voorafgaande aan de stemming, dus op 25 April
a.s., nog een radiorede hoopt te houden, van
een half uur, om een korte uiteenzetting te geven
van de A. R. beginselen en hun beteekenis bij
deze stembus.
Daarbij werd deze opwekking gevoegd „om
op dien Dinsdagavond zooveel mogelijk saam te
komen in de kerkgebouwen om daar, na afloop
der radiorede, saam zich te vereenigen in gebed,
teneinde de nooden van land en volk den Heere
op te dragen en Zijn zegen over Vorstenhuis
en volk af te smeeken".
Deze opwekking geven we hier, met hartelijke
aanbeveling, door. Natuurlijk zal dan noodig zijn
maatregelen te nemen, dat in de kerkgebouwen
de radiorede van Dr. Colijn kan worden beluis
terd. Bij de tegenwoordige ontwikkeling der
techniek kan dat, zonder veel kosten, geschieden.
Den kerkeraden zij dit ter ernstige overweging
aanbevolen. Het zou heerlijk zijn, wanneer aan
den vooravond van de stemming, de belijders
van den Naam des Heeren zich daar vereenig-
den in gebed en smeeking.
HEIJ.
DE NADERENDE VERKIEZINGEN VOOR
ONZE STATEN-GENERAAL.
Geen courant verschijnt er in onze dagen zon
der politieke beschouwingen. Men sprak vroeger
van zekere Juni-gebeurtenissen, nog zou men dit
kunnen doen, al is de verkiezingsdatum ook
vervroegd.
Partijen van allerlei gading, waarvan er
vele zijn, die den kiesdeeler niet zullen halen,
zetels te bemachtigen. De evenredige vertegen
woordiging heeft de politieke versplintering niet
kunnen tegenhouden, eerder is deze nog toe
genomen.
Deze partijen van allerlei gading, waarvan er
velen zijn, die den kiesdeeler niet zullen halen,
gaan den strijd in.
Deze verbrokkeling is zeer te betreuren, wijl
de belangen gesteld worden boven de beginselen.
Meer dan ooit komt het in onzen tijd op het
beginsel aan. Niemand onzer late zich verlok
ken, om welke reden ook niemand ziet heden
al zijn verlangens vervuld te stemmen op een
partij, die straks niet staat is invloed te oefenen
in onze Tweede Kamer.
Al deze verdeeldheid voert tot machteloosheid
en moet consequent voeren tot fascisme of com
munisme.
Wat in Duitschland is gebeurd spreekt boek-
deelen en Rusland is voor ons ook een baken
in zee.
Beginselen beslissen, waarom wij dan ook niet
anders kunnen, dan een partij steunen, die leeft
naar de beginselen van Gods Woord, waarin
mannen leiding geven, die steeds vragen ook in
het publieke, maatschappelijke en staatkundige
leven, wat in dezen des Heeren eisch is.
Wie daarop let, is in zijn keuze beperkt en
weet, hoe hij straks heeft te stemmen.
Het gaat in deze dagen om de fundamenteele
grondzuilen van den Staat en daarom versta
ook ieder zijn roeping.
Als een huis in brand staat, als er nood is,
vallen alle onderlinge verschillen weg, op een
zaak is het oog gericht, op de redding van alles,
wat ons dierbaar is.
Zoo hebben wij de verkiezing van 26 April
tegemoet te gaan.
Wie biddend alles brengt voor Gods troon,
weet het, dat hij ook in Gods werk bezig is,
als hij straks stemt en laat niemand vergeten,
dat Gods oog hem gadeslaat wanneer hij straks
in het stemhokje zijn stem uitbrengt, al meent hij
in het verborgen te kunnen handelen naar eigen
begeerte.
Zij er in ons midden getrouwheid, gelijk bij
de leiding.
Van alle zijden tracht men het werk van Dr.
Colijn te verkleinen laster en spot, minachting
en verdachtmaking ook van degenen, waarvan
wij het niet zouden verwachten.
Doch is het ooit anders geweest De historie
herhaalt zich.
Juist dit alles, sterkt ons in onze meening, dat
hij, die sinds jaren de waarheid zijn volk durft
voorhouden, den juisten weg bewandelt en hem
in het bizonder de leiding van het land kan
worden opgedragen.
Nog enkele weken scheiden ons van den dag,
waarop de beslissing zal vallen.
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
„Zeker, kapitein. Onze jongen is niet voor
eeuwig verloren. Dat is onze troost. Hij is ge
red. Kun je dat ook van je dochter zeggen
„Gode zij dank, ja. Ook Marijke is gered."
„Laat ons dan dankbaar zijn."
De stoere kapitein kwam nu geheel tot rust.
Hij bleef den geheelen dag. En zij spraken, die
drie, over Evert en Marijke, in de vrij stellige
overtuiging, dat die beiden rustten op den killen
bodem van de Oosterschelde, die misschien hun
lijken zou teruggeven
HOOFDSTUK XIX.
De redding.
En toch vergisten de drie oudjes in het kleine
huisje in de Hoofdpoortstraat te Zierikzee zich
deerlijk
De kille schoot van de Oosterschelde bergde
niet de lijken van Evert van der Walle en Ma
rijke Barendsz.
Toen, zoo geheel onverwacht, het scheepje
krakend was omgeslagen, had Evert, spartelend g
In Gods Raad is reeds de beslissing vastgelegd,
maar wij hebben te werken.
Moge zich nog een krachtige actie ontplooien
door tractaatverspreiding en huisbezoek, vooral
dit laatste is van groot belang.
Ouderen en jongeren hebben zich te geven
en waar deze actie veel geld vraagt, drage een
ieder in de onkosten bij naar de mate zijner
krachten.
Nog enkele weken gewerkt van den morgen
tot aan avond. Gods zegen mogen wij verwach
ten, wanneer wij in diepe afhankelijkheid voor
Hem leven. Zijn beloften blijven, hoe de uitkomst
ook zij Nederland heeft dit dikwijls ervaren.
Door Zijn kracht, zullen wij niet wankelen, noch
bezwijken.
De Heere is tot hulp en sterkte al dengenen,
die Hem aanroepen en willen leven naar Zijn
Woord.
En als het hart soms bezwijkt onder alles wat
er geschiedt, wanneer ook Nederland zichzelf
mocht verteren, vertroost elkaar met de woorden:
Alle deze dingen moeten geschieden.
M. SCHEELE.
RAPPORT UITBREIDING „EENIGE
GEZANGEN" EN ORDE VOOR DEN
EEREDIENST.
De kerkeraden ontvingen het door Deputaten
toegezonden rapport inzake „Eenige Gezangen
en orde voor den Eeredienst". Zij zullen zich
dus voor de Generale Synode, die straks D.V.
in Middelburg wordt gehouden, hebben te be
raden over deze voorstellen. Wie geen vreem
deling is in Jeruzalem, zal opgemerkt hebben,
dat er geen eenstemmigheid is over deze voor
stellen. Het pro en contra is bepleit op allerlei
wijze.
Wat de orde voor den Eeredienst betreft,
daartegen zullen in ons midden weinig bezwa
ren zijn. Enkele opmerkingen hopen wij in dezen
te maken, om daarna onze gedachten uit te
spreken over de Llitbreiding der Gezangen.
Deputaten leiden het voorstel voor de orde
naar den Eeredienst aldus in
„Bij het ontwerpen van deze liturgie voor den
eeredienst hebben Deputaten gemeend zich op
het standpunt te moeten stellen, dat zij zich zoo
veel mogelijk hadden te houden aan hetgeen in
onze Gereformeerde Kerken gebruikelijk is. Ze
hebben zich daarom onthouden van een zoo uit
voerige en ingrijpende wijziging van deze liturgie
als op de Synode van Utrecht in 1923 was
voorgesteld. Al laten ze in het midden, of de
bezwaren destijds tegen deze liturgie ingebracht,
juist waren, ze oordeelden, dat met deze bezwa
ren toch in zooverre rekening mocht gehouden
worden, dat men aan de Kerken geen liturgie
mocht opleggen of voorschrijven, die bij een
groot deel dier Kerken bedenking ontmoet.
Voorts hebben Deputaten in dit ontwerp zooveel
mogelijk de vrijheid der Kerken willen eerbiedi
gen, waar ten opzichte van deze liturgie verschil
van gebruik bestond. Uniformiteit ten opzichte
van deze liturgie heeft in onze Kerken nooit
bestaan, zooals blijkt uit hetgeen Voetius dien
aangaande meedeelt in zijn Politia Ecclesiastica
t. IV pp. 111113, en is ook niet noodzakelijk,
waar het hier middelmatige dingen betreft. Wat
alleen wenschelijk was naar het oordeel van
Deputaten was, dat bij een algemeene regeling
voor de orde van den eeredienst deze verschil
lende gebruiken, die in onze Kerken bestaan,
genoemd en gesanctionneerd werden. Een nadere
uiteenzetting van de gronden, waarop dit voor
stel in zijn onderdeelen berust, achten Deputaten
daarom niet noodig. Slechts op één punt wen-
schen Deputaten de aandacht te vestigen om
rekenschap van hun voorstel te geven. Ze waren
van oordeel, dat zoowel de afkondiging van de
Wet des Heeren als de belijdenis des geloofs
niet behooren tot de praelectuur, die door den
voorlezer of ouderling zonder meer kan geschie
den, maar de bedoeling heeft om de Wet des
Heeren in naam des Heeren aan de gemeente
voor te houden en namens de gemeente haar
Christelijk geloof te belijden voor Gods aange
zicht, zooals dit ook in ons Avondmaalsformu-
lier geschiedt. Aangezien de Dienaar des Woords
zoowel de mond Gods is tot de gemeente als
de mond der gemeente tot God, meenden ze,
dat beide handelingen door den Dienaar des
Woords behooren te geschieden en de beteeke
nis van deze handeling door de inleidende for
mule duidelijk in het licht moet worden gesteld.
Hun voorstel voor de orde van den eeredienst
luidt daarom aldus
ai \mm\mnmmsmmammax3atx*zm=*m*zxm?.'xcr±v3jvyj*uu*\i.iv jm—jh mi uw— «uj
in het onstuimige water van het Mastgat, het
allereerst aan Marijke gedacht. Hij kon zwem
men als een otter. En met inspanning van alle
krachten wist hij zich boven water te houden
en te komen in de nabijheid van het meisje, dat
hem zoo lief was. Hij greep haar bij de kleeren
en met den linkerarm gelukte het hem, hij kon
later niet verklaren hoe, haar hoofd boven wa
ter te houden, al sloeg er wel eens een golf over
beiden heen.
Hij besefte evenwel zeer goed, dat hij dat
slechts enkele minuten doen kon. Als er geen
andere hulp kwam, waren zij onherroepelijk
verloren.
„Heere God, help ons," smeekte zijn hart.
En hij zag neer op het bleeke gelaat en de
gesloten ooken van het meisje.
Op hetzelfde oogenblik stootte iets hards te
gen hem aan 't was, naar hij bespeurde, een
zwaard van het stukgeslagen scheepje.
Hij kon wel juichen van blijdschap. Maar hij
deed het niet. 't Was misschien te vroeg ge
juicht. Want het kwam er toen op aan, op het
zwaard te klimmen. Als hij alleen was geweest,
dan ware het in eenen gelukt. Maar in zijn lin
kerarm rustte Marijke, die het bewustzijn ver
loren scheen te hebben.
Met bovenmenschelijke inspanning gelukte het
hem, Marijke op het zwaard te krijgen. Het zwa
re hout kantelde bijna, omdat het volle gewicht
van het meisje er niet middenop lag. Bovendien
kwam er een golf, die het zwaard opnam, zoo
dat hij er zelf van verwijderd werd.
Maar wéér spande hij alle krachten in en
zwom er heen. En toen was hij in een punt des
Liturgie voor de morgengodsdienstoefening op
den Dag des Heeren.
1. Votum: Onze hulpe is in den naam des
Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft. Amen.
2. Zegengroet Genade zij U en vrede van
God onzen Vader en den Heere Jezus Christus.
Amen.
of
Genade zij U en vrede van Hem die is, en
die was, en die komen zal en van de zeven
Geesten, die voor zijnen troon zijn en van Jezus
Christus, die de getrouwe getuige is, de eerst
geborene uit de dooden, en de Overste der ko
ningen der aarde. Amen.
3. Zingen.
4. Verkondiging van de Wet des Heeren.
Geliefden in den Heere Jezus Christus, stelt U
voor het aangezicht des Heeren en hoort aan
de heilige wet, die Hij ons op Sinaï gegeven
heeftExodus 20 217.
Het staat in de vrijheid der kerken hieraan
toe te voegen de korte samenvatting der wet,
gelijk Christus ons die gegeven heeft in Mattheüs
22 37—40.
Na de verkondiging der wet kan een toepas
selijk lied door de gemeente gezongen worden
zooals Ps. 130 2, 143 2, vers 9 van de berij
ming der tien geboden, vers 6 van de berijming
van het gebed des Heeren.
5. Voorlezing van een gedeelte der Heilige
Schrift.
6. Gebed (openbare belijdenis der zonde,
bede om een zegen over de bediening des
Woords, voorbede voor de Overheid en voor
allen nood der Christenheid).
7. Zingen.
8. Collecte.
9. Bediening des Woords.
10. Dankzegging.
11Zingen.
12. De zegen Verheft uwe harten tot God
en ontvangt den zegen des Heeren
De Heere zegene U en behoede U
De Heere doe zijn aangezicht over U lichten
en zij U genadig
De Heere verheffe zijn aangezicht over U en
geve U vrede. Amen.
of
De genade des Heeren Jezus Christus en de
liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen
Geestes zij met U allen. Amen.
M. SCHEELE.
TWEETAL TE
Ede (vac.-K. Winkelman):
P. de Feijter te Zwartsluis.
G. Smeenk te Blokzijl.
AANGENOMEN NAAR
Hindeloopen Cand. C. Jansen te Doorn.
BEDANKT VOOR
Wormer R. W. Huizing te IJsselmuiden.
Ds. LI. Faber hoopt, wegens ingang van
het tegen 1 Mei a.s. hem verleende emeritaat,
Zondag 30 April a.s. voor de Geref. Kerk te
Ee (bij Dokkum) zijn afscheid te preeken.
Ds. A. Doorn, pred. der Geref. Kerk te Heer-
de, wien om gezondheidsredenen emeritaat is
toegekend, hoopt zich metterwoon te Apeldoorn,
waar hij de Geref. Kerk gedurende 15 jaren ge
diend heeft, te vestigen.
Kerkelijke bevestiging van een huwelijk
bij volmacht.
Uit het Kort verslag van den raad der Geref.
Kerk te Utrecht
„De Kerkeraad spreekt op advies van het
ministerie van predikanten uit, dat de kerkelijke
bevestiging van een huwelijk ter plaatse, waar
het burgerlijk huwelijk bij volmacht plaats heeft,
verleend kan worden, doch alleen omdat die
niet plaats hebben kan waar de bruid haar man
ontmoet en diens overkomst naar Batavia op
te groote moeilijkheden stuit".
In den gemeenteraad van Lausanne was
het gebruikelijk, dat de voorzitter bij het begin
der raadsvergadering een kort gebed uitsprak
om den zegen Gods over hare handelingen te
vragen. Een lid van den raad, een vrijdenker,
deed plotseling het voorstel om dit gebed af te
schaffen. Er werd een commissie benoemd om
tijds naast Marijke, die hij in het midden van
het zwaard trok.
Bij die beweging, vermoedelijk deed hij haar
wel pijn, sloeg zij de oogen op.
Hij glimlachte haar toe en schreeuwde dan
tegen den wind in „Wij zijn op een zwaard.
Misschien kunnen wij zoo gered worden."
Maar toen was ook zijn kracht uitgeput. Hij
kon niet meer en hij vreesde, het bewustzijn te
zullen verliezen. Willoos lag hij daar naast Ma
rijke, maar tóch nog krampachtig haar vast
houdend
Hoe lang hij zoo gelegen had, wist hij niet.
Het konden uren, het konden ook minuten zijn.
Maar hij vermoedde van langen tijd. Want toen
hij, verstijfd van koude, weer helderder gewor
den was en zich even oprichtte, bespeurde hij
tot zijn ontzetting, dat er geen land te bekennen
was.
„Waar zijn wij nu?" kreet hij.
Marijke kon hem geen antwoord geven, zelfs
al had zij het geweten. Want uitgeput van ver
moeienis en angst, door en door verkleumd van
koude, doornat van het zilte zeewater, dat over
het zwaard spoelde, was zij in zwijm gevallen.
Ondanks de koude, stond het angstzweet op
Everts gelaat. Hij vermoedde, dat zij geheel af
gedreven waren en in de Noordzee waren te
rechtgekomen.
Tóch, bij nader inzien, zag het er daar niet
naar uit. Zij waren wel afgedreven, maar be
vonden zich toch nog in de Oosterschelde.
Wéér richtte hij zich op. Het liefst was hij
gaan staan, maar hij drufde niet, vreezende, dat
die beweging het zwaard zou doen kantelen. Het
omtrent dit voorstel advies uit te brengen. Toen
stond een jong advocaat op, die sprak„Het
beteekent voor ons niets of er een overlevering
is, die ons God doet aanroepen, ook al was
daarvan reeds eeuwen in het reglement van de
zen raad en in de grondwet van Zwitserland
sprake geweest. Wanneer het alleen maar gaat
over een vorm, dan zeg ikweg daarmede
Maar wanneer wij, gelijk als ik, aan de verhoo
ring van het gebed gelooven als wij gelooven,
dat God ons behoedt, en dat wij Zijn hulp noo
dig hebben om ons door het leven te leiden en
om onzen arbeid tot een goed einde te brengen
dan moeten wij blijven bidden. Wanneer u
aan Gods zegen niet gelooft, laat dan die zegen
nederdalen op hen, die hem begeeren. Dat zal
u niet schaden".
Deze rede sloeg in. Met groote meerderheid
werd besloten het gebed bij het begin der raads
vergadering zonder eenige beperking te hand
haven. W. (Heraut)
- Zending of Elenctiek
Wij deelden mede, dat de vergadering van
missionaire dienaren des Woords der Geref.
Kerken op Java, naar hun oordeel gevraagd, den
wensch te kennen hebben gegeven, dat de a.s.
Generale Synode, zoo het tot een benoeming
komt, niet een hoogleeraar voor Elenctiek, maar
zeer beslist een hoogleeraar voor Zendingswe
tenschap en Zendingsgeschiedenis benoeme.
Thans meldt men ons, dat de bijzondere ver
gadering van de Geref. missionaire predikanten
op Soemba de tegengestelde keus getroffen heeft.
Deze vergadering prefereert een hoogleeraar in
de Elenctiek boven een hoogleeraar in Zendings
wetenschap en Zendingsgeschiedenis. De een
stemmigheid in het advies van de Zendingsvel-
den zelve, welke de keus zeer vergemakkelijkt
zou hebben, ontbreekt dus.
Pontius Pilatus.
We zijn in de lijdensweken, en dan wordt
óók aan Pontius Pilatus gedacht. In de Twaalf
Geloofsartikelen wordt hij met name genoemd.
Het is zoo veelzeggend dat wij gelooven en be
lijden die geleden heeft onder Pontius Pilatus.
Hij was de man die ten volle overtuigd was
van Jezus' onschuld en het herhaalde malen uit
sprak hij heeft niets kwaads gedaan, ik vind
geen schuld in dezen mensch. En hij was het
die tegen Jezus zeide weet gij niet dat ik macht
heb u te dooden, en macht heb u vrij te laten.
Naar den mensch gesproken hing heel het
geding van Jezus aan Pontius Pilatus. Hij was
de rechter die ten slotte het beslissende woord
te spreken had, en die geroepen was zoowel
tegenover het Sanhedrin als tegenover het Jood-
sche volk voor den onschuldige op te komen en
het recht te handhaven.
Maar hij is de wilszwakke die van standhou
den en doorzetten niet weet, hij is de lafhartige
die door volkstumult zich laat intimideeren, hij
is de zelfzuchtige die niet hooren wilals gij
dezen loslaat, zijt gij des keizers vriend niet
meer.
Zeker, men kan over Pontius Pilatus een psy
chologische studie maken, hoe hij als rechter
in dat groote geding tegen Jezus stond en han
delde, maar tenslotte staat boven alle psycholo
gie het openbaringswoord van Hand. 4 27, 28
„in der waarheid zijn vergaderd tegen uw heilig
Kind Jezus, welken gij gezalfd hebt, beide He
rodes en Pontius Pilatus, met de Heidenen en
de volken Israels, om te doen al wat uwe hand
en uw raad te voren bepaald dat geschieden zou.
Ook in het bedrijf van Pontius Pilatus hebben
we ten slotte te komen tot het inzicht des ge
loofs dat Gods hand en raad te voren bepaald
had dit geschieden zou. En zijn we daartoe ge
komen, dan verstaan we het troostrijke antwoord
van den Heidelbergschen Catechismus dat hij
onschuldig onder den wereldlijken rechter ter
dood veroordeeld is, opdat Hij ons daarmede
van het strenge oordeel Gods, dat over ons
gaan zoude, bevrijdde.
Dat neemt niet weg dat we ook op Pontius
Pilatus hebben te letten. Van hem is een brief
bewaard gebleven aan den veldheer Tiberius,
die aldus luidt
Pontius Pilatus, Stadhouder van
Judea, wenscht den Veldheer Tiberius
Caesar. V. H.
Over Jesus Christus, van wien ik U in mij
nen laatsten gemelt hadt, is op den wille des
Volks, in weerwil, en als in een tegensporre-
linge van mij, een harde straf gegaan. Eenen
Man zeker zoo Godvruchtig, zoo gestreng,
heeft nooit Eeuw te voren gehadt, nog zal
hem ook hierna hebben. Maar de poging van
kwam hem toen voor, dat hij in de verte een
streep zag, dat op land duidde een dijk van
Schouwen? Of van het land van Ter Goes?
Hij wist het niet. En hij had niet de kracht, om
na te denken.
Er verliep weer geruimen tijd. Zij dobberden
maar wat, waaruit hij de gevolgtrekking maakte,
dat er geen stroom was van beteekenis. Hij over
woog, of er niet eenige mogelijkheid was, rich
ting aan het zwaard te geven, maar dat was
niet zoo eenvoudig, daar het niet raadzaam was,
beweging te maken, ook al niet, omdat Marijke
daar roerloos lag.
Opeens uitte Evert een kreethij zag een
schip met zoo goed als gereefde zeilen. Op
eenigen afstand voer het voorbij. Hij besefte,
dat er een kans van redding was, wanneer men
althans de schipbreukelingen gewaar werd. Hij
moest de opmerkzaamheid trekken.
Dus waagde hij het er op en stond met één
sprong midden op het zwaard, heftig met de
armen zwaaiend.
En het schip, niet groot, maar blijkbaar
stevig gebouwd, draaide bij men had hem op
gemerkt.
„Marijke schreeuwde Evert, buiten zichzelf
van blijdschap, „daar is een schip Ze zien ons
Ze komen We zijn gered
Maar Marijke gaf geen antwoord. De schier
levenlooze gestalte bleef absoluut bewegingloos.
Haar krijtwitte gelaat staarde naar boven, de
oogen gesloten. Was zij dood Het angstzweet
brak Evert uit. Hij gaf een door merg en been
dringende schreeuw, die op het schip gehoord
werd.