ZENDING.
FEUILLETON.
EVERT VAN DER WALLE.
eenheid, dikwijls het meest ontrouw zijn aan
hun eigen kerk, en het tegengestelde zijn van
wat men vroeger noemde „steunpilaren".
Geen mensch weet wat men aan hen heeft.
Allemans vriend is niemands vriend.
Doch het is voor mij niet eens een vraag, of
wij en onze kinderen tegen de heirscharen van
ongeloof en revolutie het meest bestand zullen
blijken, wanneer wij schouder aan schouder naast
een massa medestrijders staan maar met een
zwaard, dat we hebben laten verroesten.
Ten slotte is de overwinning niet aan de ve
len, maar aan de getrouwen.
Daarom al noemt men hun waarschuwing
dan ook gekibbel doen toch het meest voor
het geloovig en moedig pal-staan in den komen
den afval, zij, die er op bjijven hameren tegen
iedereen Laten wij werken en bidden, de wa
penrusting, die we aanhebben- in orde te houden.
Zaandam. v. DIJK.
Magelang, 30 Januari 1933.
Amice
22 December was in het Magelangsche Zen
dingswerk en voor de Europeesche gemeente
van Magelang een belangrijke dag.
Het Chineesche kerkgebouw werd in gebruik
genomen en daarmee werd de kroon gezet op al
de inspanning, die het Zendingscomité van de
Europeesche kerk zich getroost had het zoover
te krijgen.
Reeds lang had zich de behoefte laten gevoe
len, aan een eigen kerkgebouw het huis waarin
we vergaderden was al te onaanzienlijk, zoodat
het voor vele' Chineezen een bezwaar was om
daar te komen.
Nu werd er voor dat onaanzienlijk huis toch
nog huur betaald van 40.per maand en
daarom werd er beraadslaagd of dit bedrag van
480.per jaar niet voldoende zou zijn voor
rente en aflossing van een bouwkapitaaltje. Bij
beraadslaging bleek de Chineesche groep bereid
om een bedrag van 600.per jaar te betalen
voor rente en aflossing, terwijl de Europeesche
kerk zou trachten het benoodigde bouwkapitaal
bijeen te brengen 12.000.was daarvoor
noodig. Ongeveer 4000.werd bijeen verza
meld aan vrijwillige bijdragen waarvan ook on
geveer 1000.uit Holland werd ontvangen,
terwijl het resteerende bedrag van 8000.
werd geleend door de broeders der Europeesche
kerk in Magelang.
Voor dit bedrag hebben we een keurig kerkje
en een nette Chineesche pastorie gekregen, waar
de Chineesche Christenen erg blij mee zijn.
Door de malaise, door de algemeene achter
uitgang in zaken, dreigden de bouwplannen niet
te zullen doorgaan. De Chineezen, die n.l. een
aflossing van 600.per jaar voor hun reke
ning hadden genomen, deelden mee, dat ze die
belofte niet konden doen, dat ze niet meer be
loven durfden dan 300.per jaar. Dat gaf
enkele weken van beraadslaging, van weifeling
eerst, maar daarna toch werd beslist, dat de
bouw zou doorgaan.
En op 22 December was het kerkje klaar.
's Morgens om half tien, zoo had het Chi
neesche Comité besloten, zouden de leden der
kerk, mijn vrouw en ik bij elkaar komen mijn
vrouw zou 't lint doorknippen, dat de laatste
belemmering vormde voor het openen der deu
ren, daarna zou ik onmiddellijk het platvorm
bestijgen en in een kort gebed Gods zegen vra
gen over dit gebouw. Zoo is het geschied en
het was een plechtig oogenblik toen de Chinee
sche gemeente voor het eerst in haar eigen kerk
gebouw stond en wij tezamen Gods zegen af
smeekten.
We stonden daar in het dankbare besef, dat
we nu zoo'n mooi gebouw voor het Zendings
werk hadden gekregen dat dit nu het gebouw
was, waarheen we de Chineezen zouden uitnoo-
digen en waar telkens ook tot hen, die den
Christus nog niet kennen, het Evangelie zou
worden verkondigd.
Om tien uur zou de officiëele ingebruikname
plaats hebben en om 10 uur zat het kerkje vol
ongeveer 250 menschen vulden het kerkje.
Op de eerste rij zat de Burgemeester, de heer
Lakeman, en de vertegenwoordiger van den Re
sident en nog enkele autoriteiten. Dan volgen
de leden dér Hollandsche kerk en de Chineesche
gasten met vertegenwoordigers van allerlei or
ganisaties, van de Chineesche gemeente van
Djocja, van het Heilsleger van Magelang, van
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
LVIII.
„Neen, ik ga naar huis. Vanmiddag kom ik
aanloopen, als het goed is."
„Best, man. 'k Zal het zoo spoedig mogelijk
mijn vrouw vertellen."
De beide mannen scheidden. En Jacob van
der Walle stapte zijn huisje binnen. Zooals
steeds, was zijn vrouw present, om hem met
het eten te wachten.
„Wat een nacht, hé, moedertje zei hij op
gewekt.
,,'t Was verschrikkelijk, Jacob. En ik dacht
nog al, dat de storm eindelijk voorbij was."
„Ja, dat had ik ook gemeend. Maar 't kwam
anders uit. Je hebt zeker niet kunnen slapen
„Ik heb een paar uur flink geslapen, maar
werd van schrik wakker. Ik droomde zoo aller
akeligst."
„Droomen zijn bedrog, vrouw."
„Natuurlijk. En tóch, Jacob, 't was zoo vreemd.
Ik zag Evert, veel grooter natuurlijk, maar ik
kende hem wel. Hij wilde over de Schelde naar
mij toekomen. Maar in den storm verdronk hij
voor mijn oogen. 'k Hoorde hem duidelijk zeg
de Javaansche gemeente en van Chineesche or
ganisaties, waarvan de meesten een kort woord
gesproken hebben om de Chineesche gemeente
met haar nieuwe kerkgebouw geluk te wenschen.
Wat zag er alles keurig uitsommige Chi
neezen hadden Chineesche teksten geteekend en
laten omlijsten, of teksten laten borduren, die
een prachtige wandversiering vormden. Ze had
den zoo echt hun best gedaan en hun blijdschap
getoond met het verkregen gebouw.
In een kort woord heb ik de geschiedenis ver
teld in het Maleisch en in 't Hollandsch van de
totstandkoming van dit gebouw, en een woord
gesproken als inleiding tot het gebed, waarin
we Gods zegen hebben afgesmeekt over de pre
diking, die in dat kerkgebouw zou plaats heb
ben. En we voelden hoezeer behoefte we daar
aan hadden.
Dit kerkgebouw is een inleiding een aanvang
van het eigenlijke werk een eerste gebouw dat
straks weer vergroot zal moeten worden of
waaraan een tweede kerkgebouw zal worden
toegevoegd. Er wonen hier ruim 4000 Chineezen
in Magelang en in den omtrek nog enkele dui
zenden.
Nu hebben we een plaats waar we de Chi
neezen durven uit te noodigen, maar tal van
vragen kwamen bij de opening van zoo'n ge
bouw in ons op. Zullen ze nu komen, zullen ze
gehoor geven aan onze uitnoodiging om nu te
komen luisteren naar het Evangelie zullen ze
daarin volharden zullen ze het aannemen en
gelooven Zal hier nu steeds het Evangelie wor
den verkondigd en onder allerlei opdringende
dwalingen gehandhaafd worden. Zal
Maar gelukkig, dat we het adres wisten waar
heen we al die vragen konden opzenden en van
Wien we konden begeeren of Zijn oog nu ook
open wou zijn over dit huis, om de prediking
te zegenen, het Chineesche volk te zegenen, dat
de naam van Christus heeft leeren belijden en
dit volk wou houden bij de belijdenis van Zijn
Woord.
Laat ook Uw gebed mee voor dit werk op
stijgen.
Als steeds
Uwe
A. MERKELIJN.
ONZE VRIJE UNIVERSITEIT.
Een „kommetje" met negen scheuren.
Het is al jaren geleden. Ik liep in mijn eerste
gemeente met een Hervormden broeder, die nog
meer bezieling had dan ik, te collecteeren voor
het Jubileumfonds van de V. U. bij gelegenheid
van haar vijfentwintig-jarig bestaan. We landden
daarbij ook aan bij één der leiders van de vele
gezelschappen, die in die omgeving waren.
We vielen met de deur in huis en deden da
delijk onze boodschap. Maar dat ging zoo maar
niet. Hij was zooals de meeste van die menschen
een spraakzaam man, en we moesten wel een
zwaar betoog aanhooren over allerlei kwesties
als verzekeringen, het verval van de kerk, enz.
Hij ontzeilde onze vraag zoo lang mogelijk. Ten
slotte begon hij over de politiek. Tot mijn ver
bazing vertelde hij, dat hij nu het was in
1905 A. R. zou stemmen. De Kersten-partij
was er in dien goeden ouden tijd nog niet. Tot
nu toe had hij óf liberaal gestemd óf was hij
thuis gebleven. Meestal het laatste. Maar Dr.
Kuyper had in die dagen het bekende vaccine
wetje ingediend, en dat was oorzaak, dat deze
man nu het ministerie-Kuyper ging steunen.
Hij had er nu zelfs schik in en roemde er op.
Het scheen alsof hij onbewust gevoelde eindelijk
op de plaats te zijn, waarop hij als christen hoor
de. En hij vertelde met veel genot, van zijn ge
sprekken met liberalen in den laatsten tijd. Die
wilden hem natuurlijk weer overhalen om op hun
candidaten te stemmen of thuis te blijven. Maar,
zei hij in zijn gespierde taal, ik heb hun gezégd
„kijk eens, als je twee peerden hebt, een dat
kreupel is en een met drie pooten, welk peerd
neem je dan Ik dat kreupele. Welnu, de A. R.
zijn erg kreupel, maar ze hebben tenminste nog
pooten onder hun lijf".
Hij vertelde van een ander beeld, dat hij ge
bruikt had. „Als daar twee kommetjes staan,
een met negen scheuren en een zonder bodem,
dan neem ik dat met negen scheuren. Nou, jullie
liberalen hebben heelemaal geen bodem meer."
Ik heb hem daarop gegrepen en gezegd, dat
de V. U. volgens hem zeker wel negen scheuren
zou hebben. En ik, zoo ging ik verder, heb er
aan gestudeerd ik ken haar fouten en kwalen
veel beter dan U ik verzeker U, dat ze wel
gen„Vergeving, moeder. God heeft mij ook
vergeven." Dat is natuurlijk, omdat wij dat graag
zoo willen, niet, Jacob
„Misschien wel, moeder. Het kan ook wel
zijn, dat je op die manier een boodschap kreeg.
Want het is zeer wel mogelijk, dat Evert ver
dronken is. Als dat nu eens echt waar was,
moeder
„Ik kan er niet aan denken, Jacob", kreet zij.
„Onze jongen zóó, niet verzoend met God en
zijn ouders, de eeuwigheid in."
„Maar als Evert nu eens, vóór hij stierf, tot
God gekomen is, zou het dan nog zoo erg zijn,
als wij hooren, dat hij verdronken is
„Ja, als dat zóó was, dan was het heelijk.
Voor ons was hij dan wel verloren, maar zijn
ziel was dan behouden. Als wij tenminste die
zekerheid maar hadden."
„Ik dacht wel, dat je zoo spreken zoudt",
zeide Jacob van der Walle opgewekt. „Zoo be
hoort het ook te zijn."
„Maar, Jacob, waarom vraag je dat alles
Wat er er Ik merk nu, dat je wat hebt. Wat
heeft dat alles te beteekenen
„Ik heb dezen nacht iets van Evert gehoord,
moeder", zeide hij, zijn vrouw strak aanziend.
Met groote, verbaasde oogen staarde zij hem
aan, om dan, moeilijk sprekend, op te merken
„Dat kan immers niet, Jacob. Je hebt zeker ook
gedroomd."
„Neen, moeder, ik heb niet gedroomd. Een
man van vleesch en bloed heeft mij van Evert
verteld."
„Laat mij niet langer in het onzekere, Jacob,"
smeekte zij. „Wie heeft je wat van Evert ver
negentig scheuren heeft, en nog mèèr. Maar ze
heeft toch nog een bodem En U moet helpen
om dat kommetje, waar nog een bodem in zit,
bij elkaar te houden. Met Uw gebed en met Uw
gaven. Misschien hebt ge er nog nooit voor ge
beden, doe het dan vanavond. En er voor ge
geven hebt ge ook nog nooit, doe het dan nu
voor den eersten keer.
En de man van het gezelschap gaf zich daarop
gewonnen en gaf en ik was erg dankbaar met
dien gulden.
Ja, scheuren in onze Gereformeerde Hooge-
school
Onze tegenstanders houden niet op om die
aan te wijzen.
Maar dat is het ergste niet. Ook beste Ge
reformeerde menschen uit allerlei kerkelijke krin
gen doen daaraan mee en maken er een motief
van om haar niet te steunen.
En wij, die haar kennen en liefhebben, weten
nog veel meer gebreken dan de tegenstanders
ooit kunnen opnoemen. Gebreken in de profes
soren. En gebreken in de studenten. En gebreken
in de vereeniging, waarvan ze uitgaat.
En we wijzen ze ook aan.
We strijden en waarschuwen er tegen.
We bidden er tegen.
We leggen ze aan God voor in onze worste
ling voor haar, opdat onze eenige Gereformeerde
Hoogeschool niet door haar scheuren bouwvallig
worde en niet door haar eigen zonden verteerd
worde.
Maar wie durft te zeggen, dat ze geen bodem
heeft Den vasten bodem van Gods Woord en
van de Gereformeerde beginselen
Scheuren, helaas vele.
Maar Gode zij dank, toch een bodem.
Een bodem niet alleen voor de studie der
Theologie, maar voor alle Faculteiten. Heel de
wetenschap gegrond op het onfeilbaar Woord
van God en op onze heerlijke Gereformeerde
beginselen. Bij alle vakken uitgaande van het
geen de Heere Zelf geopenbaard heeft. Niets
aannemende en toelatende wat met Gods Woord
in strijd is.
En daarin verlustigt zich al het volk, dat zelf
in dat onfeilbare Woord Gods rust gevonden
heeft, dat zelf daarin zijn anker heeft laten val
len. Daar dankt het den Heere voor. Daar kan
het zich bij oogenblikken zóó in verblijden, dat
het de scheuren voor een wijle vergeet.
Wie alleen op de scheuren let, houdt z'n ge
bed in en houdt z'n beurs dicht. Maar wie dien
granieten bodem ziet, waarop de Vrije Univer
siteit staat, buigt in ootmoedigen dank zijn knieën
en opent zijn schatten om het offer der dank
baarheid te brengen.
Delft. T. J. HAGEN.
KESKNIElf^^'
BEROEPEN TE
Diemen Cand. M. W. J. C. Kluis te Utrecht.
Groningen (vac.-G. H. A. van der Vegte):
K. Sietsma te Eindhoven.
Kampen (vac.-L. Kuiper): J. Overduin te Sleen.
Tijnje Cand. H. Vos Rzn. te Hoogeveen.
Oudekerk a. d. IJselCand. A. C. van Nood.
te Arnhem.
AANGENOMEN NAAR
Hilversum (vac.-D. Tom Wzn.)
H. van de Elskamp te Groningen.
„Losgemaakte" dienaren des Woords.
Ter vergadering der classis Den Haag las Dr.
Dijk namens de commissie ad hoe een concept
missive aan de Generale Synode inzake de re
geling voor „losgemaakte" Dienaren des Woords
en het hun toe te kennen wachtgeld. De Classis
kon zich na een enkele redactioneele wijziging
met dit concept vereenigen.
De Kerkeraad der Geref. Kerk te Leiden
heeft zich bereid verklaard om als zendende
Kerk op te treden voor de Zending onder de
Chineezen en Indiërs hier te lande.
Te Naaldwijk is door wijlen de wed. F.
de Z.K. aan de Geref. Kerk aldaar gelegateerd
een bedrag van 3000, te verdeelen voor Kerk,
Diaconie en Zending.
Ds. J. de Waard, van Rijnsburg gekomen,
werd Zondag j.l. bevestigd als predikant der
Geref. Kerk van Kampen door Ds. H. H. Schoe-
makers, aldaar, met Luk. 12 4243. Sprekende
over „de rechte huisverzorging" bepaalde de
bevestiger de Gemeente bij 1. de opgedragen
taak 2. de trouw en voorzichtigheid en 3. het
teld En wat heeft hij verteld En wie heb je
dan vannacht gesproken Er komt toch niemand
's nachts in den lichttoren
,,'k Heb den heelen nacht bezoek gehad van
kapitein Barendsz, moeder. Hij heeft Evert heel
goed gekend."
„Is onze jongen dood, Jacob snikte
de arme vrouw opeens.
„Met zekerheid is dat niet te zeggen, moeder.
Maar naar alle waarschijnlijk wel. Ga nu eens
zitten. Dan zal ik je alles precies zeggen, net
zooals Barendsz het mij heeft verteld."
Op den wrakken stoel bij de vervelooze tafel
zat zij, de beenige handen over elkaar in den
schoot, groote tranen in de oogen, bevend van
emotie. Na zooveel jaren bericht omtrent Evert!
En Jacob van der Walle vertelde. Hij schil
derde het verhaal, dat hij in dien nacht verno
men had, voor haar af.
Stil, heel stil, als zittend in een voortdurend
gebed, luisterde Everts moeder, ontdaan over
dat, wat haar man vertelde.
„Op weg naar huis verdronken", mompelde
zij dan. „Dat is hard. Heere, moet onze lijdens
beker dan overvloeien
„Het is niet zeker, moeder, dat zij verdronken
zijn."
Zij schudde het hoofd met het sneeuwwitte
haar, in korten tijd van zwart wit geworden, wit
van verdriet.
„Dat geloof je eigenlijk ook niet, Jacob. Die
kans is heel gering. Op weg naar huis, om alles
weer goed te maken, verdronken. De Heere
gaat wel een zwaren weg met ons, Jacob."
„Ja, moeder, ja. 't Is moeilijk, om er in te
genadeloon. Na de bevestiging werd Ps. 119:9
toegezongen. Des namiddags deed Ds. de Waard
intrede met een predikatie over Rom. 10 6, 7
en 8, daarin handelende over „de prediking van
de rechtvaardigheid des geloofs", en wel over
1. haar ouderdom; 2. haar inhoud en 3. haar
verkondiging.
Zendingsprofessor.
Op de vraag wat de voorrang moest hebben,
een hoogleeraarszetel voor Zendingstheorie en
Zendingsgeschiedenis of een hoogleeraarszetel
voor elenctiek (wetenschap der weerlegging van
de niet-Christelijke godsdiensten) hebben de
Geref. missionaire predikanten op Java aan de
curatoren der Theologische School van de Geref.
Kerken te Kampen met eenstemmigheid geant
woord, dat naar hun oordeel, „de benoeming van
een professor in de Zendingstheorie en Zendings
geschiedenis zeer beslist den voorrang moet heb
ben".
Een breedvoerig rapport, opgesteld door Dr.
F. L. Bakker, docent der opleidingsschool te
Djocja, licht dit oordeel toe. De redacteur van
Het Zendingsblad der Geref. Kerken, Dr. W.
Breukelaar te Santpoort, verklaart in het jongste
nummer van dit orgaan, „geheel met dit oordeel
accoord" te gaan. De komende Generale Synode
der Geref. Kerken zal met een en ander onge
twijfeld ernstig rekening houden.
Preeken met gezag.
Het is onjuist aldus Ds. D. Sikkel in de
„Amst. Kerkbode" wanneer de prediking den
vorm heeft van een hartelijke toespraak, waarin
de prediker zijn gevoelens mededeelt. De predi
king moet iets hebben van het majesteitelijke.
Het gezaghebbend Woord des Konings wordt
daarin verkondigd, opdat het tucht oefene.
„Ik sprak eens iemand, die mij verklaarde, dat
hij de Gereformeerde prediking niet langer kon
aanhooren, omdat hij het zoo aanmatigend vond,
dat Gereformeerde dominees altijd zeiden hoe
het was en moest. Hij voelde zich veel meer aan
getrokken tot etische prediking, omdat de pre
dikers daar zoo bescheiden zijn om slechts hun
persoonlijk gevoelen bekend te maken.
't Is maar wat men bescheiden noemt. Ik vind
het nogal onbescheiden om de vergadering der
gemeente bezig te houden met mijn persoonlijk
gevoelen.
En nu moet niemand boos worden als ik zeg,
dat ik niet nieuwsgierig ben naar het persoon
lijk gevoelen van een dominee.
In elk geval mag niemand daarvoor naar de
kerk gaan.
En de prediking is haar eere kwijt, indien
daarin niet de worsteling te bemerken is, om te
verstaan wat God zegt.
Wat Hij zegt, niet in mijn ziel, maar wat Hij
zegt in Zijn Woord.
Dan alleen kan de kudde hooren de stem van
den Herder.
En dan alleen kan de prediking aan haar doel
beantwoorden, n.l. om tucht te oefenen op de
geloovigen."
Belijdenisvragen Herv. Kerk.
In de „Delftsche Kerkb." schrijft Ds. Hagen:
Ik kreeg dezer dagen de belijdenisvragen van
de Herv. Kerk in handen. Ze luiden aldus
Belijdenisvragen.
In tegenwoordigheid van God en Zijne ge
meente vraag ik u
VooreerstBelijdt gij te gelooven in God, den
Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en
der aarde, en in Jezus Christus, Zijnen eenig-
geboren Zoon, onzen Heer, en in den Heiligen
Geest
VervolgensZijt gij des zins en willens bij
deze belijdenis door Gods genade te volharden,
de zonde te verzaken, te streven naar heiligma
king, en uwen Heiland in voorspoed en in tegen
spoed, in leven en in sterven te volgen, gelijk
aan Zijn v/are belijders betaamt
EindelijkBelooft gij tot den bloei van het
Godsrijk in het algemeen en van de Nederland-
sche Hervormde Kerk in het bijzonder, met op
volging van hare verordeningen, naar uw ver
mogen volijverig mede te werken
Nu wil ik niet breed hierop ingaan, maar toch
even wijzen op de derde vraag, waar medewer
king gevraagd wordt tot den bloei van het Gods
rijk en in het bijzonder van de Herv. Kerk met
opvolging van hare verordeningen.
De geheele vraag is mijns inziens verkeerd
gesteld, maar vooral dat laatste.
Niet wordt gevraagd opvolging van des Ko
nings wetten en ordinantiën, maar van de ver-
komen. 'k Had het dezen nacht even niet ge
makkelijk. Maar Hij zal ons toch niet begeven
of verlaten. Heeft Hij het deze zeven jaar ge
daan
„Neen," antwoordde de vrouw van den licht-
wachter, opeens resoluut. „De Heere is een
hulp in benauwdheid."
„Krek", vond Jacob van der Walle. „Daar
vind ik mijn oude vrouw weer. Deze nacht, hoe
vreeselijk ook, is tóch een heerlijke nacht ge
weest."
Zij begreep hem volkomen.
„Als Evert verdronken is en dat zal wel, dan
is hij nu Boven bij onze andere kinderen. En
daar wachten zij op ons."
Zij kon niet meer en snikte het uit.
Ook Jacob van der Walle was niet meer in
staat, een enkel woord te uiten.
Hij staarde in het kleine tuintje. En dan naar
de lucht, waar de grauwe Novemberwolken
dreven. Na eenige oogenblikken lette hij weer
op zijn vrouw, wier lippen zich bewogen. Zij
prevelde een gebed. Hij zette eerbiedig de ruige
muts van het hoofd
Zij spraken dien morgen nog veel met elkaar
over Evert. En moeder Van der Walle was blij,
toen kapitein Barendsz verscheen, die haar
krachtig, vol medegevoel, de hand drukte.
„Denk je er ook zoo over, als je man vroeg
hij, toen hij zijn verhaal nogmaals, maar dan
korter, had verteld.
(Wordt vervolgd)