FEUILLETON. EVERT VAN DER WALLE. KERKNIEUWS, 3°. over en weer geen gemeente of kerkeraad meer formeeren ter plaatse, waar reeds een ge meente der Vcreenigde Kerken bestaat, terwijl elk lid vrijheid blijft behouden om na de ver- eeniging te blijven, waar het vóór de vereeni- ging behoorde 4°. over en weer verklaren niet combinee ring, maar samensmelting tot ééne Gereformeerde Kerk in Nederland te bedoelen, latende het tijd stip en de wijze van ineensmelting van twee of meer gemeenten of kerken terzelfder plaats, aan het oordeel der respectieve kerkeraden en Clas ses over". Na samenspreking en verduidelijking der voor stellen vond men elkaar, nadat ook een besluit was gevallen over de opleiding tot den dienst des Woords. „Het beginsel, dat de kerk geroepen is een eigene inrichting tot opleiding harer leeraren te hebben, tenminste wat de godgeleerde vorming betreft, werd gehandhaafd." Dr. Kuyper sprak de Deputaten der Leeuwar der Synode toe, welke toespraak door Ds. J. van Andel werd beantwoord. In het jaar 1892 werd de Vereenigde zitting van beide kerkengroepen, die eerst nog afzonder lijk vergaderden, gehouden. De naam „Gerefor meerde Kerken" werd aangenomen. 17 Juni 1892 is een historische datum in onze kerkgeschiedenis. Wat bij elkaar hoorde, nu niet langer meer gescheiden, maar vereenigd. Op deze vergadering was ook tegenwoordig professor van Velzen, een der vaderen van de Afscheiding. OnvergetelijkOp een draagstoel binnenge bracht, wenschte ook hij, al zou zijn zoon voor hem moeten spreken, deze zitting bij te wonen. Wat moet er veel in hem zijn omgegaan, wan neer hij dacht aan het verleden Wonderlijk had God ruimte gemaakt en Zijn zegeningen waren groot. Dat er toen veel gesproken is en gedankt, spreekt vanzelf. Allereerst door de voorzitters van beide Synode's, Ds. Gispen en Dr. Kuyper tevens zij hier herinnerd aan wat Professor Wie- lenga opmerkte, dat Dr. Kuyper jaren geleden na een ernstig gesprek in het middernachtelijk uur tot hem gezegd had „Broeder, wij behoo- ren bij elkander en God zal ons tot elkander brengen". Men was tot elkaar gebracht, al zouden alle moeilijkheden nog niet uit den weg zijn, gelijk de geschiedenis zoo duidelijk laat zien. Noodzakelijk was een naar elkander toe groeien. Dat er moeilijkheden waren, laat ons de tijd zien dadelijk na de vereeniging. Een groep leden was ontevreden met den gang 'van zaken en kon met de vereeniging niet meegaan. Aan het hoofd van deze beweging stonden Ds. Wisse te 's-Gravenhage en Ds. van Lingen, eertijds Ned. Hervormd predikant te Zetten, uit den kring der Doleantie voortgekomen. Allerlei motieven, naar onze meening onjuist, hebben aan die verwijdering, welke tot een kerkelijke scheu ring leidde, aanleiding gegeven. Dat men den naam „Christelijke Gereformeer de Kerk" had laten schieten, kon geen instem ming verwerven. De gemeente was niet gehoord de vereeni ging was een doordrijven van de meerdere ver gaderingen, alsof op die meerdere vergaderin gen de kerken niet wettig vertegenwoordigd waren Ook werden allerlei beschuldigingen inge bracht tegen leeringen die, zooals zij zeiden van Christelijke Gereformeerde zijde, door de man nen der Doleantie gepropageerd werden. Ook in onzen tijd doen deze bezwaren nog opgeld de actie der Christelijk Gereformeerden verscherpt zich helaas. Als wij lezen, hoe een man als Ds. Schilder met kracht en overtuiging het goed recht van 1892 verdedigd en hoe men daartegenover staat, vreezen wij, dat toenadering niet zoo spoedig zal plaats hebben, maar ook in dezen regeert God. Daarom vermenigvuldige zich het gebed, dat God ons tot elkander brenge. De tijden zijn zoo ernstig en meer dan ooit behoort Gods volk bij elkaar. M. SCHEELE. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, Februari '33. Algemeen is de klacht over de achteruitgang op geestelijk en zedelijk gebied, over de toename van wetteloosheid, tuchteloosheid en zedeloos heid. (VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING IN DE ZEVENTIENDE EEUW) DOOR H. KINGMANS LIV. Het vreemde was evenwel, dat hij, nu twee dagen geleden, opeens in hun huisje was ver schenen, om eens kennis met den lichtwachter te maken, naar hij zeide. Hij had gevraagd, of hij Van der Walle wel eens gezelschap in den toren houden mocht, als hij zich verveelde. Hij had besloten, in Zierikzee te blijven. Het was gelijk, waar hij woonde, nu hij alles verloren had, wat hij op aarde bezat. Hij maakte een zeer goeden indruk en het was hem aan te zien, dat hij leed onder het verlies, dat hij geleden had. Welk verlies dat was, vertelde hij niet precies. Een man en een vrouw waren op het scheepje geweest, dat in het Keeten was gezon ken. Voor de spraakmakende gemeente was dat voldoende, om vast te stellen, dat het wel zijn vrouw en zoon zou betreffen Het rechte kwam men evenwel niet te weten. Het was, of hij iets geheim wilde houden. Waar om deed hij zoo geheimzinnig Hij kon toch wel vertellen, wie en wat hij was Alleen was men te weten gekomen, dat hij wat hem wel was aan te zien zeeman was geweest en ook, dat hij in den oorlog met Engeland op de vloot had gevochten. Maar waar hij vandaan kwam Inderdaad gebeuren er dingen, die een Christen beangstigen en benauwen kunnen. Maar daartegenover staan dingen, waaruit blijkt, dat ook in onzen tijd grootsche krachten van het Koninkrijk Gods aan het werk zijn, en het eeuwig Godsrijk zijn wondere voortgang maakt. We hebben pas gepreekt over de geloofs- wankeling van Johannes den Dooper in de ge vangenis. Het openbare optreden van Jezus is zoo heel anders dan Johannes zich had voorgesteld. Schijn baar blijft alles bij het oude. Niets is te zien van een algeheele omwenteling der dingen, van beteekenisvolle verandering in de wereld, van een onweerstaanbare kracht, waarin de ver schenen Messias alle ongerechtigheid in schrik kelijke majesteit te niet doet. En wat doet de Heiland nu met de discipelen van Johannes, als ze Hem de bange vraag van hun meester overbrengen „Zijt gij degene die komen zou, of verwachten wij een andere Hij laat hen gedurende eenigen tijd zijn arbeid meemaken, zoodat ze zien hoe blinden ziende worden, dooven hoorende, melaatschen genezen worden en het Evangelie den armen gepredikt wordt. Het zijn dingen, die geen gerucht maken, maar toch zijn 't ontzaggelijke gebeurtenissen. Een wereld vol vloek en leed en ellende wordt eiken dag aangegrepen en door Jezus' genezende en zaligende arbeid wordt de onzegbare nood won dervol gelenigd. Inderdaad zijn hier de krachten van het Ko ninkrijk der hemelen werkzaam. 't Kan ons in dezen tijd gaan als Johannes. We klagenwat is er eigenlijk veranderd sedert Christus' komst op aarde Alles blijft bij het oude. Wat valt er te bespeuren van de kracht en invloed van het Christendom? Tot welke reformatie is de kerk nog in staat enz. enz. Maar oordeelen we toch eigenlijk niet een zijdig, omdat we te weinig letten op de stille, weinig geruchtmakende voortgang van het Ko ninkrijk Gods ook in onze veelszins verwarde en droeve tijden We moeten eens meer aandachtig gaan be schouwen, wat Jezus ook nu in de wereld doet, hoe geestelijk blinden ziende worden, doove zielsooren ontsloten worden, en nog steeds zon daren overgezet worden uit de duisternis in het licht van het onbeweeglijk Godsrijk. Daar mogen menschen zijn, die meenen, dat de kerk heeft afgedaan en van geen beteekenis meer is voor den tegenwoordigen tijd, wij vra gen denk LI eens in hoe de weerld er uit zou zien, wanneer Christus' Kerk uit haar werd weg genomen Zou de wereld er niet oneindig ellen diger aan toe zijn Zouden de verhoudingen niet oneindig slechter zijn Schier over heel de wereld is in velerlei kring een geestelijke opwekking te constateeren. Van alle kanten komen de berichten tot ons van won derbare Geesteswerkingen. In China gebeuren groote dingen. In Zuid- Amerika (Brazilië) worden in de laatste jaren onder leiding van Dr. Ridout opwekkingssarnen- komsten gehouden, waarin vele menschen tot schuldbesef en tot het aanvaarden van het heil in Christus gebracht worden. Men spreekt van een geestelijk reveil geheel eenig in de geschie denis der wereld. Ook in onze kerken is veel meer dan vroeger het besef doorgedrongen, dat het Evangelie naar buiten moet worden uitge dragen, en wie zal zeggen, hoeveel harten ge troffen worden, en hoeveel zondaren in het kruis van Jezus Christus leeren roemen als in het eenige middel tot redding hunner ziel De Bijbel wordt in de groote steden soms huis aan huis en straat aan straat verspreid. Het zegenrijke werk der nieuwe Bijbelvertaling gaat geregeld voort. Eenige maanden geleden ontvin gen we de door het Nederlandsch Bijbelgenoot schap uitgegeven Proeve van nieuwe Vertaling t.w. Het Evangelie naar Mattheüs en de Brief van Paulus aan de Romeinen. Niemand denke gering over den arbeid, aan zulk een nieuwe vertaling verbonden. Het eerste werk wordt gedaan door twee hoofdvertalers hun werk wordt in het noodige aantal exempla ren vermenigvuldigd en aan de leden der vertaal commissie toegezonden. Deze zenden hun op- en aanmerkingen aan den secretaris der commissie. De secretaris ver zamelt deze alle in één exemplaar (proefverta- ling der hoofdvertalers plus al de op- en aan merkingen) laat de namen dergenen van wie bepaalde op- en aanmerkingen afkomstig zijn weg, vermenigvuldigt een en ander en roept daarna op grond van dit materiaal een vergade- en wat hij nu feitelijk in Zierikzee kwam doen, niemand wist het, ook niet de vrouw, die voor zijn huisje zorgde en zijn eten kookte. Hij was een Noorderling, dat stond wel vast. Doch alles scheen wel in orde te zijn, want Simon Krepel wist voor de vaste waarheid mede te deelen, dat de schipbreukeling bij den schout was ge roepen en de schout hem inlichtingen had ge vraagd. Welke die inlichtingen waren, wist nie mand, maar het zou wel in orde zijn. Als het niet in orde was, had de schout hem immers de stad uitgewezen Jacob van der Walle mocht hem gaarne lijden. Inderdaad was de man hem eens een bezoek ko men brengen in den avond. En het was al heel laat, toen hij weer naar huis vertrok. De licht wachter was wel iets meer te weten gekomen van het leven van den zoogenaamden vreemden man. Maar hij achtte zich niet gerechtigd, daar van aan anderen mededeeling te doen. Doch wie met hem schipbreuk geleden hadden, de man vertelde het niet. De lichtwachter had nu bijna den toren be reikt. Hij zag naar de lucht, waar de grauwe wolken joegen. En als ervaren zeeman wist hij genoeg neen, de storm was nog niet uitgeraasd. De wind kwam weer opzetten en het stond wel vast, dat in den laten avond de storm weer loeien zou. Jacob van der Walle zuchtte. Niet over den storm. Hij had er al zooveel meegemaakt. En in zijn huisje zat hij goed, al vreesde hij soms, dat het van den dijk waaien zou. Neen, hij zuchtte om die arme ziel van zijn vrouw, die natuurlijk weer heel niet slapen zou, als de wind over de i ring der commissie samen. Hier wordt alles zorg vuldig gewogenmede spreken doet ook de specifieke taaldeskundige en is na een of meer vergaderingen het einde dezer besprekingen be reikt, dan volgt de drukproef. Ook deze lokt weer veranderingen uit, die andermaal op de zelfde wijze behandeld worden. En klaar is het werk eerst, als het definitief door den drukker wordt afgeleverd. De Heilige Schrift in zulk een nieuwe ver taling te lezen kan ons oog wijder openen voor de diepte en verrassende rijkdom van Gods Woord. We zijn aan de oude klanken gewend. De schoonheid en verhevenheid van den Bijbel over weldigt ons, wanneer de inhoud door de nieuwe woordkeus meer tot ons gaat spreken. Ook wint de nieuwe vertaling 't dikwijls in juistheid en duidelijkheid van de oude. Laat ik ten bewijze daarvan eindigen met U een ge deelte van Romeinen 5 in de nieuwe vertaling voor te leggen Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onzen Heere Jezus Christus, door wien wij ook den tóegang hebben verkregen in het geloof tot deze genade, waarin wij staan, en roemen op hope van de heerlijkheid Gods. En niet alleen hierin, maar ook in de verdrukkingen roemen wij, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uit werkt, en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop en de hoop maakt niet be schaamd, omdat de liefde Gods uitgestort is in onze harten door den heiligen Geest, die ons gegeven is, zoo zeker als Christus, toen wij zwak waren, te rechter tijd voor goddeloozen is ge storven Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven - maar voor een goede heeft misschien iemand nog den moed te ster ven, God echter bewijst zijne liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij der halve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door hem behouden worden van den toorn. Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door den dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat hij leeft. A. B. W. M. KOK. DE WIS- EN NATUURKUNDIGE FACULTEIT EN HET BOLSJEWISME. Een levendigen en sterken indruk van de be teekenis en de noodzakelijkheid der Wis- en Natuurkundige Faculteit aan onze Vrije Univer siteit ontvangt men wanneer men ziet op welke wijze het Russische Bolsjewisme te werk gaat ten einde door middel van de resultaten, of lie ver vermeende resultaten, van de natuurkundige wetenschap voor zijn goddelooze stellingen pro paganda te maken. Het is bekend genoeg dat er ook anderen zijn, die de beoefening der natuurkundige weten schappen in dienst willen stellen van bepaalde ongeloofstheorieën. Maar over het algemeen vertoonen deze dan toch nog een zekere gema- tigheid en terughouding maar het Bolsjewisme deinst voor niets terug en acht geen middel on geoorloofd om het denkbeeld ingang te doen vinden, dat er geen God is die alles heeft ge schapen en dit geschapene ook onderhoudt en regeert. Dit moge door enkele voorbeelden in het licht gesteld worden. Een jaar of zeven geleden trad een Duitsch onderzoeker, Kammerer, op met de bewering, dat hij er in geslaagd was door overtuigende proefnemingen aan te toonen, dat zekere eigen schappen, die een dier onder invloed van be paalde inwerkingen had verkregen, op de na komelingen daarvan overgingen, met andere woorden erfelijk waren. Daarmee zou bewezen zijn de juistheid, zooal niet van de afstammings- theorie zooals die door Darwin en anderen was ontwikkeld, maar dan toch van een der voor naamste grondslagen van deze theorie dat een dier gedurende zijn leven zekere veranderingen kon ondergaan in vorm en kleur en gedaante en dat die veranderingen zich dan in de nako melingschap voortplantten, waarbij weer nieuwe veranderingen konden optreden, zoodat allengs alle mogelijke soorten dieren uit één grondvorm ontstaan konden zijn. Deze onderzoekingen wa ren het Bolsjewisme blijkbaar in hooge mate welkom, omdat ze steun konden bieden aan het denkbeeld dat er geen scheppende God noodig was om den veelvoudigen rijkdom van planten en dierenwereld te verklaren zoodat hem in Rusland een zeer aanzienlijke positie werd aan- stad loeide. Zij sliep toch heel weinig. Hij ver baasde zich er steeds over, hoe zij met zóó wei nig slaap toe kon Doch als de storm raasde, kwam er van slaap niets, letterlijk niets. Dan lag zij maar te denken aan Evert. Altijd Evert, Evert. O, die jongen had wat op zijn geweten geladen. Hij was nu al drie-en- twintig, als hij nog leefde. Och kom, hij moest wijzer wezen de jongen was natuurlijk dood. Had hij daarvan maar zekerheid. Misschien kwam zijn vrouw dan ook tot rust. Zeven jaren waren nu verloopen. Sinds dat ontzettende oogenblik, dat Simon Krepel zonder Evert weer keerde, had zij niet meer gelachen. O ja, even nog. Toen hij tot lichtwachter was benoemd. Maar overigens leefde zijn vroeger zoo vroolijke vrouw als een schim. Hij zelf was ook niet meer de oude. Hij wist het wel en voelde het ook wel. Heel vaak, als hij alleen in zijn huisje zat des nachts, had hij moeilijke oogenblikken. Maar wanneer hij dan de ruige handen vouwde en geloovig zich over gaf aan de leidingen Gods, werd hij weer kalmer. Dan wist hij wat God doet, is altijd goed, ook al wordt van Zijn doen zoo heel vaak niets begrepen. Zijn vermoeden werd bewaarheid te midder nacht woedde de storm met ongekende heftig heid. Met een ijselijk geluid floot de wind langs het hutje van den lichtwachter, die kou kreeg en daarom besloot, het vuur in het stookgat flink op te porren. Ietwat verstijfd, stond hij op, om dat te gaan doen, toen opeens de deur openging en een windvlaag jachtend naar binnen vloog, zoodat geboden, waarbij bij alle gelegenheid zou heb ben zijn proefnemingen voort te zetten. Alvorens hij echter naar Rusland kon vertrekken, werd door andere geleerden aangetoond, dat de zoo genaamde resultaten van Kammerer eenvoudig op vervalsching berustten en Kammerer maakte een einde aan zijn leven. Dit gebeurde in het najaar 1926. Maar de Russische Bolsje wisten wilden zich deze kostelijke propaganda niet laten ontglippen en vervaardigden een film, gewijd aan de nagedachtenis van Kammerer en zijn werk, waarin zij het zóó voorstelden alsof deze een volkomen eerlijk man was, die slechts door kwaadwilligen laster van zijne vijanden in d?n dood gedreven zou zijn. Veel sterker nog spreekt een tweede geval. Een ander onderzoeker Finkler, beweerde een paar jaar vroeger, in 1923, in staat te zijn ge weest bij verschillende insecten de koppen af te snijden en deze te verwisselen. Gevolg hier van zou geweest zijn, dat de dieren de eigen schappen verkregen van de dieren waaraan de koppen oorspronkelijk toebehoorden het man netje gedroeg zich als een wijfje, waarvan de kop daarop was overgebracht en omgekeerd. Als dit inderdaad waar was, zou daarmee een sterk argument aan de hand gedaan zijn voor de mechanistische opvatting van de levende we zens, zooals reeds in de eerste helft van de acht tiende eeuw door den materialistischen atheïst La Mettrie werd gesproken van den mensch als machine. Men zou dan bij levende wezens zelfs de meest belangrijke lichaamsdeelen kunnen weg nemen en willekeurig door andere vervangen, gelijk men in een machine zonder bezwaar re- serve-deelen kan inzetten. Intusschen is ook hier al spoedig gebleken dat men met zuivere fantas- terij te doen had. Dat heeft evenwel het Bolsje wisme niet afgeschrikt en de Rus Plawilsjtsjikow beweert dezelfde resultaten als Finkler te heb ben verkregen hij zou bij een meikever den kop hebben weggenomen en dien hebben over gebracht op een mestkever en omgekeerd, met het gevolg dat nu de meikever in de mest ging woelen en de mestkever zich met bladeren voed de. Van dat alles is echter niets waar. Alle po gingen van andere onderzoekers om hetzelfde resultaat te bereiken, met hoeveel zorg ook uit gevoerd, liepen op niets uit. Wij hebben hier louter met schijnbaar-wetenschappelijken hum bug te doen. Doch dit is voor het Bolsjewisme geen verhindering om daarmede ijverig te pro- pageeren. Voor het Bolsjewisme komt het niet op de waarheid, maar op de propagandistische waarde aan. Want als men dat nu maar eens algemeen ingang kon doen vinden, dat een le vend wezen niet anders dan een machine is Hieruit ziet men hoe het Bolsjewisme gretig de natuurkundige wetenschap in zijn dienst neemt om God en godsdienst te bestrijden. Zullen dan niet wij, Gereformeerden van aller lei nuanceering, de handen ineenslaan ten be hoeve van de Wis- en Natuurkundige Faculteit der Vrije Universiteit, om door haar op te ko men voor de eere van onzen God, die alle din gen geschapen heeft en ze door Zijne hand nog steeds onderhoudt en regeerten alzoo mede een dam op te werpen tegen de vreeselijke godloozen-propaganda, die vanuit Rusland zich over heel de wereld verspreidt G. CH. AALDERS. AANGENOMEN NAAR Dinteloord Cand. M. de Regt te Middelburg. Harkstede (Gr.): Cand. C. Veenhof te Doorn. BEDANKT VOOR Haamstede en voor Gameren Cand. M. de Regt te Middelburg. Groningen (7de pred.-pl.): P. C. de Bruyn te Apeldroon. BaarlandCand. C. Veenhof te Doorn. Verleden week berichtte de Kerkeraad van Zonnemaire in de Zeeuwsche Kerkbode, dat 3 Maart a.s. Ds. Z. Hoek, predikant der Geref. Kerk van Zonnemaire hoopt te herdenken zijn 40-jarige evangeliebediening. Bijna 20 jaren heeft hij eene Zeeuwsche Kerk gediend, zoodat wij ook in ons blad dezen nog krassen en vrien delijken pastor van harte gelukwenschen met de herdenking van dit feit en ook de hoop uit spreken, dat de Koning der Kerk hem bij den voortduur bekrachtige in Zijnen dienst en hem stelle tot rijken zegen der gemeente, die hij nog dienen mag en hem persoonlijk bereide Zijn gunst om bij het klimmen der jaren steeds beter te de kaars uitdoofde. Op hetzelfde moment hoorde hij schreden en de deur ging weer dicht. Jacob van der Walle was niet bang uitgeval len. Maar nu hij tot de ontdekking kwam, dat niet de wind de deur had opengejaagd, maar dat er iemand midden in den nacht binnenkwam, wat hem nog nooit was overkomen, schrok hij toch geducht. Hij herstelde zich evenwel onmiddellijk, toen een hem bekende stem vroeg „Mag ik je wat gezelschap houden, Van der Walle „Zeker, man zeker, Barendsz. Het kort den langen nacht wat. Maar je bent beter in je bed met dat noodweer. Hoe kom je er door Onder het spreken had hij de uitgedoofde kaars weer doen ontbranden en staarde hij in het gelaat van den schipbreukeling, waarvan hij schrok. De man keek zoo verwilderd „Ik kon niet slapen", zeide hij met schorre stem. „Die wind, die wind maakt me gek." „Kom, kom, kalm, Barendsz. Je moet een man wezen." „Ja, ik moet een man wezen, 'k Weet het wel. Dat zou ik tot een ander ook gezegd hebben. Maar als je er zelf in zit." Hij rilde en vervolgde: „Als die storm zoo over het eiland raast, zie ik die beiden worstelen met de golven. Kramp achtig houden zij elkaar vast. Daar komt een stortzee. Ik zie het voor mijn oogen gebeuren. Met een schreeuw laten zij elkaar los. Zij zinken weg in de diepte. Hu, wat vreeselijk (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1933 | | pagina 2