FEUILLETON.
EVERT VAN DER WALLE.
KERKNIEUWS,
3°. over en weer geen gemeente of kerkeraad
meer formeeren ter plaatse, waar reeds een ge
meente der Vcreenigde Kerken bestaat, terwijl
elk lid vrijheid blijft behouden om na de ver-
eeniging te blijven, waar het vóór de vereeni-
ging behoorde
4°. over en weer verklaren niet combinee
ring, maar samensmelting tot ééne Gereformeerde
Kerk in Nederland te bedoelen, latende het tijd
stip en de wijze van ineensmelting van twee of
meer gemeenten of kerken terzelfder plaats, aan
het oordeel der respectieve kerkeraden en Clas
ses over".
Na samenspreking en verduidelijking der voor
stellen vond men elkaar, nadat ook een besluit
was gevallen over de opleiding tot den dienst
des Woords.
„Het beginsel, dat de kerk geroepen is een
eigene inrichting tot opleiding harer leeraren te
hebben, tenminste wat de godgeleerde vorming
betreft, werd gehandhaafd."
Dr. Kuyper sprak de Deputaten der Leeuwar
der Synode toe, welke toespraak door Ds. J.
van Andel werd beantwoord.
In het jaar 1892 werd de Vereenigde zitting
van beide kerkengroepen, die eerst nog afzonder
lijk vergaderden, gehouden. De naam „Gerefor
meerde Kerken" werd aangenomen.
17 Juni 1892 is een historische datum in onze
kerkgeschiedenis. Wat bij elkaar hoorde, nu
niet langer meer gescheiden, maar vereenigd.
Op deze vergadering was ook tegenwoordig
professor van Velzen, een der vaderen van de
Afscheiding.
OnvergetelijkOp een draagstoel binnenge
bracht, wenschte ook hij, al zou zijn zoon voor
hem moeten spreken, deze zitting bij te wonen.
Wat moet er veel in hem zijn omgegaan, wan
neer hij dacht aan het verleden
Wonderlijk had God ruimte gemaakt en Zijn
zegeningen waren groot.
Dat er toen veel gesproken is en gedankt,
spreekt vanzelf. Allereerst door de voorzitters
van beide Synode's, Ds. Gispen en Dr. Kuyper
tevens zij hier herinnerd aan wat Professor Wie-
lenga opmerkte, dat Dr. Kuyper jaren geleden
na een ernstig gesprek in het middernachtelijk
uur tot hem gezegd had „Broeder, wij behoo-
ren bij elkander en God zal ons tot elkander
brengen".
Men was tot elkaar gebracht, al zouden alle
moeilijkheden nog niet uit den weg zijn, gelijk
de geschiedenis zoo duidelijk laat zien.
Noodzakelijk was een naar elkander toe
groeien.
Dat er moeilijkheden waren, laat ons de tijd
zien dadelijk na de vereeniging.
Een groep leden was ontevreden met den
gang 'van zaken en kon met de vereeniging niet
meegaan.
Aan het hoofd van deze beweging stonden
Ds. Wisse te 's-Gravenhage en Ds. van Lingen,
eertijds Ned. Hervormd predikant te Zetten, uit
den kring der Doleantie voortgekomen. Allerlei
motieven, naar onze meening onjuist, hebben aan
die verwijdering, welke tot een kerkelijke scheu
ring leidde, aanleiding gegeven.
Dat men den naam „Christelijke Gereformeer
de Kerk" had laten schieten, kon geen instem
ming verwerven.
De gemeente was niet gehoord de vereeni
ging was een doordrijven van de meerdere ver
gaderingen, alsof op die meerdere vergaderin
gen de kerken niet wettig vertegenwoordigd
waren
Ook werden allerlei beschuldigingen inge
bracht tegen leeringen die, zooals zij zeiden van
Christelijke Gereformeerde zijde, door de man
nen der Doleantie gepropageerd werden.
Ook in onzen tijd doen deze bezwaren nog
opgeld de actie der Christelijk Gereformeerden
verscherpt zich helaas.
Als wij lezen, hoe een man als Ds. Schilder
met kracht en overtuiging het goed recht van
1892 verdedigd en hoe men daartegenover staat,
vreezen wij, dat toenadering niet zoo spoedig
zal plaats hebben, maar ook in dezen regeert
God. Daarom vermenigvuldige zich het gebed,
dat God ons tot elkander brenge.
De tijden zijn zoo ernstig en meer dan ooit
behoort Gods volk bij elkaar.
M. SCHEELE.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, Februari '33.
Algemeen is de klacht over de achteruitgang
op geestelijk en zedelijk gebied, over de toename
van wetteloosheid, tuchteloosheid en zedeloos
heid.
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
LIV.
Het vreemde was evenwel, dat hij, nu twee
dagen geleden, opeens in hun huisje was ver
schenen, om eens kennis met den lichtwachter
te maken, naar hij zeide. Hij had gevraagd, of
hij Van der Walle wel eens gezelschap in den
toren houden mocht, als hij zich verveelde. Hij
had besloten, in Zierikzee te blijven. Het was
gelijk, waar hij woonde, nu hij alles verloren
had, wat hij op aarde bezat. Hij maakte een
zeer goeden indruk en het was hem aan te zien,
dat hij leed onder het verlies, dat hij geleden
had. Welk verlies dat was, vertelde hij niet
precies. Een man en een vrouw waren op het
scheepje geweest, dat in het Keeten was gezon
ken. Voor de spraakmakende gemeente was dat
voldoende, om vast te stellen, dat het wel zijn
vrouw en zoon zou betreffen
Het rechte kwam men evenwel niet te weten.
Het was, of hij iets geheim wilde houden. Waar
om deed hij zoo geheimzinnig Hij kon toch wel
vertellen, wie en wat hij was Alleen was men
te weten gekomen, dat hij wat hem wel was
aan te zien zeeman was geweest en ook, dat
hij in den oorlog met Engeland op de vloot
had gevochten. Maar waar hij vandaan kwam
Inderdaad gebeuren er dingen, die een Christen
beangstigen en benauwen kunnen.
Maar daartegenover staan dingen, waaruit
blijkt, dat ook in onzen tijd grootsche krachten
van het Koninkrijk Gods aan het werk zijn, en
het eeuwig Godsrijk zijn wondere voortgang
maakt.
We hebben pas gepreekt over de geloofs-
wankeling van Johannes den Dooper in de ge
vangenis.
Het openbare optreden van Jezus is zoo heel
anders dan Johannes zich had voorgesteld. Schijn
baar blijft alles bij het oude. Niets is te zien
van een algeheele omwenteling der dingen, van
beteekenisvolle verandering in de wereld, van
een onweerstaanbare kracht, waarin de ver
schenen Messias alle ongerechtigheid in schrik
kelijke majesteit te niet doet.
En wat doet de Heiland nu met de discipelen
van Johannes, als ze Hem de bange vraag van
hun meester overbrengen „Zijt gij degene die
komen zou, of verwachten wij een andere
Hij laat hen gedurende eenigen tijd zijn arbeid
meemaken, zoodat ze zien hoe blinden ziende
worden, dooven hoorende, melaatschen genezen
worden en het Evangelie den armen gepredikt
wordt.
Het zijn dingen, die geen gerucht maken, maar
toch zijn 't ontzaggelijke gebeurtenissen. Een
wereld vol vloek en leed en ellende wordt eiken
dag aangegrepen en door Jezus' genezende en
zaligende arbeid wordt de onzegbare nood won
dervol gelenigd.
Inderdaad zijn hier de krachten van het Ko
ninkrijk der hemelen werkzaam.
't Kan ons in dezen tijd gaan als Johannes.
We klagenwat is er eigenlijk veranderd
sedert Christus' komst op aarde Alles blijft bij
het oude. Wat valt er te bespeuren van de kracht
en invloed van het Christendom? Tot welke
reformatie is de kerk nog in staat enz. enz.
Maar oordeelen we toch eigenlijk niet een
zijdig, omdat we te weinig letten op de stille,
weinig geruchtmakende voortgang van het Ko
ninkrijk Gods ook in onze veelszins verwarde
en droeve tijden
We moeten eens meer aandachtig gaan be
schouwen, wat Jezus ook nu in de wereld doet,
hoe geestelijk blinden ziende worden, doove
zielsooren ontsloten worden, en nog steeds zon
daren overgezet worden uit de duisternis in het
licht van het onbeweeglijk Godsrijk.
Daar mogen menschen zijn, die meenen, dat
de kerk heeft afgedaan en van geen beteekenis
meer is voor den tegenwoordigen tijd, wij vra
gen denk LI eens in hoe de weerld er uit zou
zien, wanneer Christus' Kerk uit haar werd weg
genomen Zou de wereld er niet oneindig ellen
diger aan toe zijn Zouden de verhoudingen niet
oneindig slechter zijn
Schier over heel de wereld is in velerlei kring
een geestelijke opwekking te constateeren. Van
alle kanten komen de berichten tot ons van won
derbare Geesteswerkingen.
In China gebeuren groote dingen. In Zuid-
Amerika (Brazilië) worden in de laatste jaren
onder leiding van Dr. Ridout opwekkingssarnen-
komsten gehouden, waarin vele menschen tot
schuldbesef en tot het aanvaarden van het heil
in Christus gebracht worden. Men spreekt van
een geestelijk reveil geheel eenig in de geschie
denis der wereld. Ook in onze kerken is veel
meer dan vroeger het besef doorgedrongen, dat
het Evangelie naar buiten moet worden uitge
dragen, en wie zal zeggen, hoeveel harten ge
troffen worden, en hoeveel zondaren in het kruis
van Jezus Christus leeren roemen als in het
eenige middel tot redding hunner ziel
De Bijbel wordt in de groote steden soms huis
aan huis en straat aan straat verspreid. Het
zegenrijke werk der nieuwe Bijbelvertaling gaat
geregeld voort. Eenige maanden geleden ontvin
gen we de door het Nederlandsch Bijbelgenoot
schap uitgegeven Proeve van nieuwe Vertaling
t.w. Het Evangelie naar Mattheüs en de Brief
van Paulus aan de Romeinen.
Niemand denke gering over den arbeid, aan
zulk een nieuwe vertaling verbonden. Het eerste
werk wordt gedaan door twee hoofdvertalers
hun werk wordt in het noodige aantal exempla
ren vermenigvuldigd en aan de leden der vertaal
commissie toegezonden.
Deze zenden hun op- en aanmerkingen aan
den secretaris der commissie. De secretaris ver
zamelt deze alle in één exemplaar (proefverta-
ling der hoofdvertalers plus al de op- en aan
merkingen) laat de namen dergenen van wie
bepaalde op- en aanmerkingen afkomstig zijn
weg, vermenigvuldigt een en ander en roept
daarna op grond van dit materiaal een vergade-
en wat hij nu feitelijk in Zierikzee kwam doen,
niemand wist het, ook niet de vrouw, die voor
zijn huisje zorgde en zijn eten kookte. Hij was
een Noorderling, dat stond wel vast. Doch alles
scheen wel in orde te zijn, want Simon Krepel
wist voor de vaste waarheid mede te deelen,
dat de schipbreukeling bij den schout was ge
roepen en de schout hem inlichtingen had ge
vraagd. Welke die inlichtingen waren, wist nie
mand, maar het zou wel in orde zijn. Als het
niet in orde was, had de schout hem immers de
stad uitgewezen
Jacob van der Walle mocht hem gaarne lijden.
Inderdaad was de man hem eens een bezoek ko
men brengen in den avond. En het was al heel
laat, toen hij weer naar huis vertrok. De licht
wachter was wel iets meer te weten gekomen
van het leven van den zoogenaamden vreemden
man. Maar hij achtte zich niet gerechtigd, daar
van aan anderen mededeeling te doen. Doch wie
met hem schipbreuk geleden hadden, de man
vertelde het niet.
De lichtwachter had nu bijna den toren be
reikt. Hij zag naar de lucht, waar de grauwe
wolken joegen. En als ervaren zeeman wist hij
genoeg neen, de storm was nog niet uitgeraasd.
De wind kwam weer opzetten en het stond wel
vast, dat in den laten avond de storm weer
loeien zou.
Jacob van der Walle zuchtte. Niet over den
storm. Hij had er al zooveel meegemaakt. En in
zijn huisje zat hij goed, al vreesde hij soms, dat
het van den dijk waaien zou. Neen, hij zuchtte
om die arme ziel van zijn vrouw, die natuurlijk
weer heel niet slapen zou, als de wind over de
i ring der commissie samen. Hier wordt alles zorg
vuldig gewogenmede spreken doet ook de
specifieke taaldeskundige en is na een of meer
vergaderingen het einde dezer besprekingen be
reikt, dan volgt de drukproef. Ook deze lokt
weer veranderingen uit, die andermaal op de
zelfde wijze behandeld worden. En klaar is het
werk eerst, als het definitief door den drukker
wordt afgeleverd.
De Heilige Schrift in zulk een nieuwe ver
taling te lezen kan ons oog wijder openen voor
de diepte en verrassende rijkdom van Gods
Woord.
We zijn aan de oude klanken gewend. De
schoonheid en verhevenheid van den Bijbel over
weldigt ons, wanneer de inhoud door de nieuwe
woordkeus meer tot ons gaat spreken.
Ook wint de nieuwe vertaling 't dikwijls in
juistheid en duidelijkheid van de oude. Laat ik
ten bewijze daarvan eindigen met U een ge
deelte van Romeinen 5 in de nieuwe vertaling
voor te leggen Wij dan, gerechtvaardigd uit
het geloof, hebben vrede met God door onzen
Heere Jezus Christus, door wien wij ook den
tóegang hebben verkregen in het geloof tot deze
genade, waarin wij staan, en roemen op hope
van de heerlijkheid Gods. En niet alleen hierin,
maar ook in de verdrukkingen roemen wij, daar
wij weten, dat de verdrukking volharding uit
werkt, en de volharding beproefdheid, en de
beproefdheid hoop en de hoop maakt niet be
schaamd, omdat de liefde Gods uitgestort is in
onze harten door den heiligen Geest, die ons
gegeven is, zoo zeker als Christus, toen wij zwak
waren, te rechter tijd voor goddeloozen is ge
storven Want niet licht zal iemand voor een
rechtvaardige sterven - maar voor een goede
heeft misschien iemand nog den moed te ster
ven, God echter bewijst zijne liefde jegens ons,
doordat Christus, toen wij nog zondaren waren,
voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij der
halve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd,
door hem behouden worden van den toorn.
Want als wij, toen wij vijanden waren, met God
verzoend zijn door den dood zijns Zoons, zullen
wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden
worden, doordat hij leeft.
A. B. W. M. KOK.
DE WIS- EN NATUURKUNDIGE
FACULTEIT EN HET BOLSJEWISME.
Een levendigen en sterken indruk van de be
teekenis en de noodzakelijkheid der Wis- en
Natuurkundige Faculteit aan onze Vrije Univer
siteit ontvangt men wanneer men ziet op welke
wijze het Russische Bolsjewisme te werk gaat
ten einde door middel van de resultaten, of lie
ver vermeende resultaten, van de natuurkundige
wetenschap voor zijn goddelooze stellingen pro
paganda te maken.
Het is bekend genoeg dat er ook anderen zijn,
die de beoefening der natuurkundige weten
schappen in dienst willen stellen van bepaalde
ongeloofstheorieën. Maar over het algemeen
vertoonen deze dan toch nog een zekere gema-
tigheid en terughouding maar het Bolsjewisme
deinst voor niets terug en acht geen middel on
geoorloofd om het denkbeeld ingang te doen
vinden, dat er geen God is die alles heeft ge
schapen en dit geschapene ook onderhoudt en
regeert.
Dit moge door enkele voorbeelden in het
licht gesteld worden.
Een jaar of zeven geleden trad een Duitsch
onderzoeker, Kammerer, op met de bewering,
dat hij er in geslaagd was door overtuigende
proefnemingen aan te toonen, dat zekere eigen
schappen, die een dier onder invloed van be
paalde inwerkingen had verkregen, op de na
komelingen daarvan overgingen, met andere
woorden erfelijk waren. Daarmee zou bewezen
zijn de juistheid, zooal niet van de afstammings-
theorie zooals die door Darwin en anderen was
ontwikkeld, maar dan toch van een der voor
naamste grondslagen van deze theorie dat een
dier gedurende zijn leven zekere veranderingen
kon ondergaan in vorm en kleur en gedaante
en dat die veranderingen zich dan in de nako
melingschap voortplantten, waarbij weer nieuwe
veranderingen konden optreden, zoodat allengs
alle mogelijke soorten dieren uit één grondvorm
ontstaan konden zijn. Deze onderzoekingen wa
ren het Bolsjewisme blijkbaar in hooge mate
welkom, omdat ze steun konden bieden aan het
denkbeeld dat er geen scheppende God noodig
was om den veelvoudigen rijkdom van planten
en dierenwereld te verklaren zoodat hem in
Rusland een zeer aanzienlijke positie werd aan-
stad loeide. Zij sliep toch heel weinig. Hij ver
baasde zich er steeds over, hoe zij met zóó wei
nig slaap toe kon Doch als de storm raasde,
kwam er van slaap niets, letterlijk niets. Dan
lag zij maar te denken aan Evert.
Altijd Evert, Evert. O, die jongen had wat
op zijn geweten geladen. Hij was nu al drie-en-
twintig, als hij nog leefde. Och kom, hij moest
wijzer wezen de jongen was natuurlijk dood.
Had hij daarvan maar zekerheid. Misschien
kwam zijn vrouw dan ook tot rust. Zeven jaren
waren nu verloopen. Sinds dat ontzettende
oogenblik, dat Simon Krepel zonder Evert weer
keerde, had zij niet meer gelachen. O ja, even
nog. Toen hij tot lichtwachter was benoemd.
Maar overigens leefde zijn vroeger zoo vroolijke
vrouw als een schim.
Hij zelf was ook niet meer de oude. Hij wist
het wel en voelde het ook wel. Heel vaak, als
hij alleen in zijn huisje zat des nachts, had hij
moeilijke oogenblikken. Maar wanneer hij dan
de ruige handen vouwde en geloovig zich over
gaf aan de leidingen Gods, werd hij weer kalmer.
Dan wist hij wat God doet, is altijd goed, ook
al wordt van Zijn doen zoo heel vaak niets
begrepen.
Zijn vermoeden werd bewaarheid te midder
nacht woedde de storm met ongekende heftig
heid. Met een ijselijk geluid floot de wind langs
het hutje van den lichtwachter, die kou kreeg
en daarom besloot, het vuur in het stookgat flink
op te porren.
Ietwat verstijfd, stond hij op, om dat te gaan
doen, toen opeens de deur openging en een
windvlaag jachtend naar binnen vloog, zoodat
geboden, waarbij bij alle gelegenheid zou heb
ben zijn proefnemingen voort te zetten. Alvorens
hij echter naar Rusland kon vertrekken, werd
door andere geleerden aangetoond, dat de zoo
genaamde resultaten van Kammerer eenvoudig
op vervalsching berustten en Kammerer
maakte een einde aan zijn leven. Dit gebeurde
in het najaar 1926. Maar de Russische Bolsje
wisten wilden zich deze kostelijke propaganda
niet laten ontglippen en vervaardigden een film,
gewijd aan de nagedachtenis van Kammerer en
zijn werk, waarin zij het zóó voorstelden alsof
deze een volkomen eerlijk man was, die slechts
door kwaadwilligen laster van zijne vijanden in
d?n dood gedreven zou zijn.
Veel sterker nog spreekt een tweede geval.
Een ander onderzoeker Finkler, beweerde een
paar jaar vroeger, in 1923, in staat te zijn ge
weest bij verschillende insecten de koppen af
te snijden en deze te verwisselen. Gevolg hier
van zou geweest zijn, dat de dieren de eigen
schappen verkregen van de dieren waaraan de
koppen oorspronkelijk toebehoorden het man
netje gedroeg zich als een wijfje, waarvan de
kop daarop was overgebracht en omgekeerd.
Als dit inderdaad waar was, zou daarmee een
sterk argument aan de hand gedaan zijn voor
de mechanistische opvatting van de levende we
zens, zooals reeds in de eerste helft van de acht
tiende eeuw door den materialistischen atheïst
La Mettrie werd gesproken van den mensch als
machine. Men zou dan bij levende wezens zelfs
de meest belangrijke lichaamsdeelen kunnen weg
nemen en willekeurig door andere vervangen,
gelijk men in een machine zonder bezwaar re-
serve-deelen kan inzetten. Intusschen is ook hier
al spoedig gebleken dat men met zuivere fantas-
terij te doen had. Dat heeft evenwel het Bolsje
wisme niet afgeschrikt en de Rus Plawilsjtsjikow
beweert dezelfde resultaten als Finkler te heb
ben verkregen hij zou bij een meikever den
kop hebben weggenomen en dien hebben over
gebracht op een mestkever en omgekeerd, met
het gevolg dat nu de meikever in de mest ging
woelen en de mestkever zich met bladeren voed
de. Van dat alles is echter niets waar. Alle po
gingen van andere onderzoekers om hetzelfde
resultaat te bereiken, met hoeveel zorg ook uit
gevoerd, liepen op niets uit. Wij hebben hier
louter met schijnbaar-wetenschappelijken hum
bug te doen. Doch dit is voor het Bolsjewisme
geen verhindering om daarmede ijverig te pro-
pageeren. Voor het Bolsjewisme komt het niet
op de waarheid, maar op de propagandistische
waarde aan. Want als men dat nu maar eens
algemeen ingang kon doen vinden, dat een le
vend wezen niet anders dan een machine is
Hieruit ziet men hoe het Bolsjewisme gretig
de natuurkundige wetenschap in zijn dienst
neemt om God en godsdienst te bestrijden.
Zullen dan niet wij, Gereformeerden van aller
lei nuanceering, de handen ineenslaan ten be
hoeve van de Wis- en Natuurkundige Faculteit
der Vrije Universiteit, om door haar op te ko
men voor de eere van onzen God, die alle din
gen geschapen heeft en ze door Zijne hand nog
steeds onderhoudt en regeerten alzoo mede
een dam op te werpen tegen de vreeselijke
godloozen-propaganda, die vanuit Rusland zich
over heel de wereld verspreidt
G. CH. AALDERS.
AANGENOMEN NAAR
Dinteloord Cand. M. de Regt te Middelburg.
Harkstede (Gr.): Cand. C. Veenhof te Doorn.
BEDANKT VOOR
Haamstede en voor Gameren
Cand. M. de Regt te Middelburg.
Groningen (7de pred.-pl.): P. C. de Bruyn
te Apeldroon.
BaarlandCand. C. Veenhof te Doorn.
Verleden week berichtte de Kerkeraad
van Zonnemaire in de Zeeuwsche Kerkbode, dat
3 Maart a.s. Ds. Z. Hoek, predikant der Geref.
Kerk van Zonnemaire hoopt te herdenken zijn
40-jarige evangeliebediening. Bijna 20 jaren
heeft hij eene Zeeuwsche Kerk gediend, zoodat
wij ook in ons blad dezen nog krassen en vrien
delijken pastor van harte gelukwenschen met
de herdenking van dit feit en ook de hoop uit
spreken, dat de Koning der Kerk hem bij den
voortduur bekrachtige in Zijnen dienst en hem
stelle tot rijken zegen der gemeente, die hij nog
dienen mag en hem persoonlijk bereide Zijn gunst
om bij het klimmen der jaren steeds beter te
de kaars uitdoofde. Op hetzelfde moment hoorde
hij schreden en de deur ging weer dicht.
Jacob van der Walle was niet bang uitgeval
len. Maar nu hij tot de ontdekking kwam, dat
niet de wind de deur had opengejaagd, maar
dat er iemand midden in den nacht binnenkwam,
wat hem nog nooit was overkomen, schrok hij
toch geducht.
Hij herstelde zich evenwel onmiddellijk, toen
een hem bekende stem vroeg „Mag ik je wat
gezelschap houden, Van der Walle
„Zeker, man zeker, Barendsz. Het kort den
langen nacht wat. Maar je bent beter in je bed
met dat noodweer. Hoe kom je er door
Onder het spreken had hij de uitgedoofde
kaars weer doen ontbranden en staarde hij in
het gelaat van den schipbreukeling, waarvan hij
schrok. De man keek zoo verwilderd
„Ik kon niet slapen", zeide hij met schorre
stem. „Die wind, die wind maakt me gek."
„Kom, kom, kalm, Barendsz. Je moet een man
wezen."
„Ja, ik moet een man wezen, 'k Weet het wel.
Dat zou ik tot een ander ook gezegd hebben.
Maar als je er zelf in zit." Hij rilde en vervolgde:
„Als die storm zoo over het eiland raast, zie
ik die beiden worstelen met de golven. Kramp
achtig houden zij elkaar vast. Daar komt een
stortzee. Ik zie het voor mijn oogen gebeuren.
Met een schreeuw laten zij elkaar los. Zij zinken
weg in de diepte. Hu, wat vreeselijk
(Wordt vervolgd)