No. 7
Vrijdag 17 Februari 1933
47e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. S C H E E L E TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK. F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
LIEFDE S BEVREDIGING.
Hij zal zwijgen in Zijn liefde
Zefanja 3 17.
Gods Liefde tot de wereld dat is de inner
lijke beweging der barmhartigheid, waarin God
Zichzelf geeft aan het voorwerp Zijner verkie
zing. Waarin God de zijnen bezoekt met het
vleeschgeworden en Schriftgeworden Woord.
En dan stelt Zefanja's profetie ons wel voor
vragen.
Zal de betooning van Gods liefde een einde
hebben
Zou God vergeten barmhartig te zijn
Of is hier troost voor zondaren, dat God
in Zijn liefde alle dingen bedekt ook onze
ongerechtigheden
Of nog anders
Ja nog anders. Want hier is profetie
Men heeft dit woord wel misbruikt en het
geschiedt nog door er een pleitgrond in te
vinden voor de bede „Zwijg in liefde over onze
zonden". Maar dat doet God nooit. God toornt
ten allen dage over de zonden. Onze God zal
komen en zal niet zwijgen een vuur voor
Zijn aangezicht zal verteren (Psalm 50:3). Ik
zal niet zwijgen maar Ik zal vergelden (Jes.
65:6).
En als God Zich stil houdt, dan is het, om
later met te grooter kracht uit te schreeuwen.
Maar hier is profetie. Ze staat geschreven te
midden van oordeelsaankondigingen over den
dag des Heeren. Die zal zijn vol van weedom
en verbreking. De Heere zal uitroeien Hij zal
alles wegrapen. Vorsten en koningen en priesters
zullen vallen onder het oordeel. Dag van ver
bolgenheid en angst van wolken en groote
donkerheid. De volken, die zich niet bekeeren,
worden als een netelheid, als een zoutgroeve
verwoesting en onvruchtbaarheid. Want alles,
dat van den Rechtvaardigen Wetgever is, is ver
ontreinigd en ontheiligd.
Maar God zal overhouden een volk, dat ver
trouwt op den Naam des Heeren. En voor dat
volk is er troost in de profetie De Heere is
in het midden. Hij zal vroolijk zijn met blijdschap.
Hij zal zwijgen in Zijn liefde.
Hij zal zich over Zion verheugen met gejuich.
In profetisch vergezicht aanschouwt Zefanja
de voltrekking van Gods oordeelen en ook
de vervulling der troostprofetie. Het oordeel is
nog niet tot zijn vreeselijk einde en ook de
verlustiging Gods is nog niet ten hoogsten top
punt gestegen.
Het oordeel over Israël en de bewaring van
Gods volk, in zoover dat geweest is, was nog
maar teeken van wat komen zal in den grooten
eindtijd.
En daar wijst Zefanja heen. En zijn woord
vindt volle vervulling in het gezicht van Johan
nes. Als de zegelen van het boek der oordeelen
Gods worden geopend dan begint na de ver
breking van het zesde zegel de dag der groote
toorn en angst dag van duisternis en benauwd
heid. Maar Johannes ziet dan ook de schare die
niemand tellen kan een volk dat betrouwt op
den Naam des Heeren en dat Hem dient met
eenparigen schouder.
En als dan het zevende zegel wordt geopend
dan is er een stilzwijgen in den hemel van
omtrent een half uur.
Dan is Zefanja's profetie vervuld. (Openb.
6—8.)
God zwijgt in Zijn liefde.
En dan gaan de engelen Gods uit met
groot gejuich.
Om de verborgenheid, die God aan Zijn
dienstknechten had verkondigd, te open-baren.
Zoo zal dan zijn de overgang. De afsluiting
der eeuwen en het gaan in de eeuwigheid. Hoe
zou hier ooit plaats kunnen vinden een zwijgen
in liefde over zonden Dan zal er geen plaats
meer zijn, om biddend te vragen maar alleen
voor stil aanbidden van Hem, Die zijn blijdschap
geniet. Die bevredigd is in Zijn liefde, nu de
verlosten voor Zijn troon zijn verzameld. Hier
is de innige verheuging van Één, die bevredigd
is over de dochter van Jeruzalem, de Bruid van
Christus, die de Hemelsche Bruidegom den Va
der voorstelt.
God zwijgt de stille verlustiging in het
voorwerp Zijner liefde. In dat zwijgen legt God
het Amen op het werk en het woord zijner liefde.
Liefde's bevrediging God heeft dat door
Zefanja ons mensch-vormig gezegd. Want in
het menschelijk leven ligt van dit zwijgen een
zwakke glans. Daar zijn oogenblikken van on
uitsprekelijk geluk waarin de liefde zich niet
uitzeggen laat. Wanneer de bevrediging niet
meer gevonden wordt in woord of daad maar
in de stilte, die inniger is dan ieder spreken.
En als God eenmaal zwijgen zal in liefde
dan is de Heilige bevredigd want de vrucht
zijner liefde ziet Hij voor zich. Dan hoort ge
niet meerSpreek Heere Uw dienstknecht,
Uw dienstmaagd hoort. Maar de bevrediging
Gods zal zijn over alles en in allen en in den
hemel is stilzwijgen.
Liefde's Bevrediging.
Naar dien tijd van Liefde's bevrediging ziet
Gods volk uit. Want dan zal de gemeente des-
Heeren verheerlijkt zijn. Maar boven alle dingen
gaat voor die gemeente de bevrediging, die God
smaken zal.
En over die toekomstige bevrediging zal God
Zich reeds nu verheugen, wanneer, zooals een
maal in Israels tempeldienst, en straks na de
opening van het zevende zegel, de wierook der
gebeden opstijgt voor Zijn troon.
Gebeden, die door Christus in wien God
Zijn liefde heeft getoond worden tot aan
bidding.
Zal de gemeente des Heeren, die om zoo vele
dingen bidt in dezen tijd, die aanbidding niet
vergeten
Ze is het hoogste.
Omdat Liefde's bevrediging het allerhoogste is.
En daartoe God aanbiddend dienen de taak
en de zegen is van ieder wedergeboren hart.
En dan deze dienst der aanbidding draagt
in zich de profetie, dat ze eenmaal aanschouwen
zult de groote Liefde's bevrediging van Uw God.
En ge deel zult hebben aan de groote blijd
schap na de ontsluiting van het hemelsche zwij
gen.
Verheug U gij dochter Zions.
Want de Heere heeft zich over Zijn ellen-
digen ontfermd.
En als Hij gezwegen heeft in Zijn liefde
zal Hij Zich over U verheugen met gejuich.
O. en W. S. J. C. J. KUIPER.
DROEVIG EN SCHANDELIJK.
Zoo is te noemen wat Prof. H. Visscher over
onze kerken en haar leden schreef in het „Ge
reformeerd Weekblad", overgenomen werd in
het „Algemeen Handelsblad" en te onzer kennis
kwam door „De Bazuin", waarin Ds. K. Schil
der en „Noordhollandsch Kerkblad", waarin
Prof. Grosheide dat onbekookte schrijven van
Prof. Visscher opnamen en bespraken.
Het is hoewel niet aangenaam toch wel
goed, dat men ook in onze kerken weet wat
een vooraanstaand leider in de Hervormde Kerk,
die prijs stelt op den naam Gereformeerd, zich
tegenover onze kerken veroorlooft. Daarom wil
len we ook in onze Kerkbode daarop attendeeren.
Door plaatsgebrek moéten we dat echter tot
de volgende week uitstellen.
HEIJ.
ONZE GESCHIEDENIS.
XXXV.
De Vereeniging.
Spoedig zouden er pogingen worden aange
wend door de mannen van 1834 en 1886 om
tot elkaar te komen.
De hoop, die er leefde, dat in de Nederland-
sche Hervormde Kerk een verandering ten goede
zou komen, werd niet vervuld. De kerkelijke
hiërarchie ging voort met het afzetten van ambts
dragers en de hulpgebouwen door de Doleeren-
den bezet, met de bedoeling, dat deze straks
zouden worden verlaten om in de oude kerk
gebouwen weer terug te keeren immers hun
recht zouden de blijvende vergaderplaatsen
der gemeente blijven.
De' mannen der doleantie terugkeerend tot de
belijdenis der vaderen der Dortsche Kerkenorde,
werden door kerkelijk en burgerlijk recht geoor
deeld en veroordeeld.
Onderwijl werkte de doleantie in ons vader
land krachtig door. Steeds meerderen onttrok
ken zich aan de Synodale organisatie een krach
tig, geestelijk leven openbaarde zich.
Het is niet te verwonderen, dat degenen, die
voortkwamen uit de actie van 1834, zich ver
heugden over dit werk door God gewrocht en
onder Zijn leiding tot stand gekomen, gelijk wij
thans in onze dagen ons verheugen, wanneer in
de Hervormde Kerk steeds meer gevraagd wordt
paar Gereformeerde prediking.
Onderscheiden predikanten gaven aan hun
blijdschap uiting o.a. Ds. A. Littooij in zijn tijd-
preek „Voltooiing der uitleiding, de bede der
uitgeleiden".
Sprekend is vooral, wat er geschiedde te Oude
Wetering, waarvan Dr. Rullmann ons het vol
gende meedeelt
„Toen Ds. C. L. F. van Schelven te Oude
Wetering, uit het kerkgebouw verdreven, met
zijn gemeente een toevlucht vond in de Chris
telijke School en daar 's avonds uit den Cate
chismus preekte over de gemeenschap der heili
gen, toen was onder zijn gehoor ook de oude,
godzalige Ds. Holster, uit Leiden, die op dezen
dag zijn beurten vervuld had in de Christelijke
Gereformeerde Kerk te Oude Wetering. En na
de Catechismuspreek van Ds. van Schelven stond
nu de grijze Holster op, om te verklaren, dat
hij gedurende zijn veeljarigen dienst over dezen
Zondag dikwijls gepreekt had, maar nog nooit
de gemeenschap der heiligen zoo gevoeld had
als dezen avond.
Het was reeds op dien 6den Februari 1887,
schreef Ds. van Schelven later, of wij ineen
gesmolten waren met de Christelijke Gerefor
meerde Gemeente te Oude Wetering."
Natuurlijk spraken niet allen zoo, door velen
der Afgescheidenen werd het veroordeeld, dat
op plaatsen waar een Christelijke Gereformeerde
Kerk was, een doleerende kerk kwam, na los
making van de onnatuurlijke banden, waarmee
zij gebonden was.
Men kon wijzen op het voorbeeld van Jhr.
Mr. Elout van Soeterwoude, die zich in de da
gen van 1886 voegde bij de Christelijke Gere
formeerde Kerk en zoo waren er meer.
Velen zagen in de doleerende kerken tegen-
kerken als wij het zoo eens mogen uitdrukken
en een tekort doen aan het werk Gods in 1834,
dat precies hetzelfde bedoelde als de actie van
Wij mogen echter nooit vergeten, dat God de
tijden rijp maakt, ook in dezen en dat men in
de dagen der Doleantie volgens de overtuiging
der broeders niet anders kon handelen.
De tijden zouden rijp worden. Men zou elkaar
vinden de bezwaren tegen het reglement van
1869 zouden worden overwonnen de tweeërlei
opleiding te Kampen en te Amsterdam zouden
de vereeniging van beide kerkengroepen niet
kunnen tegenhouden. Op dit punt hopen wij later
nog eens terug te komen.
Steeds sterker ging het verlangen naar ver
eeniging uit, zoowel bij de vaderen der Afschei
ding als der Doleantie. De scheiding der Gere
formeerden ziet men als schuld. Christus vraagt
de eenheid der Zijnen en die eenheid deed elkaar
zoeken en waardeeren. Men zocht met elkaar
contact op de door de kerken gehouden Synodes
en Ds. Ploos van Amstel, de man van Friesland,
richt een schrijven naar de in 1888 gehouden
Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk,
waarin hij zijn liefde uitspreekt voor deze kerk,
aandringt op vereeniging en ook de zonde be
lijdt tegen elkaar bedreven. Hij zegt in dien
brief„Gedenkt niet al het onaangename, dat
U van onze zijde is aangedaan. Er is sinds jaren
veel gezegd en gedaan, wat niet recht was en
waarover de Heere zelf Zijn heilig oordeel heeft
uitgesproken". Zulk een toon moest inslaan, hier
was de liefde aan het woord.
Men zond en vond contact met elkaar. Dr.
Kuyper en Dr. van den Bergh zijn aanwezig op
de Synode van 1889 te Kampen. Elout van Soe
terwoude dringt in een schrijven op een vereeni
ging aan, maar nog was de tijd er niet rijp
voor, eerst in 1891 op de Synode van Leeuwar
den besloot de Christelijke Gereformeerde Kerk
tot vereeniging en evenzoo de Voorloopige Sy
node der Nederduitsche Gereformeerde Kerken.
M. SCHEELE.
DIACONALIA.
Met veel genoegen werd doorgelezen het
„Diaconaal Correspondentieblad" No. 1 van den
31en Jaargang, Januari 1933. Wel behoeft „goede
wijn geen krans", maar toch mag zeker bij ver
nieuwing op dit maandblad de aandacht geves
tigd en trouwe lezing aanbevolen bij de broeders
diakenen in de allereerste plaats en ook bij elk
meelevend lid onzer kerken.
Van groot belang achten wij dit maandblad
en wel in het bijzonder in deze dagen, waarin
onze diakenen voor tot nu ongekende vragen
worden gesteld. Goede voorlichting is van
groote beteekenis en dat de redacteuren er naar
streven die te geven, blijkt wel zeer duidelijk.
Enkele dingen mogen zeker wel eens in bree
der kring gelezen.
Het blad wil een trouwe gids zijn en wel in
trouw aan de beginselen van het diaconaat, zoo
als die zijn neergelegd in de Heilige Schrift, de
belijdenis onzer kerken en de Kerkenorde.
Op bladz. 3 begint het rapport over de wijze
van samenwerking der kerken ten opzichte van
hare diaconale armverzorging, waarin gewezen
wordt op de regeling, die is vastgesteld op de
Generale Synode van Groningen 1927 inzake
het stemmen van eene kerk, welke niet in staat
is hare armen eene genoegzame hulp te bieden.
Aan de verschillende Classes zijn toegezonden
een 9-tal vragen, welke door 29 der Classes
zijn beantwoord. Het blijkt voor Zeeland, dat
de Classis Axel de regeling van Groningen heeft
toegepast op verzoek van eene der kerken dier
Classis.
Verder is hier van deze zaak niets gehoord.
Toch is het waar, gelijk de rapporteur Dr. Hoek
opmerkt, dat juist in deze dagen eene diaconie
op het alleronverwachts voor zulke moeilijkheid
kan worden geplaatst en dat het wel eens een
paar maanden aanloopen kan, eer er eene ver
gadering der Classis is en als die dan de zaak
meegeeft voor de respectievelijke kerkeraden
verloopen maanden, voor de hulp afkomt. Daar
om stelt hij zich eene commissie voor om in
noodgevallen direct nu gunstige beslissing der
Classis eene voorloopige uitkeering aan de hulp
vragende kerk te kunnen geven. Om dat te kun
nen, moet zulke commissie over eenige gelden
de beschikking hebben, waarvoor de regeling
van Drenthe als voorbeeld aangeprezen wordt.
Dan is er niet de minste reden voor het instellen
van een „Centraal Diaconaal Crisisfonds".
Frappeerend zijn de getallen uit het Artikel,
waarboven staat „Enkele Cijfers".
Ten bewijze het volgende
„Dezer dagen publiceerde het Centraal
Bureau voor de Statistiek de Armenzorg
statistiek over het jaar 1930.
Blijkens die statistiek werd gedurende
1930 door de Overheid, kerkelijke en par
ticuliere instellingen tezamen in totaal voor
armverzorging uitgegeven een bedrag van
een kleine honderd millioen gulden
96.895.797), dat is nog 2.770.649 of
2.94 pCt. meer dan in het jaar 1929.
Verreweg het grootste gedeelte van dat
bedrag kwam voor rekening van de Over
heid. Door de Overheid werd in 1930 voor
armverzorging uitgegeven 72.982.177 of
75.32 pCt. van het totaal door de kerke
lijke en particuliere instellingen 23.913.600
of 24.68 pCt. d.i. nog geen derde van de
Overheidsuitgaven voor armverzorging.
Vergelijkt men nu deze cijfers met die
van 1929, dan blijkt dat de Overheidsarmen-
zorg is toegenomen met 2.499.233 of 3.55
pCt. die van de kerkelijke en particuliere
instellingen met slechts 271.416 of 1.48
pCt.
Dus weer een verdere verschuiving van
de armverzorging in de richting van Over
heidszorg
Evenwel zullen hierin wel niet verwerkt zijn
alle gelden voor armenzorg, zoodat als alle cij
fers eens precies bekend waren de balans er
wel wat anders uitzien zou. Toch met deze cij
fers voor oogen is de oproep tot waakzaamheid
niet overbodig.
Treffend is het stukje van Dr. van Andel,
die o.m. schrijft
„Zoo was ik verleden week voor Avond-
maalsbediening in de dessa. Tien menschen
waren niet aan het Avondmaal. De helper
zei, dat dit kwam, omdat ze geen kleeren
hadden. Ik heb toen toegezegd te helpen.