FEUILLETON.
EVERT VAN DER WALLE.
KERKNIEUWS.
toelaat, wat zij thuis verbieden, doordat die kin
deren dan gaan zeggen, dat het in 't kamp wel
mag en het dus heelemaal niet erg is Heeft de
heer Grashoff geantwoord op onzevraag, die we
stelden in verband met wat we citeerden van
freule Hartsen
Dat we begonnen met over die zaak te schrij
ven was naar aanleiding van 'n concreet geval en
in verband met een ingebracht bezwaar inplaats
van daarop te antwoorden, ging de heer Gras
hoff de zaak heel algemeen stellen. Dienzelfden
gang volgde men op de Synode te Assen. Een
bepaald geval was daar aan de orde gesteld.
Toen gingen er stemmen op dat die zaak alleen
in 't groot verband mocht gezien worden. De
Synode begreep echter gelukkig, dat zij, nu zij
voor dat bepaalde geval gesteld werd, zij daar
over moest uitspraak doen.
Nu zijn we den heer Grashoff even op dien
weg gevolgd we erkennen achteraf dat dit ons
spijt, gezien de manier, waarop de heer Gras
hoff ging redeneeren. We hebben daarom ge
weigerd hem verder op dien weg te volgen.
Maar wat dat concrete geval betreft, blijven
we bij onze meening, dat de leiding van de
meisjeskampen wel zal doen door rekening te
houden met wat in den breeden kring van ons
Geref. volk nog als eerbaar wordt beschouwd.
En er dus te verbieden, waartegen o.i. terecht
bezwaar werd gemaakt. Tenzij dan dat men
zelf de meisjeskampen wil afbreken.
HEIJ.
CONSEQUENT.
Verleden week werd het nieuwe gebouw, die
nend tot opleiding van officieren van het Leger
des Heils te Amsterdam, in gebruik genomen.
Velen hebben toen gesproken ook onze Prinses
heeft persoonlijk haar gelukwenschen aangebo
den.
Dat Dr. Gunning de man van de „Una
Sancta" mede tegenwoordig was, zal niemand
verwonderen.
Op een zijner uitdrukkingen willen wij in het
bizonder wijzen. Onder meer zeide hij „Chris
tenen en communisten zijn consequent".
Dat communisten consequent zijn, wordt dui
delijk in onze dagen openbaar.
In het concertgebouw te Amsterdam werd een
vergadering gehouden door het Nationaal Ver
bond „Godsdienst, Gezin en Gezag".
Dit was den communisten een doorn in het
oog.
Een der sprekers ontving een communistisch
schrijven enkele zinnen vindt gij hieronder en
deze zeggen genoeg.
,,U en Uw pij-dragende broeders en paap-
sche demagoog Borromeus de Greve en zijn
kornuiten zullen door de vloedgolf van het
bolsjewisme worden weggevaagd. Vraag
dan aan Uw God om hulp hij zal U in
den steek laten. Omdat hij maft of alleen
in de fantasie van U en Uw paapsche bond-
genooten bestaat om dergelijke parasieten
een lekker lui leventje te bezorgen. Indien
Uw stinkende kerken tot puin geschoten
zijn, en Pastoors en Dominé's de leugen
achtige mond gesnoerd is, dan eerst zal de
menschheid vrij zijn."
Consequent volkomen.
En wij Christenen Zijn wij één in den strijd?
Zien wij de groote lijnen of blijven wij bij het
kleine staan
Is er overeenstemming tusschen leer en leven?
Is er voldoende gebed en kracht om te staan
in den strijd des geloofs, die steeds sterker zal
worden
Consequent moeten Christenen zijn En zijn
zij dit niet, dan hapert er wat bij ons. Consequent
in heel het leven, zoekende de dingen, die boven
zijn.
De afval wordt grooter, maar die volhardt ten
einde toe, zal zalig worden. Consequent te zijn
vraaqt de Heere van ons en Hij zal ons sterken.
M. SCHEELE.
ONZE GESCHIEDENIS.
XXXIII:
Reformatie en Afzetting.
Van Alkmaar de victorie lezen wij iij de Va-
derlandsche .geschiedenis, in de kerkgeschiedenis
van den doleantietijd van Kootwijk de victorie.
Deze kerk zou de eerste zijn, die zich los
maakte van de kerkelijke hiërarchie.
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
LI.
Kapitein Barendsz dacht er geen moment aan,
dat zijn dochter, die hij maar al te goed kende,
Evert om die reden verstooten zou, te meer,
daar hij zich een berouwhebbend zondaar toon
de. Maar hij wilde door zijn dreigende woorden
den jongeling op de proef stellen.
„'k Hoop, dat Marijke mij vergeven zal, Ba
rendsz, hoewel ik die vergeving niet heb verdiend.
„En als zij nu niet vergeeft
„Dan zal ik haar moeten verliezen, want ik
moet naar Zierikzee", zeide Evert, berustend.
„Ik moet het verleden gaan goed maken, eerder
kom ik toch niet geheel tot rust."
De kapitein van de „Zeeland" was zeer te
vreden over het antwoord, maar hij liet het niet
blijken.
„Wij zullen zien", zeide hij. „Misschien valt
het mee. Maar je weet, hoe die vrouwen zijn.
Zij kunnen veel vergeven, maar of Marijke je
dit zal vergeven, ik weet het niet. En als je je
ouders of een van beiden nu levend vindt, wat
dan
„Dat is ook de moeilijkheid, Barendsz",
Bijzondere omstandigheden werkten hieraan
mee. Er was toen geen overvloed van candida-
ten en vele gemeenten waren herderloos. Jaar
na jaar had men in Kootwijk een roeping uit
gebracht, maar de gemeente werd steeds teleur
gesteld. Tenslotte viel het oog op candidaat
Houtzagers, die gestudeerd had aan de Vrije
Universiteit. Hoe zou het echter mogelijk kun
nen gemaakt worden, dat deze candidaat werd
bevestigd in het ambt Immers volgens de Sy
nodale reglementen, welke ook nu nog gelden,
werden alleen die candidaten tot het proponents
examen toegelaten, die aan bepaalde, nader om
schreven Universiteiten hadden gestudeerd. De
Vrije Universiteit werd daartoe niet gerekend
en ook pogingen in den laatsten tijd ondernomen
om dit mogelijk te maken, vonden in de Haag-
sche Synode geen meerderheid. Dr. van den
Bergh, de bekende predikant van Voorthuizen,
het geweten der doleantie genoemd, die den
kerkeraad van Kootwijk had geadviseerd, candi
daat Houtzagers te beroepen, nam het initiatief
om toch ondanks het verbod den beroe-
pene te examineeren. De geëxamineerde slaagde
voor het examen dat door onderscheidene pre
dikanten werd afgenomen.
Ds. Houtzagers werd 7 Februari 1886 beves
tigd, nadat de kerkeraad eenige dagen tevoren
besloten had te breken met de Synodale orga
nisatie.
Natuurlijk had de classis gepoogd om rem
mend op te treden, maar deze pogingen mis
lukten.
Voorthuizen volgde in Friesland kwam
krachtige levensopenbaring onder leiding van
Ds. J. J. Ploos van Amstel te Reitsum, alom in
ons land werkte Gods Geest.
De kerken, die braken met het Synodaal ver
band, onderhielden het kerkelijk verband met
elkaar, door onderscheidene vergaderingen.
Deze kerkelijke beweging bracht heel de ker
kelijke wereld in beroering. Voorstellen om te
komen tot een modus vivendi werden zelfs door
de Synode behandeld, maar de classes waren
er niet voor te vinden. Ook had de Synode zich
bezig te houden met de Amsterdamsche kwestie,
waar de geschorste broeders zich op haar had
den beroepen.
Besloten werd de informeele handelingen van
het Classikaal bestuur af te keuren en het Pro
vinciaal kerkbestuur op te dragen, deze zaak
opnieuw te onderzoeken. En wat was het ant
woord Dat het classikaal bestuur al de ge
schorste ambtsdragers van de kerk van Amster
dam afzette voorzoover zij niet waren terugge
keerd en dat dit besluit door het Provinciaal
kerkbestuur werd gesanctioneerd, ondanks het
verzoek van de bezwaarden persoonlijk gehoord
te worden in de vergadering.
Weer kwam de zaak ter Synode. De Synodus
contracta riep de geschorsten op, maar deze
weigerden te komen, alleen Dr. Kuyper kwam
om deze weigering te verklaren en uiteen te
zetten.
De Synode zond deze zaak niet meer terug
naar classis en provincie gelijk zij had moeten
doen, maar nam haar in behandeling, doch op
zulk een wijze, dat wel tevoren vaststond,, waar
de beslissing op uit zou loopen. De afzetting
bleef gehandhaafd.
Een weg bleef nog open een beroep op de
Synode in haar geheel. In een krachtig getuigenis
„Laatste woord tot de consciëntie van de leden
der Synode" werd uiteengezet, dat het in dezen
strijd ging om het Koningschap van Christus en
dat Christus Koning moest zijn in de Kerk, werd
nogmaals de Synode op haar roeping gewezen,
maar tevergeefs. 1 December 1886 viel de be
slissing.
Hoe men oordeelt van de zijde der tegenpartij
over Dr. Kuyper, toen hij in de Willemskerk
voor de Synodus contracta verscheen op den
16 September 1886, blijkt uit het volgende
„Op denzelfden voormiddag, toen Dr. Kuyper
in de Willemskerk voor de contracta verscheen,
zat de aanvoerder der Nederlandsche anarchis
ten, eveneens gewezen predikant, voor het ge
rechtshof van 's-Gravenhage op de bank der
beschuldigden in appèl van een vonnis wegens
zijn vergrijp tegen het hoofd van den Neder-
landschen Staatdeze werd ook een week later
veroordeeld, maar tot een jaar cellulaire opslui
ting". (Dr. Reitsma.)
Zulk een schrijven spreekt boekdeelen. 't Is
of wij de vervolgers uit de dagen der Afschei
ding hooren spreken had men in de dagen der
doleantie het maar aangedurfd, 1834 zou door
de vijanden zijn herhaald.
Zoover liet de Heere het nu niet komen, al
klaagde Evert. „Ik geloof, dat ik naar huis moet
gaan en als vader en moeder nog leven op de
visscherij moet gaan. En dat wil ik graag. Zóó
alleen kan ik alles goed maken. Maar of
Marijke dat zal willen, als ik haar behouden
mag
Barendsz was volkomen tevreden, al liet hij
van die tevredenheid niets merken. De bekeering
van Evert was niet een praatje voor de vaak
hij had hem alles openhartig verteld hij wilde
boeten voor alleswilde terug naar huis en
terug naar de visscherij als het moest, zijn aan
staande vrouw opgeven. Hij kon niet meer ver
langen. Hij had zielsmedelijden met den jonge
ling, die hem vrij hulpeloos aanzag.
Het was even stil in de kajuit van de „Zee
land".
„Ik zal je eens wat vertellen, Evert", zei Ba
rendsz, opeens zoo zakelijk mogelijk. „Ik heb
dezer dagen veel over jou en Marijke en over
mijzelf gedacht. De oorlog loopt op een eind
en ik word een dagje ouder, 't Zal niet gemak
kelijk zijn, een plaats te vinden op een koop
vaardijschip. De heele handelsvloot is opgelegd.
Daarom had ik er al over gedacht, aan den wal
te blijven bij Marijke. Een jonge borst, als jij,
komt natuurlijk nog wel terecht. Maar nu je mij
dit hebt verteld, heb ik andere gedachten ge
kregen."
Kapitein Barendsz hield even op. Een veel-
prater was hij nooit geweest. En hij voelde in
zekeren zin, dat hij zelf een offer brengen ging.
„Je vertelt alles aan Marijke", vervolgde hij.
„Ik bemoei mij er niet mee. Voor jou hoop ik,
dat het met haar in orde blijft. Maar ik weet
waren de moeilijkheden voor - de broeders en
zusters in die dagen veel en groot.
De Synode deed nog meer. Zij deed volgens
Dr. Rullmann een synodale encycliek uitgaan tot
de kerken om zich niet te laten meesleepen met
de nieuwe beweging, maar haar door besliste
toepassing van tuchtmiddelen krachtig te weer
staan. Tegelijkertijd werd openlijk partij gekozen
voorde volkskerk; het besluit van 1816 wreekte
zich.
Als wij in dat bewuste stuk lezen omdat
onze kerk de Volkskerk is, en dus in haar mid
den nawerkt, wat in den tijd gist, hebben de
kerkelijke besturen zooveel mogelijk aan ieders
geweten overgelaten, om te bepalen, of hij in de
Hervormde Kerk zou kunnen blijven en arbei
den is het te verstaan, dat ieder, die naar
's Heeren wil begeert te leven in het kerkelijk
leven, tenslotte met zulk een kerk moet breken.
M. SCHEELE.
GEVAARLIJK PLEIDOOI.
I.
In de Gereformeerde Kerkbode voor Schou
wen en Duiveland leidt Dr. C. Veltenaar zijn
bespreking van „Eenige Gezangen" in met een
verwijzing naar zijn pleidooi door hem indertijd
gevoerd tot behoud van de Statenvertaling.
„De doorsnee Nederlander zit met alle
zielevezelen gebonden aan onze Statenver
taling. Die klanken zijn hem dierbaar
klanken der jeugd Godsklanken uit
het HeiligdomOnverbrekelijk zijn die
banden, onlosmakelijk zijn die snoeren."
Het spijt me zeer, dat een man van weten
schappelijke ontwikkeling als Dr. Veltenaar zijn
bestrijding van „Eenige Gezangen" begint, met
nogmaals naar zijn pleidooi voor het behoud
onzer Statenvertaling te verwijzen.
Want de afkeer, die hij daardoor bij ons volk
wekt voor de nieuwe vertaling van de Heilige
Schrift lijkt mij hoogst gevaarlijk.
Niet alleen hierom, wijl de arbeid waaraan
ook de meest betrouwbare Gereformeerde ge
leerden hun tijd en krachten geven als onnoodig
en zelfs als een aanranding van het zieleleven
van ons volk wordt voorgesteld, „welke religieus
leven voorwerpelijk en bevindelijk aan onze
Statenvertaling gehecht" zou zijn.
Want dat geldt ten slotte alleen het vertrou
wen in menschen, hoewel ze beter verdiend
hebben. Maar het pleidooi voor het behoud van
de Statenvertaling raakt o.i. de eere Gods.
Deze eere of we de leiding des Heiligen Gees-
tes, waardoor de oorspronkelijke talen waarin
de Heilige Schrift geschreven staat veel beter
gekend worden dan voor driehonderd jaar ver-
waarloozen zullen en doen alsof God op dit
gebied geen duidelijker licht schonk.
Deze eere of we de voorzienigheid Gods,
waardoor in deze 300 jaren tal van aan onze
Staten overzetters onbekende handschriften van
Bijbelboeken uit de vergetelheid zijn opgediept,
ongebruikt zullen laten en niet nagaan of het
werk van menschen als Beza en Erasmus, die
uit oude handschriften den aangenomen tekst
hebben samengesteld, soms eenige verbetering
van noode heeft.
Deze eere, of we den eeuwig blijvenden in
houd van Gods Woord die dus voor alle tijden
een levende, effectvolle, krachtige inhoud wil
zijn, vast zullen leggen in den onveranderden
en onveranderlijken vorm van een zestiende-
eeuwsch Nederlandsch, dat zeer zeker schoon
is, een gouden klank heeft, maar dat niet meer
leeft, en naar woord en zinsbouw zoo zwaar is,
dat vele stukken al meer ongelezen blijven. Het
gaat om deze eere, of we om toch maar den
„gongklank" van de Statenvertaling te kunnen
behouden den van leven bruisenden inhoud des
Bijbels zullen maken tot een historisch pronk
stuk, of dat we dien levenden inhoud zetten
zullen midden in ons huis, midden in de ge
meente, midden in de wereld, en in een taal,
die al heeft ze desnoods wat minder goudklank,
dienen kan tot een beter verstaan van de eeuwige
heilsboodschap.
Ligt niet op iedere studeertafel van dominees
een ander Grieksch Testament dan waarnaar de
Statenvertaling is gemaakt
Heeft trouwens nog één enkel Nederlander
de onvervalschte Statenvertaling bij zich als hij
naar de kerk gaat
Wat onze nieuwe vertalers willen is niet een
daarvan niets. Vrouwen hebben kuren. Nu zal
ik eens aannemen, dat het goed blijft. Welnu,
dan is er niets tegen, dat wij met z'n drieën naar
Zierikzee gaan, dat jullie daar trouwen en dat
jij daar op de vischvangst gaat, dus je oude be
drijf weer opvat. Natuurlijk moet Marijke dat
goed vinden. Ik kan even goed in Zierikzee wo
nen, als in Enkhuizen. Hoe zou je dat vinden
Evert was opgesprongen van blijdschap. Zulk
een oplossing had hij in de verste verte niet
kunnen vermoeden
„Het is te veel, Barendsz", zeide hij. „Het is
te veel. Ik heb dat alles niet verdiend."
En groote tranen sprongen in zijn oogen.
„Tut, tut, daarover praten we nu niet. Het
verleden moet je goed maken. Dat wil je zelf
ook. En dan zal ik je daarbij helpen. Maar
het hangt van Marijke af, of het zóó gelukken
zal, hoor. We zullen beiden naar Enkhuizen
gaan en dan vertel je haar het heele geval maar.
Mooi is het niet geweest, doch het kan alles
nog in orde komen, als Marijke zooveel van je
houdt, dat zij dat verleden vergeten kan."
Kapitein Barendsz glimlachte even, toen hij
deze woorden uitsprakhij twijfelde niet aan
zijn dochter. Maar Evert moest met haar
praten, dat stond voor hem vast hij zou hem
geen centimeter den weg banen.
Zijn vaste vermoeden werd geheel bewaarheid.
Zij reisden naar Enkhuizen, met gemak kreeg
Barendsz het van Kortenaer gedaan, dat Evert
voor eenige weken verlof verleend werd en daar
deed Evert ook aan Marijke zijn bekentenis.
Zij was er smartelijk door verrast, toonde zich
ook boos, maar het slot was dan toch, dat zij
bestrijding van de Statenvertaling, ze begeeren
naar den grondtekst, zooveel mogelijk in aan
sluiting aan de Statenvertaling en met behoud
van wat daarin maar eenigszins behouden kan
worden, in het gewone Nederlandsch van onze
dagen den Bijbel over te zetten. Daarbij rekening
houdende met den gezuiverden tekst en de rijk
vermeerderde kennis der oorspronkelijke talen.
M.i. is dit een arbeid, die meer tot eere God
is, dan een pleidooi te voeren, dat er op uit
loopt, dat om maar den gongklank van de taal
te kunnen redden, de meerdere of mindere juist
heid en verstaanbaarheid van de boodschap er
niet zoo op aankomt.
Zaandam. v. DIJK.
BEROEPEN TE
Dinteloord Cand. M. de Regt te Middelburg.
Ds. P. J. O. de Bruijne hoopt Zondag 26
Maart a.s. te Gapinge-Vrouwepolder (Walche
ren) afscheid te preeken en Zondag 9 April
d.a.v. bij de Geref. Kerk van Uithoorn intrede te
doen, na bevestiging door Ds. C. Lindeboom.
Te Oostkapelle is door den Kerkeraad
der Geref. Kerk uit de nalatenschap van Mej.
de Wed. A. de VisserJanse een legaat van
1000 ontvangen.
Ds. J. Oosterveen, predikant der Geref.
Kerk te Barendrecht, zal Donderdag 9 Februari
a.s. gedurende 25 jaar in het ambt hebben ge
staan, achtereenvolgens te Paesens (1908'14),
Geesteren-Gelselaar '14'19), Wilnis ('19
'27) en sinds 16 October 1927 te Barendrecht.
Naar wij vernemen, heeft de ongesteld
heid van Prof. Dr. H. Bouwman, hoogleeraar
aan de Theol. School te Kampen, die, naar men
weet, aan geelzucht lijdende is, Zaterdag j.l. zulk
een wending genomen, dat thans zijn toestand
ernstig genoemd moet worden en men zelfs het
ergste gaat vreezen.
Zij er veel gebed in de Kerken voor hem.
i 1 1 1 i i i
i 1
De teldag. Amandi schrijft in „Westl.
Kb." over het jaarboek der Geref. Kerken
„Wat het statistisch overzicht betreft, blijf
ik over de waarde ter vergelijking nog altoos
zeer twijfelmoedig.
Reeds vroeger wees ik er op in onze Kerk
bode dat we weinig waarde aan deze cijfers
kunnen hechten en er allerminst den wasdom
of den teruggang van ons zielental uit kunnen
opmaken, zoolang we niet een algmeenen tel
dag hebben.
Ik stelde voor 1 October. Als alle kerken
dan hunne zielen tellen, wat bij een goed bij
gehouden statistiek eene kleine moeite is en
die gegevens insturen, kan er van eene ver
gelijking sprake zijn."
Deputaten der Generale Synode der Geref.
Kerken van Arnhem voor de verzorging van de
geestelijke belangen van de militairen, brengen
ter kennis, dat van den Minister van Defensie
het verzoek is ingekomen om een voordracht
van vier personen te willen indienen voor de
vervulling van twee vacatures voor Reserve-
Veldprediker.
Zij noodigen mitsdien de Dienaren des
Woords, die lust hebben in dien arbeid, uit om
zich daartoe op te geven vóór 15 Februari.
Praeses en Scriba van Deputaten zijn resp.
Ds. A. H. van Minnen te 's-Gravenzande en
Ds. T. J. Hagen te Delft.
Mevrouw van Velzen.
In hetzelfde jaar, dat Ds. van Velzen, van
Drogeham naar Leeuwarden vertrok (1838), als
predikant in algemeenen dienst van de Friesche
Afgescheiden gemeenten, overleed zijn vrouw.
Haar gezondheid was reeds geknakt door de
angsten, die zij gedurende de vervolging te Dro
geham had doorgestaan. En na den overlast,
haar aangedaan op de reis van Hattem naar
Leeuwarden, openbaarde zich een lichaams
kwaal, die spoedig den dood tengevolge had.
Ds. C. v. d. Woude deelt in het (Leeuwarder)
„Gereform. Kerkblad" mee, dat in het notulen
boek der provinciale vergadering van Friesland
Ds. van Velzen zelf het stervensbericht heeft
opgeteekend.
Het korte bericht, dat Van Velzen met eigen
hand in de notulen aan haar overlijden heeft
hem volkomen vergaf. En dat niet alleen! Tot
zijn groote blijdschap mocht Evert uit haar mond
vernemen, dat het plan van haar vader ook haar
instemming had. Zij had geen enkel bezwaar er
tegen, in Zierikzee te gaan wonen en zeker niet,
als vader bij haar bleef. Hij kon wel leven, want
hij had, zuinig als hij steeds geleefd had, nog
gezorgd voor den ouden dag.
Het plan stond dan ook weldra vastzoodra
beiden niet meer met de vloot van doen hadden,
keerden zij terug naar Enkhuizen, om vervolgens
van daar op te breken, althans tijdelijk het huisje
te verlaten. Als zekerheid verkregen was, dat
de ouders van Evert of één van beiden nog leef
den, kon voor goed met Enkhuizen gebroken
worden.
Het oogenblik, dat de vloot de diensten van
Barendsz en Evert niet meer noodig had, was,
gelijk verwacht werd, tamelijk spoedig aange
broken. Vrijwel onmiddellijk na den smadelijken
slag bij Terheijde was de Raadpensionaris, Jan
de Witt, de vredesonderhandelingen met Enge
land begonnen. Het was ijzeren noodzakelijkheid.
Of het wilde of niet, Holland moest water in
den wijn doen. Het moest vernederende bepalin
gen aanvaarden. Zij werden in Holland en Zee
land knarsetandend ingewilligd. Maar heftig was
bij velen de verontwaardiging, ook van kapitein
Barendsz en Evert, toen bekend werd, dat in
het vredesverdrag een geheime bepaling was op
genomen, waarbij Holland zich verbond, den
jongen Prins van Oranje voor altijd uit te sluiten
van de waardigheid, door zijn voorvaderen be
kleed
(Wordt vervolgd)