FEUILLETON.
EVERT VAN DER WALLE.
den geestelijken strijd, die er thans wordt ge
streden.
Wanneer bij de ouderen de liefde verslapt
voor de Christelijke school, men er niet van
doordrongen is, dat wij ook Christelijke Middel
bare scholen noodig hebben, wordt onze strijd
verzwakt en daardoor onze invloed in de Staats
colleges verminderd.
Nu hangt het daar wel niet van af, gelijk God
zoo duidelijk in onze geschiedenis heeft bewe
zen, maar wij mogen toch nooit onderschatten
de groote beteekenis van een regeering, die re
kening wil houden met de Christelijke beginse
len, ook in het Schoolleven.
1933 is het jaar der verkiezingen. De school
staat niet in het brandpunt van den strijd, maar
wat men soms beluistert in de redevoeringen van
de tegenstanders der Christelijke School, getuigt
niet van waardeering, eerder van tegenwerking,
hoe bedekt ook.
De strijd is nog niet ten einde, zal ook niet
eindigen, zal zich verscherpen. Laat ieder daar
van ook in dit jaar doordrongen zijn.
Is er een biddend volk, een belijdend volk in
woord en daad doode orthodoxie vermag
niets dan mogen wij verwachten, dat God
ons zal zegenen door het in leven houden van
Zijn planting, waardoor mede de diepste onrust
wordt weggenomen, waardoor onze kinderen
gewezen worden op den Heiland en er een ge
slacht opgroeit, dat een steun is voor het Staat
kundig leven.
Zij er veel gebed voor onze kinderen, voor
het onderwijzend personeel en geve God ook
in Zeeland steeds meerdere uitbreiding van het
schoolleven naar den eisch van Zijn Woord.
Het kind zonder God voert tot den staat zonder
God, leidt tot de diepste ellende.
TOT DEN ARBEID GEROEPEN.
Het Bestuur van de Gereformeerde Mannen-
vereeniging ,,Dr. Herman Bavinck" verzocht de
redactie met het oog op haar aanstaande jaar
vergadering een woord van aanbeveling te
schrijven.
In het gebouw der Christelijke Jongemannen-
vereeniging Korte Singelstraat, zal D.V. Woens
dag 18 Januari des avonds 8 uur deze Mannen-
vereeniging haar zesde jaarvergadering houden.
Er is een mooi programma opgesteld. Ook het
Evangelisatie Zangkoor zal zich doen hooren.
Het te behandelen onderwerp „Verachtering
in de genade" zal zeker tot bespreking leiden.
Waar wij het werk van de Mannenvereeni-
ging zeer waardeeren en van groote beteekenis
achten, hopen wij, dat vele broeders en ook
zusters de jaarvergadering zullen bijwonen, op
dat c|it werk van onze mannen in ons
midden bekend worde, dat immers dient tot den
bloei van het Godsrijk.
M. SCHEELE.
HET NATIONAAL-SOCIALISME.
V.
Hoe moet nu onze houding zijn tegenover de
levens- en wereldbeschouwing van het Nat.
Socialisme, die wij geteekend hebben
Velen zijn al spoedig klaar zij zeggen, Mus
solini, dat is tenminste een man, die wat be-
teekent, maar wat zal die Hitier Het is toch
duidelijk, dat die Hitier niets beteekent, hij had
allang de macht moeten grijpen, hij kan alleen
mooi praten, maar anders niet.
Maar zij vergeten, dat revolutie maken in
Duitschland heel wat meer beteekent dan revo
lutie in Italiëdat in Duitschland veel meer
principieel verzet is tegenover fascistische nei
gingen dan in Italië voor het fascisme, en zij
vergeten, dat men in Duitschland dat al 10 jaar
zegt, maar dat alleen beginselpartijen tegenover
Hitier stand hielden, en dat die partijen, die geen
ander verweer hadden dan „Hitier beteekent
niets" overspoeld zijn door de Nat. Socialisten,
en dat en hiervoor kan men getuigenissen
aanhalen, zooveel men wil naar menschelijke
wijs gesproken, Duitschlands toekomst ligt in
handen van Hindenburg, Schleicher en van dien
onbeteekenenden Hitier.
Anderen doen gansch anders zij zien alleen
het goede, en vergeten de gevaren in het Nat.
Socialisme.
Zij zien het groote gevaar, dat het Commu
nisme meebrengt, en dat is groot, en begroeten
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
XLIX.
Wakker liggend, dacht hij na over de jaren,
die vergleden waren sinds hij te Vlissingen Si
mon Krepel alleen naar Zierikzee had laten
terugvarenZijn besluit stond nu vast. Als
de oorlog voorbij was en hij er het leven zou
afbrengen, keerde hij weer naar vader en moe
der. Tusschen God en hem kon het eerst recht
goed zijn, als het tusschen zijn ouders en hem
in het reine was.
En als zij gestorven waren O, hij kon er
niet aan denken. Maar als dat zoo was, wel,
dan kwem het, Evert was er thans van over
tuigd, nu zijn bittere zielestrijd uitgestreden was,
met God tóch goed.
Want de Heere, Die alles weet en ziet, zou
diep in zijn hart kijken. En Hij zou daar zien
berouw. Hij zou bespeuren, dat Evert, die zich
reeds lang een ellendig mensch gevoedle, nu wist:
dat komt alleen door mijn zonden, waarvoor ik
vergeving moet vragen.
Om zijn gelaat speelde een glimlach.
Het was vrede.
En hij was volkomen bereid, verder alle ge-
in het fascisme een rem tegenover dat groote
j gevaar.
Zij zien den grooten economischen nood, dien
j zij aan het kapitalistische stelsel wijten, zij zijn
i er van overtuigd, dat het huidige socialisme niet
helpen kan, en wenden zich daarom tot het
Nat. Socialisme. Vooral het platteland is zeer
gevoelig hiervoor. Over het algemeen is het
platteland onvatbaar geweest voor de socialis
tische gedachte, men twijfelt en aan de princi-
pieele gedachten als ook aan de praktische door
voering en, dat niet in het minst, het socialisme
was een industriëele beweging, bewust en on
bewust koos zij voor de stad boven het platte
land. Geheel anders de Nationaal-Socialistaan
de nationalistische gevoelens van het platteland
komt hij ten zeerste tegemoetvoor het oog
tast hij de religie niet aan, maar bovenal, hij
kiest ten sterkste voor het platteland, zijn ide
aal als gezegd is: iedere Duitscher vrij boer op
vrijen bodem.
En zij zien de moeilijkheden, die aan het par
lementaire stelsel kleven: inderdaad in dagen van
crisis maalt wel eens langzaam de parlementaire
molen, en soms maalt hij heelemaal nietzij zien
vooral de wantoestanden en bij de regeering en in
het algemeen, die in crisistijd meer naar voren ko
men, en geven hun sympathie aan den sterken
man, die het doen zal, en metterdaad, zie Mus
solini, ook heel goed het soms doet.
Hun houding wordt een houding van bewon
dering, een houding van dwepen soms, en helaas,
het is maar al te waar, de Protestantsche kerken
in Duitschland zien het zoo, de Roomsche kerk
in Duitschland staat terecht veel sterker
afwijzend tegenover Hitier, heeft in dit opzicht
beteren kijk getoond dan de reformatorische
kerken.
Onze houding mag noch zijn een houding van
onverschilligheid, en ook niet van bewondering,
zelfs niet een houding van evangeliseerend in
werken op de Nat. Socialisten, die vele predi
kanten in Duitschland aannemen, maar wij moe
ten den strijd aanbinden, heftig verzet bieden,
Christendom en Nat. Socialisme verdragen el
kander niet.
Allereerst moeten wij ons verzetten tegen de
overspanning van het „nationale", hier is af
goderij, hier is vereering van een nieuwen God.
Voor ons mag de natie niet vooropstaan
hoezeer wij ook geroepen zijn, indien noodig,
goed en bloed te geven voor de verdediging van
ons land, hooger dan onze nationale roeping
staat voor ons bijv. onze Christen-roeping wij
zeggen ook niet, recht of onrecht, mijn land, het
recht handhaven is ons meer als de natonale
gedachten te verbreiden, en als het nationale ons
wetten oplegt, die de Heere in Zijn wet niet
gaf, dan kiezen wij voor de wetten des Heeren.
De nationale gedachte eischt een Duitschë
kerkmaar Gods Woord eischt een kerk
met zuivere bediening van Woord, tucht en
Sacrament.
De nationale gedachte eischt, als het land te
klein wordt, verovering van ander land, maar
de Heere zegt, gij zult niet stelen.
In het belang der nationale gedachte is het,
dat zwakke kinderen terstond bij de geboorte
worden gedood, maar de Schrift zegt, dat kin
deren een zegen des Heeren zijn.
Nationalisten hebben gelijk, dat met wanvor-
mige menschen niets is aan te vangen, maar de
Heere Jezus gebiedthebt ook die naasten lief,
zij zijn toch als gij schepselen Gods.
Nationalistisch onderwijs is in zijn recht, als
het de kinderen opvoedt naar de nationale eer,
maar onze Scholen met den Bijbel vertellen aan
de kinderen de werken Gods.
En daarom de grondgedachte van het Nat.
Socialisme is ten eenenmale verwerpelijk, aan
zooiets kunnen wij niet meedoen.
Maar, zoo vraagt men dan, is het dan niet
mogelijk, mee te doen, en het „nationale" op
zijn plaats te zetten, die het toekomt.
Natuurlijk kan datom maar één ding te
noemen, de Antirevolutionaire partij is al 50
jaar nationaal, maar zij is onder anderen „natio
naal"* Zij is er nog vele dingen bij, en daarom
heeft een antirevolutionair geen behoefte aan
een „nationale" partij, zooals hij geen behoefte
gehad heeftaan een „kerkelijke" partij, aan een
„sociale" partij, aan een „economische" partij.
Zoodra het „nationale" op de-hem-van-Gods-
wege-gestelde-plaats gezet wordt, is de Natio-
naal-Socialistische partij overbodig, dan is het
immers met de afgoderij uit.
Als ik het geld goed gebruik, dan ben ik geen
volgen te dragen. Barendsz en Marijke, zij zou
den alles weten. Hij zou alles eerlijk vertellen.
Namen zij het hem kwalijk, werd er warme
vriendschap door verbroken, dan moest dat
maar, al zou het hem ontzaggelijk pijn doen.
Alles kon goed worden, alleen als hij recht
voor God en menschen stond.
En toen viel hij waarlijk nog in een verkwik-
kenden slaap.
HOOFDSTUK XVI.
De bekentenis en het gevolg.
„Het helpt niet, of ik het zwijg", zeide Ad
miraal De With en in zijn ruwe stem klonk
spijt en bewogenheid „de Engelschen zijn ons
de baas en daarmee baas op zee."
Er volgde op deze woorden een somber stil
zwijgen in de kajuit van de „Brederode", waar
De With, Kortenaer, kapitein Bardensz en nog
eenige andere kapiteins gezeten waren.
De vloot was teruggekeerd en het Vlie bin-
nengeloopen. Een snelle boodschapper was naar
Den Haag gezonden, om aan de Staten de ramp
spoedige tijding te brengen, dat de slag verloren
was. Zóó behoorde het, al waren de Staten
natuurlijk reeds op de hoogte. De kustbewoners
hadden den strijd aanschouwd. Heel Holland
wist van den verloren zeeslag bij Terheijden.
Maar niet algemeen bekend was nog, dat Beste- i
vaer Tromp den dood had gevonden.
„Ja, wij moeten het eerlijk bekennen, de En
gelschen zijn ons de baas op het oogenblik. Deze
oorlog kan als verloren worden beschouwd",
vulde Kortenaer aan. „Wij beleven rampspoe-
mammondienaar, als ik naar Gods eisch eet en
drink, en dat kan (1 Cor. 10:31), is mijn God
niet de buik (Fil. 3:19). Als ik naar Gods
eisch (zie bijv. art. 2729 van de N. G. B.),
handhaaf op kerk-terrein het recht van mijn
kerk, dan ben ik geen „kerkist", en zoo meer
de vraag is niet, nationaal of niet-nationaal,
maar de vraag is, heeft het nationale de rechte
plaats, en die heeft zij bij fascisme of Nat. So
cialisme niet.
En daaromzooals onze vaderen gevreesd
hebben voor het „sociale" gedoe der socialisten,
waar zakelijk veel goeds in was, zoo moeten
wij vreezen voor het „nationale" gedoe der na
tionalisten, en zooals Christenen socialen arbeid
deden en doen naar de grenzen van het
sociale, zoo moeten wij nu nationalen arbeid
doen in de grenzen van het nationale, en nog
maals, dan wijzen wij alle afgoderij met het
„nationale", in welken vorm ook, zeer beslist
af, ook tegenover de nationale revolutie het
Evangelie, dat aan de natie één plaats, niet de
plaats toewijst. -1)
(Slot Volgt)
Meliskerke. M. VREUGDENHIL.
-1) Uit dit nationale vloeit ook voort de
Joden-haat, die aan het Nat. Socialisme eigen is.
Waar het echter zeer goed denkbaar is, na
tionaal te denken, zonder Joden-haat te hebben,
althans de Joden te dulden, laat ik dit anti
semitisme hier buiten beschouwing.
Het is wel overbodig op te merken, dat
Joden-haat onder ons niet mag voorkomen. In
hoevele dingen de Nat. Socialisten ook gelijk
mogen hebben ten opzichten van de Joden, het
Joodsch volk blijft voor ons het Bondsvolk,
welke is de aanneming tot kinderen en de heer
lijkheid en de verbonden, en de wetgeving, en
de dienst Gods en de beloftenissen, welker zijn
de vaderen, en uit welke Christus is zooveel het
vleesch aangaat. (Rom. 9:4, 5.)
Tegenover „nationale Joden-haat" stellen wij
de Zending onder de Joden.
Zie verder het mooie artikel van Dr. Neder-
bragt. Nat. Staatkunde 1932. pg. 506521.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, Januari '33.
Het Rapport inzake het N. Testamentisch lied
is verleden jaar nog verschenen en over 't al
gemeen met blijdschap begroet. Een enkele
waarschuwende stem klonk, zoo o.a. van Prof.
Bouwman. Hij is 'bang dat de invoering van een
bundel N. Testamentische liederen niet zonder
moeilijkheden zal gepaard gaan en is van oor
deel dat 't maar beter is te blijven bij 't bestaande.
Nu zou 't ons zeer spijten wanneer tenslotte
toch nog deze zaak van de synodale tafel werd
geschoven. Hoever zou ons dat achterop bren
gen, en wanneer zal dan deze kwestie opnieuw
in onze kerken aan de orde gesteld worden
Wij meenden, dat we over 't punt van de
wenschelijkheid al heen waren en dat nu voor
namelijk de vraag liep over de inhoud van een
nieuwe bundel.
Moeten we dan steeds benauwd zijn voor
scheuring en door die vrees ons in al onze han
delingen laten beheerschen of moet meer gelet
worden op de roeping tot reformatie ook voor
onzen tijd
'k Heb 't al meer gezegddoor alles bij 't
oude te laten meent men die leden in 't gevlei
te komen, die wellicht dreigen naar een andere
kerkengroep (b.v. de Chr. Geref. Kerk) te zul
len overgaan, wanneer ook maar even getornd
wordt aan de bestaande gebruiken.
Men vergeet echter, dat we ook in de toe
komst leden zouden kunnen verliezen, die diep
teleurgesteld werden, omdat van alle reformatie
beloften niets, niets tot verwezenlijking kwam.
'k Begrijp niet dat met deze groep (grooter dan
menigeen denkt) niet meer gerekend wordt. Op
den duur zouden we weieens, door altijd maar
de groep van star-conservatieven in 't gevlei te
komen, een deel van onze leden van de kerk
kunnen vervreemden, zoodat de band al losser
werd.
De behoefte aan het N. Testamentisch lied
wordt nu levendig gevoeld en ik acht dit een
gunstig teeken. Doch velen van onze menschen
zingen nu lustig de liederen van Joh. de Heer
mee, en menige Geref. Jeugdvereeniging heeft
de bundel „De Heer" aangeschaft.
Zou 't niet beter zijn, dat we aan onze leden
een eigen bundel in handen geven Wanneer
dige tijden."
Hij mocht het wel zeggen. Handel en zeevaart
waren weggekwijnd. Tal van welgestelde bur
gers waren in enkele jaren tot volslagen armoede
vervallen. Alleen in Amsterdam stonden 3000
huizen leeg en een ruwe schatting had doen
constateeren, dat 1600 schepen in de handen der
Engelschen gevallen waren. Algemeen werd dan
ook naar den vrede verlangd. Dat wisten de
bevelhebbers der vloot ook wel.
„Er zal voor Raadspensionaris De Witt wel
niet anders opzitten, dan te trachten, zoo spoe
dig mogelijk vrede met Engeland te sluiten",
zeide kapitein Evertsen.
Hij beet zich bij het uiten dier woorden de
lippen bijna stukde vrede zou ongetwijfeld
vernederende bepalingen bevatten en dat was
een hard gelag.
„Het zal wel moeten", meende ook De With.
„Als ik nog denk aan die laffe kerels
Hij doelde op de vier-en-twintig kapiteins, die
het hazenpad gekozen hadden.
„Wij hadden het tóch verloren", zeide Douwe
Auke, een stoere Friesche kapitein.
„Best mogelijk. Maar dat rechtvaardigt het
laffe gedrag van die kerels niet", voer De With
uit. ,,'k Hoop, dat zij hun welverdiende straf
krijgen."
Hij had een driftige natuur en dacht niet
steeds door. Dat was thans ook het geval. Welke
straf zouden die kapiteins moeten hebben Ont
slagen van hun post. Maar dat was geen straf.
Want practisch bestond er geen vloot meer.
Over enkele dagen zou het lijk van Admiraal
Tromp naar Delft worden vervoerd. En-mét
wij geen leiding geven ook in de keuze van het
N. Testamentisch lied gaan velé leden rijp en
groen zingen, en komt er een scheiding tusschen
de Gereformeerde prediking en het lied dat ge
zongen wordt.
Dr. A. Kuyper heeft eens geschreven „Liefde
wil zich uiten, en de liefde voor Christus, die
in 't hart der verkorenen bloeit, kan er geen
vrede mede hebben, zoo men die liefde niet ook
in het lied Hem betuigen mag".
Trouwens volgens de brochure „Vrijwillige
Armoede van Surculus heeft Prof. Bouwman
eens in „De Bazuin" (in elk geval vóór 1914)
geschreven „Er zou veel vóór te zeggen zijn,
dat de N. T. gemeente een N. Testamentisch
lied op de lippen nam in haar gezang. Maar
voorkomen moet worden, dat bij het gezang de
H. Schrift op den achtergrond gesteld wordt.
Daarom zou het gewenscht zijn, dat wij naast
den Psalmbundel nog een bundel gezangen had
den, uit de H. Schrift genomen, vooral met het
oog op de feestdagen, en om de verlossing door
Christus op N. Testamentische wijze uit te
drukken."
Natuurlijk zal er wel eenige moeite komen.
Hoe groot was bij sommigen de afkeer van
de nieuwe Staten-Bijbelvertaling, omdat men
gewend was aan 't oude en geen behoefte had
aan iets nieuws. En dan waren er nog 80.000
exemplaren der oude vertaling niet verkocht
Die Bijbels zouden waardeloos worden bij het
invoeren der nieuwe vertaling. Vandaar het hef
tig verzet bij de Amsterdamsche drukkers
De Synode schreef aan de predikanten om
de nieuwe overzetting „met zoetigheid in te
voeren".
Datzelfde zou gedaan kunnen worden met de
bundel N. Testamentische liederen.
Met zoetigheid invoeren
Men kan toch niet klagen dat de bundel te
groot is.
't Verwondert ons zelfs dat zóó weinig verzen
genade hebben kunnen vinden bij de verzame
laars.
Maar wanneer ze alle gezongen worden is 't
toch winst.
Prof. Lindeboom schreef, dat we van de 150
psalmen er nog geen 30 zingen. Volgens die re
deneering staat 't vooralsnog 30 tegen 23.
Ook van de Evangelische Gezangbundel wordt
maar een klein getal liederen gezongen. Hoe
dikwijls keeren dezelfde verzen terug Trouwens
onderscheiden gezangen missen totaal alle dich
terlijke verhevenheid en bewogenheid.
Welk een erbarmelijk gerijmel soms
Wat zegt ge b.v. van deze poëzie
Zich zijner roeping steeds bewust
Werkt hij (n.l. de beste burger) in zijnen kring
met lust
Hij streeft naar grootheid, geld, of goed,
Nooit hooger, dan hij streven moet.
Maar 't wordt nog mooier
Hij geeft gewillig schot en lot,
Hij bidt voor 't heil des lands tot God
Getrouw, gehoorzaam aan 't gebied,
Schendt hij zijn heilig' eeden niet. (Gez. 78).
Wat is ook Gezang 163 van zeldzame schoon
heid
Den mensch verkwikt een zachten lucht,
De bloemen, rijk in kleuren
Doorwasemen die zachte lucht
Met zoete balsemgeuren
Het vee, ontweken aan de stal,
Vindt jeugdig groen langs berg en dal,
En huppelt door de velden.
Het toppunt van rijmelarij is wel Gezang 177
met de „beruchte" woorden
Stedelingen looft den Heer
Hoopt op d' oude welvaart weêr
Voor den koopman druk vertier,
Nering voor den winkelier
Bezigheid voor handwerkslieden.
Mocht vooral ons hart van dank
Gloeien al ons leven lang
Mocht voorvaderlijke deugd
In de Nederlandsche jeugd,
Met den godsdienst, weêr herleven
'k Teekende nog meer schoone verzen aan,
maar deze staalkaart is reeds genoeg.
Moge Goh ons straks een bundel liederen ge
ven van diepe, geestelijke schoonheid, rijp naar
vorm en inhoud
A. B. W. M. KOK.
dat lijk werd voorloopig ook de vloot begraven.
Het moest vrede worden, of men het wilde
of niet
Kapitein Barendsz dacht er ook niet anders
over. Hij besefte bovendien zeer wel, dat de
welvaart dan nog in langen tijd niet was weer
gekeerd. Het zou moeilijk voor hem worden,
emplooi te vinden. En hij had zich al verzoend
met de gedachte, dat hij voortaan aan wal zou
blijven, bij Marijke. Evert was een stuk'jonger.
Die redde zich wel. Die vond op de koopvaardij,
hoe slecht die er dan ook voor stond, nog wel
een toekomst.
Nog geruimen tijd bleven de verschillende
bevelhebbers der vloot in vriendschappelijke
kout met elkaar praten. Maar het gesprek bleef
somber. De zekerheid, dat de oorlog met En
geland verloren was en er wel vrede gesloten
moest worden, al waren de voorwaarden ook
nog zoo vernederend, drukte. En dan was daar
het verlies van den dapperen Tromp, midden
in het gevecht gesneuveld voor zijn land
Onder die beklemming nog vertrokken de
kapiteins weer naar hun schepen. Ook kapitein
Barendsz zou de „Zeeland" weer opzoeken, één
van de meest gehavende schepen der vloot.
Want hij was meermalen deerlijk door de En
gelschen in het nauw gedreven, om er zich ech
ter steeds dapper door te slaan.
Aan dek ontmoette hij Evert, dien hij na den
slag slechts vluchtig had gezien en gesproken.
Feitelijk had hij alleen maar kunnen constatee
ren, dat zijn aanstaande schoonzoon behouden
was gebleven. En dat had hem tot groote dank
baarheid gestemd. (Wordt vervolgd)