FEUILLETON*
EVERT VAN DER WALLE.
KERKNIEUWS*
Daarom werd de beheerskwestie uitgebuit
voor den dag, waarop de termijn voor het af
geven van de attesten afliep.
Dit besluit berust op verkeerde motieven. Het
kerkverband is alleen mogelijk op accoord van
eenheid in de belijdenis de mogelijkheid blijft
open, dat een kerk alleen gaat staan en als
zoodanig is aan den kerkeraad ook het beheer
over de goederen. In den breede is dit uitge
werkt in het bekende werkje „De Rechtsbe
voegdheid van de plaatselijke kerk". Bovendien
de schorsing is onrechtvaardig.
Inlichtingen zijn niet geweigerd en de kerke
raad is niet offcieel gehoord. Men ging af op
een ingebracht bezwaar van het willen komen
tot scheuren, waarvoor geen enkele reden was.
Zelfs artikel 3 van het reglement van Opzicht
en Tucht werd niet nageleefd ieder oordeele
1°. openbare strijd met den geest en de be
ginselen van de belijdenis der Hervormde Kerk;
2°. onchristelijke wandel
3°. verstoring van orde en rust en verzuim
of vergrijp in de uitoefening van de kerkelijke
bedieningen.
Niemand van de geschorste kerkeraadsleden
van de kerk van Amsterdam, kon iets daarvan
ten laste worden gelegd.
Strijdend met de reglementen, spreekt deze
beslissing, van een listig pogen om de Gerefor
meerden onschadelijk te maken, gelijk ook dui
delijk blijkt uit een op denzelfden dag genomen
besluit inzake attesten. Het classikaal bestuur
sprak uit „dat het overtuigd was, dat een be
lijdenis van ongeloof niet afgegeven, noch af
gelegd mag worden, is gansch niet overtuigd,
dat wie alhier een getuigschrift aangevraagd
hebben, zulk een zonde bedrijven".
Een spotten met de werkelijkheid. Zelfs de
modernen spraken van een jammerlijke uitvlucht.
Amsterdam's gemeente in rep en roer gebracht,
maar wat de menschen ten kwade dachten, zou
God gebruiken om hier in Nederland Zijn Kerk
los te maken van onnaturlijke banden.
M. SCHEELE.
ZANG EN CRISIS.
De schoonheid in dienst van het lijden.
De kunst ter verheerlijking Gods in de ver
edeling des levens ten bate van de leniging der
nooden en kommer des tijds.
Is dit niet een sympathieke gedachte
De Middelburgsche Gemengde Zangvereeni-
ging „Sursum Corda", die kort geleden in de
concertzaal een prachtige uitvoering gaf, kwam
op het mooie idee deze uitvoering te herhalen
ten bate van het Crisis-Comité en wel op a.s.
Dinsdag, 's avonds 8.15 uur in de kathedraal van
Zeeland's hoofdstad, de (Hervormde) Nieuwe
Kerk.
Wij verwonderen ons niet dat dit voornemen
allerwege bijval vindt, zoodat Kerkvoogden der
Herv. Kerk het gebouw in de schaduw van de
„Lange Jan" gaarne ter beschikking stelde en
de orgelist Th. Ferwerda, de bekende, de be
kwame, zijn medewerking zal geven op het ma
gistrale kerkorgel.
De toegangsprijs is slechts 20 cent.
Dat is voor een pracht-avond als deze be
looft te worden wel wat weinig, maar de voor
zitter van „Sursum Corda" liet ons weten dat
„zij, die de prijs te gering vinden, in het kerk
gebouw gelegenheid zullen ontvangen tot ruimer
hulpbetoon". Mijnheer Hoek, U weet een mensch
door zulk een geheimzinnig zinnetje nieuwsgierig
te maken Maar U weet ook met den directeur,
den heer T. Winter en met alle leden van „Sur
sum Corda" een uiterst mooie gedachte tot wer
kelijkheid te makenDe schoonheid ten bate
der levensnooden
Lezers van onze Kerkbode Houdt Uw Dins
dagavond open Geniet van de zang eener be
kwame vereeniging en steunt aldus het Crisis-
Comité. Kaarten zijn te koop bij die winkeliers,
waar raambiljetten de uitvoering aankondigen.
Koopt spoedig vóórdat de kaarten uitverkocht
zijn
Het belooft een heerlijke avond te worden.
„Sursum Corda" De harten omhoog
RINGNALDA.
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
10. Goedsmoeds zijn!
Dat mag en dat kan een goed Christen. Dat
mogen we zijn in een geloovig Christelijk huis
gezin. Want daar zijn Gods beloften ons borg
voor. En meer zekerheid wenscht ge toch niet
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
Den ganschen dag bulderde het kanon. De
„Brederode", de Admiraalsvlag in top, was
steeds vooraan in den strijd. Bestevaer
scheen wel twee lichamen te hebben, want nu
was hij hier, dan daar. En altijd op een ge
vaarlijke plek.
Evert verkeerde in geheel andere omstandig
heden dan in den slag bij Portland, toen hij zoo
vaardig een kanon bediende.
Zijn voorschrift was nu, zich steeds te be
vinden in de onmiddellijke nabijheid van Korte-
naer, die al vrij spoedig met een zeer bekom
merden blik het verloop van den strijd voorzag.
Want hachelijk was de strijd. De Engelschen,
sterker in aantal, schenen te winnen. Op de
duinen bij Katwijk stonden honderden menschen
te staren naar den ongelijken kamp. Met angst
in het hart.
Evert hoorde Kortenaer steunen en zuchten
en mompelen oververliezen.
Over het dek van de „Brederode", die lag
te schudden, als het geschut afgevuurd werd,
liep Bestevaer Tromp op Kortenaer toe. Zijn
1 Als uw God het u zegt, dan is dat toch afdoen
de O, als ge het zelf maar zei en het maar
uit uw hart opgekomen was Of als ik het u
maar gezegd had of een ander mensch Ja, dan
hadt ge reden, om schouderophalend te zeggen
„ik wou, dat het waar was Maar ge behoeft
hier niet op een menschengedachte of op een
menschenwoord te bouwen het is Gods eigen
Woord, dat het u zegt. Is dat niet, om aan alle
tegenspraak een eind te maken
Daar zijn vele ouders, ook vele Christen
ouders, ook (ik wil het nog sterker uitdrukken)
vele geloovige vaders en moeders, die meenen,
dat de opvoeding altijd maar weer moet bestaan
in verbieden en bestraffen, in beknorren en af
keuren, in dit bestrijden en dat bestrijden, in
tegenhouden en afbreken en onderdrukken.
En zeker, ik geef toe, heel dikwijls is daar
reden toe. Meer zelfs, dan ons lief is. En dan
mag het bestraffen en het afkeuren niet achtera
wege blijven. Natuurlijk niet. O, die zonde en
die verkeerdheid, ze kan nooit te veel bestreden
worden. En als we 't nalieten, zouden we zelf
zonde daaraan toe doen.
Maar toch Er is ook nog een andere waar
heid.
Als ge met uw kinderen leest in Genesis 17
vers 7 „En Ik zal Mijn verbond oprichten tus-
schen Mij en tusschen u, en tusschen uw zaad
na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond,
om u te zijn tot een God en uwen zade na u"
wat denkt en wat zegt ge dan wel eens Eerst
zacht voor uzelf en dan hardop voor uw kin
deren
Velen denken dan stil„ja, dat was voor
Abraham, den vader der geloovigen. Die was
wel gelukkig En ze zeggen er verder maar
niets van.
Maar zoo moet ge niet doen. Ge moogt wel
denkenwat was die Abraham toch gelukkig
en rijk gezegend. Maar ge moet er bij beden
ken, dat niet minder gelukkig is en niet minder
gezegend is hij, die als Abraham hetzelfde geloof
deelachtig is. De kantteekenaar in onze staten
bijbel zegt hier bij„eeuwig verbond, dat is
eeuwig voor alle geloovigen in Christus".
En als ge dit dan stil voor uzelf hebt gedacht',
dan moet ge het ook eens hardop zeggen voor
uw kinderen Want die rijke belofte geldt dan
immers ook uw kinderen Zeg het ze dan eens,
met een van blijdschap stralend gezicht„Wat
is God toch rijk in Zijn genadige beloften Hij
wil onze God en uw God zijn, in een eeuwig
verbond O, kinderen, wat zijt ge toch bevoor
recht wat moogt ge toch pleiten op die toe
zegging Zulk een toezegging kan een vader en
een moeder u niet geven, al waren ze schatrijk,
al hadden ze alle schatten der wereld. Houdt
vast aan die belofte, want ze is van uw God."
Maar als dan de zonde zoo sterk is en zoó
onuitroeibaar schijnt Als dan de ongehoorzaam
heid zoo groot is en zoo veelvuldig Als dan
het leven nog zoo onzegbaar vele malen tegen
ons getuigt Als we zoo weinig vruchten der
bekeering ziender bekeering, die toch zoo
noodig is Als daar is een slaan van de ver
zenen tegen de prikkels
Dan is er noodig diepe verootmoediging
Een schuldbelijdend buigen van de knieën des
harten Een wegschamen vanwege onze zondenf
Een belijdenis, vol smart en berouw, dat we
Gods straffen waardig zijn en niet Zijn beloften!
Maar, o vaders en moeders, die God vreest!
Dat alles neemt niet weg de heerlijkheid en de
vastheid van Gods beloften. Houdt die beloften
vastbidt, dat God ze u doe vasthouden dan
moogt ge nog goedsmoeds zijn. En zeg nog eens
weer tegen uw kinderen„die beloften van
onzen God blijven waarheid, een Goddelijk aan
bod van Zijn genade. Pleit daarop Ze zijn uw
behoud En zie toe, dat ge door uw verwerping
daarvan niet verworpen wordt
Van W. te W.
TWEETAL TE
VeenendaalE. T. van den Born
te Oud-Loosdrecht.
R. J. van der Weerd te Leimuiden.
BEROEPEN TE
Aardenburg (tevens voor Evangelisatie): Cand.
G. Chr. H. Plantagie te Voorthuizen, thans
tijdelijk hulpprediker te Dieren.
Kolhorn N.-H. (als hulppred.):
Cand. H. van der Veen te Leens.
VeenendaalR. J. van der Weerd te Leimuiden.
groote laarzen waren met bloed bespat. Voor
zijn voeten was een kanonier dood gebleven...
„God zij ons genadig", zeide hij haastig tot
Kortenaer, „maar de Engelschman is ons de'
baas. 'k Wou, dat de nacht maar viel".
Doch het was pas vier uur in den middag.
Nog hoog aan den hemel staande, bescheen de
Augustuszon het woelige tooneel van den strijd.
„Als De With maar komen kon", opperde
Kortenaer. „Kunnen wij niet een snelzeiler zen
den, om hem te waarschuwen
„Hij heeft het kanongebulder wel gehoord.
Maar hij zal er niet uit kunnen. Tegenwind",
zeide Maarten Harpertszn. Tromp op somberen
toon.
„Zal ik gaan, Admiraal vroeg Evert op
geestdriftigen toon. „Ik sla met een van onze
kleine scheepjes dwars door den vijand heen en
ga Admiraal De With halen."
,,'t Heeft geen zin, luitenant", glimlachte
Tromp. „Hij kan toch niet komen, als de wind
tegen is. Wij moeten maar vechten, tot de nacht
valt."
„En dan Een goed heenkomen zoeken
vroeg Kortenaer.
Hij klemde de lippen op elkaar.
„Dat nooit", meende Tromp. „Wij overwin
nen of sterven. Kom, laat de jongens niet zien,
dat wij bezorgd zijn."
Hij klom naar het commandodek, om het too
neel van het verbitterde zeegevecht goed te
kunnen overzien.
Nog eenige uren duurde de ongelijke kamp.
De Hollanders taai als wat, gaven niet op.
Maar het was toch een verademing, waarnaar
AANGENOMEN NAAR
Mariënberg Cand. P. H. Wolfert te Terneuzen.
Haren, Gr. (als hulppred.):
F. Strikwerda te Lollum.
BEDANKT VOOR
Dinteloord en Zuilichem
Cand. P. H. Wolfert te Terneuzen.
Oudshoorn (Alphen a. d. Rijn):
M. P. Feringa te Moerdijk.
Een feit van historische beteekenis.
De Geref. Kerk van Aardenburg bracht dezer
dagen het le beroep uit. Worde het bekroond
met een goeden uitslag. Met Aardenburg zullen
wij in Zeeland ons mee verblijden.
Ds. U. Elgersma nam Zondag j.l. afscheid
van de Geref. Kerk te Haamstede (Z.) met een
predikatie over Jesaja 49 16. Het thema was
,,'s Heeren betuiging van Zijn liefde voor Zijn
volk", bestaande in de verzekering, dat Hij 1.
Zijn volk niet zal verlaten en 2. Zijn volk niet
zal vergeten.
In verband met de eerste proeve van de
Nieuwe Bijbelvertaling, n.l. Mattheüs en Romei
nen, welke door het Ned. Bijbelgenootschap is
gepubliceerd, wijst Ds. P. v. Dijk, van Zaan
dam, in het „Geref. Theol. Tijdschrift" erop, dat
het noodig is, dat de kerken zich ook aan deze
zaak gelegen laten liggen
„Wanneer het N. B. C. zich officieel met zijn
proeve zou aandienen, dan zou er voor de be
trokken kerkgemeenschappen misschien een re
den in kunnen liggen om hunnerzijds, elke ge
meenschap voor zich, een synodale commissie
te benoemen, die deze en volgende proeve nauw
keurig toetst, en voeling houdende met het
N. B. C. aan de Synodes der kerken haar ge
documenteerd oordeel over de waarde der
nieuwe Vertaling kenbaar maakt. „Wij voelen
er niets voor, als straks onze kerken voor een
voldongen feit worden geplaatst„De nieuwe
Bijbel is er gekomen, bij u en zonder u
Een jonge Roomsche vrouw was met
volle overtuiging Protestantsch geworden. Eens
op reis zijnde, werd zij ziek en in een gasthuis
opgenomen waarin Roomsche verpleegzusters
dienst deden.
Een van die zusters hoorde dat zij Protestant
geworden was en overlaadde haar met verwijten.
Ze zei o.a. „De Protestanten gelooven niet in
Maria, van wie toch de engel zeideGij zijt
gezegend onder de vrouwen".
De zieke vrouw antwoordde„Wij hebben
zeer veel eerbied voor Maria en ik zou toch
wel eens willen weten, hoeveel Roomschen er
zijn, die het eenige bevel, dat Maria ooit gegeven
hteft, zoo getrouw trachten op te volgen als de
Christenen onder de Protestanten".
„Welk bevel heeft Maria dan ooit gegeven?"
vroeg de zuster in haar onbekendheid met den
Bijbel.
„Weet gij dat niet Dan zal ik het u zeggen
„Op de bruiloft te Kana zeide Maria tot de
dienaren, wijzende op Jezus Zoo wat Hij Ulie-
den zeggen zal, doet dat."
Doe ook alzoo „De open Poort".
Liturgie voor de Godsdienstoefeningen op
den dag des Heeren.
Tenslotte hebben Deputaten zich bezig ge
houden met een orde voor den eeredienst.
Bij het ontwerpen van deze liturgie voor den
eeredienst hebben Deputaten gemeend zich op
het standpunt te moeten stellen, dat zij zich zoo
veel mogelijk hadden te houden aan hetgeen
in onze Gereformeerde Kerken gebruikelijk is.
Ze hebben zich daarom onthouden van een zoo
uitvoerige en ingrijpende wijziging van deze
liturgie als op de Synode van Utrecht in 1923
was voorgesteld. Al laten ze in het midden, of
de bezwaren destijds tegen deze liturgie inge
bracht, juist waren, ze oordeelden, dat met deze
bezwaren toch in zooverre rekening mocht ge
houden worden, dat men aan de Kerken geen
liturgie mocht opleggen of voorschrijven, die bij
een groot deel die Kerken bedenking ontmoet.
Voorts hebben Deputaten in dit ontwerp zoo
veel mogelijk de vrijheid der Kerken willen eer
biedigen, waar ten opzichte van deze liturgie
verschil van gebruik bestond. Uniformiteit ten
opzichte van deze liturgie heeft in onze Kerken
nooit bestaan, zooals blijkt uit hetgeen Voetius
dienaangaande meedeelt in zijn Politia Ecclesias-
tica t. IV pp. 111113, en is ook niet nood
zakelijk, waar het hier middelmatige dingen be
treft. Wat alleen wenschelijk was naar het oor
deel van Deputaten was, dat bij een algemeene
allen hadden gesnakt, toen in een bloedroode
schijf de zon in zee en de nacht aanbreken ging.
Van alle kanten kwamen, nadat van den
boeg van het Admiraalsschip lichtseinen gegeven
waren, de groote booten, die de verschillende
kapiteins bij Tromp brachten, om krijgsraad te
houden.
In de groote kajuit vereenigden zij zich. Op
een wenk van Kortenaer was Evert gebleven,
zittend naast den kapitein van de „Zeeland",
die hem zwijgend, maar tóch veelzeggend, de
hand had gedrukt.
Met belangstelling, maar ook met innerlijke
angst, keek Evert naar de ernstige, vermoeid
heid toonende gezichten der kapiteins.
Ongunstig, zeer ongunstig waren de rappor
ten, die uitgebracht werden. De verliezen waren
groot. Vele schepen waren zwaar gehavend.
Eén was in vlammen opgegaan. Een ander was
gezonken. Onder de bemanning was een geest
van onrust, omdat zij maar al te goed bespeurde,
dat de Engelschman aan de winnende hand was.
Maarten Harpertszn. Tromp liet zijn onder
bevelhebbers uitspreken en luisterde met de
grootste aandacht. Maar daarna stond hij op.
Een breede, indrukwekkende gestalte. Zijn oog
gleed langzaam over de kapiteins, geschaard om
de tafel. Eén voor één zag hij hen doordringend
aan.
„Gijlieden zoudt dus min of meer willen ad-
viseeren, terug te trekken .vroeg hij op kal-
men toon.
„Niet met mijn wil, Admiraal."
Het was kapitein Bardensz, die, vast, dit ant
woord gaf, een antwoord voor allen. Want ge
regeling voor de orde van den eeredienst deze
verschillende gebruiken, die in onze Kerken be
staan, genoemd en gesanctionneerd werden. Een
nadere uiteenzetting van de gronden, waarop dit
voorstel in zijn onderdeelen berust, achten De
putaten daarom niet noodig. Slechts op één punt
wenschen Deputaten de aandacht te vestigen om
rekenschap van hun voorstel te geven. Ze wa
ren van oordeel, dat zoowel de afkondiging van
de Wet des Heeren als de belijdenis des geloofs
niet behooren tot de praelectuur, die door den
voorlezer of ouderling zonder meer kan geschie
den, maar de bedoeling heeft om de Wet des
Heeren in naam des Heeren aan de gemeente
voor te houden en namens de gemeente haar
Christelijk geloof te belijden voor Gods aange
zicht, zooals ook in ons Avondmaalsformulier
geschiedt. Aangezien de Dienaar des Woords
behooren te geschieden en de beteekenis van
deze handeling door de inleidende formule dui
delijk in het licht moet worden gesteld.
Hun voorstel voor de orde van den eeredienst
luidt daarom aldus
Liturgie voor de morgengodsdienstoefening op
den Dag des Heeren.
1. Votum Onze hulpe is in den naam des
Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft. Amen.
2. ZegengroetGenade zij U en vrede van
God onzen Vader en den Heere Jezus Christus.
Amen.
of
Genade zij U en vrede van Hem die is, en
die was, en die komen zalen van de zeven
Geesten, die voor zijnen troon zijn en van
Jezus Christus, die de getrouwe getuige is, de
eerstgeborene uit de dooden, en de Overste der
koningen der aarde. Amen.
3. Zingen.
4. Verkondiging van de Wet des Heeren.
Geliefden in den Heere Jezus Christus, stelt U
voor het aangezicht des Heeren en hoort aan
de heilige wet, die Hij ons op Sinaï gegeven
heeftExodus 20 217.
Het staat in de vrijheid der kerken hieraan
toe te voegen de korte samenvatting der wet,
gelijk Christus ons die gegeven heeft in Mattheüs
22 37—40.
Na de verkondiging der wet kan een toepas
selijk lied door de gemeente gezongen worden
zooals Ps. 130 2, 143 2, vers 9 van de be
rijming der tien geboden, vers 6 van de berijming
van het gebed des Heeren.
5. Voorlezing van een gedeelte der Heilige
Schrift.
6. Gebed (openbare belijdenis der zonde,
bede om een zegen over de bediening des
Woords, voorbede voor de Overheid en voor
allen nood der Christenheid).
7. Zingen.
8. Collecte.
9. Bediening des Woords.
10. Dankzegging.
11Zingen.
12. De zegen Verheft uwe harten tot God
en ontvangt den zegen des Heeren
De Heere zegene U en behoede U
De Heere doe zijn aangezicht over U lichten
en zij U genadig
De Heere verheffe zijn aangezicht over U en
geve U vrede. Amen.
of
De genade des Heeren Jezus Christus en de
liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen
Geestes zij met U allen. Amen.
Liturgie voor de namiddaggodsdienstoefening op
den Dag des Heeren.
1. Votum: Onze hulpe is in den naam des
Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft. Amen.
2. ZegengroetGenade zij li en vrede van
God onzen Vader en den Heere Jezus Christus.
Amen.
of
Genade zij li en vrede van Hem die is, en
die was, en die komen zalen van de zeven
Geesten, die voor zijnen troon zijnen van
Jezus Christus, die de getrouwe getuige is, de
eerstgeborene uit de dooden, en de Overste der
koningen der aarde. Amen.
3. Zingen.
4. Belijdenis des geloofsGeliefden in den
Heere Jezus Christus, stelt li voor het aange
zicht des Heeren en laat ons met mond en hart
belijdenis doen van ons algemeen ongetwijfeld
Christelijk geloof, sprekende aldus
Ik geloof in God den Vader enz.
Het zal in de vrijheid der kerken staan na
lijkertijd klonk het uit alle monden „Niet met
mijn wil
Maarten Harpertsz Tromp glimlachte hij had
niet anders verwacht.
„En ook niet met mijn wil, mannen", zeide
hij. „Aller oog is op ons gericht. In Holland
heeft men het kanongebulder gehoord. Zullen
wij lafaards zijn Hebben wij daarvoor tachtig
jaren met de Spanjaarden gevochten Neen,
mannen, als de zon den nieuwen dag te voor
schijn roept, moeten wij gereed zijn. Wij weten
niet, wat de dag van morgen brengen zal. Maar
wél weten wij, dat wij geen duimbreed mogen
wijken. Wij hebben onzen plicht te doen. Het
vaderland roept ons."
Hij sprak geestdriftig, doende opleven den
moed, die inderdaad wat ingezonken was.
„Wie weet", merkte één der kapiteins op,
„of Admiraal De With
„Het is mogelijk, maar wij moeten op De
With niet rekenen, mannen", viel Bestevaer
Tromp den spreker haastig in de rede. „Tegen
wind belet hem buitengaats te komen, met spoed.
Bovendien drijven wij Zuidwaarts af. Als hij
ons morgen in den loop van den dag bereikt,
is het een meevaller. In geen geval er op re
kenen. Wij moeten op eigen krachten vechten.
En met de hulpe Gods. Daarom willen wij vra
gen."
Evert had meermalen vernomen, dat dit de
vaste gewoonte was van Tromp, evenals van
vice-admiraal De Ruyter.
(Wordt vervolgd)
1