No. 49
Vrijdag 2 December 1932
46e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. G HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
En Ik zal vijandschap zetten tusschen
U en tusschen deze vrouw; en tusschen
Uw zaad en tusschen haar zaad Dat-
zelve zal U den kop vermorzelen, en
qij zult het de Verzenen vermorzelen.
Gen. 3:15.
Deze moederbelofte is het, die een eerste
lichtstraal doet schijnen in de duisternis der ge
vallen wereld zij is het eerste woord van ge
nade, dat inroept tegen het oordeel van de straf
des doods over de schuldige wereld zij, deze
moederbelofte, is de grondslag voor alle verdere
beloften, en in haar vooruitzicht omvat zij den
ganschen loop der eeuwen.
Zij is de paradijsprofetie van den komenden
Overwinnaar van duivel en doodzij is de
paradijsprofetie, waarop het „engelenlied" bo
ven Bethlehem's velden een tegenzang vormt en
waarvan het „halleluja" der verloste schare in
den hemel het slotaccoord is.
In algemeene trekken, als in vogelvlucht, geeft
deze moederbelofte het doel aan van de komst
van den Christus Gods in het vleesch.
We beluisteren daarin een profetie van den
geweldigen bitteren strijd die Hij te voeren heeft
tegen den satan, die, trotsch op zijn overwin
ning meent den strijd tegen God gewonnen te
hebben, en den Heere van Zijn heerschappij te
hebben beroofd, en die zichzelven heer en mees
ter waant over Gods Schepping.
Maar deze profetie van strijd is voorts ook
een profetie van smart. „Gij zult het de ver
zenen vermorzelen", zoo spreekt God tot den
duivel God de Heere doelt daarmee op de smar
telijke, pijnlijke wonden, die in dien strijd zullen
worden toegebracht aan het Vrouwenzaad.
Maar hier is ook profetie van zègepraal. Hoor:
„datzelve zal u den kop vermorzelen". Dit straf
vonnis over den duivel bevat een Evangelie
dit strafvonnis is de lijst, waarin de schilderij
van het Evangelie der Genade is gevat.
We zien den duivel reeds met verbrijzelden
kop in het stof geworpen in het stof voor de
Majesteit van den Overwinnaar en we hooren
de juichkreet schallen van de verloste scharen
ir» den hemel.
Maar bovendien en bovenal beluisteren we
in deze moederbelofte een prediking omtrent
Gód, een prediking van Gods heiligheid, van
Zijn gerèchtigheid en van Zijn lièfde.
De heerlijkheid van Gods heiligheid wordt
hier openbaar. In het uur van den val scheen
de wereld in zonde ten onder te gaan. De satan
had den troon zijner heerschappij in de wereld
gevestigd en had ook zijn zetel opgesteld in het
hart der menschen.. De gansche menschheid was
een machtelooze prooi geworden in de omkron-
keling van de slang.
Zoo scheen de schepping, die het stempel van
Gods heiligheid droeg, zoo scheen de mensch,
die het heilig beeld van den heiligen God droeg,
zichzelf te zullen vernietigen. En zoo scheen
ae wereld als één groot Södom in de groote
Doode Zee der zonde te zullen verzinken.
Maar neen, de Heilige God zal niet dulden,
dat de onheiligheid overwint. „Ik zal vijandschap
zetten" daarom, strijd zal er zijn tusschen hei
ligheid en zónde, vijandschap tusschen Zijne
heiligheid en de duivel in wien de zónde heerscht.
Zoo bestelt God een heilig beginsel in 't ge
bied der zonde van deze wereld. Het Heilige
Vrouwenzaad doet Hij reeds neerdalen in de
belofte van de komst van den Heiligen Zoon
van God op aarde.
Een Heilig Zaad zal worden verwekt, een
heiligen tempel weer worden gesticht. Hij wordt
hier toegezegd, Die het Afschijnsel is van 's Va
ders heerlijkheid en het uitgedrukte Beeld Zijner
zelfstandigheid.
Een gemeente ligt in deze belofte opgesloten,
waarin weer heilig leven openbaar zal worden,
die weer een tempel zal zijn van den Heiligen
Geest Gods.
Straks, op de puinhoopen van deze bezoedelde
schepping zal een nieuwe hemel en een nieuwe
aarde verrijzen, waarop gerechtigheid wonen zal.
De Heiligheid des Heeren duldt niet, dat
zónde en duivel overwinnen zullen, dat ze trium-
fceren zullen over het werk Zijner Handen en
dus over Hemzelven de Heiligheid des Heeren
wil, dat zonde en duivel algeheel zullen ondèr
gaan.
Maar ook de heerlijkheid van Zijn Gerèch
tigheid wordt hier openbaar, wanneer hier een
óórdeel wordt aangekondigd O, dat vermorze
len der Verzenen, het is zoo een ontzèttend
oerdeel. Bij het licht dezer profetie vertoont zich
in 't verre verschiet reeds het schrikkelijke Kruis.
En dat Kruis van Christus, daar in de verte
reeds dreigend opdoemend, het is een prediker
der gerèchtigheid.
Dat vermorzelen der Verzenen, het is de
voltrekking van oordeel over de zónde. Eer Hij
de zonde ongestraft zou laten, zal Hij die straf
fen aan Zijn Zoon. En heel die smart in den
strijd, het is al oordeel Gods over de zónde.
Maar ook een ontzettend oordeel over den
duivel ligt in ons Schriftwoord opgesloten. De
komst van 't beloofde Vrouwezaad is het oor
deel over den satan. Doodelijk gewond ligt hij
stuiptrekkend neer. En straks wordt het oordeel
over hem voltooid, als de duivel in den afgrond
geworpen wordt. Dan is de verlossing uit zijn
tyrannieke macht volkomen.
Maar ook wordt in deze zelfde gedachte, dat
dc slang den kop vermorzeld zal worden, in dit
oordeel over den duivel, de heerlijkheid der
lièfde Gods verkondigd.
Want o, als deze profetie niet was geschon
ken, als het oordeel over den satan niet aan
gekondigd en 't uitzicht hierop niet geopend, dat
de Overwinnaar van het slangezaad zou wor
den geschonken, zie dan zou de eenige geschie
denis van allen, die uit Adam gesproten zijn?
vervat zijn in dit eene woordrampzaligheid.
Maar zie, in deze zwarte lijst van het dood
vonnis over Satan, is het Evangelie der genade
gevat. In dit woord, dat van vijandschap, van
strijd, smart en verbrijzeling spreekt, beluisteren
we een blijde boodschap. Hier wordt aangekon-
d:gd de komst van den Christus als de Verlosser
van zondaren.
Góds erbarmende liefde heeft verlossing uit
Genade uitgedacht en den weg ter verlossing
gebaand. Ik zal vijandschap zetten. Ik zal 't
Vrouwezaad schenken. Hij Zélf gèèft den Ver
losser.
Zie Hij kómt, van Wien in 't paradijs gespro
ken wordtop Wien de moeder aller levenden
doelde reeds bij de geboorte van haren eerste
ling. Hij kómt en stort Zijn Priesterlijk Offer
bloed. En in dat Bloéd is de vrede met God
weer te vinden en door dat Bloéd is er ver
lossing van de zondebanden en van de banden
van het oordeel, is er vrijheid voor Zijne ge-
kochten.
Hij kómt en vertreedt den kop van de slang
en verlost zich zoo eene gemeente. En Zijn
Géést heiligt die gemeente, zoodat de laatste
sporen van den duivel verdwijnen.
Ja, de Heere roept in dit woord-des-oordeels-
over-de-slang, het Evangelie der verlossing uit
in de wereld, want Hij geeft in deze woorden
Zijn Eigen Zóón ten óffer.
En Hij roept en noodigt allen, die de banden
des doods gevoelen, wie de ketenen der slavernij
knellen allen, die naar vrijheid en naar ver
lossing hijgen om zich aan dien Zoon, dien
Christus, dat Vrouwezaad over te geven.
Hier wordt gelóóf geëeischt, overgave des
harten aan dien Christus. Zonder dat geloof, die
overgave is er voor U, mijn lezer, geen verlossing.
Hij noodigt„Komt allen, die vermoèid en
belast zijt".
Die liever in de banden des duivels wil blij
ven, hij blijve maar hij wete dan ook, dat
voor hem ook de plaats is, die den duivel en zijnen
engelen bereid is. Want zich door Christus niet
te willen laten verlossen, wil niets anders zeg
gen, dan den duivel behooren 't is Góds
vijand te zijn.
Gelukkig, zalig, welgelukzalig zijn zij, die ver
lossing gezocht en gevonden hebben die heb
ben leeren gelooven en zich overgeven aan
Christus en zich met Christus één gevoelen.
Gód heeft vijandschap in hun hart gezet tusschen
hen en den duivel en Christus heeft gestalte
in hun hart gekregen.
Maar dan natuurlijk is 't ook hun roeping
om in den weg der voortdurende bekeering, in
heiligmaking des levens de laatste sporen van
den duivel uit te wisschen opdat Christus
steeds méér gestalte in hen krijge
dan ook is 't hun roeping, om in alle aan
vallen en aanvechtingen dicht bij Hem te schui
len, onder Zijne Vleugelen dekking te zoeken
vóór en genezing van den slangebeet.
Maar dan ook is 't hun roeping dien strijd
voort te zetten en te voleindigen. Die tot het
einde toe volhardt, die zal zalig worden. Zij
zullen dan volharden.
Maar hoe meer en hoe ernstiger wij strijden,
hoe grooter hunne vertroosting ook is, hoe heer
lijker hun overwinning, ziende op den Oppersten
Leidsman en Voleinder des Geloofs Jezus
Christus.
A. J. P. Sp.
VAN DE 220 AL 3.
Ingevolge bet onderschrift bij ons artikel
„Schoolzending" ontvingen we reeds van A. L.
te K. en J. J. de K. te G. een bedrag van 5.
Tellen we daarbij de toegezegde bijdrage van
den broeder, die dat plan opwierp, dan zijn er
van de 220 al drie.
Met dankbaarheid dit vermeldende, bevelen
we dit plan bij den voortduur aan. Mijn giro
nummer is 169757.
Moge het tweede cijfer aldoor grooter wor
den en het eind zijn van de 220 al 220.
Onmogelijk zou dat niet zijn. Er zijn zeker
nog wel 217 broeders en zusters, die ook na
zonder een groot offer te brengen 5.kunnen
bijdragen.
DIJKGESCHOT.
Met eenige aarzeling schrijven we boven dit
artikel het woord „dijkgeschot", omdat we ons
daarmee begeven op een ons minder bekend
terrein.
Toch wagen we het, omdat we meenen daar
aan een duidelijk beeld te kunnen ontleenen om
aan te toonen, dat we de roeping hebben om ook
in zorgvolle tijden te zorgen voor het voortbe
staan van onze Vrije Universiteit.
Vergissen we ons niet dan wordt met dijk
geschot bedoeld de belasting, die elke grond
eigenaar moet opbrengen opdat de dijken in
stand gehouden worden.
Misschien zijn er nu wel, voor wie het op
brengen van dat dijkgeschot een bezwaar op
levert. Misschien zijn er nu wel, die geholpen
moeten worden om het te kunnen opbrengen,
maar het dijkgeschot moet toch worden betaald,
want de dijken moeten worden in stand gehou
den om het water te weren. Als de dijken het
niet meer houden, en het land straks overstroomd
wordt, is de schade niet te overzien.
Dat dijkgeschot moet worden opgebracht
ook al is het sinds jaren niet gebeurd, dat die
dijken bezweken, omdat het voor ieder duidelijk
is, dat uit het niet-bezwijken niet mag worden
afgeleid, dat het onderhoud wel kan worden
nagelaten.
In dit alles zien we nu een duidelijk beeld
om ons te teekenen onze roeping tegenover onze
Vrije Universiteit. We spreken onder ons veel
over de vloedgolf van ongeloof en revolutie, die
hoe langer hoe hooger komt opzetten. Die beeld
spraak is volkomen juist. Maar laten we dan
ook de lessen verstaan en ter harte nemen, die
deze beeldsrpaak ons geeft. Tegenover een op
komenden en het leven bedreigenden vloed stel
len we een dijk als tegenweer en om ons te
beveiligen. Tegenover dien vloedgolf van on
geloof en revolutie is ook verweer noodig en
geboden. We mogen ook hier niet Gods water
maar over Gods akker laten loopen.
Tegenover die opdringende en verdervende
machten van het ongeloof moet gesteld de pre
diking van Gods Woord door de kerk. Daar
tegenover moet ook worden gesteld de uit het
geloof opkomende actie op maatschappelijk en
staatkundig terrein. Tegenover die verdervende
machten hebben we, naast de kerk met haar
dienst des Woords en der barmhartigheid en
haar hoogeschool tot opleiding van dienaren des
Woords, één van de machtigste bolwerken in
onze Vrije Universiteit. Wat het ongeloof zoo
gevaarlijk maakt is dat het pretendeert de we
tenschap aan zijn zijde te hebben. Wordt dat
geloofd, dan vindt het ongeloof zijn weg ge
baand, want wie heeft geen eerbied voor de
wetenschap Daartegenover nu ligt de groote
beteekenis van de Vrije Universiteit hierin, dat
zij tegenover het goddelooze beweren, dat de
wetenschap het ongeloof vordert, de belijdenis
stelt, dat ook de wetenschap zich te stellen
heeft in den dienst Gods en dan alleen waarlijk
kan opbloeien en ten zegen zijn.
Maar dan moeten we ook allen voor dezen
dijk ons dijkgeschot willen opbrengen. En dan
moeten we ons niet willen verontschuldigen met
te zeggenwij zien het water nog niet. Zoo
praten we bij den dijk niet, want we begrijpen
heel goed, als we dat water al zien komen, dan
is het telaat.
Nu wordt dit dijkgeschot niet gevorderd bij
wijze van belasting. Dit op te brengen is een
zaak van vrijwilligheid. Dat wil dan echter niet
zeggen, dat we hierin geheel vrij zouden zijn
en zouden mogen doen naar ons believen. Dit
is een zaak in den dienst Gods. Daarom is het
een vrijwillige zaak, want God vraagt een ge
willig volk. Maar daarom is het ook een zaak
van gehoorzaamheid.
En wanneer we dan nog bedenkingen zouden
hebben, laat ons dan bedenken, hoe groot de
geestelijke en ook de stoffelijke schade zou zijn,
wanneer, mede omdat wij onze roeping niet
volgden, de vloedgolf van ongeloof en revolutie
kwam om alles te verderven. Dan zou zelfs het
laatste restje van onze welvaart verdwijnen.
Laat dan het „dijkgeschot" voor onze Vrije
Universiteit met gewilligheid worden opgebracht
en laat ons ook op die wijze er aan meewerken,
dat de verdervende stroom van ongeloof en re
volutie nog worde gestuit, dat Gods naam daar
in nog worde verheerlijkt en de zegen ook voor
het tijdelijke leven nog worde bewaard.
BELASTING VOOR DE GODLOOZEN-
ACTIE.
Hierboven spraken we van een in vrijwillig
heid op te brengen bijdrage voor de Vrije Uni
versiteit.
Hoe noodig het is onze roeping ten deze te
verstaan en in vrijwilligheid te volgen bewijzen
de maatregelen, die men in Rusland neemt tot
bevordering van de Godloozen-actie.
In „Cijfers en Feiten" van October j.l. werd
overgenomen een artikel uit „De Rotterdammer
van 5 Sept., waaraan we het volgende ontleenen.
We lezen daar„Van iederen Russischen
Godloochenaar zal een belasting worden ge-
eischt, zelfs van de armsten, om de beweging te
gen God, godsdienst en kerk sterker te maken.
Op collectieve landbouwbedrijven zullen „god
delooze hectaren" worden gereserveerd om de
kassen der actie te steunen."
De vijand zit niet stil. „In ieder dorp" zoo
lezen we daar verder „zullen goddelooze
bibliotheken worden geopend. Intensieve propa
ganda wordt gevoerd, om heel 't land door anti
godsdienstige scholen te stichten, waar de kin
deren van hun prilste jeugd worden opgeleid
in haat tegen God en Kerk. Pers, film, kunst,
tooneel, radio, ja alle middelen die de moderne
techniek biedt, worden door de godloozen in
dienst genomen om den geest uit den afgrond
te doen zegevieren over heel de weredl."
Zullen de belijders van Gods Naam dan stil
blijven zitten als Gods vijanden zóó ijveren
tegen God en den Heere Jezus Christus
En als zelfs van de armsten godloochenaars
in Rusland een belasting wordt geëischt voor
de actie tegen God en de kerk, dan moeten
zelfs de armsten onder de belijders van Gods
Naam hun roeping verstaan om vrijwillig hun
bijdrage te leveren, opdat de arbeid in Gods
Koninkrijk kunne doorgaan.
En dan kan ook van zeer velen een vrijwil
lige bijdrage gevraagd worden voor de Vrije
Universiteit, opdat ook het machtige wapen van
een geloovige wetenschap moge in dienst ge
steld worden van den Christus Gods.
HEIJ.
EEN NIEUW BEWIJS VOOR HET
BESTAAN VAN GOD?
In het belangrijke tijdschrift „Predikant en
Dokter" behandelt Dr. Hutter het beleven van
den ondergang der wereld door een bepaald
soort zielszieken, en wel de groep, die het aller-
talrijkst is.
Men staat voor het meer dan merkwaardige
feit, dat de door de zielsziekte besprongen ziel
den ondergang der wereld niet maar met het
geestesoog aanschouwt, doch ondergaat. Ze
ondergaat die in de meeste gevallen zoo niet
in alle religieus. Het gaat bij den zieke om
God, om Christus, die wederkomt, om het laat
ste oordeel en om de eigen ziel.
Dr. Hutter vindt dit constante verschijnsel bij
deze het menigvuldigst voorkomende zielsziekte
(de schizophrenic) zoo merkwaardig, dat hij
van een nieuw Godsbewijs wil spreken. „Im-