FEUILLETON. EVERT VAN DER WALLE. KERKNIEUWS, lijkt ons toe dat tegen dit betoog geen ernstig bezwaar is in te brengen en dat de dingen hier juist worden uiteengezet. We zouden er nog aan willen toevoegen, het- gene, waarop we in 't begin van dit jaar al we zen, dat namelijk niet worden gekozen en voor gedragen stukken uit boeken, die in hun geheel een verderfelijke strekking hebben. Laat het zijn dat op dat stuk zelf niets is aan te merken en met die eisch zal dan wel gerekend wor den het aanhooren daarvan kan verleiden om het heele boek te gaan lezen. En omdat dit groote gevaren zou meebrengen, moeten ook zulke stukken o.i. worden geweerd. En dan niet alleen wanneer men gebruik zou maken van een kerkgebouw, maar ook van een gewone zaal. HEIJ. GEEN OPEN DEUR VOOR DE ZENDING. II. De Zendingsarbeiders, waarbij er ook zijn, die medewerken aan de ,,Stuw" een vrije tribune dus moesten zich tegen het artikel van Dr. Bosch verzetten. In scherpe bewoordin gen kraakt Dr. Kraemer, de bekende taalman, het schrijven van den chef van den oudheid kundigen dienst. In twee stellingen, schrijft Dr. Kraemer, laat zich de opinie van Dr. Bosch samenvatten „Ten eerste Bali heeft na de door de mo derne invloeden doorstane schokken noodig, als beschermd cultuur-monument behandeld te wor den. Te meer, daar zich regeneratie-verschijnse len in eigen boezem vertoonen. Ten tweede de prediking van het Christen dom, in casu toelating der Zending, beteelcent algeheele vernietiging der Balische cultuur. Deze Zending bekenne eerlijk dit opzet en doe het dan ook maar zoo radicaal en meedoogenloos mogelijk. De heer Kraemer wijst op 's heeren Bosch onkunde betreffende Zending als verschijnsel en wereldfactor van beteekenis. Daaromtrent heeft hij de klok hooren luiden, maar den klepel weet hij niet te hangen. De heer Kraemer wraakt dan ook 's heeren Bosch' houding tegenover het Christendom als een onrecht, ja (het hooge woord moet er uit) als een in een modern beschaafd man onaanvaardbare geborneerdheid." Verder laat de schrijver zien de kracht en werking van Christendom en Zending. Overal waar Christus' Geest komt, ziet men opleving. Als bewijs daarvan haalt hij eenige getuigenissen aan uit Japan, om ons te laten zien, hoe men daar oordeelt over den Zendingsarbeid „Japan erkent nog steeds, dat het een schuld heeft aan de Christelijke Zendelingen, hoewel het overigens tegen het Westen vooringeno men is. Bij een herdenking van het feit, dat gedurende vijftig jaar Zendingswerk werd verricht in West- Japan, schreef de „Mainichi" van Osaka „Men komt onder den indruk door het dui delijke bewijs van het vele dat men de buiten- landsche Zendelingen verschuldigd is, wier edel moedige toewijding een groote rol heeft gespeeld in den medischen bijstand, in de verzorging van weezen, in de hervorming van het gevangenis wezen en in de matigheids-bewegingen. Zij hebben hun gezondheid, ja hun levens, op het spel gezet om slachtoffers van de tubercu lose en melaatschheid te helpen, iets wat zelfs de landgenooten van deze misdeelden niet op groote schaal getracht hebben te doen." Dr. Suzuki, de Japansche Minister van Bin- nenlandsche Zaken, voegde er de hoop aan toe„dat deze buitenlandsche werkers zullen voortgaan met hun menschlievenden arbeid, op dat zij ook verder nog het hunne kunnen bij dragen aan den vrede van het menschdom en het geluk van de gemeenschap." Nooit zag Dr. Kraemer zulk een naïeve Zendings-opvatting in zulke krasse vormen naar voren gebracht, waarin de Zending wordt ver geleken met een bloeddorstigen moordenaar, die de cultuur der volken vernietigt. L)e Zending heeft toch niet dan eerst recht van bestaan, als het cultuur-complex, waarmee men te doen krijgt, wormstekig en vermolmd zij! Terecht schrijft het „Handelsblad van Soera- baja" „dat het Christendom in de historie nooit (VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING IN DE ZEVENTIENDE EEUW) DOOR H. KINGMANS XLIII. Kapitein Barendsz zag hem opmerkzaam aan. „Hoor eens, Evert", zeide hij met aandrang in de stem, „wij kennen elkaar al langer dan vandaag of gister. Ik moet eerlijk bekennen, dat ik je soms niet begrijp. Je kunt verbazend vreemd doen. Den laatsten tijd is dat al heel erg. Er zit wat. Ik heb eenigszins recht, om te weten, wat het is. Vertel me dat nu, eer ik vertrek van de „Brederode". „Vertrek vroeg Evert verbaasd. „Ja, ik word kapitein op de „Zeeland". Mor gen neem ik daar het commando op mij." „Wie komt hier dan „Luitenant-Admiraal Kortenaer. Het is niets bizonders, hoor. Zoo hoort het. De onder admiraal behoort op de „Brederode". Bestevaer wilde mij hier houden, maar ik zelf heb hem aangeraden, mij over te plaatsen." „Kan ik niet meegaan naar de „Zeeland" „Wat niet kan Maar Bestevaer wil het vast niet hebben. Een luitenant kunnen we hier op de „Brederode" niet missen, dat weet je ook wel." de rol vervulde van hyena op de kerkhoven der cultuur". Hoe hoog de cultuur in een land mag staan, zonder Christus blijft zulk een volk arm, juist temidden van zulk een volk te werken, is het heerlijkst. Bovendien ontkent Dr. Kraemer, met Indië op de hoogte, dat er echte autochtone verjon gingsverschijnselen in het Balische leven vallen op te merken en dat het Balische geestesleven veel primitiever en weerstandloozer is, dan vele auteurs over Bali wenschen in te zien. Sluit dan ook, roept Dr. Kraemer zijn tegen stander toe „Bali voor het touristenvee, waar door het heiligdom van Balische schoonheid en levensvreugde ontwijd en ondergraven wordt". Er is dan maar een mogelijkheid om Bali te be waren, door volledige afsluiting voor wie dan ook. „Waar blijft de verontwaardiging over het aantasten van Bali's ongerepten luister, wanneer de heer B. c. s. zien, dat, ter wille der touristen, het scabreuze en obscene gestimuleerd wordt 'l Is dan het zedelijk welzijn van een volk geen protest en geen actie en geen bewogenheid waard Kan het Balische volk in den nood der tijden leven van onze cultuur-bewondering en aesthetische verrukking, zonder dat er één gram toewijding en inspanning in de weegschaal ge legd wordt om aan dit volk te werken 1 Op grond van den ernst van het protest van den heer Bosch tegen de Zending, vraag ik hem, besluit Dr. Kraemer, neen, noodig ik hem uit (niet onbescheidenheid, maar de casus-positie geeft mij daartoe het recht) onmiddellijk een beweging te organiseeren tegen de dagelijksche prostitueering en ondermijning van Bali's geluk en schoonheid." Een scherp oordeel, waar wij ten volle mee kunnen instemmen. Wat begrijpen de menschen ook geleerden, weinig van de oorzaken, welke de kerk des Heeren bewegen, uit te gaan in de wereld. De kerk doet dit op grond van Christus' bevel. Ook voor de volken geldtals zouden zij alles gewinnen en hadden Christus niet zij zijn nameloos arm. Tenslotte ver gaat alle cultuurlevenalleen door Christus' Geest kan een volk blijven bestaan. In elk volk, hoe hoog het staat, werken verterende krachten, waaraan het tenslotte ten onder gaat. Gode zij dank verleden week mochten wij lezen Bali voor de Zending geopend. Wel een geopende deur Christus is machtiger dan al Zijn vijanden, maar toch heeft zulk een ge tuigenis ons veel te zeggen. Wij weten, wat ons te wachten staat, wanneer mannen als Dr. Bosch leiding geven, waarom wij ons dan des te meer verwonderen, dat men met zulk een tegenstan der van de Zending kan samenwerken aan een blad. Samenwerking gewenscht, maar er is ook een samenwerking, welke niet kan bestaan. De te genwerking, welke steeds meer zal groeien, leid de ons ook tot gebed, tot vernieuwde krachtsv ontplooiing. Het is niet ondenkbaar, dat in den loop der tijden, Bali zoowel als Java weer ge sloten worden voor de Zending. Wij leven zoo snel en de actie der godloozen plant zich voorf over geheel de wereld. Maar deze actie zal afstuiten op de kracht van het evangelie, mits men geen cultuur brengt, maar het Woord Gods door dat Woord en door Zijn Geest zal God ook op Bali Zijn Kerk vestigen en de volkskracht vernieuwen en de ontvangen goederen in Zijn dienst doen besteden. Vermenigvuldige zich het gebed voor de Zendingsarbeiders en -arbeidsters. EEN VERBLIJDEND VERSCHIJNSEL. Wie niet blind is voor wat in onzen tijd ge beurt en wil zien, weet, dat het in vele gezinnen gaat spannen. De werkloosheid doet de inkom sten minderen, verlaging aan de orde van den dag, moeilijkheden met de saneering van de rijksbegrooting, wat ook weer inwerkt op de inkomsten en uitgaven van elk gezin. De winter staat voor de de deur, de voorraad wordt in geteerd, zoodat er gebrek komt aan allerlei noodzakelijke levensbehoeften. Uitwendig mag dat soms nog niet te zien zijn, maar de leege linnenkast en het gemis aan voldoende deksel zegt ons genoeg. Mogen wij nu zeggen, gelijk velen, dat de Staat voor dit alles moet zorgen Het is wel de gemakkelijkste manier dezen eisch te stellen, maar ook het Staatsleven is aan bepaalde normen gebonden. De Staat kan niet alles. „Ik was net zoo lief matroos op de „Zeeland", zei Evert, weerstrevend. „Wees alsjeblieft niet zoo ondankbaar, ke rel", meende kapitein Barendsz, op strengen toon. „Je hebt je bevordering eigenlijk niet ver diend, als je er zóó ontevreden over bent." „Die bevordering kan mij niet veel schelen." „Nu vraag ik je voor de laatste maalwat heb je, Evert „Niets", antwoordde de aangesprokene. „Ik wou, dat die oorlog met Engeland maar afge- loopen was." „Natuurlijk, wie wil dat niet Dat willen we allemaal, enkele vechtersbazen misschien uitgezonderd. Maar dat verlangen van jou is toch geen reden om zoo ongenietbaar en on dankbaar te zijn Ik begrijp je niet. Je hebt niets dan oorzaak voor dankbaarheid." „Behalve, dat wij doodgeschoten kunnen wor den. Hoeveel dappere mannen zijn er bij Port land gebleven Of tel je dat niet mee „Wees niet zoo dwaas. Wie zou dat niet betreuren Maar ben je bang voor den dood, Evert Het was een diep ernstige vraag, den kapi tein ingegeven door het feit, dat hij langzamer hand begrijpen ging, wat er bij Evert eigenlijk aan schortte. „Is er geen reden, om bang voor den dood te zijn vroeg deze laatste. „Het hangt er maar van af, hoe je staat te genover den Almachtigen God. Als Op dat oogenblik werd de deur van de kajuit geopend en kwam de breede, forsche figuur van Admiraal Tromp binnen. Wij hebben in dezen tijd, als kerk en als per soon een roeping. Het moge waar zijn, dat er allereerst een gees telijke taak is, maar dit sluit niet uit, dat wij het stoffelijke buiten moeten sluiten. Op deze 4 wijze maken wij ons goedkoop van het evangelie afhet wordt „doet naar mijn woorden en niet naar mijn werken". Daarom kan het geen kwaad er op te wijzen, wat de kerk in deze dagen doet. In Middelburg werd over 1931 aan kerkelijke armenzorg opgebracht 39.090,01, waarvan de Gereformeerde Kerk zorgde voor 14.734,90, naar een mededeeling van „De Zeeuw". Met blijdschap mogen wij dit constateeren, wetend dat de kerken in ons vaderland de noo- den van ons volk verstaan. Er wordt niet ge roepen, geschreeuwd, gedemonstreerd, maar geholpen. Bewijzen daarvan vinden wij ook in de op brengst van de collecten in Rotterdam-Centrum en Delfshaven. Niet om daarmee te geuren, want zou daartoe de publicatie dienen, dan zou deze zoo sterk mogelijk zijn te veroordeelen, maar het laat ons zien, hoe gebrekkig en onvolmaakt het mag zijn, de kerk des Heeren haar roeping verstaat. De kerk doet gelukkig nog wel iets goeds, afgezien nog wat zij doet voor bewaring van de geestelijke goederen en steun in dagen van afval en bestrijding. De winter staat voor de deur de diakenen vragen uw wintergave, geef met liefde. Steun naar uw vermogen, opdat veel nood kan worden gelenigd. Gemeenschappelijk kunnen wij het doen, moeten wij het doen doch als er per soonlijk valt in te grijpen hebben wij ook te vervullen de wet van Christus. Veel is er noodig, elke week opnieuw, maar waar wij ook eiken dag van genade moeten leven, moet ook elke dag, in het bijzonder de Zondag, toonen, dat genade meebrengt een be wogen hart. M. SCHEELE. AANGENOMEN NAAR Arum: Cand. J. L. Wielenga, hulppred. te Sloot- dorp Wieringermeer) Wolvega N. Streefkerk te Wormer. BEDANKT VOOR Ede, G. (vac.-K. Winkelman)W. Tom te Sappemeer. Te Amsterdam-Zuid besloot de Kerke- raad der Geref. Kerk over te gaan tot het in stellen van een derde predikantsplaats en zoo mogelijk ook te komen tot een derde plaats voor godsdienstoefeningen. Ds. L. Kuiper, wien na 40-jarige ambts bediening eervol emeritaat verleend is, heeft van de Geref. Kerk te Kampen afscheid genomen met een predikatie over Psalm 122 vs. 8. Begin Januari a.s. hoopt Ds. N. Buffinga, predikant der Geref. Kerk te Rotterdam, op uit- noodiging van het Geref. Davos-Comité eenigen tijd te Davos (Zwitserland) te vertoeven ter behartiging van de geestelijke belangen der daar vertoevende Nederlanders. De classis 's-Hertogenbosch der Geref. Kerken heeft naar aanleiding van een schrijven van de Kerk van Vrijhoeve Capelle besloten de vacaturebeurten zooveel mogelijk te beperken en aan de Kerken in overweging te geven, indien mogelijk en wenschelijk voor het welzijn der Kerk, candidaten in de godsdienstoefeningen te laten optreden. Op verzoek wordt aan de Zeeuwsche Kerken medegedeeld, dat het adres van candi- daat C. van Nes nu is Scheldekade 24, Ter- neuzen. Het afscheid van Ds. A. Andree van de Kerk van Krabbendijke, bepaald op D.V. 4 De cember kan niet plaats vinden wegens ongesteld heid. Het le Rapport. Aan de Kerkeraden is toegezonden het rap port inzake de uitbreiding van den bundel „Eenige Gezangen". De opdracht aan de op- Evert sprong onmiddellijk op, om heen te gaan. „Blijf maar zitten, luitenant", zei de Admiraal, die een hoogst eenvoudig man was, op vrien delijken toon. En werktuigelijk ging Evert weer zitten. „Jullie worden familie van elkaar, niet lachte Bestevaer. „Als 't God belieft, ja, Admiraal", antwoordde kapitein Barendsz. „Jammer voor hem, dat je nu naar de „Zee land" gaat." „Hij wil graag mee, Admiraal." Evert bestudeerde vol verlangen het gezicht van Admiraal Tromp, dat hem evenwel genoeg zeide. Want deze schudde het hoofd. „Dat gaat niet, Barendsz. Dan ga ik hier twee dappere mannen verliezen. Eén is meer dan genoeg." „Maar ge krijgt een dappere weer, Admiraal. De Zeeuw Kortenaer is niet uit te vlakken", meende Barendsz, die wonderwel met Tromp overweg kon. „Daar heb je gelijk in. Maar Van der Walle wil ik niet missen. Dat is uitgemaakt." Evert zag wel, dat er niets van kwam en berustte maar in de beslissing. Verzet baatte niet. En Tromp was niet iemand, die zich liet overhalen. Als hij neen gezegd had, bleef het neen. „Wij gaan zoo spoedig mogelijk weer zee in, luitenant", zei de Admiraal. „Dat heb ik vernomen, Excellentie. Er zal wel niets anders op zitten." „Natuurlijk niet. Wie aanvalt, staat het sterkst. Maar je spreekt op een toon, alsof het je niet stellers van dit rapport was„de terzake te 1 benoemen deputaten op te dragen den bestaan- den bundel „Eenige Gezangen" uit te breiden met eenige berijmde of onberijmde Schriftgedeel ten of liederen, die zich aan de Heilige Schrift ten nauwste aansluiten om den Kerken te wor den aangeboden ten gebruike inzonderheid op de Christelijke Feestdagen, op de dagen, die bestemd zijn voor de herdenking van het lijden en sterven van Christus, bij de bediening der heilige Sacramenten, de bevestiging van ambts dragers en huwelijksbevestigingen". De deputaten deelen na enkele opmerkingen mee, dat zij voor de bediening der heilige Sac ramenten, de bevestiging van ambtsdragers en de huwelijksbevestiging geen liederen hebben kunnen vinden, die dogmatisch en poëtisch ge acht kunnen worden Kerkliederen van de Ge reformeerde Kerken te worden. Verder stellen zij voor aan den bestaanden bundel toe te voegen 23 gezangen voor de Ad- ventsprediking, Kerstdag, Lijdensweken, Paschen, Hemelvaart en Pinksteren, waarbij zijn gevoegd „enkele klassieke liederen, o.a. „Een vaste Burcht is onze God". Verder valt op, dat van Da Costa's magistrale gedichten ook enkele zijn overgenomen. Ook stemmen deputaten toe de noodzakelijk heid van de herziening der tegenwoordige Psalm berijming, doch zij achten dit nu onmogelijk. In hetzelfde rapport is ook aangegeven eene orde van den eeredienst. Tegen deze orde van den eeredienst zal wel niet veel ingebracht wor den, omdat die althans in hoofdzaak in den te- genwoordigen tijd in vele kerken reeds gevolgd wordt. In andere rubrieken onzer Kerkbode zal het rapport zeker worden besproken en toegelicht. Alleen ééne opmerking, die ook de redacteuren mogen vergeven, als we hier komen mochten op hun terrein. Niemand zegge daar hebt ge het nu. Nu willen ze ook al gezangen invoeren in de Geref. Kerken. We moeten eerlijk zijn en blijven. Er is geen sprake van gezangen invoeren, want we hebben er reeds en we zingen ze ook velen op de Kerstdagen wat graag. De kwestie is, dat men dat getal, te vinden achter de 150 Psalmen, wil uitbreiden met het voorgestelde 23 tal. 't Kan best zijn, dat sommigen er niets voor voelen of tegen zijn, maar dan niet praten ach teraf doch met zuivere en gegronde bezwaren voor den dag komen. Rustig bespreken is eisch. Wijze de Heere ook in deze zaak der Gen. Synode te Middelburg in 1933 den rechten weg. Bergen op Zoom. Met veel genoegen lazen we het jubileum nummer, toegezonden door de kerk van Bergen op Zoom, bij gelegenheid van het 75-jarig be staan dier gemeente. Onze geachte collega Ds. le Cointre wekt allereerst met Psalm 29 2 op tot het „Soli Deo Gloria" bij het herdenken van de geschiedenis dier 75 jaren en dat op een wijze, die de gemeente oproept tot echte blijdschap in den God der trouw. Naar we hoor den is ook in die stemming het feit herdacht Zondag j.l. in de prediking, die de gemeente be paalde bij den brief aan Filadelfia, waarin me nige trek te vinden is zoo juist van toepassing op de leidingen des Heeren gedurende 75 jaar met de kerk van Bergen op Zoom. Maandagavond was de gemeente weer bijeen. Tot deze bijeenkomst waren ook uitgenoodigd afgevaardigden van de kerken uit de Classis Tholen. Vele goede woorden zijn er gesproken en namens de gemeente is als blijvend aandenken aan deze herdenkingsure geschonken een van geslagen zilver vervaardigd Avondmaalstel met étui. In het jubileum-nummer geeft br. J. J. Boon een artikel„Onze Voorgangers". Eerst valt het oog op het portret van wijlen br. N. Vet ten, de voortrekker uit de Afscheiding, die van 18631881 de eenige ouderling der Chr. Afgesch. Gem. was en die met groote trouw schier allen arbeid in de gemeente vervulde. Innemend is zoo op het gezicht reeds volgens het portret de persoon geweest, die in de 2e plaats wordt genoemd n.l. wijlen br. C. Rübsaam, die zou kunnen genoemd de leider in de dagen der Do leantie en die krachtig heeft gewerkt voor de samensmelting der beide kerkengroepen. Ook worden nog gegeven de portretten van 2 predikanten, die Bergen op Zoom hebben ge diend en wier taak hier beneden reeds is vol bracht. Ds. J. M. Remein werd bevestigd in 1881 en bijster aantrekt „Van der Walle is in een uiterst neerslachtige bui, Admiraal", antwoordde kapitein Barendsz in de plaats van Evert. „Hij vindt het ontzet tend, dat zooveel dappere mannen sneuvelen." „Wie zou dat niet erg vinden Maar aan dat gevoel moet je toch niet toegeven. Wij heb ben ons lot niet in onze handen. Het komt ons daarom niet toe, er over te oordeelen. Dat ge loof je toch wel, luitenant Scherp, onderzoekend zag Tromp den jongen officier aan. „Jawel, Admiraal", antwoordde deze. „Welnu dan. Wij hebben ons te onderwerpen aan wat God over ons beschikt. Hoe ouder je wordt, hoe meer je dat zult leeren. Wij willen onzen eigen zin en onze eigen meening wel eens volgen en wij doen dat ook wel eens, maar dat loopt toch verkeerd uit." Evert zat als op gloeiende kolen, 't Was, of de Admiraal van zijn levensgeschiedenis op de hoogte wasHad hij eigen zin niet gevolgd, door vader en moeder te verlaten En liep het niet verkeerd met hem uit Hij had rust noch duur. In gedachten vertoefde hij in het verleden, dat hij wel wilde wegdoezelen, omdat het hem steeds luider aanklaagde. Weldra werd hij tot de werkelijkheid geroe pen, doordat hij Tromp tot Barendsz hoorde zeggen „Over een paar weken kunnen wij dus gereed zijn". En tot Evert„Dus gaat het er weer op los, luitenant". (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1932 | | pagina 2