No. 43
Vrijdag 21 October 1932
46e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
OP DEN UITKIJK.
II.
„De wachter zeide De morgenstond
is gekomen en het is nog nacht wilt
gijlieden vragen, vraagt keert weder,
komt."
Jesaja 21 12.
Jesaja stond op den uitkijk binnen de grenzen
van Juda.
Maar ook buiten de grenzen.
Hij profeteerde tegen de Assyriërs en de Fi
listijnen, tegen Egyptenaren en Mooren, Baby-
Ion en Arabië, Moab en Damaskus en Efraïm.
Zoo ook tegen Duma Edom.
Uit het gebergte van Seïr hadden de Edomie-
ten geroepen„Wachter, wat is er van den
nacht 1"
Dit was een angstige vraag over den nacht
der kommervolle tijdsomstandigheden.
En Jesaja, die op den uitkijk stond, ook bui
ten de grenzen, moest antwoord geven, want hij,
Gods profeet, vermocht de teekenen der tijden
te onderscheiden.
Welk antwoord geeft hij nu
Het klinkt wel zeer raadselachtig.
De wachter zeide „De morgenstond is ge
komen en het is nog nacht, wilt gijlieden vragen,
vraagtkeert weder, komt".
De morgen, zoo lang verbeid, is aangebroken.
Toch blijft het nacht 1
Het is een morgen zonder licht
Jesaja wil hiermede zeggen dat het ééne kwaad
slechts wijkt om voor het andere plaats te maken.
Dit antwoord is verre van bemoedigend.
De Edomieten hadden zoo vurig gehoopt op
betere tijding.
Maar zou het den wachter zelf ook niet pijn
doen dat hij zulk een teleurstellend antwoord
geven moest
Zonder twijfel en dat verbloemt hij dan
ook allerminst, want hij voegt aan zijn trooste
loos bericht de opwekking toe „Wilt gijlieden
vragen, vraagtkeert weder, komt
M.a.w. Het doet mij leed dat ik geen beter
antwoord geven kan, maar komt gerust nog
eens terug. Ik blijf op den uitkijk staan binnen-
en buiten onze grenzen. Zóodra ik slechts een
weinig licht zie, zal ik 't U, ook U Edomieten,
kunnen zeggen. Weest maar niet bang dat Uw
informaties mij zullen verdrieten. Vraagt zoo
dikwijls gij vragen wiltTen allen tijde ben ik
tot Uw dienst bereid, want daarvoor juist sta
ik op den uitkijk Ik ben een lankmoedige wach
ter wilt gij vragen, vraagt gerust keert we
der zonder U te laten terughouden komt met
vrijmoedigheid
Jesaja-op-den-uitkijk kan aan de Edomieten
weinig moed geven.
Maar hij staat hen niet afhij beneemt hun
niet alle hoop.
Zijn antwoord geeft aanleiding tot nieuwe
vragen, vol twijfel en angst, toch is er in dit
raadselachtig bescheid ook iets moedgevends.
„De morgenstond is gekomen en het is nog
nacht,"
Hier ligt in dat het reeds licht had moeten zijn.
In Edom volgde het ééne kwaad op het andere.
Waarom
Jesaja profeteert, vertolkt Gods gedachten
hieroverHet morgenlicht der verlossing was
aan Duma niet onbekend en toch was het
„nacht" voor de Edomieten, omdat zij, volhar
dend in het ongeloof van hun stamvader Ezau,
geen oog hadden voor de zon van Jehovah's
hulp en kracht.
Wij zijn geen Edomieten, maar deze dingen
hebben ons toch veel te zeggen.
De last van Duma plaatst ons voor de vraag
hoe wij staan tegenover de teekenen en moeilijk
heden der tijden.
Het morgenlicht is in Jezus Christus gekomen.
Bevinden wij ons desondanks in den nacht
van zorgvolle tijdsomstandigheden, dan is dat te
wijten aan ons ongeloof.
Zoolang wij ongeloovig blijven, zal de nacht
ondanks de morgenstond voortdurend.
Dit roept ons tot bekeering.
De teekenen der tijden roepen ons tot be
keering.
Wil dit zeggen dat wij ons leven versomberen
moeten in dof pessimisme
Neen dat is niet noodig. Dat zou zelfs
zonde zijn een andere vorm van ongeloof.
De ernst onzer dagen is ontzaggelijk.
Maar voor de gemeente des Heeren, die al
tijd, onder alle omstandigheden, leven mag in
het morgenrood der verlossing, is er nooit reden
tot pessimisme, tot wanhoop, tot ongeloof.
Jezus roept ons toe „Wordt niet verschrikt,
want deze dingen moeten geschieden.
O ja, zijn we ongeloovig, als de Edomieten,
dan verkeeren wij in nachtelijke duisternis, die
blijft ondanks de morgenstond van het verlos-
singslicht, ons in het Woord Gods geopenbaard.
Zijn we ongeloovig dan blijft de nacht van
hopeloos wachten op betere tijden.
Maar wanneer we geloovig, gehoorzaam op
het woelen der tijden acht geven, dan zien wij
de wereldberoering en de volkerenverwarring
als voorteekenen van het lichtende „Maranatha".
De morgenstond is gekomen, want hoe zwaar
onze schuld ook is en hoe bang de wereldnood,
wij hebben het Licht van Gods Woord „Zie,
Ik maak door alle afbraak en scheuring heen
alle dingen nieuw
Zoo weten wij dan als geloovigen dat onze
verlossing nabij is, juist wanneer de donkere
tijdsomstandigheden zich vermenigvuldigen.
De morgenstond is gekomen.
O, sluit haar licht niet af door de luiken van
ongeloovige bezorgdheid, want dan zijt ge on
gehoorzaam aan het Woord des Heeren en on
gehoorzaamheid is nacht-terwijl-het-licht-kan-
zijn.
Voor de rust van onze ziel is slechts één
ding noodig Bekeering
D.w.z. Tot de Wet en tot de getuigenis.
Tot het Woord Gods.
Tot het Licht der wereld.
Daar alleen is de Dageraad.
Wilt gij vragen, vraagtmaar alleen aan
den „Wachter", alleen aan het Woord van
den Christus der Schriften.
Tot Hem moeten wij gaan en mogen wij tel
kens terugkeeren met ons ongeloof met onze
bezorgdheid.
Vraagt Keert weder Komt Hij zal U licht
geven
Hij zal U antwoorden
„Door een nacht, hoe zwart, hoe dicht,
„Voer Ik u tot eeuwig licht
Zoo reizen wij door onzen doodsnacht heen.
Maar het geloof gaat in de richting van de
lichtende hemelzalen.
Aldaar zal geen nacht zijn
Middelburg. D. RINGNALDA Jr.
DE BUSJES-COLLECTE.
Ingevolge onze belofte van de vorige week
willen we nog iets zeggen over de busjes-actie.
Er vormde zich een vrouwen-comité, dat zich
ten doel stelt, door middel van busjes een ka
pitaal bijeen te brengen, dat op 29 October 1937,
den honderdsten gedenkdag der geboorte van
den stichter der Vrije Universiteit, Dr. A. Kuy-
per, aan Directeuren der Vereeniging voor
Hooger Onderwijs op Geref. Grondslag zal
worden aangeboden, tot versterking van de Me
dische- en de Wis- en Natuurkundige Faculteit
van de Vrije Universiteit.
De vrouwen, die het initiatief voor deze actie
namen, hebben daarmee, gelijk het verloop dezer
actie bewijst, een heel gelukkigen greep gedaan.
Alom in het land vond de gedachte, om op deze
wijze te sparen voor het bijeenbrengen van een
kapitaal, instemming en bijval, zoodat reeds
20.000 van deze busjes werden geplaatst. Dat
is ook wanneer er althans liefde is voor onze
Vrije Universiteit wel te begrijpen. Velen
kunnen zich een ietwat grootere uitgave in eens
niet veroorloven, maar wel kunnen ze elke week
een kleinigheid afzonderen. Dat voelt men dan
zoo niet. En wie nu zoo'n busje aanvaardt, ver
plicht zich daarmede niet om alzoo een bepaald
bedrag per jaar bijeen te brengen, zoodat men
fn gebreke zou gesteld worden, wanneer dat
bedrag niet bereikt was. Ieder blijft daarin ge
heel vrij. Alleen wanneer men zoo'n busje plaat
sen wil, spreekt men daarmee natuurlijk uit, dat
men sparen wil. En wanneer het zou zijn, dat
men elke week niet meer dan twee cent in zoo'n
busje zou kunnen werpen, behoeft dat geen be
letsel te zijn, zulk een busje aan te vragen. De
deelneming kan dus zoo ruim mogelijk zijn.
Deze actie nu is geheel in handen van onze
vrouwen en meisjes, die plaatsing voor zulk een
busje vragen en twee of driemaal per jaar dat
busje komen lichten, om den inhoud op te zen-
cjen naar Amsterdam. Natuurlijk moet het hoofd
van het gezin toestemming geven, dat er in zijn
buis zulk een busje geplaatst wordt. Maar de
actie, dat er dan wat inkomt wordt vooral ge
vraagd van de vrouw. En dat werk is aan onze
vrouwen, die wel meer van die aparte potjes
er op na houden, uitnemend toevertrouwd.
Dit werk willen we dan ook gaarne aanbeve
len. Evenwel met een voorbehoud. Met het
voorbehoud, dat reeds aanstonds gemaakt werd
toen het vrouwen-comité werd opgericht, dat
deze actie op geen enkele wijze concurrentie
mpg aandoen aan de actie van Directeuren en
dus ook van de correspondenten tot behoud
en verhooging van de contributie. Stel dat
iemand een contributie gaf van 2.50 per jaar
en zei„ik wil wel een busje hebben, maar dan
zeg ik m'n contributie op", dan zou het ant
woord van de zuster, die plaatsing van een bus
je kwam vragen, moeten zijn, dat de man na
tuurlijk vrij blijft om te doen wat hij wil, maar
dat zij dan die ruiling niet mag aanvaarden. De
berichten uit verschillende deelen van het land
stellen echter op dit punt gerust.
Moge het zöö gaan, dat de actie voor de
contributie met kracht wordt voortgezet en met
goed gevolg bekroond, en dat menig busje op
zamelt „de kruimkens die er wel eens van de
tafel vallen".
ONDOORDACHT BEROEPINGSWERK.
Bij de beroeping van een dienaar des Woords
hebben onze Geref. Kerken een groote mate
van vrijheid. Ze behoeven niet een verlof van
de classis, waaronder ze ressorteeren, voor ze
tot de beroeping kunnen overgaan. En ze kun
nen vrijelijk haar keuze doen uit de dienaren
des Woords bij die kerken en de proponenten,
die beroepbaar gesteld werden.
Wel bepaalt onze K. O. in art. 4, dat de ver
kiezing in kerken met niet meer dan één Dienaar
geschieden zal met advies van de classe of van
den hiertoe door de Classe aangewezen consu
lent, maar dat advies heeft dan niet het karakter
van een onmisbare toestemming.
In zijn bekende korte verklaring van de ker
kenordening wijst Jansen er op, dat ook de be
slissing inzake het bedrag van het tractement
niet berust bij de classe maar bij den kerkeraad.
Het advies van de classe of van haar consulent,
dient volgens hem alleen om te beoordee-
len of de beroeping naar goede orde plaats had.
Zelfs meent hij dat het niet volstrekt noodig is
dit advies te vragen.
De vrijheid der plaatselijke kerken is dus wel
heel groot. Toch is die vrijheid ook weer niet
van dien aard, dat er ganschelijk geen beper
kingen zouden zijn.
Op de Synode van Dordrecht van 1893, werd
blijkens art. 169 bepaaldBij het advies der
classis in Art. 4 en 5 der Kerkenorde komt ook
in aanmerking de vraag, of de beroepende kerk
in staat is, den beroepen Leeraar naar eisch van
Gods Woord te onderhouden. En ook Jansen
schrijftElke kerk moet beroepen indien zij er
toe in staat is.
't Lijkt ons noodig hierop eens den nadruk
te leggen, omdat het ons voorkomt, dat er in
deze tijden weieens onvoorzichtige dingen zou
den kunnen gebeuren, die tot groote ellende
zouden kunnen leiden.
Wanneer een kerk een candidaat zou beroe
pen op een tractement, dat nog heel wat lager
is dan het aanvangssalaris van een onderwijzer,
dan dunkt het ons zeer noodig, dat de consulent
en de classis ernstig overwegen of zij daartoe
kunnen adviseeren.
De mogelijkheid laat zich denken, dat zij te
gen een dergelijk beroep geen bezwaren behoe
ven te hebben omdat de beroepene van zichzelf
een zoodanig inkomen heeft, dat hij, met wat
hij van de kerk ontvangt, behoorlijk kan leven.
We zijn het met Jansen volkomen eens, dat,
wanneer een of ander dienaar een kerk voor
niet wilde dienen, daartoe vrijheid zou zijn. Maar
dan moet er toch een voorbehoud gemaakt wor
den en wel dit, dat die dienaar, uit welke so-
liede bron dan ook, genoegzaam ontvangt om
behoorlijk in zijn levensonderhoud en dat van
zijn gezin te voorzien.
Wanneer het echter zoo zou zijn, dat de be
roepen candidaat van een dergelijk tractement
geheel zou moeten bestaan, terwijl duidelijk is
dat hij daarvan niet behoorlijk kan leven, zouden
én consulent én classis o.i. hun advies aan een
dergelijke beroeping moeten onthouden. Dan
doet zich toch het geval voor, dat de beroepende
kerk niet in staat is de beroepen leeraar naar
eisch van Gods Woord te onderhouden en dan
heeft die beroeping niet naar goede orde plaats.
Ook de andere kerken zijn bij een zoodanig on
doordacht beroep betrokken. Natuurlijk loopt
dat mis en dan worden de andere kerken er bij
geroepen om die zaak in orde te brengen om
de „eere der kerken". Maar die „eere der ker
ken" vordert dat een kerk geen onverstandige
en onverantwoordelijke dingen doet en dat wan
neer een kerk daartoe zou willen overgaan de
andere kerken dat zoeken te voorkomen. En
wanneer die andere kerken dan „adviseeren"
tegen zulk een beroeping heeft dat „advies"
toch meer kracht dan een gewoon advies.
Als het is dat een kerk niet meer tractement
kan geven dan een bedrag, dat nog blijft verre
beneden het aanvangssalaris van een onderwij
zer, dan kan die kerk niet beroepen. Wil zij
dan toch een candidaat aan zich verbinden, dan
kan zij met hem een overeenkomst aangaan voor
een bepaalden tijd die niet te lang moet ge
nomen worden dat hij daar hulpdienst ver
richt. Dan wordt de waarheid niet tekort ge
daan, omdat de kerk niet de belofte doet te
zullen zorgen, dat de beroepene zonder zorg
van het Evangelie kan leven. En omdat de over
eenkomst een tijdelijk karakter draagt gaat de
candidaat niet allerlei verplichtingen aan, die
hem al spoedig in groote moeiten zouden brengen.
HEIJ.
ONZE GESCHIEDENIS.
XXX.
Attestatie en Beheer,
De vergadering van 11 April in Frascati te
Amsterdam gehouden, is van de allergrootste
beteekenis voor het kerkelijk leven. Meer en
meer kwam men tegenover elkaar te staan. De
kerkeraden van Gereformeerde gezindheid wei
gerden aan het verzoek van moderne predikan
ten gehoor te geven om bij het onderzoek hunner
belijdeniscatechisanten aanwezig te zijn. Weiger
den de ouderlingen, dan ging de zoogenaamde
aanneming niet door. De moderne predikanten
echter ook die van Amsterdam konden
zich beroepen op het reglement, waarin o.a. ook
dit artikel gevonden werd. „Elders woonachti
gen worden tot de aanneming en bevestiging als
lidmaten niet toegelaten, dan na te hebben over
gelegd een getuigschrift van goed, zedelijk ge
drag, afgegeven door of vanwege den kerkeraad
der gemeente hunner woonplaats."
De kerkeraad van de gemeente, waar de be
vestiging plaats vond, had zulk een verzoek te
doen en moest binnen 4 weken bericht ontvan
gen, of er een eventueel bezwaar bestond. Wan
neer er geen bezwaren waren, ging de bevesti
ging door, en werd aan den kerkeraad der
woonplaats van de jonge leden daarvan bericht
gegeven. Hun namen konden na deze formaliteit
in de registers van de plaatselijke kerk worden
ingeschreven.
Aan zulk een handeling durfden de Gerefor
meerden in de Hervormde Kerk van die dagen
niet medewerken zij zouden hun Koning on
trouw zijn geweest zulk een kwaad te tolereeren.
De kerkeraad van Amsterdam besloot de aan
vragers te verzoeken, of zij den Heere Jezus
Christus, overgeleverd om onze zonden en op
gewekt om onze rechtvaardigmaking, wenschten
te belijden als den eenigen en genoegzamen
Zaligmaker. Antwoord op deze vraag werd niet
ontvangen. Toen na een korten tijd degenen,
die elders hun belijdenis hadden gedaan, hun
attestatie indienden en de kerkeraad daarover
een beslissing had te nemen, besloot deze, dat
de nieuwe leden eerst hun instemming hadden
te betuigen met de tweede doopvraag.
Zoo moest tenslotte een conflict komen, wijl
de afgewezenen zich bij zulk een besluit niet
konden neerleggen. Het classikaal bestuur maak
te zich er van af, maar het Provinciaal kerk
bestuur beval den kerkeraad, de attesten af te
geven indien er geen bezwaar was tegen het
zedelijk gedrag. Een onderzoek naar de geloofs
overtuiging achtte het kerkbestuur niet noodig.
De kerkeraad hield stand op grond van Gods
Woord, terwijl het kerkbestuur den kerkeraad
meedeelde, na zijn bezwaren niet ontvankelijk
te hebben verklaard, dat hij verwachtte, dat
voor 8 Januari 1886, de attesten zouden zijn in
bezit der belanghebbenden.
De kerkeraad voorziende, dat uit het komende
conflict, allerlei moeilijkheden zouden kunnen