No* 40
Vrijdag 30 September 1932
46e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD*
DADERS DES WOORDS*
ZEEUWSCHE KERKBODE.
r REDACTIE: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds, D. SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
yan minstens 500 regels belangrijke
reduetie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
SPREEKT VAN DE DADEN DES HEEREN
Gij, die op witte ezelinnen rijdt, gij,
die aan het gericht zit, en gij, die op
den weg wandelt, spreekt ervan,
van het gedruisch der schutters, tus-
schen de plaatsen, waar men water
schept, spreekt aldaar van de gerech
tigheden des Heeren, van de gerechtig
heden, bewezen aan Zijn dorpen in
Israëltoen ging des Heeren volk af
tot de poorten.
Richteren 5 10, 11.
Zwaar hadden de kinderen Israël geleden
onder de hand van Jabin, koning des Kanaanie-
ten, die te Hazor regeerde, en van zijn krijgs
overste Sisera, die woonde in Hasoreth der
heidenen, en die met 900 ijzeren wagens de
kinderen Israëls geheel en zijn macht hield.
Dat was de straf, omdat Israël voort voer te
doen, wat kwaad was in de oogen des Heeren,
omdat Israël ook de Kanaanieten niet geheel had
verdreven uit het land nu kon Jabin toch ge
makkelijk zich vereenigen met de Kanaanietische
steden, die Israël nog niet ingenomen had, als
Tanaach en Megiddo, en samen werkten zij aan
de volvoering van het plan, het Israël zoo moei
lijk te maken, dat het of zich terugtrok uit Ka-
naan of zich geheel en al aan de oorspronkelijke
bewoners van het land, de Kanaanieten, onder
wierp.
Haast was het plan nu geluktIsraël had de
tegenstand al opgegeven, 40000 man had reeds
moedeloos schild en speer neergelegd, telkens
herhaalde plundertochten zorgden ervoor, dat,
als de gedachte aan tegenstand maar oprees, de
moed terstond weer in de schoenen zonk bij het
aanschouwen van Sisera's groote macht, de
handel was onmogelijk, pad en weg was niet
meer veilig, op zijpaadjes moesten de kinderen
Israël gaan en in bergholen hun toevlucht zoeken.
Maar in dien grooten nood riep Israël tot den
HEERE, en Hij neigde Zijn oor tot hun geroep,
en Hij gaf uitredding door Debora en door
Barak.
Met een betrekkelijk kleine legermacht trok
Barak op tegen Sisera, de slag werd geleverd
in de vlakte van Jizreël, waar Sisera al het
voordeel dacht te trekken uit zijn bezit van 900
strijdwagens, maar Sisera had gerekend buiten
Israëls God, Die zelfs de sterren uit haar loop
plaatsen deed meestrijden tegen Sisera.
Een geweldig onweder, met hagel en regen,
misschien ook een aardbeving, kwam Israël ter
hulp, en Sisera werd verslagen, totaal versla
gen, hij zelf kwam om door de hand van Jaël,
en nooit meer zijn de Kanaanieten in staat ge-
weestj ernstig Israël te bedreigenzoo lang
zamerhand gaan zij uit Israël verdwijnen als
Jehovah iets doet, dan doet Hij het goed, Hij
geeft een vólkomen verlossing, zoo volkomen,
dat de vijanden er nimmermeer boven op komen.
Maar, geeft de HEERE op het noodgeschrei
van Zijn volk uitredding, volkomen uitredding,
Hij wil er voor gedankt worden, er voor ge
prezen worden, en Hij wil ook, dat Zijn volk
erover spreken zal, steeds weer.
En Debora en Barak, die in des HEEREN
kracht die groote overwinning behaald hadden,
zij roepen het volk op om te vertellen van de
wonderen des HEEREN om er van te spreken,
altijd maar weer.
Zij wenden zich eerst tot de aanzienlijken.
Gij, die op witte ezelinnen rijdt, gij, die aan
het gericht zit, of zooals wij beter kunnen ver
talen, gij, die op tapijten, dekkleeden zit, onder
het rijden moet gij spreken van de wonderen
van Jahova. Het zijn de voornamen van het
land, die hier worden aangesproken alleen de
rijken kunnen zich de wereld veroorloven van
op ezelinnen te gaan, en dan nog wel op mooie
dekkleeden gezeten die rijken worden eerst
opgeroepen den naam van Jahwe te prijzen.
Maar dan ook de armeren, die te voet moe
ten gaan, gij, die over den weg wandelt, spreekt
er ook van, vertelt het ook, wat de HEERE
aan Zijn volk heeft gedaan. Er is zooveel reden
voor. Hevig was het gedruisch der schutters,
het was dus zulk een heftige slag, zoudt gij er
dan niet van spreken, gij aanzienlijke, gij al het
volk.
En, zoo zeggen Barak en Debora, bedenkt
het ook eensvoordat de HEERE verlossing
gaf, toen moest gij op zijwegen gaan, toen was
er geen sprake van, dat'gij rustig reedt op uw
mooie ezelinnen, dat gij rustig wandeldet op de
wegen, gij moest u versteken in de bergholen,
nu gaat het volk des HEEREN weer veilig,
rustig af tot de poorten.
Vertelt er dan van, vertelt er dan van onder
het rijden, onder het gaan, en vertelt er ook
van, als gij rust, als gij zit tusschen de plaatsen,
waar men water schept, waar mensch en dier
verkwikt worden, spreekt aldaar van de ge
rechtigheden des HEEREN, van de rechtvaar
dige leiding, die God met Zijn volk heeft ge
houden, wordt niet moede, daarvan te gewagen.
En spreekt er niet alleen van spreekt aldaar
tezamen van de gerechtigheden des Heeren (vs.
11), wij kunnen het ook vertalen, zingt van de
gerechtigheden des HEEREN, zoo is hier dan
een opwekking van Debora en Barak aan rijken
en armen, om op den weg en bij de bron te
spreken en te zingen van de rechtvaardige da
den van Jahwe, met het doel, Hem te verheer
lijken, Die door Debora's overwinning daartoe
alle aanleiding gegeven had. x)
Zulk een opwekking, om te spreken van de
daden des HEEREN, Die Zijn volk verlost,
vinden wij meer in den Bijbel.
De Heere Zelf vermaant hiertoe Abraham
(Gen. 18: 1719), er wordt van gesproken bij
de instelling van het Pascha, bij den overtocht
over den Jordaan, inzonderheid ook Deutero-
nomium roept het volk des HEEREN telkens
op de wonderen te roemen, die de HEERE van
ouds heeft verricht, zie maar eens Deut. 6,
waarin de vaders vermaand worden hun zonen
te vertellen, de eed, dien de HEERE aan Abra
ham, Izak en Jacob deed inzake Kanaan, van
de redding uit Egypte, de verlossing uit de sla
vernij, opdat de HEERE ook door het navol
gende geslacht zou worden geprezen.
De HEERE doet graag goed aan de Zijnen,
maar Hij wil dan ook, dat de Zijnen er van
spreken, er van zingen, opdat Hij wonen kan
op de lofzangen van Israël.
En wat de HEERE, de God Israëls wilde van
de O. T. gemeente des Verbonds, dat wil de
God en Vader van onzen Heere Jezus Christus,
onze Vader, van de N. T. gemeente.
Wij zijn uit de duisternis verlost, opdat wij
verkondigen zouden de deugden Desgenen, Die
ons uit die duisternis heeft verlost.
Wij hebben zoo heerlijke beloften ontvangen,
opdat wij verheerlijken zouden Hem, Die trouw
is aan Zijn beloften, en die al die beloften ver
vullen zal.
En daartoe worden wij steeds onderwezen
uit het Woord der verzoening door het Lam
Gods, opdat wij ervan spreken zouden, steeds
weer, op weg en thuis, rijdende en loopende,
en armen en rijken.
Is er niet alle reden voor Droeviger dan
Israëls toestand onder Debora, is ons gevangen
zijn onder Satan, heviger dan de slag tusschen
Barak en Sisera, was de slag tusschen Christus
en Satan, nog volkomener dan de overwinning
van Debora Christus' overwinning.
Spreekt er dan van, verlosten des Heeren.
Doen wij dat Willen wij dat Kunnen wij
dat
Meliskerke. M. VREUGDENHIL.
Gispen. Mondelinge overlevering in het
O. T.
PREDIKANT EN DOKTER,
Woensdag 5 October a.s. zal er D.V. in
Utrecht, in het gebouw voor Kunsten en We
tenschappen, een conferentie gehouden worden,
uitgaande van den ,,Geref. Bond van vereeni-
gingen en stichtingen van barmhartigheid in Ne
derland" waar dan gehandeld zal worden over
het onderwerp „Bevordering van samenwerking
van predikant en dokter in de Christelijke ver
zorging van kranken en krankzinnigen".
Namens dien Bond ontving onze redactie het
verzoek het programma, zoo mogelijk in z'n ge
heel, op te nemen. Dit is wel wat veel gevraagd,
daar het niet minder dan zeven bladzijden telt.
Toch willen we, omdat de zaak belangrijk is
en hier iets nieuws begonnen wordt, voor een
enkele maal, althans voor het grootste deel, aan
dat verzoek voldoen, door de stellingen op te
nemen, die daar zullen worden ingeleid en be
sproken.
Vooraf deelen we nog mede, dat de confe
rentie toegankelijk is voor alle geneesheeren,
predikanten en allen die betrokken zijn bij of
belang stellen in de Christelijke verzorging van
kranken van welken aard ook, indien men in
stemt met den grondslag en het doel van den
Bond en dat door teekening van de presentie
lijst verklaart. De toegang is dus zoo ruim mo
gelijk.
Stellingen van Prof, Dr. H. Bouwman.
1. Het rechte inzicht in de principiëele be-
teekenis van de „christelijke verzorging" van
kranken en krankzinnigen, wordt beheerscht
door de vraag hoe men staat voor de H. Schrift
en de Belijdenis der Kerk.
2. Volgens de H. Schrift is er verband tus
schen zonde en ziekte. God, die den vloek over
de zonde heeft uitgesproken, is ook alleen mach
tig de doorwerking van dien vloek te stuiten of
te breken. Het leven alleen kan den dood over
winnen.
3. In Christus is de volheid des levens ge
openbaard. Hij is gekomen om de werken des
duivels te verbreken, om zonde en dood te over
winnen. Daarom liet Hij de prediking van het
Evangelie des Koninkrijks vergezeld gaan van
teekenen en wonderen.
Zieken werden genezen, dooden werden op
gewekt, en armen werd het Evangelie verkondigd.
4. Omdat de kracht Gods in de wonderen
van Jezus op bijzondere wijze openbaar werd,
zijn zij door het menschelijk verstand niet te
verklaren, en hebben wij ze onvoorwaardelijk
in kinderlijk geloof aan te nemen.
5. Om Zijn almacht ook door Zijn discipelen
openbaar te doen worden, wilde Hij de predi
king des Evangelies meermalen vergezeld doen
gaan met genezingen van zieken, door het geloof
dat door Hem is (Hand. 3:16).
6. De christelijke verzorging rekent met den
mensch zooals hij van nature is, als zondaar, en
laat het licht der Goddelijke barmhartigheid
schijnen in den nood der zonde. Zij kent de
Goddelijke ordinantiën voor het leven en ver
staat, dat in het onderhouden van Gods gebo
den, door de kracht van den Heiligen Geest,
groote loon is.
7. De samenwerking van Dokter en Domi
nee is eisch van het beginseldat de zieke is
een persoon, en dat het doel is Genezing van
het lichamelijke en het geestelijke, door en in
Christus.
8. Voor een goede christelijke verzorging is
noodig een goede opleiding. Daarom moeten ook
de Medici degelijke kennis bezitten van de Schrift
en de Belijdenis, en mogen de Predikanten niet
onbekend zijn met de hoofdbeginselen van de
psychiatrie.
9. Voor de samenwerking is noodig weder-
zijdsche erkening en waardeering van elkanders
plaats in den dienst van Jezus Christus, onzen
Heere.
Stellingen van Dr, C. H. Kok.
1. Het terrein der Gemeene Gratie is de
plaats van samentreffen van Predikant en Dokter.
2. Hun samenwerken betreffe de algemeene
en bizondere h,giëne van den geest van de aan
hun zorgen toevertrouwde menschen.
Stellingen van Ds. Bartlema te Zeist.
1. Predikant en Geneesheer hebben de roe
ping hun zorg te wijden aan den kranken mensch,
die als mensch naar zijn wezen is de eenheid
van lichaam en ziel.
2. De Predikant moet ook in zijn arbeid aan
het ziekbed zijn Dienaar des Woords.
3. Als Dienaar des Woords heeft hij den
kranke te brengen den troost van het Evangelie
Gods en den Christus te verkondigen, toegepast
naar de speciale behoeften van den zieke.
4. De Geneesheer heeft de roeping, den
mensch, die ziek is, medische hulp te verleenen,
en hem te dienen met alle middelen, die zijn
wetenschap hem verschaft.
5. Samenwerking tusschen Predikant en Ge
neesheer is gewenscht, krachtens het feit, dat
beide, elk naar zijn ambt het vordert, den mensch,
die lijdt, hebben te dienen.
6. Voor deze samenwerking is geen theorie
op te stellen. Zij is alleen mogelijk op de basis
van wederzijdsche erkenining van elks wezen
lijke taak, en in den weg van persoonlijk contact.
7. Deze samenwerking zal dan het meest het
ideaal kunnen benaderen wanneer Predikant en
Geneesheer, met aanvaarding en in practijk
brengen van de hiervoor aangegeven gedrags
lijn, mogen leven uit den Schriftuurlijken wortel
des Geloofs.
Stellingen van Dr. C. J. Honig te Amsterdam.
1. Voor een meer beteekenende samenwer
king van Predikant en Dokter is het volstrekt
noodzakelijk eerst te doen voorafgaan een zich
gemeenschappelijk diep indenken der theoreti
sche problemen. Dit laatste moet geschieden
door de mannen der wetenschap, theologen en
medici.
2. De theologie kan ons uit de Openbaring
gegevens bieden omtrent het wezen der ziel,
(Constitutieve psychologie.) Zij kan in haar
psychologie winst doen met de gegevens der
psychiatrie.
De psychiatrie beziet de psychische uitingen,
de zielsverschijnselen, de normale, maar vooral
de abnormale.
In haar waardeering van deze verschijnselen
kan de psychiatrie nooit buiten de psychologie,
die op Gods Openbaring is gegrond.
3. De practische samenwerking is op deze
praemissen gegrond, en vereischt wederzijdsche
erkenning van elks wezenlijke taak. De Predi
kant heeft tot hoofddoel het brengen van het
Evangelie Gods. Kennis van het menschelijk
zieleleven in zijn normale en abnormale uitingen
is voor hem nooit het hoofddoel, slechts middel
tot bereiking van zijn doel.
Voor den psychiater is de kennis van het
menschelijk zieleleven in zijn normale en in zijn
abnormale uitingen het eerst belangrijke. Alleen
het onderkennen van den toestand maakt het
mogelijk een weg ter genezing te vinden.
4. Voor praktische samenwerking van Pre
dikant en Dokter is voorts geen theorie op te
stellen. Beide, geestelijk Verzorger en Psychiater
behoeven een groote mate van wat wij aandui
den met het begrip „Einfühlung". In de theo
retische problemen moeten zij samen staan op
de basis van Gods Woord. Hoe meer zij in staat
zijn tot persoonlijk onderling contact, hoe
vruchtdragender hun gemeenschappelijk arbeiden
zijn zal.
Van uit Zeeland zullen wel niet velen de ge
legenheid hebben deze conferentie bij te wonen.
Om de reiskosten, en ook omdat het nog al veel
tijd vraagt, zullen ze daarvan moeten afzien.
Wat wel jammer is Uit de stellingen blijkt toch,
dat er veel stof is tot samenspreking.
Bijzonder trok onze aandacht de eerste stel
ling van Dr. Kok, dat het terrein der Gemeene
Gratie is de plaats van samentreffen van Pre
dikant en Dokter. De stelling is ons eerlijk
gezegd niet helder. Als een predikant en een
dokter alleen aanrakingspunten kunnen hebben
op het terrein der Gemeene Gratie, dan zal dat
terrein zeer beperkt zijn en dan zal die saam
werking zich wel hiertoe bepalen, dat die pre
dikant luistert naar den dokter en zich door de
zen laat voorlichten, opdat hij wete, hoe hij zich
bij zijn bemoeienis met den kranke op dat deel,
dat kan geacht worden te liggen op het terrein
der Gemeene Gratie, heeft te gedragen. Wan
neer een predikant nu te doen heeft met een
ongeloovigen dokter zal het wel niet anders kun
nen. Maar op de conferentie zal toch gehandeld
worden over de samenwerking van predikanten
met geloovige doktoren over samenwerking tus
schen hen, die zich beide dienaren van Christus
weten en hun ambt in dienst willen stellen van
Hem, die met Zijn (ook bijzondere) genade tot
ons komt. En dan dunkt ons, dat de plaats van
samentreffen tusschen predikant en dokter
om die twee termen ook te gebruiken niet
alleen ligt op het terrein van de Gemeene Gratie
maar ook op dat der bijzondere genade en daar
om van zoo groote beteekenis kan zijn.
Moge de conferentie wel slagen en rijke vrucht
dragen voor de samenwerking van hen, die aan
het ziekbed wel een onderscheiden roeping heb
ben, maar die roeping dan hebben tegenover een
mensch, die beide lichamelijke en geestelijke
nooden heeft, in de eenheid van z'n persoon
lijkheid.
HEIJ.