No. 39 Vrijdag 23 September 1932 46e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIE: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE cn Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ G OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 NAAR ZARFATH. II. Wat zij ontving. En Elia zeide Zie, Uw zoon leeft. Toen zeide die vrouw tot Elia nu weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des HEEREN in Uw mond waarheid is. 1 Kon. 17:24. Haar brood stond eiken dag te wachten ook in den duursten tijd had zij overvloed het meel van de kruik werd niet verteerd, en de olie van de flesch ontbrak niet. Zij was rijk, de we duwe van Zarfath Voor haar schitterden ook de parelen, als zij haar gezonden jongen aankeek. Toen maakte God haar nog gelukkiger, maar dat ging door de diepte haar kind werd ziek, heel erg, zóó erg, dat het sterven moest. Maar het wonder Gods door Elia deed den adem wederkeeren, en deed het kind herleven. En als dan de pro feet het kind aan zijn moeder wedergeeft, zijn haar armen te klein, om de groote schat te om vatten. Zij werd rijker gemaakt dan ooit te vo ren nog nooit had zij zoo gesmaakt haar moe derweelde. Hoeveel had zij ontvangen brood, blijdschap, en haar zoon uit de dooden terug Toch noemden wij het voornaamste nog niet; haar grootste geschenk, de rijkste gave van God moeten wij alsnog U aanwijzen. Of laat zij 't zelve doen Hoort haar jubel ,,nu weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat „het woord des HEEREN in uwen mond waar heid is". Dit weten, dit kennen, dit zien van de waar heid van Gods Woord was het hoogste, dat zij ontving. Zoo zegt zij het zelf, zoo wijst de Schrift het ons aan, zoo zullen wij het verstaan. Dat weten van het woord van Isrels God was reeds lang bij haar. Ofschoon zij ver weg in Zarfath woonde, waren toch de woorden des HEEREN tot haar doorgedrongen, en zij had ze gehoord en ter harte genomen Gods woor den hadden haar te pakken gekregen, en zij was er nooit weer los van gekomen. Daarom was zij ook, toen zij het hout zocht voor haar laat ste broodje, heengegaan, en had zij gedaan naar het woord van Elia. Ja, toen haar kind gestor ven was, ontweek zij den profeet niet, en ont week zij ook den God van den profeet niet. En hoewel zij toen plots haar zonden duidelijk zag, en tot Elia zeide zijt gij bij mij ingekomen, om mijn ongerechtigheid in gedachtenis te bren gen, toch raakt zij niet los van den knecht des Heeren. Maar zij was niet blijde, en zij was niet getroost. Integendeel, vrees en angst had den haar bevangen in het ledige huis. Dan neemt Elia het kind van haren schoot en brengt het voor het aangezicht van Jehova, en smeekt om een wonder uit den hooge, opdat deze vrouw tot de blijdschap van het eeuwig leven komt. God schonk verhooring, en Elia gaf het le vende kind aan zijne moeder en hij zeide zie, uw zoon leeft. Toen zeide die vrouw tot Elia Nu weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des Heeren in uwen mond waarheid is O, dat heerlijke weten, dat al Gods goedheid waarachtig was, dat het maar niet een aardig heid, een spelen was met wat brood en wat lachjes, maar dat het liefde, waarachtige liefde des Allerhoogsten was over haar en haar kind. O, dat weten, dat God niet haar ongerechtig heden toch stiekum zocht te vergelden, maar integendeel, dat God haar genadig en barmhar tig was en haar uit Zijn volle hand het leven schonk, voor haar en voor haar kind. Hoe beweldadigd was zij Welk eene rijke gave had zij ontvangen Gods gaven zijn nog rijk. Hij doet ons nog ontvangen brood en vreugd, dak en lach, kind en vrind. Zoo wordt het le ven vol en het hart ruim. Maar niet te weten, dat Gods goede hand die gaven schenkt, niet te weten, dat God in Christus goedertieren is, maakt het leven zoo gevaarlijk en het geluk zoo broos. Zoo is dan dit de grootste gave Gods, dat Hij ons laat weten, dat Hij liefde is, en dat Zijn goedheid en genade in Christus waarachtig is. Dat Hij onze ongerechtigheden niet bezoekt, als wij ze voor Hem belijden, dat Hij ons niet doet naar onze zonden, maar dat Hij gaarne verge vende is en niet verwijt. Zulk weten is een gave des Heiligen Geestes; het is een geloofskennis, toegepast aan het hart, dat ontdekt is. En dat ontdekken kan wel eens komen in de ure van het verlies, zooals te Zar fath. De Heere heeft vele wegen, en dus kan Hij 't ook wel anders geven, maar toch heeft nog menigeen door 't verlies de Godsgave als verbeurd leeren kennen. Zoo kan er ook wel ontdekkende actie zijn in den verliestijd, dien wij beleven. Zou het j brood en de levensvreugd steeds als een gave Gods erkend zijn Als een gave, die wij niet zelf verdiend hebben Is in het meel in de kruik en in de olie in de flesch steeds Christus ge- 1 prezen Dan zou het leven ook meer christelijk ge weest zijn. Maar, wanneer nu God in de angst onzer dagen Zijn Woord van vergeving en barmhar tigheid en van het eeuwig leven nog laat ver kondigen, o, dan zullen er zijn, die nu de groot ste gift ontvangen, die niet roemen in hun prijzen en banken, in geld en vermaak, maar die het lee ren stamelen Nu weet ik, dat het Woord des Heeren waarachtig is Het blijde evangeliewoord, dat belooft spijze voor den dag, en leven uit de dooden Er is een zucht in mij, o Heere, dat ik tot dat weten klaarder kome. Ik ben jaloersch op die i in Zarfath woonde. Uw woord is reeds zoo lang bij mij, en veel verkeer ik in de woorden der apostelen en pro- I feten. En bij den aanvang mag ik ook wel weten, dat Uw woorden waarachtig zijn. Maar uw woorden zijn zoo groot, en uw be loften zijn zoo vol, en uwe giften zijn millioenen. Gij zelf zijt zoo getrouw, trots al mijn gebreken. 't Is mij zoo diep en ook zoo hemelhoog. Toch wil ik boven alle gaven die grootste gift ook gaarne ontvangen, van dat weten, al maar meer. Gij opent zelf Uw Woord, en gij deedt mij toen vinden wij weten, dat een iegelijk, die uit God ge boren is, niet zondigtmaar die uit God ge boren is, bewaart zichzelf, en de booze vat hem niet wij weten, dat wij uit God zijn, en dat de geheele wereld in het booze ligt wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen. 1 Joh. 5 het slot. N. E. BEUKEMA. ONZE VERWORDEN TIJD. We zouden dan nog de vraag bezien of de tijd, waarin we leven een zedelijk-hoogstaande tijd kan geacht, waarin het betrachten van bij zondere voorzichtigheid en het nemen van bij zondere maatregelen overbodig kan worden geoordeeld. In welken zin die vraag beantwoord moet worden is dan echter niet twijfelachtig. Van alle kanten klinken de getuigenissen, die zijn als zooveel klachten, dat in breede kringen van ons volk het zedelijk peil zeer laag gezonken is. Met name ging in den laatsten tijd klacht op over het strandleven. In „De Zeeuw" van 24 Aug. j.l. vonden we overgenomen een artikel van den heer Johannes de Heer. Daarin stond o.m. ditHet is aan het strand de schittering van vleesch, eenerzijds be staande in de ontblooting van datgene wat niet voor het openbare leven bestemd is en ander zijds in de brutale attractie van bonte kleuren en uitheemsche vormen van badcostuums, bad mantels, strandpyama's. Zelfs vrouwen, die het thuis vreeselijk zouden vinden om ten aan- schouwe van eigen omgeving van blouse te ver wisselen, geven zich aan het strand zóódanig aan de openbaarheid prijs, dat mijn oogen er nog meer pijn van doen dan van de flikkering der zon op de golven. Het wonder van onzen tijd is, dat men zich over niets meer verwon dert de hypermoderne wereldbeschouwing laat geen verwondering meer toe er is geen ver wondering meer over de schaamteloos-ontkleede en als mannen gekleede en gekapte, de bitter- drinkende en sigaren-rookende vrouwen aan het strand." In een „Brief uit de residentie" in „De Zeeuw" van 23 Aug. j.l. schrijft J. H. o.a. „Er gebeuren met een beroep op de vrijheid aan het strand heel wat onwelvoegelijke dingen. „Stuitend en ergerlijk" noemt de liberale „Avondpost" het terecht. De grenzen zijn op dit gebied reeds ver overschreden zegt het blad, en de vrijheidsbe grippen op dit terrein zijn sinds lang met den goeden smaak en schaamtegevoel in strijd. „Zoo is het." 't Is beschamend wat men soms aan het strand ziet, vooral voor jonge menschen en kin deren een zeer groot gevaar." En om nog een persuiting te plaatsen van Bijbeltje in „De Standaard" van 27 Aug. j.l. „En zoo komt het, dat je bijv. aan het strand in ons lieve vaderland en ook daar buiten, over het blonde vochtige zand mannetjes en wijfjes ziet wandelen in een badpak meestal kun je zoo'n pak net zoo goed gebruiken voor de zon als voor de zee ze bekijken met onverholen belangstelling de pakken, die zoo worden uit gestald en vinden natuurlijk die het mooiste, waar het allerminste van te zien is. Noemt U dat schaamteloos Onwelvoegelijk Maar mijn goede vriend, dan zijt ge toch wel heel achter lijk. Ergert ge er U aan Maar dan deugt ge zelf niet, dat is zoo duidelijk als iets." En iets verder„Er is hier werk voor de kerk, voor haar dienaren, die hebben te manen tot eerbaarheid ook in de kleeding. Och ja, ook daar is het vaak een moedeloos worstelen tegen den geest des tijds, die overal doordringt en helaas ook onze kringen niet onaangetast laat. De strijd is overal zwaar. Een poos geleden las ik van een Engelsch geestelijke, die uitvoer tegen de ontkleeding der vrouw en zijn hoorde ressen smeekte „maakt het onzen jongen man nen toch mogelijk om kuisch te blijven." Dr. Colijn schreef niet zoo heel lang geleden in „De Standaard" met het oog op de gedra gingen der volkeren op oeconomisch terrein het lijkt er op of we ons in een gekkenhuis be vinden. Maar wie deze zomer aan het strand kwam en zag wat velen daar aandurfden in het schaamtelooze, voelde ook daar de vraag bij zich oprijzen, of men in een gekkenhuis was. Er kan dan onder ons ook geen twijfel zijn of de meest ernstige bezwaren bedreigen de zedelijkheid. En in die bijzonder gevaarlijken tijd moeten bijzondere maatregelen genomen worden. Als in een streek veel typhusgevallen zich voordoen, dan is men uiterst voorzichtig. Als dan de raad wordt gegeven, geen ongekookte melk of ongekookte drinkwater te gebruiken, vindt niemand het belachelijk. Dan geeft die; raad in een kring van verstandige menschen geen aanleiding tot groote vroolijkheid. Dat vindt men vanzelf sprekend en men houdt zich daaraan. Maar de zedelijke gevaren zijn toch niet minder te duchten dan die de gezondheid bedreigen Daartegen moet met niet minder, maar met nog grooter ernst, gestreden worden. We lazen eens, dat men in een krankzinnigengesticht in Amerika deze proef nam om te zien of een patient her steld wasmen liet hem een natte vloer op dweilen in een lokaal, waar een kraan van de waterleiding open stond om te zien of de patient zoo verstandig zou zijn om eerst die kraan dicht te draaien en dan te gaan dweilen. Laten wij zorgen, dat er geen kranen open blijven staan al ons dweilen zal dan geen vrucht dragen. En vraagt dan deze tijd om bijzondere voorzichtig heid, dan toch vooral met het oog op onze jonge menschen. Wat een studies zijn geschreven over de eigenaardigheden en gevaren van de z.g. pu berteitsjaren. En dan is daardoor toch ook wel gebleken, dat juist in die jaren de gevaren voor zedelijke afdwalingen zeer groot zijn. Maar dan is er ook de roeping om onze jonge menschen daarin te helpen door het besef van eerbaarheid bij hen te versterken en zooveel als ons mogelijk is in te werken op de omgeving, opdat niet van daaruit de verleiding hen aanvalle. Maar zegt men we moeten ons toch niet be spottelijk maken en ons zoo kleeden dat we de aandacht gaan trekken Dit is een heel beden kelijk en heel zwak argument, dat helaas ook in onze kringen wel gebruikt wordt, om allerlei ontkleedingen goed te praten. Heel bedenkelijk, want als de spot der we reld onze maatstaf zou moeten worden om ons te leeren wat wij niet zouden moeten doen, dan zouden we den bijbel wel kunnen sluiten. De bijbel kan ons roepen om den spot der wereld blijmoedig te dragen. Ook een heel zwak argument. Daar zijn nog gelukkig heel veel vrouwen, die zich van alle oneerbaarheid in heur kleeding hebben verre gehouden en die toch niet met den vinger wer den nagewezen omdat ze door excentriciteit de aandacht trokken. Zoover is de goddeloosheid in ons volk nog niet doorgedrongen, dat vrou wen, die zich eerbaar kleeden, daarom zouden bespot worden, tenzij dan in bepaalde kringen van laag zedelijk peil. Maar als het proces van schaamteloosheid nog zou doorgaan, dan zou het wel eens zoover kunnen komen. En daarom moet er, althans in onze kringen, met de meeste kracht tegenstand geboden worden tegen het zedeloos drijven der wereld. Moge dat geschieden in den zin van wat er staat in 1 Petri 2 912, waar de apostel wijst op het groote voorrecht van te zijn een uitver koren geslacht, van te zijn Gods volk, maar dan ook op de daaruit voortvloeiende roeping, zich als bijwoners en vreemdelingen te onthouden van de vleeschelijke begeerlijkheden, die krijg voeren tegen de ziel. En naar ons oordeel heeft ook de Bond voor Geref. Jeugdorganisatie, hier een ernstige taak. KERSTFEEST PARAKAN. Wanneer September weer in 't land is gaan bij vele broeders en zusters de harten weer spre ken voor de Kerstfeestviering te Parakan en Blondo en dan gaan de beurzen weer open om daarvoor een gift af te zonderen. Dat bleek ook dit jaar weer. Zonder dat nog een opwekking was uitgegaan, kwamen reeds enkele giften voor dat doel binnen. Werkte nu bij allen de herinnering zóó sterk, dan zou het schrijven van een opwekkend woord overbodig geacht kunnen worden. Maar de ga ven zijn onderscheiden ook op dit terrein. Me nigeen is dankbaar, wanneer hem een verjaar- dags-datum wordt herinnerd omdat die hem, door de drukte, door 't hoofd zou gaan en hij zoo gelegenheid vond zijn hart te laten spreken in een gelukwensch. Als zoo'n herinnering van een goeden vriend, bedoelen we dit woord. De harten van velen spreken voor de Kerstfeestviering te Parakan. Maar het zou kunnen zijn, dat het hen door 't hoofd ging. Daarom willen we hen even vrien delijk waarschuwen, dat het nu weer de tijd is, om de gaven daarvoor in te zenden. Men kan dat dan doen op mijn gironummer 169757 Koudekerke (W.). Als men er dan maar duidelijk bijzet dat het voor het Kerstfeest is. ZILVEREN AMBTSJUBILEUM. Nu Ds. F. J. v. d. Ende te Kamperland D.V. Donderdag 29 Sept. a.s. zijn vijf en twintig dienstjaren zal voltooid hebben, willen we dat niet onopgemerkt laten voorbijgaan. Het zou toch al heel onattent zijn, wanneer we dat jubileum lieten passeeren, zonder daarop in onze Kerkbode te wijzen en hem daarmee geluk te wenschen. Van de vijf en twintig jaren diende Ds. van den Ende er niet minder dan twee en twintig in Zeeland. Nadat hij een drietal jaren de kerk van Hoogvliet had gediend, kwam hij in 1910 naar Zeeland in de kleine kerk van Westkapelle. Ruim zeven jaar was hij aan die kerk alleen verbonden. Toen Ds. v. d. Hoorn (die 31 Oct. a.s. zijn 55-jarig ambtsjubileum hoopt te vieren) 1 Nov. 1917 als predikant van Domburg ge- emeriteerd werd, verbond hij zich ook aan die kerk en diende van 1917'21 die beide kerken. Van 1921 tot nu arbeidt hij in de groote ge meente te Kamperland. Daar komt dan rog bij dat hij in menig de- putaatschap zich wijdde aan de belangen der kerken in 't algemeen. En eindelijk, dat hij sinds jaren medewerker was van onze Zeeuwsche Kerkbode en daarin niet alleen meditaties schreef, maar ook bijdra gen leverde van dogmatischen en kerkrechterlijken aard. Velen zullen zich uit den laatsten tijd nog wel herinneren zijn verklaring van onze Nederl. Geloofsbelijdenis. Door al dien arbeid deed hij zich kennen als een noeste werker, die handelt naar den regel wat gij doet, doet dat met al uw macht. Dan ook, als een dienaar des Woords, die ter harte nam Paulus' vermaning aan Timotheus „houd aan in 't lezen en verzuim de gave niet die in u is" en daarom, goed onderlegd in de Schriften gewaardeerde adviezen kon geven. Voorts als een rondborstig man, van wien men weet wat men aan hem heeft, en met wien het daarom gemakkelijk is saam te werken. En eindelijk als een principieel man, die, hoe ook bereid den

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1932 | | pagina 1