FEUILLETON. EVERT VAN DER WALLE. KERKNIEUWS, VERSPREIDING DER HEILIGE SCHRIFT. Bijbelbezit plaatst ons voor een dure bijbel roeping. Die bijbelroeping is kort en goedbijbel verspreiding. Als wij bedenken wat het boek der schoone waarheid en der ware schoonheid beteekent in het leven van den enkelen christen, in het leven van ons volk, op het Zendingsterrein en voor de gemeenschap der natiën, dan is er geen heer lijker roeping denkbaar dan het verspreiden van deze Heilige Schrift in haar geheel en in haar talrijke onderdeelen. Zoo alleen kan de aarde vol worden van de kennis des Heeren. Een heerlijke roeping Te heerlijker, omdat hier een arbeidsterrein ligt, waarop samenwerking tusschen verschil lende kerkelijke instituten mogelijkheid en wer kelijkheid is. De pluriformiteit der kerk laat zich niet loo chenen. Er is geloofsverdeeldheid. Er zijn leer verschillen. Maar desondanks zijn wij allen één in liefde voor de bijbelroeping der bijbelverspreiding. Aan deze liefde mogen onze broeders en zus ters te Middelburg weer uiting geven, wanneer a.s. Dinsdag, 20 September, langs de huizen ge collecteerd zal worden voor de Vereeniging tot verspreiding der Heilige Schrift. De helft der opbrengst komt ten goede aan onze Stadsevangelisatie der Geref. Kerk en aan die der Herv. Kerk. Wij bevelen deze collecte in de liefde van alle bijbelbezitters van harte aan. Dames, die gaarne willen helpen collecteeren, kunnen zich daartoe aanmelden bij br. P. Loof, Julianastraat 26. Middelburg. RINGNALDA. DAAROM De Hervormde Kerk is de ware kerk, zegt Dr. Kromsigt en „daarom komt in de Gerefor meerde Kerken de uitwendigheid al meer naar voren". Het daarom zal niet voor ieder duidelijk zijn. Voor mij is het dat ook niet. In den gedachtegang van Dr. Kromsigt heeft het zin. Omdat alleen de tucht ontbrak, of die tucht gebrekkig was, was de kerk een zieke kerk geworden en men mag zich evenmin van haar afscheiden als dat men een zieke moeder mag verlaten." De Gereformeerden in 1834 en 1886 hadden de ware kerk niet mogen verlaten. Haar tegen woordige uitwendigheid is straf op die schro melijke verwaarloozing van de zieke moeder straf op de zonde tegen het 5 gebod. Ik wil het beeld voortzetten, lettende op de geschiedenis. Laten we de historie spreken, dan blijkt dat het kind zijn uiterste best gedaan heeft om zijn zieke moeder te genezen. Het kind dat tot jaren van onderscheid gekomen was, had grondige studie van de medicijnen gemaakt in de school van den Grooten Geneesmeester. Dat kind is daarna liefdevol tot moeder ge komen en heeft gezegd Moeder uw ziekte is, dat ge van den leefregel zijt afgeweken, die U de Arts heeft voorgeschreven Uw ziekte is erg besmettelijk, U steekt heel 't huisgezin aan toe neem nu de medicijnen hier staan ze genoemd... Maar de fout van moeder was, dat ze bij haar ziekte ook zoo zeer aan zelfverblinding leed, dat zij haar zoon voor ziekelijk en overspannen en zichzelf voor redelijk gezond hield. Toen de zoon toch bleef volhouden, en op grond van het beproefde medicijnboek al drin gender pleitte op haar gezondmaking, was moe der zoo ziek niet of ze heeft zoonlief buiten de deur gezethem zelfs met slagen van 't erf gejaagd En, om bij de historie van 1834 nu maar te blijven, waar Dr. Kromsigt toch van „afgeschei denen" sprak, zelfs toen de goede bedoeling van den zoon door moeder zoo schandelijk werd miskend, heeft hij het erf niet verlaten voordat hij plechtig en in liefde verklaard had Moeder, ik kom terug, zoodra ge u weer stelt onder den gezonden leefregel. Ik weet, dan zult ge me zelfs weer graag terugroepen Dr. Kromsigt moet tegen door moeder uit de deur gezette kinderen, tegen door moeder zelfs bij den wereldlijken rechter aangeklaagde kin deren, tegen de door moeder van hun bezit be roofde kinderen niet gaan zeggenOmdat ge van uw zieke moeder weggeloopen zijt, daarom overkomt u nu dit kwaad. (VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING IN DE ZEVENTIENDE EEUW) DOOR H. KINGMANS XXXIV. Nieuwsgierig geworden, trad hij naderbij, om tot de verrassende ontdekking te komen, dat hij den schipper, die juist uit de kajuit gekomen was en op het dek stond te kijken, kende uit den tijd, jaren terug, toen hij vaak in Vlissingen kwam. Strak zag hij den schipper aan, die daardoor opmerkzaam werd en ook, zij het vaag, bewijs van herkenning gaf. ,,'k Heb je meer gezien, maat", riep hij. ,,Dat zal wel, schipper", lachte Jacob van der Walle. „In Vlissingen." „Wel, wis en drie. Nu weet ik het al. We hebben elkaar vroeger meer gesproken. Wacht even." Hij kwam onmiddellijk aan wal, en drukte den lichtwachter de hand en begon een praatje te maken. Dat viel niet mee, want de voorjaars- storm gierde langs de haven en zwiepte de gol ven van het onstuimige Dijkwater op. „Ga met mij mee naar huis, schipper", noodde Jacob van der Walle. „Over een paar uur moet ik pas naar den toren. Ik ben lichtwachter ge worden, moet je weten." Want dan doet men de historie te kort de diagnose wordt geheel valsch gesteld en men zou geneigd zijn te vragen „Zeg nu eens eer lijk, moeder Hebt gij in 1834 en 1886 zoo naar den eisch van moederlijke plicht en liefde tegen mij gedaan, als naar den eisch van mijn kinder lijken plicht en liefde ik tegen u deed Geef morgen aan den dag uw afscheid aan de oorzaak van uw ziekte, die ge opperbest ziet en waartegen ge uit het Medicijnboek het mid del kent, en we vallen elkaar weer in de armen." Neen, het „daarom" in het referaat van Dr. Kromsigt is met de historie in de hand geheel onverklaarbaar. ZOO DOOD ALS HET MAAR KAN. Dr. Kromsigt heeft het er de vorige week dik opgelegd in zijn debat op de Herv. Geref. pre dikantenvergadering. Dat de Hervormde Kerk de ware kerk is, staat voor hem als een paal boven water. Daarom komt in de Gereformeerde Kerken de uitwendig heid al meer naar voren en is het er zoo dood als het maar kan. Volgens het verslag had Dr. Kromsigt voor hij deze qualificatie van de Geref. Kerken gaf, gezegd, dat hij niet miskent de werking des Geestes in de afgescheiden kringen. Maar dat klopt toch niet Erkend wordt, er is daar werking des Geestes tegelijk wordt in één adem uitgesproken: het is daarom zoo dood als 't kan Wat zullen we tegen die doodverklaring in brengen Zeggen dat we leven We weten, dat on langs een doodverklaarde soldaat in Duitsch- land teruggekeerd, de grootste moeite had te bewijzen, dat hij niet dood was. Daarom zal het niet veel baten, van ons zelf te zeggen, dat we levend zijn. Maar laten we toch althans een teeken van leven geven. Roemende moge ik een oogenblik onwijs wor den en vragen Is het zoo dood als 't maar kan, wanneer wij in onzen gedrukten tijd onze Zendingsterreinen nog niet behoeven in te krimpen en de zware lasten zonder morren worden opgebracht Is een kerk dood, die voor haar eigen armen zorgt, zoo dat ze niet aan het openbare Arm bestuur vervallen Is een kerk dood, die de opleiding van haar eigen dienaren des Woords bekostigt Is een kerk dood, die week aan week en niet alleen op de dorpen honderden bij hon derden onder de bediening des Woords weet samen te brengen Is een kerk dood, die ondanks veel smaad zelfs van menschen als Dr. Kromsigt, die het belang der belijdenis voor de kerk bepleit, op grond van de belijdenis afgewezen heeft de po ging tot een leervrijheid, waarvan we in de in nerlijk verdeelde H. V. kerken na een paar jaar reeds de droeve resultaten aanschouwen Is een kerk dood, die maar niet doopt wat tot het Doophuis komt, maar met de lijn de;s Verbonds rekening houdt, al krijgt ze daar ook nog zoo veel moeite mee Is een kerk dood, die niet haar leden dwingt om eiken Zondag uit rechtzinnigen en onrecht- zinnigen dienst te avond of te morgen zelf een keuze te doen, zoodat kerkganger eigenlijk wordt dominees-ganger, maar die van haar predikanten eischt de zuivere verkondiging Is een kerk dood, waar in elk gezin minstens ééns in 't jaar het bezoek van den kerkeraad komt, om naar de vrucht van Woord en Sacrament te spreken Is een kerk dood, waarin nog vele ouden van dagen, getuigen op „deze waarheid" te willen sterven, vele kranken getuigen in „deze waar heid" troost te vinden, vele jongere menschen blijken naar „deze waarheid" te willen leven. Of bedoelt Dr. Kromsigt met zijn onvriende lijk woord alleen dat er op 't oogenblik niet veel „leven" gemaakt wordt Dat is ook zoo De arbeid onzer Gerefor meerde professoren aan de Verklaring des Bij bels die van onze missionaire dienaren op het Zendingsterrein de tractaatverspreiding en straatprediking onzer Evangelisatie de geregel de dienst des Woords en der Sacramenten ma ken niet veel leven. De oefening der tuchthet huisbezoek de jeugdarbeid, het toezicht op het Christelijk ge halte van het schoolonderwijs, het gaat alles niet met veel drukte gepaard. De tijd van Assen was drukker, ofschoon niet door de schuld van Assen, maar alles wat geen leven maakt is toch niet dood „Dat sla ik niet af", zei de schipper, die wel dra gezeten was in de kleine woning in de Hoofdpoortstraat en kennis maakte met moeder Van de Walle, die hij een stil, vreemd, nietig vrouwtje vond, heel geen schippersvrouw. In den loop van het gesprek, toen hij iets had vernomen van de historie der laatste jaren, ging hij er anders over denken en werd hij met medelijden vervuld daar leed een moeder onder het wangedrag van haar jongen, die vóór vier jaren vertrokken was en niets meer van zich had laten hooren Het werd een lang gesprek. En wat de vis- schers van Zierikzee bij den kotter niet hadden vernomen, hoorde Jacob van der Walle van den schipper, die een niet opgewekt verhaal deed, maar dat zóó ten gehoore bracht, dat niet alleen de lichtwachter, maar ook zijn vrouw, veel duidelijk werd. Het waren zorgelijke tijden, er ging niets van af. Het was wel zoo goed, als zeker, dat een oorlog met Engeland op uitbreken stond. 't Was Engeland; 't was alleen Engeland... Daar was de Koning gevangen genomen en ge dood, bizonderheden wist de schipper van den kotter niet te vertellen. Die Koning had niet goed geregeerd. Het volk was in opstand ge komen. Engeland was een Republiek geworden f en Cromwell was de Protector, „zooiets als bij I ons", zei de schipper, „de Raadpensionaris, maar dan een beetje machtiger". En toen was er naijver gekomen tegen de Republiek der zeven vereenigde Nederlanden. De handel was daar zoo machtig. En de scheep vaart zoo talrijk. Dat mocht toch eigenlijk niet. Of we dan niet te klagen hebben Of we zelf den tegenwoordigen staat van ons Gerefor meerd kerkelijk leven onvoorwaardelijk roemen? In geenen deele. Elke kansel op eiken Zondag laat anderen toon vernemen. Maar zelfs die klacht bewijst, dat Dr.'Kromsigt een te onvrien delijk oordeel uitsprak. NIET GEHEEL^ ONGODSDIENSTIG. Het is opmerkelijk, hoeveel menschen er nog altoos „een beetje godsdienstig" zijn. Naar de kerk zijn ze al in jaren niet geweest; hun kinderen laten ze niet doopen bidden en danken bij de maaltijden doen ze niet. Maar wanneer ge de conclusie zoudt trekken: Dus U bent niet religieus U hebt met God en Zijn dienst bondig afgerekend, dan zouden ze LI verontwaardigd aanzien. „Maar, zóó is 't gelukkig nietIk mag zoo nu en dan graag een radiopreek hooren. Ik lees ook wel eens een stukje in den Bijbel in moei lijke omstandigheden bid ik nog wel 'k ver wacht het volstrekt niet alles van menschen." Wat moet men van zulke niet geheel ongods- dienstigen zeggen Of liever wat moet men tegen hen zeggen Moet men ze prijzen zal men ze laken In ieder geval hebben ze een opwekking noodig. Niet geheel ongodsdienstig is hetzelfde als niet geheel godsdienstig. En als godsdienst beteekent„Den Heere liefhebben", dan wil het dus zeggen Ze houden niet heel erg van Hem. Doch dat is tegen den eisch, dien Hij stelt, dat we Hem liefhebben moeten met ons geheele hart. Wanneer godsdienst beteekent„Vragen, wat Hij wil, en leven naar Zijn gebod", dan loopen deze „niet-geheel-ongodsdienstigen" ge vaar om God „pro memorie" uit te trekken, en verder het heele program van hun leven zelf te bepalen. We mogen meenen, dat we met zulk een niet- algeheele-ongodsdienstigheid Gode een dienst bewijzen, de Schrift zegt, dat de hooge God er niet mee gediend is. De lauwen staan Hem tegen Neemt uw bruidegom er genoegen mee, wan neer zijn bruid niet gehéél onverschillig jegens hem is Vinden ouders het aangenaam wanneer vol wassen kinderen hen nu ja niet geheel links laten liggen Waar brengt ons die niet-algeheele-ongods- dienstigheid De rijke jongeling was het ook, maar hij gaat op den duur van Jezus weg En Herodes was niet geheel ongodsdienstig, hij hoorde Johannes den Dooper gaarne, maar op den duur offerde hij hem op En Pilatus was niet geheel ongodsdienstig, hij kwam onder den indruk van Jezus' woord en levenmaar hij laat Jezus kruisigen Niet geheel ongodsdienstig Dat kan in en kele gevallen 't begin zijn van een toegewijd leven, zooals de morgenschemering vol is van belofte voor een klaren, zonnigen dag. Het kan echter ook 't slot zijn van een gods dienstig leven in 't geslacht het nagloren van een religie, die van grootouders op ouders over ging, en die nu bij de kinderen gereed staat ge heel te verdwijnen. Dan is het avondschemering, die den nacht voorspelt. God zij zulken hoe velen zijn er van die lauwen ook binnen zijn kerkniet-geheel- godsdienstigen genadig, want ze zijn van het niet-geheel reeds ver op weg naar het in 't geheel-niet. Zaandam. v. DIJK. TWEETAL TE UlrumU. Elgersma te Haamstede. E. N. van Loo te Wons. Charlois (vac.-J. Wijminga): J. de Waard te Rijnsburg. N. Willemse te Hoofddorp. BEROEPEN TE Kralingscheveer (Rotterdam): Cand. J. Kapteijn te Den Haag. Roden Cand. H. Vogel te Zwolle. Engeland moest ook machtig worden. Het verstandigst vond men het in Engeland, dat de twee Republieken een verbond met el kaar sloten. „Maar dat moet niet, maat. Ik moet van den tegenwoordigen regeeringsvorm niet veel heb ben, maar ik geef de Regenten gelijk, dat zij daarvoor niets voelen", zei de schipper. „Want dan kun je er verzekerd van zijn, dat Engeland de leiding neemt en wij weg zijn." Natuurlijk was men in Engeland woedend ge worden over de houding van de Republiek, spe ciaal van Holland. En dat had tot gevolg gehad, dat de Acte van Navigatie door Engeland was uitgevaardigd. Ja, daar had Jacob van der Walle wel eens van gehoord, maar, eerlijk gezegd, hij wist niet precies, wat die nu eigenlijk beteekende. „Dat is niet zoo onbegrijpelijk, maat", meende de schipper van den snelvarenden Vlaarding- schen kotter. „Die bepaling komt eenvoudig hierop neer, dat wat uit onze koloniën, uit de Indiën, in Engeland komt, daar alleen mag wor den ingevoerd door Engelsche schepen. Dan zijn er nog wel andere bepalingen, maar dat is de voornaamste. En nu begrijp je het verder wel." Inderdaad begreep de lichtwachter het. Het was er alleen om te doen, onzen handel te nek ken. Want zoo goed als alleen Nederlandsche schepen brachten waren uit de Indiën in Enge land. En dat was nu verboden. En zoo waren de zorgelijke tijden gekomen. Engeland had het spel gewonnen de bloeiende handel der Republiek ging aan het kwijnen en dat had natuurlijkerwijs tot gevolg, dat heel het Ds. L. Bouma, Middelburg's emeritus predikant, hoopt 12 November dezes jaars zijn vijftigjarige ambtsbediening te herdenken. Achtereenvolgens diende Z.Eerw. de kerken van Driesum, Terneuzen, Emlichheim, Middel burg en de laatste 7 jaren als emeritus de kerk van Hijum. Naar we vernemen hoopt hij na dit jubileum rust te gaan nemen. Ds. C. Vonk nam afscheid van de Geref. Kerk van Baarland om te vertrekken naar Schie dam en hield een predikatie over Efeze 3 20 en 21, sprekende over 't thema: „Gode boven alles de eere", daarbij werpend: 1. een blik te rug, 2. een blik vooruit, en 3. een blik omhoog. Hierna volgden toespraken van br. D. de Leeuw namens Kerkeraad en Gemeente, en door Ds. W. H. van der Vegt, van Goes, namens de Classis Goes. Ds. Vonk richtte daarna nog woorden van dank tot deze sprekers alsook tot Burgemeester en Wethouders van Baarland voor hun aanwezigheid. Ds. A. van de Weg, van Ottoland, werd Zondag j.l. bevestigd als predikant der Geref. Kerk te Oudewater door Ds. W. J. Smidt, van Waddinxveen, die 1 Tim. 3:15 tot tekst had en over het karakter en de taak der Gemeente sprak. In den avonddienst deed Ds. van de Weg intrede met een predikatie over 2 Cor. 4 7. Naar de bladen melden, heeft Ds. C. W. J. van Lummel te Zuidland het plan emeritaat aan te vragen tegen 1 Januari 1933 na 45-jarige ambtsbediening. Als spreker voor school en po litiek is deze predikant ook nog wel velen in Zeeland bekend. Vacature-Legerpredikant. Deputaten van de Generale Synode der Gere formeerde Kerken, belast met de behartiging van de geestelijke behoeften van onze militairen. Aan de Kerken en aan de Dienaren des Woords, die zich voor de vacature van leger- predikant opgaven, moeten Deputaten b.g. tot hun leedwezen berichten, dat onderstaand schrij ven van Z. E. den Minister van Defensie is ingekomen „In aanmerking genomen de bezuinigings maatregelen, welke door den toestand van ,,'s Lands financiën worden geboden en „welke zeer waarschijnlijk zullen leiden tot „een reorganisatie van de weermacht en, in „verband daarmede, tot een reorganisatie „van het instituut der geestelijke verzorging, „acht ik het voorhands niet gewenscht, tot „de benoeming van een legerpredikant in de „vacature-Ds. F. G. Petersen, over te gaan. „Mitsdien moge ik Uw College verzoeken, „met het indienen van een voordracht te „wachten tot ik U nader zal hebben be- „richt". De Minister van Defensie, Voor den Minister, De Secretaris-Generaal, w.g. C. P. van Ginkel. Deputaten voornoemd, A. H. VAN MINNEN, Praeses. T. J. HAGEN, Scriba. Ds. J. Gispen van Groningen schrijft in de Bazuin, dat hij de beslissing van den Minis ter van Defensie in de vacature van den Gere formeerden legerpredikant geen onoverkome lijke ramp voor onze militairen acht. Wij lezen in zijn brief o.m. „Als onze kerkeraden in de garnizoenskerken hun roeping tegenover de Gereformeerde mili tairen nu getrouw blijven vervullen, zal het on vervuld blijven van de vacature voor onze jon gens niet zulke schrikkelijke gevolgen hebben. Te betreuren is echter wel, dat in het Instituut geen invloed kan geoefend door een lid, dat ook daar opkomt voor de zuivere Gereformeerde beginselen. In deze dagen van bezuiniging is het wel jam mer, dat de Minister niet dadelijk voornemens is geweest deze vacature onvervuld te laten. De onkosten door de Deputaten gemaakt, zou den dan aan onze Kerken bespaard gebleven zijn. En aan de Deputaten zou heel wat ver- geefsche arbeid uitgespaard zijn. Dan ging het in vorige eeuwen toch heel wat anders toe met den geestelijken arbeid in ons leger. Onlangs viel mijn oog op een artikel in de „N. R. Ct." getiteld De taak van een pre dikant te velde in 1793. Te Goes werd een bui volk, ook de visschers, het bemerken gingen. Er werd veel minder verdiend. Er was geen koophandel. Voor het grootste deel leefde de bevolking van den handel en de scheepvaart ende schepen waren opgelegd. „En we zijn er nog niet, maat", merkte de schipper op. „Ik vertel niets van mijn werk. Ik ben koerier te water van de Staten van Holland en al weet ik lang niet alles natuurlijk, zoo het een en ander verneem ik wel, dat een ander niet hoort. Ik vertel er evenwel niets van. Alleen kan ik je wel de verzekering geven, dat er in Engeland een machtige partij is, die met alle geweld oorlog met ons maken wil. En dan ziet het er gek uit." „Rekenen de Heeren in Den Haag op oorlog?" vroeg Jacob van der Walle. „Natuurlijk, man. Dacht je, dat ik voor niets naar de Staten van Zeeland gezonden ben met geheime papieren En dat ik voor niets met geheime stukken terug moet Ik alleen weet, waar die stukken geborgen zijn, want ze zijn van groote waarde. Het was een ongeluk, dat die storm kwam opzetten en ik moest binnen- loopen. Maar daar is niets aan te doen." „Dus oorlog is onvermijdelijk?" „We moeten op oorlog met Engeland reke nen", zei de schipper met nadruk. „De Staten van Holland houden er rekening mede. De vloot wordt uitgerust. Admiraal Tromp is benoemd tot opperbevelhebber. Hij vertrekt volgende week met de vloot uit het Vlie, om onze koopvaardij schepen te begeleiden. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1932 | | pagina 2