FEUILLETON, EVERT VAN DER WALLE. KERKNIEUWS. kennen, is goed bij. Redactioneel gedeelte en uitgave worden goed verzorgd, maar bovenal dit dagblad verdedigt de ons dierbare beginselen. Ook in onzen kring zijn nog te veel menschen, die zich met neutrale bladen tevreden stellen. Dit mag niet. Mocht het vroeger niet, in onzen tijd zeker niet. Waar de Persvereeniging het nu wil mogelijk maken, het blad voor minder te lezen en het alzoo gemakkelijker in meerdere handen kan komen, hopen wij, dat in heel Zeeland dit dag blad, de huisvriend worde, opdat er een nog grootere uitbreiding volge en zoo noodig de abonnementsprijs nog meer kan worden verlaagd. Bedenkt bovenal gij steunt de Christelijke pers. M. SCHEELE. ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 7. Hoe ontzettend, hoe vreeselijk, hoe onuitsprekelijk Drie geweldige woorden Zeker geschikt, om gebruikt te worden ten opzichte van velerlei ont roerende en schokkende gebeurtenissen op het wereldtooneelMaar als ge nu gaat denken om onze gereformeerde huisgezinnen en dan nog wel in verband met het heilig Woord onzes Gods, dan laat ge die geweldige woorden toch wél heel spoedig los Wacht nog even. En als ge dan in uw Bijbel opslaat Mattheiis 26, het 38e vers, dan leest ge daar het aandoen lijk woord van uw Heiland „Mijne ziel is ge heel bedroefd tot den dood toe". Laat daar uw ziel eens even bij stil staan peinzend, aandachtig, biddend. En dan kunt ge het niet doorgronden en doorvoelendat kon alleen uw Heiland. Maar dan komt ge toch wel onder de indruk van minstens drie dingen. Ge ontdekt er iets van, hoe ontzettend wel de toorn van God moest zijn over de zondeEn in uw ziel schrijnt het, hoe vreeselijk toch wel die zonde moet zijn Maar ook juicht het in uw binnenste hoe onuitsprekelijk is dan toch de rijkdom der genade Gods, in de weg der ver lossing geopenbaard Welnu, draag dat uit in uw gezin, in de kring van de uwen. Of dat noodig is Gelooft ge niet, dat er soms in onze gezinnen van die zonden kunnen werken, stil en bedekte- lijk, voor de buitenwacht niet waarneembaar, die erger zijn dan men wel weten wil En dat gaat dan zoo maar door, dagen, weken, maan den, jaren. Tot men er aan gewoon raakt, er weinig meer aan denkt, ze niet zoo erg meer vindt. En dan is het goed voor vader, voor moeder, voor de kinderen, eens afzonderlijk te denken aan en stil te staan bij een Woord der Schrift, gelijk het daareven aangehaalde. Daar zijn geen „kleine" zonden Die dan wel een beetje vergeeflijk zouden zijn. Elke zonde is erg, is vreeselijk Ja, vreeselijk Omdat elke zonde is ongehoorzaamheid aan en een bedroe ven van God En daarom moet Zijn toorn en Zijn straf over de zonde zoo ontzettend zijn. Zie dat in Gethsemané en hoor dat in Jezus' klagelijk kermen. Dat moeten we elkander zeg gen in onze gezinnen, met een bevend en be droefd hart. Gods hand drukte zoo ontzettend zwaar op den Borg, omdat de zonde, die Hij op Zich had genomen, zoo vreeselijk in de oogen des Heeren is. Neen, daar zijn geen „kleine" zonden, ook al weten de menschen buiten ons gezin dat zoo niet. God weet hetEn Diens toorn is ontzet tend, omdat de zonde zoo vreeselijk is „Zijt heilig, want Ik ben heilig Maar daar is ook een onuitsprekelijke groot heid van verlossende liefde, èn bij den Vader èn bij den Zoon, door de genade des Geestes toe te passen in onze harten En dat mag een jubel der vertroosting ontlokken aan onze har ten. Dat mogen we elkaar ook voorhouden Wat een heerlijkheid Moet ge niet toestemmen, dat de toon in onze gezinnen zooveel hooger zou zijn en de sfeer zooveel heerlijker en rijker, als we meer in over eenstemming met deze waarheid leefden Ons praktische leven moet veel meer daarvan door drongen zijn. Dat is de eisch des Heeren dat is ook Zijn genade Klein en schuldig in onszelvendat zullen we moeten zijn en blijven. Kinderen en ouders ouders en kinderen. Maar ons leven moet staan in het teeken der wederliefde tot onzen gemeen- schappelijken Heiland Hem ter eere Van W. te W. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, September 1932. Onlangs trof me in een aflevering van het „Christelijk Vrouwenleven" een stukje over 't overdreven rooken, vooral van sigaretten. De schrijfster was op reis en zag hoe in den trein een handelsman 'n serie sportkaartjes voor den dag haalde reclame voor een soort sigaretten. Hij snoefde800 in vier dagen verdiend met foto's en bijschriften 'k Ga met mijn vrouw 14 dagen naar Parijs voor rekening van de fir ma, plaatjes maken in het Louvre. Weet je hoeveel plaatjes er weggaan in drie weken De anderen raadden. Neen, anderhalf millioen. Anderhalf millioen pakjes sigaretten van één merk verkocht in drie weken Inderdaadhet overdadig rooken wordt een volkszonde evenals het misbruik van sterken drank. Dr. Kraan heeft over het rooken een paar mooie artikelen geschreven in „De Reformatie", en er op gewezen, dat de eisch der matigheid ook voor het rooken geldt. Een Christen mag geen slaaf van het rooken wezen. In veel gezinnen wordt weinig geld verdiend, evenwel 't rooken wordt niet verminderd en zelfs broekjes (vergun me 't minder parlemen taire woord) van tien jaar (en ook wel jonger) ziet men tegenwoordig met een sigaret in den mond. Menig leider op de knapenvergadering heeft moeite om het verbod van 't rooken te hand haven, en daar komen toch jongens van pas 12 jaar. Een poosje geleden had 'k gelegenheid een opgeschoten jongen na te gaan, die in korten tijd achter elkaar tien sigaretten oprookte. Natuurlijk gun 'k ieder z'n sigaartje of pijpje. Maar de ouders mogen toch wel toezien, dat hun kinderen niet aan 't rooken verslaafd raken en beneveld worden in hun denkkracht. Ook de ouderen zijn op dit gebied dikwijls onbeleefd, en 'k zal heusch het gilde van de dominees niet uitsluiten. Dr. Kraan schreef zoo waaral rookende (dus al genietende) zet een dominé met zijn ouderlingen een lid onder censuur. Wat wordt er vaak straf gerooktop begrafenissen. Hoe dikwijls hoort men 't van zusters in de gemeente we zouden graag op die vergadering willen komen, maar er wordt zoo sterk gerookt. De tijden zijn wel veranderd. In vroeger eeuwen is er een felle strijd ge voerd over 't al of niet rooken, en regende het brochures, spot- en hekelschriften. In 1648 vaardigde Paus Urbanus VIII een bul uit tegen het rooken. In de kerken behoorde men althans het rooken en snuiven te laten. De rookers zegt deze bul besmetten het kerk gebouw, bezoedelen de kerkgewaden, ergeren hun medegeloovigen. Zooals bekend is gaf Engeland's koning Ja cobus I een boek uit getiteld Miso-Kapnos (Rook-hater). Hij bedreigt de rookers met schrikkelijke straffen. „Indien gij blijft rooken zult gij de goddelijke wrake ondervinden, uw gezondheid schaden, uw beurs ruïneeren,de natie in de oogen uwer medeburgers en in die der vreemdelingen onteeren." De tabak werd als vergif beschouwd, geschikt voor menschen, die zelfmoord wilden plegen. Een Zwitsersch predikant meende, dat de monden der rookers schoorsteenen van de hel waren. Synodes en classes spraken hun strenge afkeuring over de „toebackers" uit, en als men belijdenis deed moest de belofte afgelegd wor den ,,'t fenynige cruyt toeback, een werk ende inventie des satans, te vlieden als een pestlucht". Interessante bizonderheden over dezen strijd staan te lezen in het artikel „rooken" in de Chr. Encyclopaedic van Kok. „Zoo was" zegt Dr. Rullmann „er hier te lande in de zeventiende eeuw bijna geen zan ger, die de tabak in zijn gedichten niet hemel- ONZE GESCHIEDENIS. De Vrijmaking der kerk voortgezet. XXVII. Voor Kerkherstel bleef men doorwerken van orthodoxe zijde, maar welke pogingen men ook aanwendde, telkens bleek, dat men het in dezen niet eens was; de Gereformeerde richting bleef altijd alleen staan men durfde de consequen ties niet aan. In Amsterdam echter vereenigden zich enkele broeders, om, bij eventueele moei lijkheden inzake de attesten, paraat te zijn. Op deze wijze kreeg men een kring van gemeente leden, waarop gerekend kon worden en welke getoond heeft in de later komende geschillen, niet te vreezen voor welke macht dan ook. Christus Koning in de Kerk was hun levensbe ginsel. Het voortdurend roepen om kerkherstel en de geweldige strijd der onderscheidene rich tingen deed de Synode van 1873 ingrijpen. Zij benoemde een commissie van 9 leden om een ontwerp voor te bereiden, waardoor elk der onderscheidene richtingen tot haar recht kon komen en de eenheid der kerk tevens werd be waard, terwijl ook door de commissie onder zocht zou worden de mogelijkheid van het te gemoetkomen aan de bezwaren ingebracht tegen het kerkbestuur. Men zocht dus naar een modus vivendi. Het was zeer te betreuren, dat in die commissie, de Gereformeerde richting niet was vertegenwoordigd. Dr. Kuyper de leider van de Gereformeerden in de Hervormde kerk, werd voorbijgegaan. Waar deze zeer partijdige samen gestelde commissie bestond uit vogels van di verse pluimage, liet het zich verstaan, dat het rapport niet eensluidend was. De modernen wil den splitsing de midden partij vroeg evenredige vertegenwoordiging en de confessioneele partij hield vast aan het belijdend karakter der kerk. Deze poging liep echter op niets uit, gesteld nog dat de Synode er voor te vinden was ge weest, in de gemeenten was er geen meerderheid voor te krijgen. Het voorstel tot splitsing werd ook in den kerkeraad van Amsterdam behandeld, maar zulk een oplossing van de kerkelijke vraag stukken kon tenslotte ook den Gereformeerden niet bevredigen. Hoewel het scheen, dat het licht nooit zou dagen, toch kwam het beginsel steeds sterker op den voorgrond. De Gereformeerden gingen voelen, dat het beter was alleen te gaan staan en dat in hun isolement hun kracht lag. Door hun medebroeders, die zich schaarden bij ethi sche of confessioneele richting werden zij meer bemoeilijkt dan gesteund. Een uitnemende pleit bezorger in dezen is geweest Ds. Doedes, te Velzen. Van zijn hand verscheen Wijziging der gedragslijn op kerkelijk gebied. In scherpe bewoordingen veroordeelde hij de synodale or ganisatie van 1816 achtte het noodzakelijk ge scheiden op te trekken en gaf het advies om op geen enkele wijze mede te werken aan de ver kiezing van leden der kerkelijke besturen en zelfs geen classikale vergaderingen meer bij te wonen. Een orthodoxe synode vond hij een on ding, daaruit zou men kunnen concludeeren, dat, als deze er was, de zaak gezond was, maar dan was de kerk nog niet vrijgemaakt. En daar ging het om. Dit geschrift vond zeer veel ingang. Dr. Kuyper, die in die dagen zitting had genomen in de Tweede Kamer, viel den schrijver bij en zag in hem op kerkelijk gebied zijn opvolger, die in Amsterdam de leiding zou kunnen geven. Aan vankelijk scheen dit alzoo te zijn Ds. Doedes werd in Amsterdam beroepen, hij nam het be roep aan, maar voor dat hij aldaar zijn intrede deed, werd hij door den Heere weggenomen. Gods weg ging in het heiligdom. Veler hoop werd den bodem ingeslagen door dit zware ver lies, nog sterker, ook Dr. Kuyper kon zich niet langer meer geven aan de verdediging van wat hem lief en dierbaar was hij moest rust nemen. En toch, wat bij den menschen onmogelijk was, was mogelijk bij God, op zijn tijd zou Hij nieuwe krachten geven en leiders schenken. „DE ZEEUW." De lezers en lezeressen zullen enkele malen in de Kerkbode een advertentie vinden, behel zende de mededeeling, dat de abonnementsprijs van ons A. R. dagblad „De Zeeuw" is verlaagd. Met genoegen zullen velen daarvan kennis nemen. Het kan niet anders tengevolge hebben, dan dat de lezerskring grooter wordt. „De Zeeuw", dit moet vriend en vijand er- (VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING IN DE ZEVENTIENDE EEUW) DOOR H. KINGMANS HOOFDSTUK XI. Oorlog. Dat was een gebeurtenis in Zierikzeeeen snelvarende boot, afkomstig uit Vlaardingen, viel op zekeren dag, het was in het voorjaar van 1652, de haven binnen, 't Was niet de be doeling van den schipper geweest, om te have nen. Hij kwam van Middelburg, waar hij den griffier van de Staten van Zeeland brieven had gebracht van de Staten Generaal in Den Haag. En met brieven moest hij naar Hoek van Hol land terugkeeren, om vandaar per vlugste ge legenheid naar Den Haag te reizen. Maar er was in den vroegen namiddag een geweldige voorjaarsstorm komen opzetten, die het hem raadzamer toedacht, den nacht in de haven van Zierikzee door te brengen. Het was Vrijdag. De visschers waren binnen. En de boot uit Vlaardingen, een snelzeilende kotter, die dienst deed als depêcheboot van de vloot, had veel bekijks. En niet alleen bekijks. Men hoopte tijdingen te vernemen. Op de Oosterschelde kwam men weinig of niets te weten. Die lui uit Holland wisten misschien meer. En zeker deze schepe lingen. Want weldra lekte het uit, dat men te doen had met een boodschapper van de Heeren in Den Haag. Dus polste men de bemanning eens. Maar die vertelde geen zier nieuws. Als hun een perti nente vraag gesteld werd, haalden zij de schou ders op. Zij deelden alleen mede, dat er geruch ten over oorlog waren. Met Engeland nog wel. Maar misschien liep het nog los. Nu, dat was geen nieuws voor de visschers van Zierikzee. Zij wilden juist weten, of de oorlog al uitgebroken was of dat deze nog voor komen worden kon. Het waren zorgelijke tijden. Toen, nu vier jaar geleden, de vrede van Mun ster gesloten werd, was er alom groote vreugde geweest. Door het geheele land hadden de teer tonnen gebrand. Zeeland was niet achtergeble ven. En natuurlijk had ook de aloude stad Zie rikzee in de vreugde gedeeld. Het was vreugde en nog eens vreugde na dien bangen strijd van tachtig lange jaren, die, onder de Oranjes, een vrije, onafhankelijke republiek had gebracht. Niet in de verste verte hadden de visschers van Zierikzee, deelend in de algemeene vreugde, kunnen vermoeden, dat er binnen enkele jaren een tijd zou aanbreken, waarin men snakken zou naar de laatste jaren van dien tachtigajrigen krijg, toen alles in het land groeide en bloeide en Frederik Hendrik nog Stadhouder was. Nu vijf jaar geleden, even vóór de vrede van Munster geteekend werd, was de „Stedendwin ger" of „Mooi Heintje", zooals de volksmond den Stadhouder betitelde, gestorven en zijn zoon, Stadhouder Willem II, was hem opgevolgd. Maar de Heeren Regenten, voornamelijk die van Holland, zagen liever geen Stadhouder meer. Zij vergaten, zooals de visschers van Zierikzee, als zij er over spraken, zich uitdrukten, wat de Oranjes voor de Republiek geweest waren en gedaan hadden. Er kwam onderling groote ruzie en geharre war. Zoo nu en dan werden de visschers van Zierikzee er wat van gewaar, al was het niet tot in de kleinste bizonderheden. Natuurlijk zij waren er visschers en Zeeu wen voorstonden zij aan den kant van Oranje, maar zij hadden niets in te brengen en moesten prijzen, wat de Heeren wezen. Toen, het was nu weer al ongeveer twee jaar geleden, in November 1650, ging voor velen de treurmare door het land, dat Stadhouder Wil lem II in Gelderland door de pokken was aan getast en eenige dagen later in Den Haag was overleden. Anderen waren blijde geweest met den dood van den Stadhouder. Meester Maartensz had op school verteld, dat er in Amsterdam in het kerkezakje een gift was gevonden met een punt dichtje er bij, luidende„De Prins is dood; mijn gaaf vergrootgeen blijder maer in tach tig jaer". Trillend van verontwaardiging had meester Maartensz het meegedeeld. En de jongens en meisjes hadden het thuis verteld. De visschers waren niet best te spreken over dien hoon, Oranje aangedaan. Maar wat konden zij er aan doen De Regenten hadden nu vrij spel. Zij zouden hun macht wel gaan toonen. En de visschers in Zierikzee en elders in Zeeland vonden het een hoog verhief of diep verachtte. Predikanten, die smaak in een pijpje hadden, rookten dit in een verborgen kamertje om geen ergernis te wek ken. Langzamerhand echter veranderde ook dit. In de keuken, het salet, in consistoriën en das sen, zelfs op de wandeling, gebeft, gepruikt en gemanteld, in kamerjapon en preekrok, zag men predikanten met de lange pijp. Zonder pijp kon den ze niet studeeren, en hoe meer pijpen ze rookten, hoe beter de studie vlotte." Er zijn nu weinig Christenen meer, die het rooken op zichzelf als iets verkeerds zullen be schouwen. Maar laten de ouders hun kinderen 't rooken toch niet te vroeg toestaan Ook moet tegen het geldvermorsen van de oudere kinderen gewaarschuwd worden. Om maar niet te noemen het schadelijke voor de gezondheid. Voorts laten wij zelf matig zijn in alle din gen, ook in 't rooken. Hoe dikwijls hoor 'k nog christenmenschen zeggen „de dokter heeft me 't rooken verboden maar ik kan 't niet laten". En „die en die was een stugge rooker, terwijl hij toch 80 jaar ge worden is". Of„ik ben nu eenmaal aan 't roo ken verslaafd". 't Behoeft toch geen betoog, dat dit slaaf-zijn beslist zonde voor God is. Met een woord van den Rostockschen pro fessor Martius wil 'k eindigen. Hij sprak op een congres„Een normaal mensch, met een goede gezondheid, die meer drinkt, dan hij verdragen kan, is er beter aan toe dan een geheel-onthouder, die den geheelen dag sigaretten rookt. A. B. W. M. KOK. TWEETAL TE Weesp J. Overduin te Sleen. G. Smeenk te Blokzijl. BEROEPEN TE Oudega(Wymbr.)Cand. C. Bos te Leeuwarden Wilnis Dr. F. L. Bos, Cand. te Uithuizen. AANGENOMEN NAAR Nijmegen: A. J. Boss te Mariënberg (Ov.). Waardhuizen Cand. K. Bokma te Bolsward. Zondag 4 September 1932 nam Ds. F. Staal Pzn. afscheid van de Geref. Kerk van Colijnsplaat wegens eervol verkregen emeritaat. Het kerkgebouw was vol en de opgekomen schare uit Colijnsplaat en de andere dorpen van Noord-Beveland heeft met aandacht geluisterd naar het diep ernstige woord van Ds. Staal. Hij preekte over 2 Corinthe 2: 1416, wijzende op den triumf van het Evangelie. Kostelijk kwam uitGode alleen de eere na 41-jarigen dienst in 's Heeren wijngaard. Na de prediking sprak Ds. Staal tot allen, met wie hij gewerkt had en ook in het bijzonder tot de jeugd der gemeente en de gemeente zelf. Mooi was het woord van den broeder ouder ling, die namens kerkeraad en gemeente een woord van warmen dank sprak voor al den verrichten arbeid en hooren liet, dat de gemeente nog steeds met evenveel genoegen de prediking beluisterde, als toen Ds. Staal te Colijnsplaat kwam. Ds. van den Ende sprak namens de Classis Zierikzee, vertolkende welke plaats Ds. Staal in haar midden ingenomen had, waarbij ook nog werd gevoegd een persoonlijk woord als vriend. Voor al den arbeid verricht in Zeeland als de- putaat voor Art. 11, 19 en 49 en in het bijzon der voor zijn bezielenden arbeid in het Zendings werk bracht Ds. A. Scheele van Kapelle-Bieze- linge hem dank, verder Ds. Staal en de zijnen namens Gereformeerd Zeeland toewenschende den rijken zegen Gods. Ds. Staal blijft D.V. tot voorjaar te Colijns plaat wonen. Op de 7 September 1932 gehouden ver gadering van de Classis Tholen is eervol eme ritaat verleend aan Ds. A. Andree, predikant bij de Geref. Kerk van Krabbendijke. Ds. An dree had gehoopt te kunnen blijven dienen tot 4 December 1932, den datum waarop hij juist 40 jaren in het ambt zou werkzaam zijn. Op medisch advies zal hij begin October a.s. zijn werk neerleggen en onze provincie verlaten. Als zijne krachten het toelaten hoopt hij D.V. nationaal ongeluk, dat er geen Oranje in het land was, die den overleden Stadhouder kon opvolgen. Ja, er was wel een klein Prinsje, maar die was vijf dagen na den dood van zijn vader geboren, dus thans nog geen twee jaar. Die kon niet regeeren, zelfs al werd hij Stadhouder. En daar was niet eens sprake van. De Re genten van Holland verkozen zonder Stadhouder te regeeren. En omdat zij de machtigen waren, wisten zij de Staten van Zeeland, Utrecht, Gel derland en Overijssel te bewegen, geen Stad houder meer aan te stellen. Zij zouden wel re geeren. En nu zou er eerst eens een goede tijd aanbreken. Het volk lachter er wat om. Die goede tijd. De tijd leek in de verste verte niet op den vroegeren. Het waren zorgelijke tijden, terwijl de onrust nog vermeerderde, toen er steeds hard nekkiger wordende geruchten van een aanstaan den oorlog met Engeland liepen... Het was dus geen wonder, dat de visschers en ook vele burgers van Zierikzee te hoop lie pen naar den snelvarenden kotter uit Vlaardin gen, wiens bemanning, komend uit Holland, al licht wat meer wist te vertellen. Maar groot was de teleurstelling, toen men door hen geen zier wijzer werd gemaakt. Dus taande al spoedig de belangstelling voor den kotter en waren er slechts eenige visschers meer aanwezig, toen Jacob van der Walle, alvorens naar den lichttoren te gaan hij was nu al vier jaren lichtwachter, waar bleef de tijd op de haven een kijkje nemen ging en het vreemde schip gewaar werd. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1932 | | pagina 2