ZENDINGSRAPPORT. KERKNIEUWS. OFFICIEELE BERICHTEN. FEUILLETON. EVERT VAN DER WALLE. (Slot) Over de finantiën. In tegenstelling met 1930 hebben de inkomsten zoowel voor de Hoofddienst als voor de Medische dienst de uitgaven overtroffen en zijn onze verwachtingen dienaangaande in het vorig overzicht niet beschaamd. De inkomsten van de Hoofd- en Schooldienst bedroegen 31.313,673^, de uitgaven 30.774,68, zoodat een voordeelig saldo ontstond van 538,993^, hetwelk te verminderen is met het nadeelig saldo 1930 ad 188,11 en dus 350,88^ wordt. Echter hebben in Indië de uitgaven de inkomsten overtroffen met 2.540,853^, tengevolge van de bezuinigingspolitiek der Indische Re geering, welke o.m. schrapping van tal van subsidies voor het onderwijs omvat. Doordat het pensioenfonds vrijkomt, tengevolge van een andere regeling voor de pensioenen, kon het tekort daarmede gedekt worden. Ten einde in 1932 de uitgaven met de inkomsten in overeenstemming te brengen, zal helaas op de uitgaven voor den Schooldienst sterk bezuinigd moeten worden, vrijwel zeker gepaard gaande met opheffing van verschillende scholen. Opdat de arbeid, ook door den Schooldienst, zoo goed mogelijk zou kunnen worden voortgezet, besloten allen, die in den Zendingsdienst werkzaam zijn en een salaris hebben boven de 600 per jaar en voor wie geen subsidie gegeven wordt, vrijwillig 10% van hun salaris te laten vallen. Wanneer men daarbij bedenkt, dat voor velen dit jaar de belasting en de crisisheffing, die er zal plaats hebben meer dan het dubbele bedraagt van wat het vorig jaar moest worden betaald, blijkt daaruit dat de algemeene malaise ook voor de Zendingsarbeiders haar lasten meebrengt. De bijdragen, die volgens de begrooting van de kerken werden verwacht, werden ook ontvangen van de onderscheiden Classes in Zeeland. Het bedrag uit de kerken van N. Brabant en Limburg bleef daar iets beneden. Doordat een nieuwe regeling getroffen werd mag worden verwacht, dat dit een volgend jaar ook volkomen in orde zal zijn. Met groote dankbaarheid aan den Heere onzen God, die de harten neigde om bijeen te brengen wat voor den Zendingsarbeid noodig is, zij dit vermeld. Blondo. De arbeid in de armenkolonie Blondo gaat niet uit van de Zendende Kerk. Toch willen we hier met een enkel woord ook op dezen gezegen- den arbeid wijzen, nu de regeering meende de subsidie daarvoor geheel te moeten intrekken. Terecht merkt Ds. Merkelijn op, dat sluiting van deze kolonie ongeoorloofd zou zijn. Hij schrijft o.a. ,,Er zijn onder die menschen veel Christenen, die het eigendom van Jezus geworden zijn en zal nu aan velen op den jongsten dag moeten gezegd worden „Gij hebt mij niet te eten gegeven en te drinken en geherbergd Maar dat wegjagen van de discipelen van Jezus zou nog veel erger zijn dan wat in Matt. 25 beschreven wordt. Ik zal daarom den nood dezer menschen bekend maken." Moge naar die roepstem ook in onze kerken geluisterd worden en zij er dan beoefening van barmhartigheid. Het Zendingsbevel. Nu in dezen tijd van oeconomischen druk wel eens gedacht wordt aan vermindering van de bijdragen voor de Zending, kan het noodig zijn te herinneren aan het uitdrukkelijk Zendingsbevel, gelijk Ds. Mer kelijn dat doet in één zijner brieven. Hij schrijft daar o.a. „In deze tijden, nu vele menschen de materieele i nooden zoo gevoelen kan het zijn, dat sommigen alleen last van de Zending hebben en alleen klacht over de Zending, dat ze zooveel kost, dat er zooveel voor gegeven moet worden en zulke klachten zijn de dood voor het gebed want voor wie het bijdragen al moeilijker wordt, zal het gebed onmogelijk zijn. En wanneer het gebed wegblijft, wat moet er dan van het werk terecht komen Want nu vooral, nu het zoo donker op de wereld is, moet er veel gebeden worden voor de Zending, want in de donkerte wil God misschien veel gelegenheden geven om het net des Evangelies uit te werpen en te vangen. Niet het minst is het juist in donkere tijden noodzakelijk om het Zendings bevel te volbrengen omdat naar duidelijke aanwijzing in de Schrift die tijden het meest bevorderlijk zijn aan de komst van 's Heeren rijk." Hieraan moge worden toegevoegd dat Uw gedelegeerden voor den Zendingsarbeid steeds en met name in dezen tijden er op bedacht zijn de uitgaven voor dien arbeid zooveel mogelijk te beperken en de kerken daarom overtuigd kunnen zijn dat de gelden, die voor den Zendings arbeid worden gevraagd, naar hun oordeel, ook beslist noodig zijn ter voldoening aan het Zendingsbevel. We eindigen met den wensch dat de Heere onze God, die in het voorbijgegane jaar Ds. en Mevrouw Merkelijn sterkte tot hun arbeid hun ook verder Zijn bijstand verleene. Dat Hij zegene ook de directrice van ons Zendingshospitaal Dr. Dreckmeier, en de hoofdverpleegster Zuster van de Waal en allen, die op ons Zendingsterrein arbeiden. En dat Hij ons zegene met geloof en liefde, om het Zendingsbevel te verstaan en in liefde te gehoorzamen. Namens de Zendende Kerk, D. SCHEELE, Praeses. J. OLTHOFF, Scriba. Namens de Zendingsdeputaten, F. STAAL, Praeses. A. C. HEIJ, Scriba. 1 Juni 1932. In het Kerkblad van de Geref. Kerken in Nederlandsch-Indië van 21 April j.l. vonden we een bericht, dat het schrijven, waarbij de subsidie voor Blondo werd ingetrokken, op een misverstand berustte. De subsidie blijft gehand haafd, hoewel ze verminderd wordt. Dit strekt ons tot groote blijdschap. De hierboven gegeven opwekking komt daardoor grootendeels te vervallen. TWEETAL TE RodenC. Bos, Cand. te Leeuwarden. H. Vogel, Cand. te Zwolle. BEROEPEN TE Warns Cand. E. A. van Es te Leeuwarden. Bruchterveld J. Kapteyn, Cand. te den Haag. Zutfen (als hulpprediker): M. P. van Dijk, Cand. te Amsterdam. BEDANKT VOOR Oudshoorn (gem. Alphen a. d. Rijn): J. C. A. van Loon te Purmerend. Ds. P. Veenhuizen, gekomen van Oudega (W.), deed Zondag 7 Augustus j.l. intrede als predikant der Geref. Kerk van Soerabaja, na bevestiging door Ds. H. Bergema, miss. pred. te Keboemen, met een intree-predikatie over Rom. 1:11 en 12. Cand. H. van Andel, van De Bilt (U.), werd Zondagmorgen j.l. bevestigd als predikant der Geref. Kerk van Krommenie door zijn broe der Ds. H. W. H. van Andel, van Rotterdam- Zuid (Katendrecht), die Joh. 1 6 en 7 tot tekst had, en deed des namiddags intrede met 2 Cor. 4:7. Ds. W. van der Heide preekte Zondag j.l., wegens vertrek naar Stadskanaal, afscheid voor de Geref. Kerk van Zoutkamp met 2 Cor. 11 2b, waarbij hij handelde over 1het voor werp, 2. den inhoud en 3. het doel van de ambtsbediening. Te Den Haag is door wijlen Mej. J. Win kelman aan de Diaconieën van de Geref. Kerken van Den Haag-Oost en Den Haag-West elk 1500 gelegateerd. Kerkacoustiek. Over de oplossing van het vraagstuk der acoustiek in de kerken is door pater A. J. M. Mulder, van Nijmegen, een voordracht gehou den, die ongeveer een verklaring aangaf. Doch ook practisch heeft hij getoond, wat er gedaan moet worden. Tot dusverre was het niemand gelukt, het groote beursgebouw te Leeuwarden behoorlijk bespreekbaar te maken zelfs de beste luidspre ker-installatie mocht daar niet baten. Maar de Roomsche Friezen hadden die zaal noodig voor een feestvergadering. Nu werd pater Mulder geroepen, en wat steeds als een onmogelijkheid gold, werd door hem tot stand gebracht als be trof het de gewoonste zaak van de wereld. Het zichtbaar resultaat zijner berekeningen was een geluidspiegel, die in het leekenoog niet meer dan een doodgewoon klankbord scheen. Het effect was schitterend sprekers met een stem van middelmatige kracht, wisten zich tot in alle uithoeken van een met 2400 personen gevulde zaal volkomen verstaanbaar te maken, zonder gebruikmaking van microfoon en luid spreker Kunnen kerkenbouwers voor nieuwe en ook oude kerken hier profijt van trekken (A. Rotterdammer) Te Harderwijk zal de bouw eener nieuwe kerk voor de Geref. Kerk ongeveer 75.000 kosten. Het bouwwerk is gegund aan den aan nemer J. W. van Westreenen te Zeist voor 51.700 en het schilderwerk aan K. Jansen Jr. te Harderwijk voor 3275. „Filippus". De eerstvolgende Jaarvergadering van het Geref. Traktaatgenootschap „Filippus" wordt gelijk we vroeger reeds meldden, gehouden te Rotterdam op Woensdag 14 September a.s. in de Westerkerk. Op den middag te voren heeft een Bestuurs vergadering plaats en op den vooravond een biduur, waar Prof. Dr. T. Hoekstra, van Kam pen, voorzitter zal zijn. Er worden op de algem. vergadering verslagen uitgebracht over de gratis verspreiding in 1930 en 1931 en door Ds. J. J. Berends over de traktaatverspreiding onder hoo- gere standen. Als bestuurslid zijn aftredend (doch herkiesbaar) Ds. J. Mulder en Mr. L. Stadig, terwijl met hen op dubbeltal staan resp. Ds. B. A. Bos te Assen en Mr. Joh. H. Scheurer te Amersfoort. Des middags wordt een referaat gehouden over„Zielszorg, zooals die in de practijk der Evangelisatie of meer methodisch wordt uitgeoefend". De Geref. vacature in den Raad van Le- gerpredikanten. Van den Min. van Defensie is bij deputaten van de Generale Synode der Geref. Kerken voor dé behartiging van de geestelijke belangen der militairen bericht ingekomen, dat door reorgani satie in verband met de bezuiniging door hen een voordracht ter vervulling van de vacature die in dezen Raad is ontstaan nu Ds. F. G. Petersen, de Geref. legerpredikant in verband met het bereiken van den 65-jarigen leeftijd met pensioen moest gaan, niet kan worden ingediend. Deputaten hadden den minister bereids mede gedeeld, dat zij met hun voorbereidenden arbeid waren gereed gekomen. Dit is de tweede vacature die niet zal worden vervuld. Theologische School. In dank ontvangen een legaat van wijlen Me vrouw Wed. P. D. ZijlmansKonings, gewoond hebbende te Raamsdonk, en aldaar overleden 17 April 1932, groot vijf honderd gulden 500. vrij van rechten en kosten. De Penningmeester, A. M. DONNER. Den Haag, 15 Aug. 1932. Valkenboschlaan 149. Postgiro 18305. Theologische School te Kampen. De inschrijving van nieuwe Studenten en de Recensie is bepaald op D.V. Vrijdag 23 Sep tember e.k. des middags van 24 uur. Zij, die zich op grond van Diploma Eind examen Gymnasium of Staats-examen willen la ten inschrijven, worden op 23 September ver wacht, des morgens om half tien in het gebouw der Theologische School, Oudestraat 6. Namens het College van Hoogleeraren, Dr. T. HOEKSTRA, Secretaris. Te Solo heeft de Javaansche Gemeente (Geref. Kerk) een eigen predikant beroepen en wel den goeroe Soempana, die dit beroep aan nam en zich voor zijn examen nog verder voor bereiden zal aan de Opleidingsschool te Djokja. Voor de Diaconie collecteeren, ook als er bijna geen armen zijn Bij „De Reformatie" kwam ook de volgende vraag in „De ontvangsten der kerk zijn niet toereikend om aan alle verplichtingen behoorlijk te voldoen, terwijl de kerkeraad ervan overtuigd is, dat de gemeenteleden niet meer kunnen opbrengen. Daartegenover staat, dat de Diaconie al jaren achtereen meer ontvangt, dan voor ondersteuning etc. noodig is. In iederen dienst wordt voor de Diaconie gecollecteerd. Is het nu geoorloofd om b.v. om de veertien dagen voor de Diaconie te collecteeren en dan in de vrijgekomen beurten te collecteeren voor de kerk Mag de Diaconie renteloos leenen aan de kerk Is dit gewenscht? Sommigen zijn van meening, de gemeente te ver zoeken zoo weinig mogelijk te offeren voor de Diaconie. Dit lijkt mij niet gewenscht. Is vooral voor de kinderen m.i. onpaedagogisch." Hierop antwoordt Prof. Grosheide „Het is o.i. niet noodzakelijk, dat in eiken dienst voor de Diaconie wordt gecollecteerd, wanneer het aantal armen klein is, of wanneer er heel geen armen zijn. Er zijn meerdere ker ken, die niet altijd voor de Diaconie collectee ren. Wel is er bezwaar tegen om de collecte voor de Diaconie af te schaffen. Vooreerst, om dat de collecte een stuk van onzen eeredienst is. Uit dien hoofde zouden we er ook de voor keur aan geven, indien men althans niet eens per maand, maar alle 14 dagen voor de armen wil collecteeren, toch iederen Zondag een in zameling voor de Diaconie te houden, maar dan b.v. alleen des morgens of alleen des avonds en dan één collecte per Zondag voor de kerk te bestemmen. Ook uit practische overwegingen is het ge wenscht voor de Diaconie te blijven collecteeren. De ervaring leert, dat een Diaconie soms plot seling voor een groote uitgave kan komen te staan. Er is ook een roeping voor rijke Diaco nieën om arme zuster-Diaconieën te helpen. Er is geen bezwaar tegen, dat de Diaconie rente loos leent aan de kerk, als het maar leenen blijft en de kerk, als de Diaconie het geld noodig heeft, het terstond terugbetaalt. Een collecte houden met het verzoek er niet veel in te geven, is een tegenstrijdigheid, om niet te zeggen, een dwaasheid." (Heraut) Emeritaat. Door de classis Bentheim van de Oud-Geref. Kerken in Pruisen, is eervol emeritaat verleend aan Ds. H. Kalter, predikant te Wilsum. Ds. Kalter, die in 1882 werd geboren, aanvaardde de heilige bediening in 1908 te Laar, en diende de kerk van Wilsum sinds 1919. Bezuiniging overal. Het Amerik. blad „Onze Toekomst" ontving onderstaand bericht uit Newton (Mass): „De leeraar van de Trinity Episcopal Church dezer stad houdt zich in zijn vrijen tijd bezig met het vegen van den vloer. Des Zondags le vert hij de preeken. Gedurende den zomer zullen leeraar en koster in één persoon vertegenwoor digd zijn. Een student van de Episcopaalsche Theologische School van Cambridge, met name David W. Norton, van Wellesley Hills, vol brengt dezen tweevoudigen dienst. Hij is plaats vervanger voor den tijd van twee maanden, beide voor den leeraar en den koster. Deze stu dent verklaarde dat deze manier van plaats vervanging van leeraar en koster door één stu dent in vele gemeenten gebruikelijk is ter be sparing van onkosten. Bezuiniging overal (Heraut) K. B. S. Middelburg. Vergadering van de Commissie van Beheer Maandag 29 Augustus a.s. DE SECRETARIS. De zee werd minder woest. De storm was gaan liggen. Het Oosten vertoonde een smalle lichtglans de naderende dag. En toen bespeurde stuurman Barendsz tot zijn onuitsprekelijke vreugde het lichaam van Evert, uitgestrekt op de plank. Doch die vreugde werd getemperd door de roerlooze houding van den jongeling, die voor over lag. Was zijn jonge vriend bewusteloos Was hij dood Heel voorzichtig, centimeter voor centimeter, en telkens wachtend, ten einde de plank niet te zeer in kantelenden toestand te brengen, kroop de stuurman naar Evert. Geruimen tijd na zijn ontdekking lag hij naast den jongeling, die geen enkel teeken van leven gaf. Hij zeide wat; hij riep den naam hij schreeuw de, maar Evert reageerde niet. Hij was dood of bewusteloos. Stuurman Barendsz hoopte vurig van het laatste. Want de kans op redding was nog niet uitgesloten. Tot zijn groote verlichting bespeurde hij niet alleen, dat de kust in het zicht was, maar ook, dat zij er heen dreven en even eens, dat zich vlakbij een inham vertoonde, waar de kust lager was, zoodat hij aan wal kon ko men naar alle waarschijnlijkheid. Hij had goed gezien. Een uur later was de ingang van den inham bereikt. De plank wilde er voorbij drijven, maar behendig gebruikte stuurman Barendsz den eenen arm als roeispaan en zoo gelukte het hem den inham in te komen, waar gelegenheid tot landen was. (Wordt .vervolgd) - - *tr f auMj.... (VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING IN DE ZEVENTIENDE EEUW) DOOR H. KINGMANS Langzamerhand begon de avond te vallen. Pikzwarte wolken joegen langs het donkere zwerk, wolken, die schenen te wedijveren met de verbolgen, kokende zee. Met sombere blik ken staarde men in de richting van de kust, die gelukkig nog niet te ontdekken viel. Maar men was er van overtuigd, dat een maal, tenzij een wonder van den hemel geschied de, het schip, dat niet meer naar het roer luis terde, tegen de rotsige kust te pletter zou slaan. Doch, waar leven was, was hoop. Mogelijk kon men uit de kust blijven en luisterde, als de wind wat bedaarde, het fregat weer naar zijn roer, dat niet stuk was. En dan waren er de booten nog. Het wach ten was op het bevel van den kapitein, die, als het daarvoor de tijd was, order zou geven, de booten te strijken. Een half uur verliep. En toen klonk het bevel, dat de booten gereed gehouden moesten worden. Het was een zwaar werk. Vasthoudend elkaar, grijpend aan want en tuigage werkten de man nen van de „Willem van Oranje". Terwijl de woest aanrollende golven over het dek spoelden, gutste den stoeren zeelieden het zweet over het verweerde gelaat. Het werd een stikdonkere nacht. Men kon geen hand voor oogen zien. Stuurman Barendsz hield het roer omkneld. Hij kon het evengoed laten, want het schip luisterde niet. Maar hij deed het werktuigelijk Opeens slaakte een schepeling, die vóór aan den boegspriet stond, een door merg en been dringenden gil, die uitklonk boven het geraas van den storm. Vlak vóór hem uit doemde een zwarte massa op de kust, de rotsige kust Op hetzelfde oogenblik, dat de gil geslaakt werd een oorverdoovend gekraak vernomen de „Willem van Oranje", tot voor korten tijd een machtig fregat, dat een sieraad vormde van de Hollandsche koopvaardijvloot, barste finaal in tweeën, als een strootje. „In de booten schreeuwde de kapitein, die naast den stuurman was komen staan. Het werd een jacht naar de booten, die wel dra op de kokende zee zich bevonden. Kapitein Van Santen, stuurman Barendsz en Evert waren de drie, die het laatst aan boord bleven. „Vooruit, Evert, spring in de boot. Groet Marijke, als je haar nog ontmoet. En God zij met je", schreeuwde Barendsz. Maar Evert schudde het hoofd. Hij wilde bij zijn vaderlijken vriend blijven tot het laatste oogenblik. En dat moment was er spoedig. Het oorver doovend gekraak duurde voort. Het achterschip, waarop het drietal zich bevond, zonk weg in de diepte. En hoog op de rots zat het voorschip vastgenageld. De woeste golven spoelden er over heen en speelden met het wrak verder hun wreed spel. Dat was het einde van de „Willem van Oranje" En de bemanning Twee groote booten bevonden zich op de kokende zee. Te sturen waren zij niet. Er was alle gevaar voor omslaan. Vermoedelijk kwam niet één der mannen op de kust, die hoog uit zee oprees Evert wist, toen het achterschip wegzonk, niet meer, wat er gebeurde. Hij hoorde den ka pitein nog iets roepen, maar hij verstond niet wat. Stuurman Barendsz was verdwenen. Had hij den dood in de golven gevonden „Moeder schreeuwde Evert in doodsangst. En toen scheen hij het bewustzijn te verliezen. Alleen voelde hij, dat een groot stuk hout tegen hem aandreef. Hij greep het en had nog de kracht er op te klimmen. En toen wist hij niets meer. De zware, breede plank werd door de golven opgenomen en dan weer neergesmakt. Evert lag er midden op en hield krampachtig den rand vast. Het was het instinct naar lijfsbehoud, want hij wist het niet. Aan de andere zijde van de plank lag ook een drenkeling, die niet bewusteloos was. 't Was stuurman Barendsz, die tot God bad, om uit komst. Hij wist niets van Evert. Want het was stikdonker. En de plank was groot. De lange, lange nacht verstreek. De plank dreef maar. En de stuurman, die door en door verkleumde, wist niet, waarheen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1932 | | pagina 2