OFFICIEELE BERICHTEN.
FEUILLETON*
EVERT VAN DER WALLE.
UIT DE PERS*
1908 Lutten 24 Nov. 1912 en Koudum 12 Mei
1918 en sinds dit jaar emeritus. Vroeger diende
hij het Christelijk onderwijs hier te lande en
ook in Transvaal. Ds. Boersma was ook enkele
jaren curator der Theol. School voor Friesland-
Zuid.
Ds. C. Vonk te Baarland hoopt Zondag
11 September a.s. afscheid te nemen van de
Geref. Kerk te Baarland en Donderdag 22 Sep
tember d.a.v. zijn intrede te doen te Schiedam,
na bevestigd te zijn door Ds. J. F. Jonkers, al
daar, op Zondag 18 September.
Dank- en bedestond.
Te Assen besloot de Kerkeraad der Geref.
Kerk, gelet op de ernstige tijden waarin wij le
ven, en de steeds zich toespitsende verhoudin
gen zoowel in binnen- als buitenland, alsook in
het bijzonder in Assen, den Koninginnedag, 31
Augustus, te beginnen met een dank- en bede
stond, zoo mogelijk in samenwerking met de
Ned. Herv. Kapel en de Chr. Geref. Kerk. Stap
pen in deze richting zullen zoo spoedig mogelijk
worden gedaan.
De Gereformeerden in Davos.
In opdracht van het Geref. Comité voor Da-
vos bezocht Ds. Wiersinga van Vlissingen de
Geref. patiënten in Davos. Welk een dankbare
rijkdom, dat ons comité tot nu toe telkens pre
dikanten kon uitzenden om in dat verre herstel
lingsoord onze broeders en zusters te verkwik
ken. Wel werkt daar onder de Protestanten Ds.
ten Doornkaat zijn zegenrijk werk, maar hoezeer
men zijn arbeid ook waardeert, wie in een
Geref. milieu is opgegroeid, wil in zijn eenzaam
ziek-zijn toch wel heel graag ook van tijd tot
tijd een Geref. predikant op ziekenbezoek zien
komen.
Er waren door Z.Eerw. 20 Geref. patiënten
te bezoeken. Als men dan na herhaald bezoek
merkt, dat door het samenspreken over het
Woord en den weg Gods en het samenbidden
het geloofsleven opveert, als men hoort, dat
velen 's Zondags een bijzonderen troost gehad
hebben bij de verkondiging van het Evangelie,
is men dankbaar, dat vele van onze kerken de
zen arbeid steunen door een collecte of gift.
Het is wel zeer te hopen, dat dit werk, 't welk
noodig en heilzaam is, door de tijdsomstandig
heden niet behoeft neergelegd te worden. Laten
we, ook door dezen arbeid te blijven steunen,
in daden laten zien, dat we wandelen willen in
de voetsporen van den barmhartigen Hooge-
priester, dat we bewogen zijn met de lijdende
medeleden van het lichaam van Christus.
Straks in het najaar zou het Comité
gaarne weer een predikant naar Davos zenden...
als de kas het toelaat wat op dit oogenblik
niet het geval is. Dringend bevelen we daarom
onzen arbeid aan in de liefde der Kerken, waar
van nog zoovelen onze circulaire van dit voor
jaar onbeantwoord lieten
't Adres van den penningmeester is R. L. Haan
te Groningen, Giro no. 134937.
Overvloed van Candidaten.
Br. J. Baljet, ouderling van de Geref. Kerk te
Zaandam schrijft hierover o.m. het volgende
„Als elke provincie (of Part. Synode?) eens
arbeid zocht voor 5 candidaten, of wel de eene
provincie voor 6 en de andere voor 4, wat toch
zou kunnen gebeuren door meer financieelen
steun aan kleine kerken, waardoor zij het be-
roepingswerk zouden kunnen ter hand nemen of
het werk der Evangelisatie meer intensief aan
gevat en voortgezet kon worden, Hoe zou
dan uit dezen nood krachtig geholpen worden
Waar het noodige geld vandaan moet komen?
Maar heeft het Gereformeerde volk dan zoo de
gewoonte de hand op de portemonnaie te hou
den Wanneer de Kerken of de pogingen
van een Comité hier eens ernstig de zaak ter
hand namen, zou de zegen toch zeker niet uit
blijven. Aan den candidatennood kon dan een
einde komen en tevens kan dan in veel geeste
lijken nood worden voorzien."
K.B. S.
Collecten in Juli Theol. Faculteit der Vrije
Universiteit.
Arnemuiden 22.30 Domburg 24.43 Ga-
pinge 8.62 Grijpskerke 25.38 Koudekerke
21.54 St. Laurens 15.Meliskerke 15.14;
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
XXIX.
Hij lachte maar, de oolijke Simon Krepel.
„Weet jij er soms meer van vroeg Jacob
van der Walle dan opeens.
„Ik weet er net zooveel van als de andere
visschers", zeide Krepel, volkomen naar waar
heid.
En voorloopig was Jacob van der Walle nog
even wijs.
„Komaan," zeide hij. „Dan er maar niet lan
ger over piekeren. Ik neem de benoeming aan,
al kost het mij moeite, mijn botter te verkoopen.
Maar zóó is het beter. Nu ben ik altijd aan wal,
moeder."
„Ja", zeide zij. „Ik ben er blij om. Vroeger
was het niet zoo, hoor, Krepel, dat weet je wel.
Maar sinds Evert..."
„Ja, ja, ik weet het wel, vrouw Van der Wal
le", zei Krepel haastig. „Houd maar moed,
moeder. Misschien komt dat ook nog wel in
orde."
„Zou je denken vroeg zij.
,,'t Is best mogelijk," zeide hij, opstaande om
te vertrekken, „dat Evert er al meer spijt van
heeft dan haren op zijn hoofd. En dan zal hij
Middelburg 127.96 Oostkapelle 13.18
Souburg 35.95 Serooskerke 31.03 Veere
9.46 Vlissingen 72.16 Vrouwenpolder
12.50; Westkapelle 4.59.
De Correspondent,
J. A. VERTREGT.
Classis Middelburg.
De e.v. vergadering der classis Middelburg
zal gehouden worden op
Woensdag 14 September a.s.
te 9.30 in de Hofpleinkerk te Middelburg.
Stukken voor het agendum worden ingewacht
vóór of op Dinsdag 23 Augustus bij den eerst-
ondergeteekende.
Namens de roepende kerk van Oostkapelle,
E. DOUMA, Praeses.
J. DE KAM Pzn., Scriba.
Aan de Kerken in de Classis Zierikzee wordt
in herinnering gebracht, dat de bijdragen voor
artikel 13 (emeritaat) vervallen in de maanden
Februari, Mei, Augustus en November. In deze
maand behooren ze dus ook weer te worden
gestort. De kerken worden dringend verzocht
vóór den laatsten dezer maand het bedrag, hier
onder genoemd, te storten of te gireeren op mijn
girorekening 41873.
Brouwershaven 95.Bruinisse 85.50
Colijnsplaat 95.Geersdijk 42.75 Haam
stede 80.75 Kamperland 175.75 Nieuwer-
kerk 57.Oosterland 23.75 Scharendijke
85.50 Wissenkerke 38.Zierikzee
123.50 Zonnemaire 47.50.
De deputaat ad art. 13,
F. J. v. d. ENDE.
Kamperland, 10-8-1932.
Serooskerke. KORT VERSLAG van de
vergadering van den Kerkeraad, ge
houden op Maandag 8 Augustus 1932.
Aanwezig alle leden.
Opening. Notulen.
Ingekomen Stukken 1. Acta van de Partic.
Synode van Zeeland zal circuleeren. 2. Steun
aanvrage van de Vereeniging „Het Hoogeland"
3. idem van de Vereeniging „Het Vaderland"
t. b. v. Protestantsche arbeiders in Duitschland
deze beide stukken in handen van de Commissie
ad hoe. 4. Bericht, dat de collecte langs de huL
zen voor de Armenische Christenen opbracht
25.-.
Kerkelijke Stand. Ingekomen met attestatie
van Veere Jacomina CevaalKasse met doop-
attest van Borssele Johannes Marcus de Regt.
Attestatie aangevraagd naar Oostkapelle door
Leintje de Groot naar Kolhorn door Kornelis
Louwerse en Cornelia LouwerseJobse naar
Goes door Pieter Melis Pz. en Neeltje Melis
Wisse en Adriana Kodde. Overleden Geertje
GeschiereLouwerse.
Het collecterooster voor het (reeds begonnen)
Synodejaar 1932'33 wordt vastgesteld.
Diaconale Zaken. Over enkele gevallen wordt
gerapporteerd. Naar de Centr. Diac. Conferen
tie te 's-Gravenhage wordt afgevaardigd br. Adr.
Melis. Stand der kas: kassaldo 109.11; in
komsten 174.40J^ Uitgaven 177.35. Goed
slot 106.16J4
Censura Morum. Rondvraag. Sluiting.
DE SCRIBA.
DANKGEBED NA DEN MAALTIJD VOOR
DE KINDEREN.
Herhaaldelijk is gevraagd naar een gepast
dankgebed ten behoeve van de kinderen, die als
bidgebed vóór het eten het „Onze Vader" bid
den mogen. Voor zulke kinderen, laat ons zeg
gen van 914, 15 jaar, is het eenvoudige dank-
gebedje, dat ook de kleinsten zeggen, „Heere,
dank U voor deze spijze en drank" al te simpel.
Bovendien is het niet in overeenstemming met
hetgeen door hen aan het begin van de tafel
gebeden werd.
De bekende bede- en dankzangen vóór en na
het eten hebben ook hun bezwaren.
Ze luiden
O Vader, die al 't leven voedt,
Kroon deze tafel met Uw zegen,
En spijs en drenk ons met dit goed,
Van Uwe milde hand verkregen.
Leer ons voor overdaad ons wachten.
Dat w' ons gedragen als 't behoort.
Doe ons het hemelsche betrachten
Sterk onze zielen door Uw Woord.
wel gauw terug zijn. Nu, menschen, het goede,
hoor."
En weg was Simon Krepel. Met grooten schik
in het hart had hij in het vertrek gezeten. Maar
buiten lachte hij en mompelde„Dat is best
gelukt. Ik gun het Van der Walle en zijn vrouw."
Den volgenden morgen stond Jacob van der
Walle bij den lichttoren, dien hij voortaan be
dienen zou.
„God zij lof", mompelde hij, „nu kan ik thuis
blijven bij mijn vrouw, die verkommert in de
eenzaamheid. Maar 't is tóch hard. O, Evert,
Evert, nu moet ik voor jou mijn boot verkoopen
en lichtwachter worden."
Hij staarde in de Oosterschelde, die hij niet
meer bevaren zou. Het sneed hem door de ziel...
Doch het was slechts een oogenblik. Dan
kwam de rust weer.
„Wat God doet, is goed, maat", had Kees
Evertsen gezegd in zijn stervensnacht, toen zij
over Evert spraken.
Ja, wat God deed, was goed
HOOFDSTUK X.
De storm.
De „Willem van Oranje" doorkliefde de ver
raderlijke Golf van Biscaye. Het schip was op
den terugweg naar Holland na een reis naar den
Levant te hebben gemaakt.
De loeiende storm gierde door het want. En
de stuurman, bijgestaan door een paar matrozen,
onder wie Evert van der Walle, had groote
moeite, het fregat in den rechten koers te hou
den. Eigenlijk was het reeds afgedreven en
O Heer wij danken U van harte,
Voor nooddruft en voor overvloed
Daar menig mensch eet brood der smarte
Hebt gij ons mild en welgevoed.
Doch geef, dat onze ziele niet
Aan dit vergankelijk leven kleef,
Maar alles doe, wat Gij gebiedt.
En eindlijk eeuwig bij U leef
Ofschoon deze beide verzen, vooral het laat
ste, rijk zijn aan gedachten-inhoud en zeker niet
ongepast, hebben ze twee dingen tegen. In de
eerste plaats, dat zij op maat en rijm zijn, het
geen door de kinderen altijd wordt gevoeld als
iets, dat onnatuurlijk en vreemd is (en terecht!);
en in de tweede plaats, dat waar men deze ver
zen zingt (daarvoor zijn ze immers bestemd
het dankgebed van de kinderen nog eens letter
lijk repeteeren komt, wat vlak van te voren ge
meenschappelijk werd gezongen. Een matte her
haling dus.
Er blijft nu niet veel meer over, dat als ge
schikt formulier-dankgebed dienen kan. Immers
het Gebed na het Eten, uit de verzameling zgn.
„Christelijke Gebeden" in onze liturgie, heeft
ook zijn bezwaren. Toegegeven moet worden,
dat het buitengewoon schoon is van taal en van
styleering, dat het aan de schoonste vragen van
den Catechismus herinnert, dat het het stempel
draagt van den bloeitijd der Kerk onder ons.
Het luidt„Heere God, hemelsche Vader,
wij danken U voor al uw weldaden, die wij
zonder ophouden uit uw milde hand ontvangen,
dat het uw Goddelijke wil is, ons te onder
houden in dit tijdelijke leven, en ons te ver
zorgen met al onze nooddruftmaar inzonder
heid, dat gij ons herboren hebt tot de hope van
een beter leven, hetwelk gij ons geopenbaard
hebt door Uw heilig Evangelie. Wij bidden U,
barmhartige God en Vader, dat gij niet toelaat,
dat onze harten hier in deze aardsche en ver
gankelijke dingen zouden geworteld zijn maar
dat wij altijd mogen opwaarts zien ten hemel,
verwachtende onzen Zaligmaker, Jezus Christus,
totdat Hij in de wolken verschijnen zal tot onze
verlossing. Amen".
Maar juist al deze deugden zijn in dit ver
band zgn. défauts de qualité. Immers het gebed
is juist daardoor voor de kinderen voor wie het
trouwens ook niet is bestemd, minder geschikt.
Niet alsof het gebed bepaald in den rechtstreeks
kinderlijken toon behoeft te zijn gezet, maar
toch wel zóó, dat het niet zóóver van de kin
deren moet afstaan, als inderdaad met dit litur
gische gebed het geval is.
Er blijft dan niet veel anders over, dan dat
we zelf een eenvoudig, kort dankgebed opstel
len, dat aan de eischen, ten deze te stellen, in
derdaad kan voldoen.
Resultaat van zulk een poging, eenige jaren
geleden ondernomen, was het gebed, dat sinds
dien in mijn huisgezin gebruikelijk is, althans wat
betreft de jongere kinderen.
Het luidt
Onze Vader, die in de hemelen zijt
Heb dank voor Uw gaven.
Heb dank voor Uw Woord.
Sterk ons tot ons werk.
Leid ons op Uw weg.
Laat ons leven tot Uw eer.
En vergeef ons om Christus' wil al onze zonden.
Amen.
Wanneer we dit dankgebed meer van nabij
bezien, dan blijkt, dat de aanhef gelijkluidend
is als die van het Volmaakte Gebed. Dat is met
opzet zoo geschied, in de eerste plaats, om een
zekere overeenstemming te bereiken tusschen
bid- en dankgebed, en in de tweede plaats uit
paedagogische overweging, om kinderen tot na
denken te dwingen, vóór ze het gebed uitspreken
gaan.
Voorts is het zeer eenvoudig, zeer kort, zeer
gemakkelijk te zeggen. De min of meer oude
werkwoordsvorm, gebiedende wijs van „heb
ben", in de beteekenis van „ontvangen", geeft
aan dit gebed een zeker karakter, waardoor het
verschil met de gewone alledaagsche taal even
wordt aangevoeld.
Eerst wordt gedankt voor de spijze en drank,
samengevat als „gaven".
Daarna voor Gods Woord. Immers de lezing
daarvan gaat met den maaltijd gepaard.
Na den maaltijd wacht weer de arbeid. Van
daar Sterk ons tot ons werk.
Een zinspeling op het ter ruste gaan is op-
daarom was het eerste doel, hooger op te ko
men, hoewel de schepelingen wel begrepen, dat
het een dubbeltje op zijn kant zou zijn.
Stuurman Barendsz' gelaat stond hoogst be
denkelijk en de blikken, die hij zoo nu en dan
met kapitein Van Santen wisselde, waren van
dien aard, dat elk het hachelijke van de positie
waarin de „Willem van Oranje" verkeerde,
maar al te duidelijk inzag.
Behalve dat Barendsz. naar den kapitein keek,
zag hij elk oogenblik Evert van der Walle aan,
die voor het eerst van zijn leven zulk een storm
meemaakte. Wel had hij in de afgeloopen twee
jaren, dat hij op de „Willem van Oranje" voer,
eens stormen meegemaakt, doch die waren
slechts briesjes bij den orkaan, die nu woedde
sinds de laatste vier en twintig uur, een orkaan
die bovendien steeds in kracht toenam.
De tanden op elkaar geklemd, maar toch met
angst in de oogen, hielp hij Barendsz. bij het
roer, dat niet scheen te willen luisteren. Want
welke pogingen ook werden aangewend, het
schip was niet in den rechten koers te krijgen
en de bemanning zag aankomen het verschrik
kelijk moment, dat de trotsche driemaster, diep
geladen met schatten uit den Levant, ten prooi
zou worden van het grillige spel van wind en
golven.
„Moed houden, kerel", schreeuwde stuurman
Barendsz boven het geloei van den orkaan.
En meteen zag hij naar Boven, een beweging,
die Evert wel begreepvan Boven moest de
hulp komen anders werd het trotsche schip een
prooi der golven. Ja, de bedoeling van des stuur-
mans blik naar Boven vatte Evert wel, maar
zettelijk vermeden, omdat het gebed bij elke
gelegenheid zoowel des morgens als des middags
en des avonds dienst moet kunnen doen.
„Leid ons op Uw weg" volgt dan, om te la
ten gevoelen, dat ook het werk moet verricht
worden ten opzichte van God en zijn komend
koninkrijk, en dat wij in diepe afhankelijkheid
van Hem moeten leven, en ons door zijn Geest
laten leiden.
Het doel van alle dingen, Gods eere wordt
voorts gememoreerd, met de smeeking, of we
alle dingen, ook ons leven daaraan onderschik
ken mogen.
En ten slotte eindigt het dankgebed met de
bede om schuldvergiffenis om Christus' wil.
Misschien dat dit zeer eenvoudig dankgebedje
een hulpmiddel kan zijn, om bij de huiselijke
godsdienstoefening aan de tafel te voorzien in
een behoefte.
Zegene de Heere het daartoe
(Rotterd. Kerkbode.) J. A. TAZELAAR.
EEN GROOT EBEN-HAËZER.
De rotsachtige bodem van Palestina leende
er zich als vanzelf toe, dat op verschillende
plaatsen gedenksteenen werden opgericht tot
ootmoedige erkentenis van 's Heeren weldaden.
Vele malen lezen wij in het Oude Testament,
dat de patriarchen op hun tochten steenen na
men, om een altaar of een Eben-Haëzer op te
richten. Deze gedachtenissteenen spraken natuur
lijk slechts tot hen, die de geschiedenis, daaraan
verbonden, hadden beleefd of aan wie ze was
overgeleverd.
Zoo staan voor hen, die gelooven in den
Heere, onzen en onzer vaderen God, ook in ons
landje, dat wel geen land van „bergen en rotsen"
maar wel een land van „melk en honig", en
vooral ook een land van wonderen Gods is ge
weest vele en groote gedenksteenen. Ons kleine
volk werd door den Heere verwaardigd in de
voorste rij te staan van hen, die met een helden
kracht, welke nog steeds ieder verbaast, hebben
gestreden voor de groote vraagstukken op het
gebied van het persoonlijk leven, het volksleven
en het wereldleven de vrijheid van het gewe
ten, het behoud van verkregen staatkundige
rechten en de vrijheid van den handel. Doch de
worsteling voor het geestelijke gaat in beteekenis
den kamp voor het stoffelijke altijd vér te bo
ven. De geschiedenis van het Nederlandsche
volk in de 16e en 17e eeuw, de tachtigjarige
strijd om de school met den Bijbel, en de wor
steling voor de reformatie der Kerk voeren ons
van het ééne Eben-Haëzer naar het andere.
In de laatste weken werd door de Gerefor
meerde Kerken een feit herdacht, dat ons dui
delijk Gods hand gaf te zien.
Wij bedoelen de eerste Generale Synode der
Gereformeerde Kerken, op Vrijdag 17 Juni 1892
in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam gehouden.
Wie daarbij tegenwoordig zijn geweest, vergeten
dien gulden dag niet, ook al zouden zij den leef
tijd van honderd jaar mogen bereiken.
Ds. W. H. Gispen opende, als eerste voor
zitter, deze samenkomst, die een groote datum
beteekent in de historie der Gereformeerde Ker
ken in deze landen.
Wat diepen indruk maakten het gebed en de
dankzegging, oprijzend uit een tot lof en prijs
gestemde ziel. En hoe ruischte het vreugdelied
van de onoverzienbare, compacte menigte, die
heel het ruime kerkgebouw vulde, krachtig om
hoog
„Geloofd zij Isrels groote God
Zijn gunst schonk ons dit heilgenot
Zoo zullen wij Zijn goedheid danken".
Psalm 106:26.
De indrukwekkende voorlezing van den
126sten Psalm verdiepte nog de ontroering der
harten. De grond- en hoofdtoon van het ope
ningswoord was „De Heere heeft groote dingen
bij ons gedaan, dies zijn wij verblijd." Welk een
tegenstelling tusschen het groote, loflied van zoo
straks en de diepe stilte, daarna volgende.
Daar wordt een zijdeur geopend. Twee stoere
mannen brachten in een draagstoel Prof. S. van
Velzen de vergadering binnen. De eenige nog
overgebleven schakel, die het verleden aan 't
heden verbond. Wij hadden hem zoo lang ge
kend, den grijsaard nog in kaarsrechte houding,
en zoo dikwijls hem gehoord, als hij met groote
welsprekeftdheid in de Burgwalkerk te Kampen
het Woord bediende. En nu kon hij niet meer
loopen en ook niet meer spreken. (Zijn zoon
de realiteit er van voelde hij niet.
Eigenlijk was het geen tijd, om door te den
ken. Aanvankelijk had de storm niet veel be
teekenis. Hij had ze meermalen zoo meegemaakt
sinds hij op zulk een merkwaardige wijze te
Vlissingen op de „Willem van Oranje" was aan
gemonsterd en een reis naar Indië, een naar den
Levant en een naar de Oostzee had gemaakt,
bij welke tweede gelegenheid hij tot matroos was
bevorderd.
Maar de storm was in kracht toegenomen en
vooral het gezegde van Barendsz, dat de Golf
van Biscaye zoo verraderlijk was en dat men
wel eens moeilijke oogenblikken hebben kon,
had hem even tot nadenken gestemd en de vraag
had hem benauwd als het schip nu eens met
man en muis in de golven zinkt, Evert, wat dan?
Angstzweet was op zijn gelaat gekomen. Hij
had ontzettend moeilijke oogenblikken gehad.
Hij zag zijn vader en moeder, die hij schandelijk
verlaten had en die hij niet meer had opgezocht,
niettegenstaande hij drie malen in Holland was
teruggeweest.
Hij was toen maar met stuurman Barendsz,
zijn vaderlijke vriend, naar diens woning in
Enkhuizen gegaan, waar Marijke, de eenige
dochter van den stuurman, den scepter zwaaide,
omdat de vrouw van Barendsz het tijdelijke met
het eeuwige had verwisseld.
Hij had gaarne in dat gastvrije huis vertoefd.
Niet alleen, omdat Barendsz zich ontfermde
over den ouderloozen jongeling, maar ook omdat
de raadselachtige oogen van de vroolijke, lief
tallige Marijke hem aan dat huis bonden.
(Wordt vervolgd)