FEUILLETON*
EVERT VAN DER WALLE.
ZENDING*
we gevoelen hier schuld. Die Cornelius moet
ons wat leeren. Die Romein, die heiden van af
komst, die in Joodsche schatting zoo heel ver
stond beneden het volk van Israëlhij had èn
den Jood van zijn dagen èn den Christen van
onze dagen iets zeer belangrijks te leeren.
Laten wij dan die les ter harte nemen. En dat
niet alleen, maar ook in praktijk brengen.
Vaders, moeders, oudere broers en zusters,
laten uw huisgenooten het mogen weten, zeker
mogen weten, dat uw hoogste heil gelegen is in
het dienen van God. En als er van die dienst
des Heeren rijke en heerlijke dingen zijn te ver
tellen, ook door u, laten dan uw huisgenooten
daarvan niet onkundig blijven, maar maak ze
allen deelgenoot. Uw rijkdom, in geestelijke zin
en door Gods genade, is zoo heerlijk en de eere
Uws Gods is het zoo waard.
Als wij zoo van tijd tot tijd ook eens onze
maagschap samen riepen en dan in die aange
name huiselijke kring het openlijk en hartelijk en
onbevreesd uitspraken, dat onze heiligste en
heerlijkste vreugde is in het zoeken van de din
gen van Gods koninkrijk Zou dat niet goed
wezen Zou dat niet den Heere onzen God
welgevallig zijn Zou het niet tot eigen sterking
en bovenal tot eere van God Daar zou Petrus
ook wel een welkome gast zijn, naar wien be-
geerig en ootmoedig zou worden geluisterd
Daar Daar wil God Zelf wonen
Van W. te W.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, Juli '32.
Ook hier in Zeeuwsch-Vlaanderen wordt
tegenwoordig krachtig propaganda gemaakt voor
het Fascisme. Daar niet door allen het gevaar
lijke in dit stelsel wordt gezien, en sommigen
mij het verzoek deden ook in onze Kerkbode
over deze steeds meer veld winnende beweging
eens te schrijven wil 'k dezen brief aan een
korte bespreking van dit Fascisme wijden.
Twee opmerkingen laat ik voorafgaan.
Daar het Fascisme een betrekkelijk jonge be
weging is en nog niet tot een afgerond systeem
is uitgegroeid, is 't zeer moeilijk nu reeds een
definitief oordeel te vellen. Mr. Hangelbroek zegt
in 'n oriënteerend artikel over het Fascisme in
Chr. Encycl.,,Het fascisme is nog bezig zich
te ontwikkelen. Wij kunnen derhalve ons slechts
bepalen tot het naspeuren van dien ontwikke
lingsgang. Zelfs Prof. Alfreds Roces, de man,
die de Staatstheorie van het fascisme mee heeft
geconcipieerd, verklaarde dat de tijd nog niet
is aangebroken voor een oordeel zonder voor
oordeel".
Bovendien gaat 't hier niet om de vraag of
het fascisme ook iets goeds tot stand gebracht
heeft. We moeten nagaan welke de grondbe
ginselen van dit stelsel zijn, en of deze in over
eenstemming zijn met de beginselen van Gods
Woord.
Het Fascisme is een plant van Italiaanschen
bodem en ten nauwste verbonden met den man,
die zijn stempel op heel deze beweging gedrukt
heeft, met den man, die haar oprichter, haar
leider, haar organisator is gewordenBenito
Mussolini.
Het zag er na den wereldoorlog in Italië el
lendig, diep treurig uit. Niet de regeering
heerschte maar een oproerige menigte. Recht en
wet werden geschonden. Leven en eigendom
werden niet beschermd. Het land werd met
groote snelheid naar den ondergang gevoerd.
Mussolini met de zijnen hebben toen met
ijzeren hand orde in dezen chaotischen toestand
geschapen en zich verzet tegen een slappe, ont
zielende staatkunde, tegen de werking van ont
bindende factoren in het Italiaansche volksleven,
tegen een revolutionaire beweging, welke al
meer onder den invloed van communistische ten-
denzen was gekomen, en de orde, den goeden
gang van zaken in het leven verstoorde, de wan
orde hoogtij deed vieren (zie J. Schouten „Cal
vinisme en Nationalisme, Gron. bondsdag 1932).
Wat nu eigenlijk het fascisme is
Het wordt aldus omschreven„het fascisme
is het geheel van alzijdige nationale staatkunde,
dat de grootheid van Italië als hoogste doel
heeft".
Inderdaad heeft het fascisme in enkele jaren
Italie's nationale aanzien zóó vergroot dat met
dit land (vroeger het stiefkind onder de mogend
heden) thans wel degelijk gerekend moet wor
den. Óp sociaal-economisch gebied is veel voor
uitgang te bespéuren en met name landbouw en
industrie hebben een groote vlucht genomen.
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
XXVII.
„Ja, meester, kijk eens, orn kort te gaan, op
de haven werd dat ook gezegd. En ik zou lie
gen, dat ik daaraan ook niet gedacht had, eerlijk
is eerlijk. Maar toen was er een ander op de
haven..."
„Je was het zelf, Krepel", corrigeerde Nagel
mans.
„O ja, maat Je bent niet op de hoogte. Ik
ben er, geloof ik, wel zeker van, dat eerst een
ander het zei", merkte Krepel op, met een straf
fen blik zijn metgezel aanziend.
Meester Maartensz. zag, dat Simon Krepel nu
aan het liegen was...
„Maar, meester, om kort te gaan, op de ha
ven was er een, die vond, dat een ander licht-
wachter worden moest. En dat vind ik ook."
Lourens Nagelmans was een waarheidslievend
man.
„Meester", zei hij, „eerlijk is eerlijk. Simon
was de eerste, die zei, dat Jacob van der Walle."
„Wie heb nou het woord, ik of jij
„Nou, praat maar. Maar je moet er niet om
i Het fascisme is ook buiten de grenzen van
Italië opgetreden en wint geweldig aan invloed
en aanhangers.
Het ideaal is de eigen natie groot maken.
Hierin staat 't dus tegenover socialisme en com
munisme, dat internationaal van aard is. Wan
neer het noodig is om het nationale te hand
haven deinst men zelfs voor een oorlog niet
terug. (Het fascisme is een gevaar voor den
vrede
Toch zijn fascisme en bolsjewisme in den
grond aan elkander verwant. Beide stelsels on
derwerpen alles aan het belang van den staat.
Eerst komen de rechten van den staat dan
pas die van het individu. Het individueele be
lang moet steeds wijken voor het gemeenschaps
belang, ook al zou een onrechtvaardigheid wor
den begaan. Zoowel in Rusland als in Italië,
in fascisme als in communisme staat Staatssou-
vereiniteit tegenover rechtssouvereiniteit.
Het fascisme is een verheerlijking, een ver
goddelijking van den Staat.
De staat is almachtig, aan en door niets ge
bonden den staat is alles geoorloofd, de staat
is zichzelf tot wet. „Alles in, niets buiten den
staat" (Mussolini).
Nu zien we hoe verderfelijk deze beweging
is in haar grondbeginselen.
De macht, de staat komen in de plaats van
God.
De macht, de staat, de doelmatigheid wordt
gesteld in de plaats van het recht.
God is voor haar niet de wetgever en de
bron van het recht.
God, de persoonlijkheid, het recht worden
opgeofferd aan het staatsbelang.
Bij de opvoeding komt de staat in de eerste
plaats. Wij dienen aldus Mussolini den
jongen lieden ons geloof en onze verwachtingen
in te prenten.
Vandaar eenigen tijd geleden in Italië de bot
sing tusschen de paus en Mussolini. De paus
sprak toen de besliste woorden „Op één punt
zullen we nooit met den staat kunnen meegaan:
wanneer de staat het recht, dat God en de na
tuur aan het gezin en de kerk hebben toebe-
trouwd, om de kinderen op te voeden, miskent.
Op dit punt zijn we onbuigzaam.
Dr. Beumer eindigt zijn artikel over het Fas
cisme (in Antirev. Staatkunde, 3e jaargang) met
de woorden, waarmede 'k ook deze korte uit
eenzetting wil sluitenToen de regeering, te
midden van den chaos, niet berekend bleek voor
haar taak, moest, wie in haar plaats de orde
wilde herstellen, hardhandig en onwettig optre
den. Dat heeft het fascisme gedaan. In het her
stel der orde ligt zijn verdienste. Maar het heeft
die taak niet volbracht in gehoorzaamheid aan
een hooger beginsel. Vandaar zijn zwakheid. De
juiste verhouding van gezag en vrijheid kent het
niet. Het erkent noch de souvereiniteit Gods,
noch de souvereiniteit in eigen kring. Het huldigt
het beginsel van den almachtigcn staat. Zijn op
vatting van den staat is onchristelijk. Het fas
cisme is daarom in strijd met de antirevolutio
naire beginselen.
A. B. W. M. KOK.
ACTIEVERE DEELNEMING AAN DE
GODSDIENSTOEFENING
I.
De geringe activiteit van onze kerkgangers
in den eeredienst wordt door sommigen gelaakt.
Waarom moet de dominee alleen aan het
woord zijn Waarom is er geen gelegenheid
voor broeders en zusters, welke innerlijk door
de goddelijke heilsboodschap zijn aangegrepen
en vol des Geestes zijn, om hun „getuigenis af
te leggen".
Tot zegen der aanwezigen te vertellen „wat
God aan hun ziel gedaan heeft"
Ik vermoed, dat het passieve luisteren, waar
toe zij in de kerk gedrongen worden, een van
de groote oorzaken is, waarom zulke leden zoo
graag toevlucht zoeken in sectarische kringen.
In vele dier groepen bestaat het vrije woord.
Heeft iemand „den geest" hij staat op en legt
zijn getuigenis af.
Gevoelt iemand zijn schuld en begeert hij de
verlossing hij spreekt dit aanstonds ook open
lijk uit.
Welt er in het hart van een der aanwezigen
een lied... het verzoek tot gezamenlijk zingen
is ras gedaan de actieve deelneming aan de
godsdienstige bijeenkomst openbaart zich zelfs
in het luid uitgesproken „Halleluja", of „Amen",
heen draaien."
Meester Maartensz. had machtig veel schik.
En de visschers waren weer in zijn achting ge
stegen Simon Krepel kwam niet voor zichzelf
hij kwam voor Jacob van der Walle daarom
had men dezen niet gezonden 't was tóch fijn
gevoeld...
Maar hoe ter wereld kwam men nu aan Ja
cob van der Walle, een man in de kracht van
zijn leven en iemand, die alleen een vrouw had
te onderhouden, terwijl Simon Krepel...
„Om kort te gaan, meester, op de haven spra
ken ze over Jacob van der Walle z'n vrouw.
Die is er slecht aan toe, dat weet meester, 't ls
krek een levend geraamte. Dat komt van dien
weggeloopen kwajongen. Dat zal haar den dood
nóg eens aandoen. Dat mensch is altijd maar
alleen. Dat is niet goed voor haar. Zij is het
beste, als Jacob aan den wal is. Dat weet ik en
dat weet ieder. En Jacob denkt buiten altijd
maar aan zijn vrouw. En nou zei er een op de
haven..."
Meester Maartensz. wist nu wel, wie „die
een" wasdie praatte op dat oogenblik met
hem...
„En nu zei er een op de haven Jacob van
der Walle moet lichtwachter worden. Dan is
hij op den dag altijd bij zijn vrouw, die arme
ziel. Ze kunnen er met hun beidjes best van
leven. Nu, dat vonden allen goed, ik ook..."
Lourens Nagelmans had bij de laatste twee
woorden de vrijmoedigheid te kinpoogen naar
meester Maartensz.
„Hm, Krepel, dat is nogal wat." En meester
blies uit zijn kalken pijp.
wanneer in het gebed een treffende passage
voorkomt.
Men denke bij deze beschrijving niet alleen
aan het Heilsleger. Veel andere bewegingen
kennen hetzelfde verloop.
In die activiteit „geniet" men meer dan in het
passieve luisteren naar den dominee. De dienst
wordt levendiger, geanimeerder de korte toe
spraken worden afgewisseld door opgewekte
liederen... het uur is om voor men er aan denkt.
We kennen menschen, die, nu ja, uit plichts
gevoel af en toe nog naar de kerk gaan, maar
die U eerlijk antwoorden: „Ik vind er niets aan!
Maar van onze geestelijke opwekkingssamen
komsten, kom ik verkwikt en met nieuwen moed
weer thuis
De vraag doet zich voor, of we zulke broe
ders niet in 't gevlij moeten komen, en onze
godsdienstoefeningen wat soepeler maken dan
ze zijn.
Ik geloof dit niet, al zullen vele dominees
gaarne aanstonds bekennen, dat zij aan billijk te
stellen eischen der hoorders volstrekt niet altoos
voldoen.
Van een bekend dominee, thans reeds ter ziele,
hoorde ik onlangs, dat hij na ettelijke jaren zijn
eerste preeken allemaal verscheurd had met de
betuiging „Wat bewonder ik mijn eerste ge
meente, dat zij zoo trouw naar dit alles heeft
kunnen luisteren
Het zijn werkelijk de eerste gemeenten niet
alleen, die men daarin bewonderen moet.
De plaats, die Gods Woord, de Heilige Schrift,
in onze samenkomsten heeft en hebben moet,
brengt mee, dat de dienaar des Woords in het
middelpunt staat, wanneer de gemeente op den
Rustdag samenkomt.
En nu staat wel niet zijn persoonlijk getuigenis
op den voorgrond, maar anderzijds is het ook
waar, dat slechts de borst welsprekend maakt.
Dat warme hart kan de verklaring zijn, waar
om later nog eens nagelezen „saaie" preeken,
de hoorders indertijd toen ze uitgesproken wer
den, goed bevielen.
Maar wanneer het er niet bij is en wie
heeft dit bij eiken dienst in zijn macht kan
daarin de oorzaak gevonden worden, dat een
overigens „beste" preek de hoorders niet weet
te boeien.
Wat dit betreft staan wij er schijnbaar on
gunstiger voor dan de Roomschen. Er zit in het
ruwe woord van een Beierschen boer een groote
waarheid „Onze pastoor is een lomperd, met
uitzondering van de heilige sacramenten Hij
bedoelde Respect voor hem als mensch heb ik
niet, maar ik heb eerbied voor zijn ambtMaar
in onze protestantsche kerken vallen mensch
en prediker op die manier niet te onderscheiden,
en dat kan bij een toegewijden, bezielden pre
diker tot een grooten zegen van zijne gemeente
worden maar omgekeerd kan het een groote
rem voor den bloei dier gemeente zijn, wanneer
van dat heilig vuur keer op keer te weinig blijkt.
Zeker is dit dus een groot nadeel, dat zoowel
de kerkeraad als de predikant zelf wakend en
biddend hebben tegen te gaan.
Maar dat het de gemeente tot grooter bloei
zou brengen, wanneer de dominee zijn centrale
plaats in den eeredienst verloor en er meer ge
legenheid was voor de gewone leden tot actieve
deelneming, is een meening, die bestreden be
hoort te worden.
Dit hangt samen met het karakter onzer gods
dienstoefening, waarover we nog nader iets ho
pen te zeggen.
Zaandam. VAN DIJK.
ZENDINGSZIEKENHUIS TE MAGELANG.
IV.
In dezen vierden brief wil ik U iets komen
vertellen over de officieele opening van het zie
kenhuis, die op 25 Mei heeft plaats gehad. Zoo
als U reeds zult weten uit mijn brieven aan de
deputaten, is de polikliniek begin Maart geopend;
toen konden er nog geen patiënten worden op
genomen. Hiermede werd begin April een aan
vang gemaakt voor de vrouwenafdeelingna
20 April konden ook de mannen een plaatsje
krijgen. Maar al kon de opname beginnen, daar
mee was alles nog niet zoover gereed, dat de
officieele opening kon plaats vinden. Op veler
verzoek werd de datum voor die opening gesteld
op 25 Mei gedurende de vergaderingen van de
classis Batavia van de Gereformeerde Kerken,
die juist dit jaar in Magelang gehouden werden.
Daar Ds. Merkelijn uit alle kerken van Indië
belangrijke steun voor de oprichting van het
ziekenhuis gekregen heeft (in totaal werd in
Indië ruim 10.000 bijeengebracht), wilden wij
gaarne aan dit verzoek voldoen, waardoor leden
van alle kerken de opening konden bijwonen.
Er moest de laatste weken nog heel hard ge
werkt worden om alles op tijd klaar te krijgen
en dat, terwijl er al patiënten opgenomen waren,
waarbij enkele zeer ernstige, die veel zorg vroe
gen en de polikliniek steeds groeide. Het laatst
kwamen de tweede-klasse kamers aan de beurt,
die met matrassen en klamboes (muskietnetten)
maken de naaikamer nog druk werk gaven. Zus
ter Stolk, die hier tijdelijk tot de komst van
Zuster van de Waal gewerkt heeft, heeft zich
zeer verdienstelijk gemaakt bij de eerste inrich
ting. Naast de gebouwen vroeg ook het uitge
strekte terrein, voor zoover het vóór het huis
ligt, om een groote schoonmaakbeurt. Deze tuin
was langen tijd verwaarloosd. Er moesten hoo
rnen omgehakt, meterhoog onkruid uitgeroeid,
vuil en puin van de verbouwing opgeruimd, een
nette omheining gemaakt. Behalve onze twee
tuinkoelies in vasten dienst hebben nog drie
andere koelies er enkele weken in gewerkt. Ge
lukkig, dat Zuster Stolk de taal van het land
spreekt, zoodat zij zonder veel moeite de werk
zaamheden verdeelen kon. Op 25 Mei was wer
kelijk alles in orde het terrein zag er netjes
uit de eenvoudige bamboe-pagger (omheining)
lijkt heel wat, als hij pas nieuw is en ter op
luistering hadden enkele boomen zich getooid
in een prachtige rose-roode jonge bladerenkroon,
die juist die dag op z'n fraaist was.
Wij verwachtten heel wat gasten, maar het
aantal overtrof onze verwachtingen. Er zullen
ongeveer 230 deelnemers geweest zijn. Gelukkig
hadden wij door de huur van een kleine feest-
loods genoeg ruimte om allen een beschaduwde
plaats te geven. Het was een groote dag voor
Ds. Merkelijn in de eerste plaats, die een zoo
lang gekoesterde wensch in vervulling zag gaan.
De leden van de kerk van Magelang en de
Zendingsarbeiders van Midden-Java wisten dit
wel er werd in de toespraken dan ook herhaal
delijk op gewezen. Het was voor hem ook een
bijzondere reden tot dankbaarheid, dat nu de
plannen eenmaal tot uitvoering gekomen zijn, er
ook buiten onze kerk veel sympathie bleek te
zijn voor het ziekenhuis. Het lijkt wel of de
vroegere tegenwerking op eenmaal verdwenen
is. Een paar mooie bloemstukken o.a. van de
Gemeenteraad en van de officieren van de ge
neeskundige dienst droegen er toe bij om de
feestvreugde te verhoogen.
In zijn openingswoord wees Ds. Merkelijn op
de beteekenis en de bedoeling van de medische
Zending en bedankte allen, die door hun aan
wezigheid blijk gaven van hun belangstelling
de Assistent-Resident, die de regeering verte
genwoordigde, de Burgemeester, de Regent (het
Hoofd der inheemsche bevolking), en Dr. Of-
fringa, die wel niet in officieele functie als Hoofd
van den Dienst der Volksgezondheid aanwezig
was, maar wiens komst toch zeer op prijs ge
steld werd. Daarna had ik gelegenheid om met
een kort woord het werk te aanvaarden en iets
te vertellen van de opzet van het ziekenhuis en
de ontwikkeling tot op die datum. De cijfers
wezen op een gezonde groei.
Daarna hebben de bovengenoemde officieele
personen hun goede wenschen geuit en ook een
vertegenwoordiger van de kerk van Magelang,
van de andere Zendingsziekenhuizen en van de
heele Midden-Java Zending. Uit de woorden
van de laatste sprekers klonk blijdschap, dat er
weder een gelegenheid geopend werd om in
breeder kringen het Evangelie te verkondigen en
dat in deze economisch slechte tijd.
Nadat een koele dronk was rondgediend, werd
een rondwandeling door alle gebouwen gemaakt:
de zalen, bijgebouwen, spreekkamers, operatie-
en verbandkamer, internaten, klasse-kamers. Ik
zelf kon slechts hier en daar een enkel woord
opvangen, maar de algemeene indruk is, dat het
geheel een zeer geschikte inrichting geworden
is. Dat er al 36 patiënten lagen, gaf een veel
levendiger indruk dan wanneer men leege ge
bouwen had bekeken. De collega's, zoowel die
van de Zending als de militaire, kregen ook een
gunstige indruk van de inrichting. Wat in het
couranten-verslag stond, vertolkte wel de alge
meene opinie „Zij, die de oude kliniek „Tidar"
hebben gekend, zullen moeite hebben gehad te
gelooven, dat dit hetzelfde gebouw is". Vooral
de tabaksloods, die vroeger bijna afgekeurd is,
is onherkenbaar veranderd.
„Ja, om kort te gaan, meester, we weten na
tuurlijk niet, of het lukken zal. Maar we dach
ten onmiddellijk aan meester. Meester kan mis
schien wel eens praten met enkele leden van
de Vroedschap en eens een stillen wenk geven
En namens allen zijn wij afgevaardigd zoo
zei meester het zooeven toch zeker afgevaar
digden om te vragen, of meester eens een
heel mooi smeekgeschrift..."
„Je bedoeltverzoekschrift, Krepel."
„Krek, dat is het woord. Nu ja, ik ben geen
schoolmeester. Dus zoo'n dinsigheid, om dat
aan de Vroedschap te brengen. En dan wilden
alle visschers hun namen er onder zetten, be
halve dan natuurlijk die niet schrijven kunnen,
zooals ik. Maar die zetten een kruisje. Dan zien
ze het op het stadhuis wel, dat we allen willen.
Als meester dat nu eens zou willen doen..."
Uit den zak van zijn wijde broek haalde Si
mon Krepel een bonten doek te voorschijn,
waarmede hij zich het zweet van het voorhoofd
wischte. Zijn opdracht had hij vervuld. Het had
moeite gekost. Veel liever zat hij den heelen
dag op den botter...
Vol verlangen zag hij den meester aan, ver
wachtend, dat die onmiddellijk een toestemmend
antwoord geven zou.
Maar dat viel tegen. Meester Maartensz. blies
dikke rookwolken uit en keek bedenkelijk.
„Het is niet zoo eenvoudig, wat je mij vraagt,
Krepel. Zoo'n verzoekschrift opstellen zal wel
gaan. Maar het zal niet baten. Voor dat werk
zal de Vroedschap niet een man nemen in de
kracht van zijn leven."
„Maar als al de visschers dat nu vragen,
meester", zei Lourens Nagelmans.
„Dat zegt nog niets. Er wordt natuurlijk eerst
op gelet, welken persoon genoemd wordt, niet,
wie het graag willen."
,,'t Is weer zoomet groote heeren is het
kwaad kersen eten", zei Simon Krepel narrig.
„Maar wij hadden toch graag, dat meester zijn
best wilde doen."
„Ik wil jullie wel helpen, menschen, voorzoo
ver dat in mijn zwak vermogen ligt", zei meester
Maartensz. plechtig, een nieuwe pijp vullend,
ten einde dikke rookwolken te kunnen uitblazen,
„maar de moeilijkheden zijn vele. Voor ik aan
het geëerd verzoek voldoen kan, moet ik in elk
geval nog iets weten. Weet Jacob van der Wal
le, dat voor hem geschreven wordt
Simon Krepel keek verontwaardigd en mede
lijdend hij had meester Maartensz. waarlijk
gevatter gedacht
„Wel natuurlijk niet, meester", antwoordde
hij. „Die mag het ook niet weten."
„Ja maar, mannen, dan kan ik ook niet schrij
ven. Want laat ons eene een oogenblik onder
stellen, dat de Vroedschap Van der Walle be
noemt en Jacob van der Walle wil niet, wat
dan Dan slaan jullie een figuur en ik ook met
het schrijven van het verzoek."
Triomfantelijk zag hij zijn beide bezoekers
aan. Maar alleen Lourens Nagelmans keek sip.
Simon Krepel niet.
„Meester kan volkomen gerust zijn. Als Jacob
van der Walle benoemd wordt, weigert hij niet."
„Hoe weet je dat, Krepel
(Wordt yeryolgd)