No. 31
Vrijdag 29 Juli 1932
46e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS,
ZEEUWSCHE KERKBODE.
'1 REDACTIE: Ds. A. C HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W, M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A, B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J, VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGENG ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
ZALIGE VACANTIE.
II.
De Heere zal hem ondersteunen op
het ziekbed in zijn krankheid veran
dert Gij zijn gansche leger.
Ps. 41 4.
Voor menig geloovige is de vacantietijd li
chamelijke vooruitgang, doch de ziel kwijnt'
Neen gèèstelijk is voor velen de rusttijd geen
vooruitgang. Dat is, als de vrijheid, die men ge
bruikt, ja misbruikt wordt voor de streeling van
het vleesch. Velen bedroeven in dezen zomertijd
den Heiligen Geest. Aan het lichaam wordt mèèr
zorg besteed dan aan de ziel. Maar nu is er
óók een vacantie, die men niet nèèmt, maar die
men krijgt, zonder er om te vragen. En dat niet,
een enkele dag of week, maar soms maanden.
Een gedwongen rust, dikwijls schadelijk voor
het lichaam, maar winst, geestelijke winst voor
de ziel.
Wij leven nu volop in de vacantie. Jong en
oud trekt er op uit. De plannen zijn reeds maan
den van te voren klaargemaakt. Naar pensions
(christelijke!) werd geschreven, huisjes werden
gehuurd en bij de bepaling van plaats, ook ge
rekend met een kerkelijk leven, als men er des
Zondags moet toeven alles is tiptop in orde
de lang verwachte dag is eindelijk aangebro
ken en we gaan uit. Heerlijk Vacantie
Naar het bosch of naar de zee juicht heel het
huisgezin Maar dan steekt God wel eens
den brand in onze plannen. Plots komt de dood
onze vensteren binnen en een geliefde wordt
weggerukt. Van het uitgaan komt nu natuurlijk
niets. Er is groote rouw in ons hart. Of wat nog
meer geschiedt God roept u toe, uw vacantie
in huis door te brengen. Een andere vacantie
moet ge nemen dan ge van plan waart. De
Heere brengt u op een plaats, waar gij niet zijn
wildet. De bosschen waarvan ge reeds gedroomd
hebt ge komt er niet in, het strand en de zee
waarover gij reeds lang gemijmerd hebt, zult ge
niet zien, er komt niets van om den blanken top
der duinen te beklimmen, om daar uw lied hoog
uit te schallen uw klimtocht zal een andere zijn,
ge zult naar uw slaapkamer gaan en die wordt
voor korter of langer tijd uw vacantieoord.
God werpt u op het ziekbed. Of Hij nood
zaakt u binnen uw woning te blijven. En als
uw vrienden van de schoone natuur genieten in
het bosch aan de zee of op de paarse heide,
krijgt gij een gedwongen vacantie. Een rusttijd,
waaraan ge heel moeilijk kunt wennen en waarin
ge veel moet missen. Een rust met smart en pijn
gemengd. Het wordt u niet gevraagd, of het u
uitkomt. Of uw arbeid u missen kan. Of ge in
uw gezin ontbeerd kunt worden. Ge moet u,
onverbiddelijk aan die vacantie onderwerpen.
Wat kan die tegenspoed u dan drukken Hoe
kunt ge onder die vacantie mismoedig worden
En ge weet van te voren niet, hoe lang dit alles
duren moet. Ja, ge weet niet eens, of ge ooit
van uw ziekbed weer zult opstaan. Welk een
onzalige vacantie, is menigmaal uw zuchtMeent
ge dat Moet dat zoo zijn Als ge uw Bijbel
opslaat, leest ge ergens van juichende zieken
„Ze juichen op hun legersteden (Psalm 149)".
Ze zingen psalmen en lofzangen in den kerker,
ook al zijn voor een tijd hun voeten gebonden
in den stok.
Juichende vacantiegangersDat begrijpt ge.
Dat is niets vreemds. Maar juichende zièken,
dat is wel wat vreemd. Geduldig in tegenspoed
Neen, jubelend in tegenspoed. Och, geloovigen
doen altijd wat vreemd, het zijn ook maar vreem
delingen op aarde. Hier tijdelijk gelogeerd. Ze
juichen op hun legers. Waarom doen ze dit dan
We lezen in Psalm 41 „de Heere zal hem
ondersteunen op het ziekbed, de Heere verandert
in zijn ziekte zijn gansche leger. Daarom juichen
en zingen zij in de grootste smarten, blijven
onze harten in den Heer gerust"... Ze kennen
een blijdschap der ziel in de goede oogenblikken
van hun krankheid. De Heere is bij hen. Ze
zullen niet vreezen. Als ver weg uw kennissen
genieten, geniet uw ziel op een andere wijze met
den dichter van dit lied mee. Gij grijpt in geloof,
deze belofte Gods vast. De Heere zal... Niet
alleen op het zièkbed, maar ook in andere moei
lijkheden des levens. Het kan gebeuren, dat ge
meent door allerlei vijanden omringd te zijn, die
niet ophouden u aan te vallen. Dit was ook de
ervaring van dezen dichter. Ps. 41 is een lied
op het ziekbed. Nu zijn er ziekbedden waar het
psalmzingen ophoudt. Lichaam en ziel zijn dan
zoo vol smart, dat hoogstens zuchten tot God
opstijgen uit de kranke borst en de matte lippen
alleen tot klagen geschikt schijnen. Maar er zijn
ook ziekbedden waarop, onder lichamelijk lijden,
de ziel de vleugelen uitslaat om tot God te vlie
gen. Zulk een ziekbed hebben we hier. David
ligt krank terneer. En hij weet zich, op zijn ziek
bed, door vijanden omringd, die naar zijn dood
verlangen. Het ergste is nu wel, dat ze hem ko
men troosten met huichelachtige lippen. Ze vein
zen om zijn legerstede. Ze letten op de sympto-
nen van zijn ziekte om daaruit op te maken, dat
dit ziektegeval hopeloos is en de dagen van de
zen lijder geteld zijn. En wat David diep schokt,
is de gedachte van deze „vertrooster", die fluis
terend wordt rondverspreid, dat dit lijden een
gevolg is van een bijzondere zonde, die hem
aankleeft. Zijn beste vriend is hem ontrouw ge
worden op zijn ziekbed. Wat moet hij toch veel
ondervinden De zieke heeft echter één toe
vlucht, één vertrouwden vriend, die hem nooit
in de steek heeft gelaten. Die toevlucht is zijn
God. De Heere zal hem ondersteunen op het
ziekbed. Hém, die zich verstandig gedragen heeft
jegens den ellendige hém, die in zijn gezonde
dagen den arme heeft geholpen. „Zalig zijn de
barmhartigen, want hun zal barmhartigheid ge
schieden". Dat is de grondtoon van dit lied. Is
het het kenmerk der god-loozen, de zwakken en
de ellendigen te onderdrukken die den weg des
Heeren bewandelen, doen dat niet. De vrome
in dezen psalm heeft den nooddruftige, uit liefde
tot zijn God, geholpen. Zalig, is hij daarom. De
Heere weet zulke barmhartigheid te beloonen.
God zal hem daarom niet prijs geven aan de
woede zijner vijanden en Hij zal hem op het
ziekbed nabij zijn. Hij zal hem ondersteunen.
De Vader van alle barmhartigheid zal Zijn hand
onder zijn hoofd leggen, gelijk de liefderijke ver
pleegster het zwakke hoofd van den kranke
steunt. „Gij verandert in zijn krankheid zijn
gansche legerstede." God maakt het ziekbed bij
hem tot iets anders, dan het is. Ook de hardste
peluw weet Hij zacht te strijken voor dien, die
barmhartigheid oefent. Door Zijn vertroostingen
(hoe geheel anders dan die van menschen
ontneemt Hij het smartelijk karakter aan het
ziekbed. Alles wordt den kranke nu anders. De
Heere is bij hem. Zijn gemeenschap smaakt hij
zoo heerlijk.
Nu is hij niet bang meer. Gods belofte houdt
hij vast. Daarop steunt hij. God zal barmhartig
heid bewijzen hem, die tot Hem roept. Des Hee
ren ondersteunende en uitreddende genade zal
den kranke genezen en hem weer teruggeven
ana de zijnen. Daarom durft hij ook, ondanks
zijn zonde, om genezing vragen en om oprichting
van zijn krankbed. Die ondersteuning geeft hem
kracht en troost en bemoediging. Ze geeft hem
in zijn hart gezangen der bevrijding, psalmen in
den nacht. David ligt voor Gods zalige rekening.
De Heere, de God van hemel en aarde, onder
steunt hem. Hij verkwikt hem door Zijn genadige
tegenwoordigheid, waardoor het krankbed geen
krankbed meer is. Gelukkig, zulk een kranke
Gelukkig, hij die in zijn nood en ellende zulk een
Trooster heeft
Dat is nu, zalige vacantie. Gij weet in geloof,
dat Hij uw krankheden ook uw zièleleven op
Zich genomen heeft en dat Hij uw smarten ge
dragen heeft. Christus, is de eenige Trooster aan
uw legerstede. Hij is ook de éénige steun in uw
moeilijkheden. Als gij leert schuilen aan Jezus'
hart, als gij leert volgeling van Christus te zijn,
óók in het passieve zoo gij leert rusten (en
die rust is öök geloofswerkzaamheid) in hetgeen
Hij heeft volbracht, dan benijdt ge niet meer
hen, die hun vacantie elders doorbrengen. Dan
wordt de belofte Gods ook aan u bewaarheid
in zijn krankheid verandert Gij zijn gansche le
gerstede. Jezus is de Medicijnmeester voor uw
lichaam èn uw ziel. In Zijn tegenwoordigheid
vergeet ge, wat u deert en wat ge mist.
Zalige vacantie Het is u goed nabij Hem te
zijn en vol vertrouwen zet gij uw treden in Zijn
spoor. Heilzame vacantiedwang Indien toch de
Zoon des Menschen u zal vrijgemaakt hebben,
zult gij waarlijk vrij zijn.
Moge dat vacantiegevoel (de vrijheid door
den Geest) veel in uw vacantie, op uw ziekbed,
in uw arbeid, in uw hart gevonden worden
Geloofd zij God
Domburg. J. E. VISSER.
LEERTUCHT1
In een polemiek met Ds. te Winkel schrijft
Prof. Obbink nog verder over leertucht. En
wel aldus
„Tenslotte vraagt Ds. te Winkel of een kerk
mag toelaten dat van eiken kansel elke parti
culiere meening verkondigd wordt Ik antwoord:
neen, natuurlijk niet. Een Christelijke kerk mag
en moet eischen dat Christus het object der
prediking is.
En als dat niet gebeurt Dan kan m.i. de kerk
nooit verder gaan dan aan zulk een „prediker"
te kennen geven dat ze op zijn aanwezigheid
geen prijs meer stelt, omdat hij niet medewerkt
aan de „opbouwing van het lichaam van Chris
tus". En dan ontbreke vooral niet het schuld
besef over het gebrek aan eigen geestelijke kracht
waardoor zoo iets mogelijk en noodig werd."
We kunnen niet nalaten hierbij een tweetal
opmerkingen te maken.
De eerste is deze, dat ook Prof. Obbink dan
waarde toekent aan een menschelijke uitspraak,
die constateert dat iemand van de waarheid af
wijkt. Immers, de kerk moet in bepaalde geval
len dan uitspreken, dat zij op het blijven van
een „prediker" geen prijsstelt. Alleen door men
schelijke interpretatie van Gods Woord kan zij
er toe komen om te constateeren dat een predi
ker niet medewerkt aan de opbouwing van het
lichaam van Christus.
De tweede is, dat van zulk een „leertucht"
wel niet het minste gevolg is te verwachten.
Tegenover de uitspraak der kerk, die immers
alleen berust op menschelijke interpretatie van
Gods Woord, zal de „prediker" dien men vrien
delijk verzoekt heen te gaan, zich wel verweren
door op te merken, dat de kerk zich vergist en
dat hij wel degelijk arbeidt aan de opbouwing
van Christus' lichaam.
Paulus dacht er toch wel anders over als hij
zeide dat men een ketterschen mensch moest
verwerpen.
En als er schuldbesef moet zijn bij een kerk
dan zal het toch zeker ook wel hierover moeten
zijn, dat zij de kracht mist om te zijn wat ze
behoort te zijn, een pilaar der waarheid en dat,
die haar bestrijden ongemoeid hun verderfelijk
werk kunnen voortzetten.
BEMOEDIGENDE GIFT.
Eén onzer vrienden, buiten Zeeland, trouw
lezer van onze Zeeuwsche Kerkbode, las wat
we daarin schreven over de reparatie van het
kerkdak te Magelang, en zond ons tien gulden
daarvoor.
Door deze gift werden we zeer verblijd voor
al ook om wat hij daarbij schreef. Om dit te
begrijpen moeten de lezers weten, dat een doch
ter van dezen broeder, die met een onderwijzer
in Magelang gehuwd was, daar overleed nu
drie jaar geleden.
Hij schreef ons dan o.m. „Al behooren we
niet tot de Zeeuwsche Kerken, U wilt zeker
ingesloten briefje wel in ontvangst nemen voor
de herstelling van het dak. We doen dit om
een offertje te brengen uit dankbaarheid voor
al het genot en den geestelijken zegen die door
onze lieve dochter in dit kerkje is genoten. Her
haaldelijk schreef ze ons dat ze met zooveel
genoegen en met zooveel vrucht voor haar ziele-
leven in dit kerkje heeft neergezeten."
Temidden van de zorgen, die de behartiging
van den Zendingsarbeia tegenwoordig mede
brengt, was ons dit schrijven tot een rijke ver
kwikking en bemoediging. In de overtuiging, dat
het ook anderen daartoe zal kunnen strekken,
meenden we dit niet voor ons te moeten houden
maar door onze Kerkbode bekend te maken.
Wat een zegen bracht de arbeid in onze kerk
te Magelang voor deze jeugdige zuster, die zoo
jong het leven moest verlaten, maar die het zoo
getroost kon verlaten in de zekerheid der zalig
heid door onzen Heere Jezus Christus.
Laat het ons een voorrecht blijven te mogen
zorgen, dat aan Europeaan en Javaan, daar bij
den voortduur het Evangelie der genade kan
worden gepredikt.
HEIJ.
KERMIS.
Augustus nadert. Nog enkele dagen en ons
Marktplein staat weer vol kermistenten.
Men kon gisteren na de gehouden markt in
onderscheidene straten reeds allerlei wagens zien
staan, waarvan de bezitters wachten op het
oogenblik, dat de Markt leeg zou zijn.
Met den opbouw van de kermis is men reeds
druk bezig.
Middelburg zal weer feestvieren. Vlissingen
is voorgegaan en zooals de bladen meedeelden
is er op de kermis veel geld verdiend. De onder
nemers waren zeer tevreden.
Dat dit schadelijk is voor de neringdoenden
spreekt vanzelf ook hier zal het einde den last
dragen. Maar het ergste is, dat men in dezen
tijd ieder klaagt immers hiervoor zijn geld
wil en durft uitgeven.
Het ontzaglijke van onzen tijd is, dat men de
moeilijkheden wil weglachen en wegdansen.
Men moet genieten om van het leven nog wat
te maken, maar men blijft arm.
Een oogenblik voor jonge menschen misschien
van wild oplaaiende vreugde, maar niet minder
van levensvernietiging.
Moeilijke dagen voor vele ouders met groote
kinderen. Toch mogen wij verwachten, dat onze
jongens en meisjes krachtens hun beginsel zich
ver zullen houden van deze ijdelheid. Hun genot
zullen zij dan ook elders zoeken. Waar „Vrien
denkring" anti-kermisvergaderingen in de Gast-
huiskerk heeft georganiseerd (zie adverentie in
dit nummer), laten onze jongeren hieraan met
volle kracht meewerken.
De Heere zegene alle actie van volgende
week, welke dient tot bewaring van een heilig
jeugdleven en zij er voortdurend in onze stad,
in Walcheren en in Zeeland een wandelen vol
gens Gods heilig gebod.
Middelburg. SCHEELE.
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
5, Een schoon voorbeeld.
Ja, gelukkig, er worden nog wel mooie voor
beelden gegeven Ook in onze veelszins droeve
tijden Waardeer ze maar en dank er God voor!
Er is een gevaar, dat we die wel eens over
het hoofd zien. Ook in onze Bijbel lezen we er
wel wat gemakkelijk over heen, soms.
Daar hebt ge dat mooie hoofdstuk in Hande
lingen 10. De Apostel Petrus was op een in
spectiereis te Joppe en kreeg toen het verzoek
van den Romeinschen officier Cornelius te Ce-
sarea, om ook dezen eens een bezoek te bren
gen. Of liever om dien hoofdman te brengen
„woorden der zaligheid".
En Petrus ging. Hij behoefde niet te twijfelen,
of dat wel goed was. God zelf had die bood
schappers gezonden Petrus was op den goeden
weg
En dan komt het, waarop ik hier in het bij
zonder wou wijzen. Dan leest ge, dat Cornelius
den apostel verwachtte, en dat hij daartoe sa
mengeroepen had die van zijn maagschap en
bijzonderste vrienden. Het was dus een heele
familie- en vriendenkring, waar Petrus binnen
kwam (Handel. 10:24).
Welnu Dat noem ik een schoon voorbeeld
Van dien Cornelius bedoel ik. Het hoogste heil
achtte hij niet alleen voor zich zelf noodig en
heerlijk maar hij had er behoefte aan, ook zijn
maagschap, dus zijn gezin en familie, met zijn
vrienden, daarvan deelgenoot te maken.
Gelukkige Cornelius Daar doet ge heel goed
aanGe zult daar zelf zegen van ontvangen
en tot zegen zijn voor uw huiselijke- en familie
kring. Welk een navolgenswaardig voorbeeld
Als we in ons gezin een blijde dag hebben
en met hartelijke dankbaarheid en vreugde ron
dom de disch zijn geschaard, dan kan het ons
zoo goed doen, al de onzen te zien deelen in
die zegeningen. Dat verhoogt onze blijdschap
en het sterkt ons leven. En dat zeggen we ook
dikwijls hardop. We kunnen dat niet verzwijgen
zelfs. En 't is goedSterker nogals we er
ééntje missen, dan kan dat zelfs een traan in
ons oog brengen Och, dat hij of zij er nu ook
getuige van mochten zijn Het zou onze vreugde
tot het hoogtepunt doen stijgen En terecht.
Ge hebt al gevoeld, waar ik heen wil, is 't
niet Ja, zeg het maar, want het is toch zoo