No. 29
Vrijdag 15 Juli 1932
46e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZENDING.
UIT DE PERS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D, SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE
A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
OP DEN MAN AF.
En als hij handelde van rechtvaardig
heid en matigheid en van het toekomend
oordeel, Felix zeer bevreesd geworden
zijnde
Hand. 24:25a.
De apostel Paulus spreekt tot Felix en Dru-
silla over het geloof in Christus.
Al waren hun zonden talrijk en zwaar, in
Christus' bloed kan ook hun schuld worden ge
delgd. Zelfs voor deze grove zondaren is er een
weg, waarlangs ze van de straf ontheven kun
nen worden, en vrede voor hun ziel kunnen
vinden.
Felix en Drusilla gelooft in Christus.
Maar dan heeft Paulus nog meer te zeggen.
Na de behoudende, troostende zijde van het
Evangelie naar voren te hebben geschoven, komt
hij nu met de eischen, die het Evangelie den
zondaar stelt.
Hij stelt hem in Gods naam den eisch der
bekeering.
Hoe doet hij dit echter
Zegt hij zoo in 't algemeen bekeert u
Neen hij specialiseert dien eisch en brengt hem
tot Felix en Drusilla in woorden, die uitdruk
ken, waarop 't bij hen vooral aankomt in dat
bekeeringswerk.
De hoofdinhoud van zijn bekeeringsprediking
is rechtvaardigheid, matigheid en 't toekomend
oordeel.
RechtvaardigheidDie wordt vereischt in
een rechter. En nu was Felix een onrechtvaardig
stadhouder, die met het recht speelde en voor
zóó en zóó veel geld Paulus wel wilde loslaten.
Daarom spreekt de apostel tot dezen onrecht
vaardige over rechtvaardigheid.
MatigheidFelix leefde in onzedelijkheid.
Drusilla (die een Jodin was) had met dezen
heiden een onwettig huwelijk aangegaan. Daar
om spreekt Paulus tot dezen man, die zich uit
leefde en zijn hartstochten niet in toom had,
over matigheid.
Het toekomend oordeelFelix nam zijn ambt
waar alsof hij nimmer voor zijn daden ter ver
antwoording zou geroepen worden. Daarom
spreekt Paulus tot dezen lichtzinnigen bij-den-
dag levenden rechter over het toekomend oordeel.
Welk een voortreffelijk zieleherder is de
apostel hier
Hij blijft niet bij algemeenheden, maar noemt
de dingen bij den naam en verbizondert den al-
gemeenen bekeeringseisch.
Johannes de Dooper volgde dezelfde methode.
De menschen vroegen hemMeester, wat
zullen wij doen
En nu zegt Johannes niet in 't algemeen
Mannen, bekeert u.
Maar hij zegt tot den oneerlijken tollenaar
Eischt niets meer dan hetgeen u geoorloofd is.
Overvraagt de menschen niet. Perst ze niet af.
En tot de rumoerige krijgslieden zegt hij
Doet niemand overlast en ontvreemdt niemand
het zijne met bedrog en weest tevreden met uw
bezoldigingen.
Deze manier van prediken heeft eiken Evan
gelieprediker iets te zeggen.
Met algemeenheden wordt het hart niet ge
troffen en geen vrees gewekt.
Tot ieder zondaar komt de eisch der bekee
ring met eigen klank.
Nu kan een predikant op den kansel niet in
bizonderheden afdalen.
Dit brengt het gevaar mee, dat men vrij rustig
luistert naar hetgeen gesproken wordt over het
geloof in Christus en den eisch der bekeering
en het breken met de zonden.
Maar vergeet nu nietgij moet voor uzelf
dien algemeenén eisch specialiseeren, en de
scherpe punt van 's Heeren eisch tot u niet
breken.
Wanneer wij met u onder vier oogen spraken
zou 'k misschien tot u moeten zeggen Gij, breek
met uw zinnelust, met uw verboden zingenot,
met uw zwoele, onreine levenssfeer.
En tot u Gij, breek met uw hoogmoed, met
uw zoeken van eigen naam en eer.
En tot u Gij, breek met uw laster, uw kwaad
spreken, uw ondoordacht oordeelen.
En tot uGij, breek met uw oneerlijkheid,
met uw leelijke handelspraktijken, met uw leugen
in de omgangswereld.
In 't algemeen specialiseer voor u persoonlijk
den eisch der bekeering en breek met die zonden,
die ik van u niet ken, maar die bij God bekend
zijn en die u verhinderen om in te gaan in het
Koninkrijk der hemelen.
Z. KOK.
BEDROEVEND.
Dat men in ethischen kring groote bezwaren
heeft tegen het bestaan en den arbeid van de
Vrije Universiteit is bekend. Dat kan ook niet
anders bij het groot verschil in beginselen, waar
van men over en weer uitgaat.
Beneden critiek is echter de manier, waarop
in het „Algemeen Weekblad voor Christendom
en Cultuur", één van de redacteuren, in een
artikel „Uit het diensthuis uitgeleid", aan die
bezwaren uiting gaf.
Dat was in strijd met elk goed begrip van
„Cultuur" en zeker met een „Cultuur", die wil
samengaan met Christendom.
Zulk schrijven is bedroevend. Niet, omdat
men daarmee de Vrije Universiteit wezenlijke
schade zou doen. Maar omdat een Weekblad,
dat een naam heeft op te houden, daarmee af
daalt tot het peil van gemis aan gewoon fatsoen.
HEIJ.
ONZE U.L.O.-SCHOLEN.
Vele ouders staan aan het einde van dezen
schoolcursus voor de vraag wat nu te doen
met onze kinderen
Sommige kinderen zijn nog te jong om werk
te verrichten, anderen om werk te vinden.
Waar onze tijd, waar het leven vraagt krach
ten, die goed onderlegd zijn, is voortgezet onder
wijs voor vele jongens en meisjes een levens
behoefte.
Men behoeft niet allen verder te studeeren,
want ook daarin is een groot gevaar gelegen,
maar daarom juist is het bezoeken van een
U.L.O.-School van groot belang. Algemeene ont
wikkeling is altijd gewenscht.
Voor vele inrichtingen van onderwijs wordt
men hier opgeleid, de hoofden der scholen zijn
bereid alle inlichtingen te geven doch tege
lijkertijd worden degenen, die direct het leven
ingaan voor de practijk bekwaam gemaakt om
ter zijner tijd van dit voortgezette onderwijs de
vruchten te plukken. De vraag, wat nu met mijn
kinderen is het best te beantwoorden, door hen
te zenden naar een U.L.O.-School, met welk
diploma of onderwijs men straks alle kanten uit
kan gaan. Deze oplossing geven wij de ouders
in overweging.
Middelburg. SCHEELE.
Kramadangsan, 15 Mei 1932.
Amice,
Ge zult wel zeggenwaar komt die brief
vandaan want zeer waarschijnlijk hebt ge nog
nooit van een plaats gehoord, die Kramadangsan
heet.
Ik zal U gauw uit den droom helpen. Kra
madangsan is de naam van één der kampong,
waaruit Tempel bestaat en zooals ge weet is
er een kleine gemeente in Tempel en de goeroe
van deze gemeente, in wiens huis ik nu ben,
woont in de kampong Kramadangsan.
Ik had me voorgenomen om dezen geheelen
dag in de gemeente van Tempel door te bren
gen. Door de veelheid van arbeid is het vaak
zoo, dat ik in een dessa Zondagsmorgens maar
even kan zijn. Zoodra de samenkomst afgeloo-
pen is, waarin ik het Heilig Avondmaal heb be
diend, moet ik in den regel spoedig weg omdat
er op dien dag elders weer een andere samen
komst moet gehouden worden, of ander werk
moet worden verricht.
Maar dezen dag kom ik voldoen aan mijn
verlangen om den geheelen dag in Tempel te
vertoeven en eens een beetje langer over den
toestand der gemeente te praten dan anders wel
mogelijk is.
Zooeven heb ik het Heilig Avondmaal be
diend in de gemeente na afloop daarvan ben
ik met den helper meegegaan en in zijn huis in
gezelschap van een paar Javaansche en Chi-
neesche broeders wat zitten praten over den
arbeid, over de malaise, over de weinige ver
diensten van de menschen die in vele gevallen
tot een derde van de vroegere verdiensten zijn
daald. En zoo vroeg ik kunnen jullie nu mer
ken, dat de malaise de menschen tot nadenken
brengt, zooals dat op andere plaatsen, b.v. onder
de Chineezen van Magelang het geval schijnt
te zijn. Neen, zoo luidde het teleurstellend ant
woord integendeel, de zorgen waarin de men
schen verkeeren verdrijven schier elke gedachte
aan God en Zijn dienst. De harten van velen
zijn meer gesloten dan ooit het is donker in
hun hart en over den Godsdienst te spreken is
zoo ongeveer het laatste waartoe ze komen.
Dezen morgen had ik in de samenkomst een
4-tal Chineesche jongelui gemist, die een tijdlang
de samenkomsten hadden bijgewoond ik vroeg
nuhoe gaat het met die jongens ik zag ze
niet. Antwoord ja, ze komen niet meer. Op een
Zondag toen die jongens uit de samenkomst
uiswaarts keerden, werd een van die jongens
oor zijn moeder gehaald en op de vraag wat
doe jij in die koempoelan der Christenen, had
ze haar slof genomen en haar opgeschoten zoon,
midden op de straat, zoo'n pak slaag gegeven,
dat deze niet meer durft te komen. Ook de
andere jongens vonden tegenstand en hen werd
het bijwonen van de samenkomsten verboden.
Straks, zoo troosten ze zich, en spraken ze tot
den helper, als we werken en zelfstandig zijn,
zullen we toonen, dat we het gehoor niet ver
geten zijn.
Ik denk aan al den tegenstand, die we in
Tempel reeds gevonden hebben, zooveel, dat
men er zich over verwonderen moet, dat de
gemeente nog bestaat.
Ik denk aan die vrouw, die midden in den
nacht werd opgeschrikt door tegenstanders, aan
de bedreigingen, die de Christenen hebben moe
ten hooren. Een goed gerucht is er over het
Christendom nog niet ontstaan in deze streek.
Dé machten der duisternis zijn groot.
Hoe wonderlijk is dit alles. Zooals ik hier
zit, lijkt alles zoo vredig en rustig het is een
en al bosschage, waartusschen de dessahuizen
verscholen liggen en het prettige geluid van
koerduiven maken het vredige nog grooter. Ik
kan mebegrijpen, dat de menschen spreken van
het idyllische dessaleven en meenen, dat het
ook in de harten der menschen vrede is. 't Is
of al het kwaad der wereld niet door kan drin
gen in deze rustige dorpen, waar ge over smalle
paadjes, tusschen steenen wallen en allerlei ge
boomte, al verder afkomt van het drukke leven.
Het schijnt hier heerlijk rusten om hier even
alle moeite en teleurstelling te vergeten. Maar
in werkelijkheid is alles zoo anders. De enkele
Christenen leven als eenzamen tusschen hun af-
keerige volksgenooten. Het kwaad dringt veel
vuldig deze dorpen binnen en de ongerechtigheid
bloeit er tierig. Maar voor het Woord Gods
is er schier geen plaats elk erf en elk huis
schijnt gesloten, de geestelijke dood ligt uit
gespreid over al die groene dorpen.
't Is Pinksteren o, als die Geest des Heeren
eens ontwaakte over deze streek, als die
Geest met de wegvagende kracht van den storm,
die doodsmacht eens brak en leven wekte
wanneer alle verzet en tegenstand eens weg
teerde door het vuur des Geestes. Vanmiddag
willen we weer bij elkaar komen, speciaal om
met elkaar te bidden om die doorbrekende wer
king van den Heiligen Geest, om die werking
waardoor het volk levend wordt, en den Naam
van den Heere Jezus, nu nog niet of weinig ge
kend, beleden wordt als de eenige naam door
welken zij moeten zalig worden, als de naam
boven alle namen.
Zoo juist ben ik terug van de samenkomst,
waarin we met elkaar gebeden hebben om de
doorbrekende werking van Gods Geest. Wat
een vrijmoedigheid bij onze Javanen om in zoo'n
samenkomst te bidden en wat wordt in zoo'n
samenkomst de band aangehaald want als ge
deze Javanen hoort bidden, dan merkt ge hoe
Uw eigen begeerte, strijd, moeite, ook hun be
geerte en strijd is. Zij begeerden de komst van
Gods Rijk, maar begeerden dat toch ook aller
eerst in eigen leven, in eigen gezin, onder hun
huisgenooten, hun kinderen.
En nuwe zien uit en wachten.
Als steeds
1.1.
A. MERKELIJK
Nu in deze rubriek opgenomen werd de rede
van Prof. Greijdanus, vinde hier ook een plaats
het „Ingezonden Stuk" van Prof. Aalders, op
genomen in De Bazuin, waarin hij afwijst wat
Prof. Greijdanus hem ten laste legde.
Hooggeachte Redacteur,
Uit het verslag van den Theol. Schooldag in
het No. van 24 Juni 1932 blijkt dat de Rector
der Theol. School, Prof. Greijdanus, gemeend
heeft te moeten polemiseeren tegen een uitdruk
king door mij gebezigd in een rede, in het belang
van de Vrije Universiteit te Hoogeveen gehou
den, en dat hij daarbij in den breede heeft uit
geweid over wat ik met die uitdrukking zou
hebben bedoeld. Hij heeft daaruit verschillende
consequenties getrokken, waarin hij een zekere
bedreiging van de Theol. School ziet, waartegen
hij zich dan te weer stelt. Laat mij hier duidelijk
en beslist mogen zeggen, dat er van dat alles
wat Prof. Greijdanus uit mijn woord wil aflei
den niet het allerminste in mijn gedachten is ge
weest. Met het zeggen dat de Vrije Universiteit
„de eenige hoogeschool met den Bijbel op de
geheele wereld" is, heb ik niets anders bedoeld
dan dat zij de eenige Universiteit met den Bijbel
op de geheele wereld is een uitspraak waarvan,
meen ik, wel niemand de juistheid zal betwijfe
len (helaas!). Ik heb eenvoudig het woord
„hoogeschool", in overeenstemming met het
meest gewone spraakgebruik (zie Koenen, Ver
klarend Woordenboek der Nederlandsche Taal
II, 1916) gebezigd als synoniem van „Universi
teit" en deed dit, omdat ik een parallel trók
met de „Scholen met den Bijbel". Ik ben dan
ook zeker, dat niemand mijner hoorders zich in
de bedoeling van mijn woord heeft kunnen ver
gissen, en niemand hunner daarin eenige gering
schatting van of polemiek tegen de Theol. School
onzer kerken heeft gehoord. Ik heb er ook niet
de minste behoefte aan om over de kwestie der
opleiding tot den dienst des Woords te polemi
seeren. De door Dr. Impeta in het Gereformeerd
Kerkblad voor Drente en Overijsel van 2 Juli
geuite wensch, dat op dit punt de degens wor
den in de scheede gestoken en alles worde ver
meden wat de eenheid onder ons schaden zou,
vindt bij mij volkomen weerklank. En juist
daarom meen ik thans even het woord te moeten
vragen, om tegen misvatting van het door mij
gesprokene op te komen en, in betrekking tot
het door Prof. Greijdanus als voorwerp van zijn
bestrijding te berde gebrachte, zonder eenig
voorbehoud te verklaren, dat ik van dat alles
niets gezegd nóch bedoeld heb.
G. CH. AALDERS.
Hilversum, 2 Juli 1932.
ONDERSCHEID TUSSCHEN
AFSCHEIDING EN DOLEANTIE.
In de Watergraafsmeersche Kerkbode schreef
Ds. D. J. Boerkoel, een artikel waarin op dui
delijke wijze de overeenstemming en het onder
scheid tusschen de twee kerkelijke bewegingen,
van 1834 en 1886, die in 1892 inéénvloeiden,
wordt aangegeven. Waarom we het hier over
nemen.
Welke waren dan die golfjes, die de twee
dammen aanvankelijk van elkander gescheiden
hielden Wat waren de bezwaren, die zes jaren
lang de her-eeniging belemmerden
In de eerste plaats de methode van reformatie.
Ze komt al uit in de namen, waarmede beide
bewegingen zich aandienen. De eerste noemen
weAfscheiding. De andereDoleantie.
Bij de Afscheiding ging het aldus toe, dat
men over 't algemeen persoonlijk uit de Herv.
Kerk uittrad. Men zegde zijn lidmaatschap op.
Men trok zich niet alleen terug van onder de
Haagsche Synode, maar ging ook uit de plaat
selijke kerk heen. Zij, die dit individueel deden,
bleven natuurlijk niet apart staan. Ze sloten
zich bij elkaar aan kozen uit hun midden een
nieuwen kerkeraad, en institueerden aldus op-,
nieuw een plaatselijke kerk, die, zooals Dr. Rull-
mann zegt, niet in confessioneelen zin, wat de
belijdenis aangaat want ze beweerden juist
de oude, ware Geref. Kerk te zijn maar dan
toch in corparatieven zin, als verband, nieuw
waren.
De Doleerenden echter wilden geen nieuwe
corporatie, geen opnieuw institueeren. Zij bra
ken alleen met de Synode van Den Haag, met
het genootschap, niet met de plaatselijke kerk.
Behoudens een enkele uitzondering vroeg nie
mand zijn attestatie op. De leiding berustte op
de meeste plaatsen bij den kerkeraad en waar
deze onwillig bleek, zochten de leden, die re
formatie beoogden, toch eerst den kerkeraad nog
te bewegen, de leiding in handen te nemen. Wei
gerden niettemin de ambtsdragers, dan kozen
de leden een anderen kerkeraad, niet eigenmach
tig, doch onder leiding van den consulent, dus
langs geordenden, organisatorischen weg. De
nieuw gekozenen pretendeerden dan, de eenige,
wettige kerkeraad te zijn van dezelfde plaatse
lijke kerk, waartoe men behoorde en voortdu
rend bleef behooren. En als kerkeraad handelde
men uit naam van heel de kerk en al hare leden.
Een aantal van die leden wilde van reformatie
niet weten was het dus niet eens met de han
delingen van den doleerenden kerkeraad erken
de deze niet als wettig beschuldigde hem, dat
hij zichzelf opgeworpen had, de macht usurpeer
de en bleven trouw aan den ouden raad.
Maar al werd zijn gezag niet door iedereen