UIT DE PERS. FEUILLETON, EVERT VAN DER WALLE. KERKNIEUWS, willen wij gaarne het minder-,,mooie" voor onze rekening nemen, als wij dan maar het meer-juiste aan onze zijde hebben En dan blijven wij vooralsnog bij onze mee ning dat het kruis-zonder-haan juister is dan het wellicht „mooiere" van „de haan-op-het-kruis". Wij geven onzen broeder en zijn pastoor gaarne toe dat hun opvatting een mooie symbo lische gedachte weergeeft, reden waarom wij herhalen wat we op 10 Juni j.l, schreven „Het is mij goed, wanneer de haan blijft tronen op zijn hoogen zetel". Maar we herhalen ook dat het ons beter zou zijn, wanneer het heidensche haantje vervangen werd door het kruis zonder meer. Immers het blijft waar dat het doordringend hanengekraai in de heidensche symboliek een ruime plaats innam ter verdrijving van de booze geesten. Het blijft waar dat historisch het haan tje op den toren aan de heidensche bouwkunst ontleend is. Het blijft waar dat de opvatting van boven vermelden pastoor een subjectieve interpretatie is, die, hoe mooi ook, nergens steun vindt in Schrift of Kerkgeschiedenis. Wanneer wij ons verplaatsen in den gedach- tengang van den pastoor, dan zouden wij het niet alleen nog mooier, maar stellig ook juister vinden om op het kruis niet een haan te plaat sen, die de verlossing uitkraait, doch aan sluitend aan den gedachtengang der Schrift een engel, die de beteekenis van het kruis naar alle windstreken uitbazuint. Wij denken hierbij aan Openbaring 14 6. Maar waartoe al die franje van nog iets wat dan ook op het kruis Het teeken van den Zoon des menschen zon der meer is genoeg. De kerktoren eindige in het kruis, als in het scharlaken snoer dat hemel en aarde vereenigt tezaam. Middelburg. RINGNALDA. ZENDINGSDAG CLASSIS GOES. Kon de samenkomst op 2en Pinksterdag j.l. om verschillende redenen niet doorgaan, toch meenden leden van de Commissie, dat het nu eens moest geprobeerd op den z.g.n. Heinkens- zandschen marktdag, wijl dan in een groot gedeel te van Zuid-Beveland niet wordt gewerkt en het wel mogelijk is op dien vrijen middag de menschen, die voor de Zending liefde hebben, te vereenigen om enkele onzer werkers in Indië te beluisteren. We roepen dan ook bij dezen op ter verle vendiging der Zendingsactie naar Heinkenszand en wel D.V. Zaterdag 9 Juli 1932 op de mooie weide door den heer Lenshoek zoo bereidwillig voor het doel afgestaan, waarvoor hem hier reeds dank zij gebracht. Deze weide ligt dicht bij het station Hein kenszand en zelfs is in Goes gevraagd of de trein van ruim half 3 even bij den ingang stop pen kan en er is hoop, dat dit zal worden toe gestaan. Ongeveer 2 uur opening. Ds. Koolstra van Kruiningen hoopt een openingswoord te spreken. Daarna zal optreden Ds. L. W. Wessels te Abcoude, die met zijn bekende vurigheid de hoorders zal leiden naar de hoogten van den berg, waar Mozes, Aaron en Hur hunne roeping vervulden voor het in de vlakten strijdende Israël. Na hem hopen nog op te treden 2 mannen, die in Indië in Zendingsdienst zijn n.l. Ds. P. J. Lambooy van Pajeti (Soemba), die tot onder werp koos „Heiden en Christen op Soemba" en Ds. P. H. van Eyk van Solo (Java) over „Het Evangelie in een dessa". Sprekers en on derwerpen moeten wel zoo aantrekken, dat men slechts in de uiterste noodzakelijkheid kan weg blijven. Vriendelijk en dringend wekken we al onze menschen uit Zuid-Beveland, die kunnen, op gaat D.V. Zaterdag 9 Juli naar Heinkens zand en gij zult er zeker uw reis niet beklagen. De Koning der Kerk, Die ons de Zendings roeping gaf, zij met Zijn zegen in ons midden en doe ook deze samenkomst dienen tot ver dieping der liefde voor de uitbreiding van Zijn Koninkrijk. A. SCHEELE. Op den verleden week gehouden Schooldag onzer Theologische School sprak de rector Prof. Dr. S. Greydanus in verband met het (VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING IN DE ZEVENTIENDE EEUW) DOOR H. KINGMANS XXIII. Als steeds, met een bezwaard hart, liep Jacob van der Walle verder hoe zou zijn vrouw het maken Hij zou het liefst maar aan den wal willen blijven, opdat zij niet dagen aaneen alleen zou zijn. Want dat alleen-zijn deugde heelemaal niet voor haar, die steeds aan Evert, dien on dankbaren, snooden jongen dacht en die altijd nog hoopte, dat hij plotseling weer zou keeren, even plotseling, als hij gegaan was. Maar hij kon niet bij haar blijven. Hij moest zijn broodje verdienen. En dat was alleen op het water te vinden. Zoodat hij een week na Everts vertrek weer op zijn botter stapte. Piet Krepel, de jongste zoon van Simon Krepel, was zijn knechtje geworden, daar hij het niet alleen af kon. Het kwam goed uitop den botter van Krepel was geen plaats. Vader Krepel ging vaak niet mede. Zijn zoons zorgden voor het werk. Zoo was de jongen bij Van der Walle aan boord gekomen, 't Was aan den eenen kant een uit komst, maar aan de andere zijde weer niet. De jongen, hoe Weinig hij ook ontving, maakte de onderwijs door de Professoren van de Theolo gische School gegeven o.m. het volgende uit Nu moet op den eisch van het wetenschap pelijk karakter van het onderwijs aan de Theo logische School eenige nadruk gelegd worden, omdat die eisch verzwakt wordt, wanneer het wetenschappelijk karakter der examens aan de Theologische School ontleend wordt op grond daarvan, dat aan haar de opleiding dient voor de vorming tot den dienst des Woords en dat zij van de Gereformeerde kerken uitgaat, en wanneer men weigert haar als Hoogeschool te erkennen, zooals nog in den jongsten tijd. Want het „Gereformeerd Kerkblad voor Drente en Overijsel" van 19 Maart 1932 deelt mede, dat Prof. Dr. G. Ch. Aalders te Hooge- veen in een rede in het belang van de Vrije Universiteit te Amsterdam van deze sprak als „de eenige hoogeschool met den Bijbel op de geheele wereld". Hij kan daarmede natuurlijk niet bedoelen, dat b.v. het Westminster Seminary e. d. g. geene hoogescholen zijn, omdat zij den naam van Seminary dragen. Zullen zijne woor den geen klinkklank zijn zonder wezenlijken zin, dan kunnen zij slechts beteekenen, dat alleen maar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam waarlijk wetenschappelijk onderwijs op den grondslag der Heilige Schrift gegeven wordt. Nu laten we buitenlandsche inrichtingen voor hooger onderwijs rusten. Ten opzichte van onze Theologische School zeggen die woorden dus, omdat Prof. Aalders wel niet bedoelt te looche nen, dat het onderwijs aan haar steunt en rusten moet op de Heilige Schrift, dat aan haar geen hooger wetenschappelijk onderwijs gegeven wordt. En daar Prof. Aalders, gelijk we hem kennen, ook de Hoogleeraren aan de Theologi sche School en hun onderwijs niet wil disquali- ficeeren, moeten zijne woorden wel beteekenen, dat de Theologische School krachtens haar we zen als School voor de opleiding tot den dienst des Woords vanzelf noodzakelijk uitsluit hoo ger, wetenschappelijk onderwijs in dien zin, dat deze School als Hoogeschool in wetenschappe- lijken trant zou kunnen gelden. Daaruit vloeit voort, dat Prof. Aalders dus hooger, weten schappelijk onderwijs niet als regel voor eene goede opleiding tot den dienst des Woords noodig oordeelt, en eene behoorlijke opleiding tot dien dienst zonder wetenschappelijke vor ming door hooger onderwijs mogelijk acht niet maar als uitzondering, doch in het algemeen, óf dat hij anders te kennen geeft, dat de Theo logische School behoort te verdwijnen. Zou Prof. Aalders deze laatste meening koesteren, dan is dat natuurlijk zijn volste recht. Doch be halve dat genoemde uiting het aan degenen, die omtrent het karakter en de wetenschappelijke roeping van het onderwijs aan de Theologische School andere, hoogere gedachten koesteren, bezwaarlijk zoude maken, samenkomsten ter propaganda voor de Vrije Universiteit, waarin dergelijke denkbeelden verkondigd werden, bij te wonen, moeten zich tegen zulke gedachten en woorden ook verzetten, wie omtrent de roeping van den dienst des Woords, en dus aangaande het menschelijkerwijs gesproken noodzakelijk wetenschappelijk karakter van de opleiding tot den dienst des Woords hoogere denkbeelden hebben. Terwille van de hooge roeping van den dienst des Woords en van de groote beteekenis van dien dienst, moet hier verzet aangeteekend worden, opdat de kerken niet ontrouw worden aan hare hooge roeping inzake de volle prediking van alle de rijke en diepe schatten van Gods Woord, en opdat het kerkelijk leven in dat op zicht niet verzinke beneden het peil, dat het in dezen moest en kan bereiken. Nu staat echter Prof. Aalders in zoodanige bewering niet alleen. Een gelijk protest moet ingebracht worden tegen het woord van den Rector Magnificus van de Vrije Universiteit in 1930, toen hij in zijne rede op 20 October 1930 met het oog op de vroegere pogingen om de Vrije Universiteit, d.w.z. de Theologische Fa culteit der Vrije Universiteit, want daar ging het hier om, èn de Theologische School te ver eenigen, zeide„De saamkoppeling van Uni versiteit en Seminarie zou een hybridisch ge wrocht zijn geworden, waardoor de souvereini- teit in eigen kring werd geschaad", Gedenkboek, blz. 22. We mogen nu de quaestie van de sou- vereiniteit in eigen kring uitschakelen. Doch wanneer aldus gesproken wordt van een hybri disch gewrocht, dat ontstaan zou door samen koppeling of vereeniging van Theologische Fa culteit der Vrije Universiteit en Theologische School, dan wordt daarmede gezegd, als de ge- toch al schamele verdiensten nog minder. „Hé, Jacob „Ja. Oh, Krepel." Jacob van der Walle had den visscher, die ook ditmaal thuis gebleven was, niet eens op gemerkt, zóó liep hij over zijn vrouw te denken. ,,'k Heb op je gewacht", zei hij. „Kees Evert- sen heeft al verschillende malen naar je gevraagd. Hij is knapjes ziek. Totaal op, zegt de barbier, die geen hoop meer geeft, 'k Heb al een paar nachten het licht voor hem verzorgd. Dat moet toch ook gebeuren." Het vreemde was opgelostnatuurlijk was de oude niet bij den toren geweesthij was ziek. „Och, die oude", zei Jacob van der Walle. ,,'k Moet even naar mijn vrouw en dan zal ik hem opzoeken. Zeg tegen Piet, dat ik wat lan ger wegblijf." „Blijf maar heelemaal weg. 'k Maak het met Piet op je botter wel in orde." „Maar de jongen moet zijn geld nog hebben." „Dat komt morgen wel in orde." „Ook goed. Hoe maakt mijn vrouw het „Och, 't oude gangetje, hé Mijn vrouw was gister nog bij haar. Altijd maar over Evert, hé? Maar over Kees gaat zij toch anders denken. Zij schrok geducht, toen zij hoorde, dat de oude zoo ziek was." „Zij zal wel inzien, dat zij den oude verkeerd beoordeeld heeft. Maar kom, laat mij gauw gaan. En dan moet ik direct naar Kees." Jacob van der Walle vond zijn vrouw als al tijd in de afgeloopen drie maanden vermagerd, met doffe oogen, zonder levenslust, een schim van wat zij vroeger was. bezigde woorden althans hunnen gewonen en vollen zin hebben, en zooals ook de onzuivere tegenstelling van „Universiteit en Seminarie" aangeeft, dat de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit en de Theologische School in we zen verschillen, geheel ongelijksoortig zijn, zoo dat hare vereeniging zou wezen samenbinding van essentieel onderscheiden inrichtingen. En dat moet dan weer beteekenen, dat dit soort verschil zit in het karakter van beider onderwijs, zoodat het onderwijs in de Theologische Facul teit der Vrije Universiteit ware hooger onder wijs in den echt-wetenschappelijken zin, doch het onderwijs aan de Theologische School niet dat er in dezen maar niet slechts ware een mo gelijk gradueel onderscheid, doch een essentieel verschil. Wederom zou daaruit moeten volgen, óf dat de Theologische School behoort te ver dwijnen, óf dat de dienst des Woords niet als regel eene wetenschappelijke opleiding eischt. Het rechte besef van, en inzicht in, de hooge roeping van den dienst des Woords, en het ver staan dus ook van de menschelijkerwijs gespro ken onmisbaarheid van rechte, wetenschappe lijke vorming in den vollen en hoogen zin tot dien dienst, moet dergelijke voorstelling doen verwerpen als schadelijk voor het welzijn der kerk en voor hare volbrenging van de door God haar gegeven roeping. Zij is geene vrucht van zuiver Gereformeerd denken, maar van eene dualistische grondbeschouwing, die niet als juist aanvaard kon worden. Trouwens, hoe onhelder het denken in deze zaak ook bij overigens scherpzinnige personen wezen kan, blijkt uit de woorden van den nu helaasoverleden President-Curator van de Vrije Universiteit, Mr. Th. Heemskerk. Zelf is hij ons nu wel ontvallen, maar zijn woord blijft, bepaald zijn in druk vastgelegd woord, zooals dat, waarop nu tot mijn spijt gewezen moet worden. Bij de viering van het 50-jarig bestaan der Vrije Universiteit zeide hij toch op 21 Oc tober 1930: „Maar ook de Theologische weten schap moet niet steunen op het gezag der kerk, maar op het gezag der Schrift. Daaruit volgt, dat het niet vanzelf spreekt, en, ik zeg het in alle bescheidenheid, zelfs theoretisch minder ge- wenscht is, dat de kerk zelve voor theologisch onderwijs zorgt en dat de voorkeur behoort te worden gegeven aan theologisch onderwijs door eene Vrije Universiteit op Gereformeerden grondslag", Gedenkboek, blz. 130/131. We hoo- ren het, Mr. Th. Heemskerk sprak het eerlijk en openlijk als zijne overtuiging uit, dat de Theologische School er eigenlijk niet meer moest zijn, nu de Vrije Universiteit er is met hare Theologische Faculteit. Wij kunnen zijne na gedachtenis om die rondheid eeren, maar voorts dit punt nu laten rusten. Doch we mogen vra gen, of de theologische wetenschap dan rust op het gezag der kerk, en niet op dat der Schrift, wannceer de kerk eene inrichting heeft voor de opleiding tot den dienst des Woords Zoo ja, dan moet daaruit toch logisch volgen, dat de theologische wetenschap bij de Vrije Universi teit evenmin rust op de Heilige Schrift, maar op het gezag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag. Waar om zou voorts het rusten van de Theologische wetenschap op de Schrift, en niet op het gezag van kerk of eenige menschelijke persoonlijkheid of groep of vereeniging, beter gewaarborgd zijn, wanneer eene inrichting voor de wetenschappe lijke opleiding tot den dienst des Woords uit gaat van eene particuliere vereeniging, dan wan neer zij uitgaat van de kerk Wanneer men met Mr. Th. Heemskerk het hebben van eene eigene inrichting tot den dienst des Woords door de kerk wil noemen een „zorgen voor theologisch onderwijs", dan moet daar logisch niet tegen over gesteld worden, zooals hij doet„theolo gisch onderwijs door een Vrije Universiteit op Gereformeerden grondslag", maar dan behoort zijn zin te luiden „en dat de voorkeur behoort te worden gegeven aan Theologisch onderwijs door een particuliere vereeniging verzorgd." Had hij echter dit gezegd, zooals logisch noodzakelijk ware geweest, dan zou iedereen, en hij zelf in de eerste plaats, gevoeld hebben, dat zulk be weren nader bewijs zou behoeven. Nu echter worden de dingen hier gemaskeerd en verward, doordat tegenover de kerk gesteld wordt de Vrije Universiteit, en nietde Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grond slag. Doch tegenover „theologisch Onderwijs door eene Vrije Universiteit op Gereformeerden grondslag" moet in dit geval gesteld worden theologisch onderwijs door de Theologische School. En tegenover de woorden „dat de kerk zelve voor theologisch onderwijs zorgt", moet „Moeder. Hier ben ik weer. Hoe gaat het ,,'t Gaat wel. Maar ik ben blij, dat je weer thuis bent. Vooral de nachten zijn zoo lang." „Maar je bent toch niet heelemaal alleen, moeder „Neen, neen, 'k weet het wel. Als de Heere er niet was en mij niet sterkte, ik was van ver driet gestorven. Niets van Evert gehoord, va der 't Was steeds dezelfde vraag, als hij uit zee terugkeerde. En altijd was daar hetzelfde antwoord: „Neen, moeder, hoe zou ik iets van Evert kunnen hoo- ren Och neen, zij wist het wel. Hoe zou hij iets moeten hooren Maar ja, je kondt nooit weten. De visschers spraken wel eens zeelui. „Was de vangst goed, Jacob Zij stelde gelukkig nog belang in zijn werk en dat troostte den visscher altijd. ,,'k Heb niet te klagen, moeder. Maar ik hoor, dat Kees erg ziek is, hé. Simon Krepel zeide het mij zooeven." „Ja, erg ziek, zeggen ze. Ga je er heen ,,'k Wilde maar direct gaan, als je het goed vindt." „Ja. En dan gaan we vanavond of morgen samen. Ga maar eerst alleen." Jacob van der Walle zeide niets. Hij zag al leen zijn vrouw aan dat was een goed bericht al die weken had zij nog geen woord tot den oude gezegd. Zij zag zijn eigenaardigen blik. ,,'k Heb er geen vrede mee, Jacob", verklaarde zij. ,,'k Heb God gevraagd, mij te vergeven, dat voor goede redeneerkunde, die niet het ongelijk soortige tegenover elkander stelt en met elkan der vergelijkt, maar het gelijksoortigedat de particuliere Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag zorgt voor theo logisch onderwijs. En wanneer we hier, zonder dergelijke dooreenwarring, het gelijksoortige plaatsen tegenover het gelijksoortige, en daar mede vergelijken, en niet het ongelijksoortige bij vergelijking naast of tegenover elkander stel len, dan blijkt in deze redeneering alle argument, althans alle bewijs, te ontbreken. Als evenwel een zoo algemeen om zijne scherpzinnigheid be kend jurist in deze zaak blijkt, zoo kreupele vergelijking op te stellen, dan behoeft het ons niet te bevreemden, dat ook anderen aan ge lijksoortige fouten zich in hunne redeneering schuldig maken. Dat op deze uitingen gewezen wordt, geschiedt natuurlijk niet om de personen, die er hunne zwakke zijde in openbaren. Maar die woorden zijn symptomen. Dergelijke gedachten bestaan ook elders. En werken zij door, dan gaat het straks met de Theologische School als vóór enkele jaren met den IJsseldijk bij Zalk, die, naar men zegt, verzwakt en ondermijnd was door de kleine gangen van veldmuizen en mol len, zoodat hij bezweek voor den aandrang van het rivierwater, dat toen de velden wijd en zijd overstroomde. Het gaat hierbij niet om de Theologische School, noch om de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit, noch om de wetenschappe lijke opleiding op zichzelve. Want God heeft geen van deze drie noodig voor de rechte be kwaming van Zijne dienaren des Woords, en voor de goede bediening van dat Woord. Ook zonder eenige menschelijke opleiding kan Hij zulke dienaren des Woords geven, die in be kwaamheid en arbeid verre overtreffen ook de besten der best-opgeleiden. Maar Hij wil ook middellijk werken. En in elk geval hebben wij te zorgen, op de beste wijze onze roeping te vervullen, en zooveel aan ons ligt, ook zorg te dragen dat het hooge karakter en de nood zakelijke vereischten, ook in wetenschappelijk opzicht, van den dienst des Woords, en dus ook van de opleiding tot dien dienst, niet uit het oog verloren worden, tot groote schade van het rechte kerkelijke leven en werken, zoodat dus ook aan de Theologische School met geene mindere dan de hoogst-wetenschappelijke vor ming tot dien dienst genoegen mag worden genomen. En wanneer dan tot in den jongsten tijd van den kant der Vrije Universiteit, immers, door twee harer Hoogleeraren, van wie een de (tem pore quo) Rector Magnificus, en deze in quali- teit, en door haren nu helaas overleden Pre sident-Curator, in openbare vergaderingen fei telijke aanvallen op de Theologische School en het wetenschappelijke karakter van haar onder wijs, en aldus ook op haar bestaansrecht, gedaan worden, zij het meer bedekt en bij wijze van duikbooten, die ongemerkt en in de diepte de schepen onder water zoeken te treffen, waardoor deze noodwendig moeten wegzinken op den bo dem der zee, dan zou ik meenen, dat het den Rector van de Theologische School niet kwalijk genomen mag worden, wanneer hij daarop wijst en daartegen waarschuwt, in de voornaamste plaats niet, zooals reeds aangegeven werd, ter wille van de Theologische School, maar met het oog op het hooge belang der kerken bij de hoogSt-wetenschappelijke vorming harer diena ren des Woords, zal zij door hen het Woord Gods zóó in de wereld kunnen uitdragen, als hare Goddelijke roeping is. Behoede de Heere Zijne kerken dezer landen. Zegene Hij tot haren welstand en bloei en rechte volbrenging van hare roeping, daarbij ook de Theologische School, en richte Hij in Zijne gunst de zaken dezer School uit. BEROEPEN TE WolvegaG. Smeenk te Blokzijl. Oudega (W.): D. Veenhuizen, Cand. te Groningen. WilnisD. Veenhuizen, Cand. te Groningen. TWEETAL TE Schiedam (3e pred.pl.): G. F. Hajer te Schoonebeek. C. Vonk te Baarland. ik den oude zoo heb behandeld, 'k Wil hem dat ook zeggen, vóór hij sterft, 'k Heb op je gewacht. Als je vandaag niet gekomen was, was ik al gegaan." „Best, moeder. Ik ben er blij om. 'k Ga nu maar even, hoor. Hij heeft al verschillende ma len naar mij gevraagd." „Goed, Jacob, goed. Zal ik voor het eten zorgen Eet Piet ook mee Of gaat hij naar huis „Laat hem hier maar eten. Thuis hebben ze het ook niet te breed." „Goed. En ga nu gauw naar Kees. Het is niet goed met hem." Dat bespeurde Jacob van der Walle, toen hij de schamele woning was binnengetreden, met één oogopslag 't ging niet goed met den ouden lichtwachter. „Ben je daar, Jacob vroeg hij met een zwak ke stem. „Net uit zee gekomen Ik kon niet bij den toren staan." Hij strekte de hand uit, die Jacob van der Walle vastgreep. ,,'t Verwonderde me. Je bent ziek. Hoe gaat het nu „Best, man, best," was het antwoord. „Best, Kees vroeg de visscher met verwon dering in de stem. „Denk je, dat het sterven wordt, Kees „Dat is buiten kijf, buurman. Ik merk het wel. Ik ga naar de eeuwigheid." „Is het vrede, maat (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1932 | | pagina 2