UIT DE PERS.
FEUILLETON,
EVERT VAN DER WALLE.
KERKNIEUWS,
willen wij gaarne het minder-,,mooie" voor onze
rekening nemen, als wij dan maar het meer-juiste
aan onze zijde hebben
En dan blijven wij vooralsnog bij onze mee
ning dat het kruis-zonder-haan juister is dan het
wellicht „mooiere" van „de haan-op-het-kruis".
Wij geven onzen broeder en zijn pastoor
gaarne toe dat hun opvatting een mooie symbo
lische gedachte weergeeft, reden waarom wij
herhalen wat we op 10 Juni j.l, schreven „Het
is mij goed, wanneer de haan blijft tronen op
zijn hoogen zetel".
Maar we herhalen ook dat het ons beter zou
zijn, wanneer het heidensche haantje vervangen
werd door het kruis zonder meer.
Immers het blijft waar dat het doordringend
hanengekraai in de heidensche symboliek een
ruime plaats innam ter verdrijving van de booze
geesten.
Het blijft waar dat historisch het haan
tje op den toren aan de heidensche bouwkunst
ontleend is.
Het blijft waar dat de opvatting van boven
vermelden pastoor een subjectieve interpretatie
is, die, hoe mooi ook, nergens steun vindt in
Schrift of Kerkgeschiedenis.
Wanneer wij ons verplaatsen in den gedach-
tengang van den pastoor, dan zouden wij het
niet alleen nog mooier, maar stellig ook juister
vinden om op het kruis niet een haan te plaat
sen, die de verlossing uitkraait, doch aan
sluitend aan den gedachtengang der Schrift
een engel, die de beteekenis van het kruis naar
alle windstreken uitbazuint. Wij denken hierbij
aan Openbaring 14 6.
Maar waartoe al die franje van nog iets
wat dan ook op het kruis
Het teeken van den Zoon des menschen zon
der meer is genoeg.
De kerktoren eindige in het kruis, als in het
scharlaken snoer dat hemel en aarde vereenigt
tezaam.
Middelburg. RINGNALDA.
ZENDINGSDAG CLASSIS GOES.
Kon de samenkomst op 2en Pinksterdag j.l.
om verschillende redenen niet doorgaan, toch
meenden leden van de Commissie, dat het nu
eens moest geprobeerd op den z.g.n. Heinkens-
zandschen marktdag, wijl dan in een groot gedeel
te van Zuid-Beveland niet wordt gewerkt en
het wel mogelijk is op dien vrijen middag de
menschen, die voor de Zending liefde hebben,
te vereenigen om enkele onzer werkers in Indië
te beluisteren.
We roepen dan ook bij dezen op ter verle
vendiging der Zendingsactie naar Heinkenszand
en wel D.V. Zaterdag 9 Juli 1932 op de mooie
weide door den heer Lenshoek zoo bereidwillig
voor het doel afgestaan, waarvoor hem hier
reeds dank zij gebracht.
Deze weide ligt dicht bij het station Hein
kenszand en zelfs is in Goes gevraagd of de
trein van ruim half 3 even bij den ingang stop
pen kan en er is hoop, dat dit zal worden toe
gestaan.
Ongeveer 2 uur opening. Ds. Koolstra van
Kruiningen hoopt een openingswoord te spreken.
Daarna zal optreden Ds. L. W. Wessels te
Abcoude, die met zijn bekende vurigheid de
hoorders zal leiden naar de hoogten van den
berg, waar Mozes, Aaron en Hur hunne roeping
vervulden voor het in de vlakten strijdende
Israël.
Na hem hopen nog op te treden 2 mannen,
die in Indië in Zendingsdienst zijn n.l. Ds. P. J.
Lambooy van Pajeti (Soemba), die tot onder
werp koos „Heiden en Christen op Soemba"
en Ds. P. H. van Eyk van Solo (Java) over
„Het Evangelie in een dessa". Sprekers en on
derwerpen moeten wel zoo aantrekken, dat men
slechts in de uiterste noodzakelijkheid kan weg
blijven. Vriendelijk en dringend wekken we al
onze menschen uit Zuid-Beveland, die kunnen,
op gaat D.V. Zaterdag 9 Juli naar Heinkens
zand en gij zult er zeker uw reis niet beklagen.
De Koning der Kerk, Die ons de Zendings
roeping gaf, zij met Zijn zegen in ons midden
en doe ook deze samenkomst dienen tot ver
dieping der liefde voor de uitbreiding van Zijn
Koninkrijk.
A. SCHEELE.
Op den verleden week gehouden Schooldag
onzer Theologische School sprak de rector
Prof. Dr. S. Greydanus in verband met het
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
XXIII.
Als steeds, met een bezwaard hart, liep Jacob
van der Walle verder hoe zou zijn vrouw het
maken Hij zou het liefst maar aan den wal
willen blijven, opdat zij niet dagen aaneen alleen
zou zijn. Want dat alleen-zijn deugde heelemaal
niet voor haar, die steeds aan Evert, dien on
dankbaren, snooden jongen dacht en die altijd
nog hoopte, dat hij plotseling weer zou keeren,
even plotseling, als hij gegaan was.
Maar hij kon niet bij haar blijven. Hij moest
zijn broodje verdienen. En dat was alleen op het
water te vinden. Zoodat hij een week na Everts
vertrek weer op zijn botter stapte. Piet Krepel,
de jongste zoon van Simon Krepel, was zijn
knechtje geworden, daar hij het niet alleen af
kon. Het kwam goed uitop den botter van
Krepel was geen plaats. Vader Krepel ging vaak
niet mede. Zijn zoons zorgden voor het werk.
Zoo was de jongen bij Van der Walle aan boord
gekomen, 't Was aan den eenen kant een uit
komst, maar aan de andere zijde weer niet. De
jongen, hoe Weinig hij ook ontving, maakte de
onderwijs door de Professoren van de Theolo
gische School gegeven o.m. het volgende uit
Nu moet op den eisch van het wetenschap
pelijk karakter van het onderwijs aan de Theo
logische School eenige nadruk gelegd worden,
omdat die eisch verzwakt wordt, wanneer het
wetenschappelijk karakter der examens aan de
Theologische School ontleend wordt op grond
daarvan, dat aan haar de opleiding dient voor
de vorming tot den dienst des Woords en dat
zij van de Gereformeerde kerken uitgaat, en
wanneer men weigert haar als Hoogeschool te
erkennen, zooals nog in den jongsten tijd.
Want het „Gereformeerd Kerkblad voor
Drente en Overijsel" van 19 Maart 1932 deelt
mede, dat Prof. Dr. G. Ch. Aalders te Hooge-
veen in een rede in het belang van de Vrije
Universiteit te Amsterdam van deze sprak als
„de eenige hoogeschool met den Bijbel op de
geheele wereld". Hij kan daarmede natuurlijk
niet bedoelen, dat b.v. het Westminster Seminary
e. d. g. geene hoogescholen zijn, omdat zij den
naam van Seminary dragen. Zullen zijne woor
den geen klinkklank zijn zonder wezenlijken zin,
dan kunnen zij slechts beteekenen, dat alleen
maar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
waarlijk wetenschappelijk onderwijs op den
grondslag der Heilige Schrift gegeven wordt.
Nu laten we buitenlandsche inrichtingen voor
hooger onderwijs rusten. Ten opzichte van onze
Theologische School zeggen die woorden dus,
omdat Prof. Aalders wel niet bedoelt te looche
nen, dat het onderwijs aan haar steunt en rusten
moet op de Heilige Schrift, dat aan haar geen
hooger wetenschappelijk onderwijs gegeven
wordt. En daar Prof. Aalders, gelijk we hem
kennen, ook de Hoogleeraren aan de Theologi
sche School en hun onderwijs niet wil disquali-
ficeeren, moeten zijne woorden wel beteekenen,
dat de Theologische School krachtens haar we
zen als School voor de opleiding tot den dienst
des Woords vanzelf noodzakelijk uitsluit hoo
ger, wetenschappelijk onderwijs in dien zin, dat
deze School als Hoogeschool in wetenschappe-
lijken trant zou kunnen gelden. Daaruit vloeit
voort, dat Prof. Aalders dus hooger, weten
schappelijk onderwijs niet als regel voor eene
goede opleiding tot den dienst des Woords
noodig oordeelt, en eene behoorlijke opleiding
tot dien dienst zonder wetenschappelijke vor
ming door hooger onderwijs mogelijk acht niet
maar als uitzondering, doch in het algemeen,
óf dat hij anders te kennen geeft, dat de Theo
logische School behoort te verdwijnen. Zou
Prof. Aalders deze laatste meening koesteren,
dan is dat natuurlijk zijn volste recht. Doch be
halve dat genoemde uiting het aan degenen, die
omtrent het karakter en de wetenschappelijke
roeping van het onderwijs aan de Theologische
School andere, hoogere gedachten koesteren,
bezwaarlijk zoude maken, samenkomsten ter
propaganda voor de Vrije Universiteit, waarin
dergelijke denkbeelden verkondigd werden, bij te
wonen, moeten zich tegen zulke gedachten en
woorden ook verzetten, wie omtrent de roeping
van den dienst des Woords, en dus aangaande
het menschelijkerwijs gesproken noodzakelijk
wetenschappelijk karakter van de opleiding tot
den dienst des Woords hoogere denkbeelden
hebben. Terwille van de hooge roeping van den
dienst des Woords en van de groote beteekenis
van dien dienst, moet hier verzet aangeteekend
worden, opdat de kerken niet ontrouw worden
aan hare hooge roeping inzake de volle prediking
van alle de rijke en diepe schatten van Gods
Woord, en opdat het kerkelijk leven in dat op
zicht niet verzinke beneden het peil, dat het in
dezen moest en kan bereiken.
Nu staat echter Prof. Aalders in zoodanige
bewering niet alleen. Een gelijk protest moet
ingebracht worden tegen het woord van den
Rector Magnificus van de Vrije Universiteit in
1930, toen hij in zijne rede op 20 October 1930
met het oog op de vroegere pogingen om de
Vrije Universiteit, d.w.z. de Theologische Fa
culteit der Vrije Universiteit, want daar ging
het hier om, èn de Theologische School te ver
eenigen, zeide„De saamkoppeling van Uni
versiteit en Seminarie zou een hybridisch ge
wrocht zijn geworden, waardoor de souvereini-
teit in eigen kring werd geschaad", Gedenkboek,
blz. 22. We mogen nu de quaestie van de sou-
vereiniteit in eigen kring uitschakelen. Doch
wanneer aldus gesproken wordt van een hybri
disch gewrocht, dat ontstaan zou door samen
koppeling of vereeniging van Theologische Fa
culteit der Vrije Universiteit en Theologische
School, dan wordt daarmede gezegd, als de ge-
toch al schamele verdiensten nog minder.
„Hé, Jacob
„Ja. Oh, Krepel."
Jacob van der Walle had den visscher, die
ook ditmaal thuis gebleven was, niet eens op
gemerkt, zóó liep hij over zijn vrouw te denken.
,,'k Heb op je gewacht", zei hij. „Kees Evert-
sen heeft al verschillende malen naar je gevraagd.
Hij is knapjes ziek. Totaal op, zegt de barbier,
die geen hoop meer geeft, 'k Heb al een paar
nachten het licht voor hem verzorgd. Dat moet
toch ook gebeuren."
Het vreemde was opgelostnatuurlijk was de
oude niet bij den toren geweesthij was ziek.
„Och, die oude", zei Jacob van der Walle.
,,'k Moet even naar mijn vrouw en dan zal ik
hem opzoeken. Zeg tegen Piet, dat ik wat lan
ger wegblijf."
„Blijf maar heelemaal weg. 'k Maak het met
Piet op je botter wel in orde."
„Maar de jongen moet zijn geld nog hebben."
„Dat komt morgen wel in orde."
„Ook goed. Hoe maakt mijn vrouw het
„Och, 't oude gangetje, hé Mijn vrouw was
gister nog bij haar. Altijd maar over Evert, hé?
Maar over Kees gaat zij toch anders denken.
Zij schrok geducht, toen zij hoorde, dat de oude
zoo ziek was."
„Zij zal wel inzien, dat zij den oude verkeerd
beoordeeld heeft. Maar kom, laat mij gauw gaan.
En dan moet ik direct naar Kees."
Jacob van der Walle vond zijn vrouw als al
tijd in de afgeloopen drie maanden vermagerd,
met doffe oogen, zonder levenslust, een schim
van wat zij vroeger was.
bezigde woorden althans hunnen gewonen en
vollen zin hebben, en zooals ook de onzuivere
tegenstelling van „Universiteit en Seminarie"
aangeeft, dat de Theologische Faculteit der Vrije
Universiteit en de Theologische School in we
zen verschillen, geheel ongelijksoortig zijn, zoo
dat hare vereeniging zou wezen samenbinding
van essentieel onderscheiden inrichtingen. En
dat moet dan weer beteekenen, dat dit soort
verschil zit in het karakter van beider onderwijs,
zoodat het onderwijs in de Theologische Facul
teit der Vrije Universiteit ware hooger onder
wijs in den echt-wetenschappelijken zin, doch
het onderwijs aan de Theologische School niet
dat er in dezen maar niet slechts ware een mo
gelijk gradueel onderscheid, doch een essentieel
verschil. Wederom zou daaruit moeten volgen,
óf dat de Theologische School behoort te ver
dwijnen, óf dat de dienst des Woords niet als
regel eene wetenschappelijke opleiding eischt.
Het rechte besef van, en inzicht in, de hooge
roeping van den dienst des Woords, en het ver
staan dus ook van de menschelijkerwijs gespro
ken onmisbaarheid van rechte, wetenschappe
lijke vorming in den vollen en hoogen zin tot
dien dienst, moet dergelijke voorstelling doen
verwerpen als schadelijk voor het welzijn der
kerk en voor hare volbrenging van de door God
haar gegeven roeping. Zij is geene vrucht van
zuiver Gereformeerd denken, maar van eene
dualistische grondbeschouwing, die niet als juist
aanvaard kon worden.
Trouwens, hoe onhelder het denken in deze
zaak ook bij overigens scherpzinnige personen
wezen kan, blijkt uit de woorden van den nu
helaasoverleden President-Curator van de
Vrije Universiteit, Mr. Th. Heemskerk. Zelf is
hij ons nu wel ontvallen, maar zijn woord blijft,
bepaald zijn in druk vastgelegd woord, zooals
dat, waarop nu tot mijn spijt gewezen moet
worden. Bij de viering van het 50-jarig bestaan
der Vrije Universiteit zeide hij toch op 21 Oc
tober 1930: „Maar ook de Theologische weten
schap moet niet steunen op het gezag der kerk,
maar op het gezag der Schrift. Daaruit volgt,
dat het niet vanzelf spreekt, en, ik zeg het in
alle bescheidenheid, zelfs theoretisch minder ge-
wenscht is, dat de kerk zelve voor theologisch
onderwijs zorgt en dat de voorkeur behoort te
worden gegeven aan theologisch onderwijs door
eene Vrije Universiteit op Gereformeerden
grondslag", Gedenkboek, blz. 130/131. We hoo-
ren het, Mr. Th. Heemskerk sprak het eerlijk
en openlijk als zijne overtuiging uit, dat de
Theologische School er eigenlijk niet meer moest
zijn, nu de Vrije Universiteit er is met hare
Theologische Faculteit. Wij kunnen zijne na
gedachtenis om die rondheid eeren, maar voorts
dit punt nu laten rusten. Doch we mogen vra
gen, of de theologische wetenschap dan rust op
het gezag der kerk, en niet op dat der Schrift,
wannceer de kerk eene inrichting heeft voor de
opleiding tot den dienst des Woords Zoo ja,
dan moet daaruit toch logisch volgen, dat de
theologische wetenschap bij de Vrije Universi
teit evenmin rust op de Heilige Schrift, maar
op het gezag van de Vereeniging voor Hooger
Onderwijs op Gereformeerden grondslag. Waar
om zou voorts het rusten van de Theologische
wetenschap op de Schrift, en niet op het gezag
van kerk of eenige menschelijke persoonlijkheid
of groep of vereeniging, beter gewaarborgd zijn,
wanneer eene inrichting voor de wetenschappe
lijke opleiding tot den dienst des Woords uit
gaat van eene particuliere vereeniging, dan wan
neer zij uitgaat van de kerk Wanneer men met
Mr. Th. Heemskerk het hebben van eene eigene
inrichting tot den dienst des Woords door de
kerk wil noemen een „zorgen voor theologisch
onderwijs", dan moet daar logisch niet tegen
over gesteld worden, zooals hij doet„theolo
gisch onderwijs door een Vrije Universiteit op
Gereformeerden grondslag", maar dan behoort
zijn zin te luiden „en dat de voorkeur behoort
te worden gegeven aan Theologisch onderwijs
door een particuliere vereeniging verzorgd." Had
hij echter dit gezegd, zooals logisch noodzakelijk
ware geweest, dan zou iedereen, en hij zelf in
de eerste plaats, gevoeld hebben, dat zulk be
weren nader bewijs zou behoeven. Nu echter
worden de dingen hier gemaskeerd en verward,
doordat tegenover de kerk gesteld wordt de
Vrije Universiteit, en nietde Vereeniging voor
Hooger Onderwijs op Gereformeerden grond
slag. Doch tegenover „theologisch Onderwijs
door eene Vrije Universiteit op Gereformeerden
grondslag" moet in dit geval gesteld worden
theologisch onderwijs door de Theologische
School. En tegenover de woorden „dat de kerk
zelve voor theologisch onderwijs zorgt", moet
„Moeder. Hier ben ik weer. Hoe gaat het
,,'t Gaat wel. Maar ik ben blij, dat je weer
thuis bent. Vooral de nachten zijn zoo lang."
„Maar je bent toch niet heelemaal alleen,
moeder
„Neen, neen, 'k weet het wel. Als de Heere
er niet was en mij niet sterkte, ik was van ver
driet gestorven. Niets van Evert gehoord, va
der
't Was steeds dezelfde vraag, als hij uit zee
terugkeerde.
En altijd was daar hetzelfde antwoord: „Neen,
moeder, hoe zou ik iets van Evert kunnen hoo-
ren
Och neen, zij wist het wel. Hoe zou hij iets
moeten hooren Maar ja, je kondt nooit weten.
De visschers spraken wel eens zeelui.
„Was de vangst goed, Jacob
Zij stelde gelukkig nog belang in zijn werk
en dat troostte den visscher altijd.
,,'k Heb niet te klagen, moeder. Maar ik hoor,
dat Kees erg ziek is, hé. Simon Krepel zeide
het mij zooeven."
„Ja, erg ziek, zeggen ze. Ga je er heen
,,'k Wilde maar direct gaan, als je het goed
vindt."
„Ja. En dan gaan we vanavond of morgen
samen. Ga maar eerst alleen."
Jacob van der Walle zeide niets. Hij zag al
leen zijn vrouw aan dat was een goed bericht
al die weken had zij nog geen woord tot den
oude gezegd.
Zij zag zijn eigenaardigen blik.
,,'k Heb er geen vrede mee, Jacob", verklaarde
zij. ,,'k Heb God gevraagd, mij te vergeven, dat
voor goede redeneerkunde, die niet het ongelijk
soortige tegenover elkander stelt en met elkan
der vergelijkt, maar het gelijksoortigedat de
particuliere Vereeniging voor Hooger Onderwijs
op Gereformeerden grondslag zorgt voor theo
logisch onderwijs. En wanneer we hier, zonder
dergelijke dooreenwarring, het gelijksoortige
plaatsen tegenover het gelijksoortige, en daar
mede vergelijken, en niet het ongelijksoortige
bij vergelijking naast of tegenover elkander stel
len, dan blijkt in deze redeneering alle argument,
althans alle bewijs, te ontbreken. Als evenwel
een zoo algemeen om zijne scherpzinnigheid be
kend jurist in deze zaak blijkt, zoo kreupele
vergelijking op te stellen, dan behoeft het ons
niet te bevreemden, dat ook anderen aan ge
lijksoortige fouten zich in hunne redeneering
schuldig maken.
Dat op deze uitingen gewezen wordt, geschiedt
natuurlijk niet om de personen, die er hunne
zwakke zijde in openbaren. Maar die woorden
zijn symptomen. Dergelijke gedachten bestaan
ook elders. En werken zij door, dan gaat het
straks met de Theologische School als vóór
enkele jaren met den IJsseldijk bij Zalk, die,
naar men zegt, verzwakt en ondermijnd was
door de kleine gangen van veldmuizen en mol
len, zoodat hij bezweek voor den aandrang van
het rivierwater, dat toen de velden wijd en zijd
overstroomde.
Het gaat hierbij niet om de Theologische
School, noch om de Theologische Faculteit der
Vrije Universiteit, noch om de wetenschappe
lijke opleiding op zichzelve. Want God heeft
geen van deze drie noodig voor de rechte be
kwaming van Zijne dienaren des Woords, en
voor de goede bediening van dat Woord. Ook
zonder eenige menschelijke opleiding kan Hij
zulke dienaren des Woords geven, die in be
kwaamheid en arbeid verre overtreffen ook de
besten der best-opgeleiden. Maar Hij wil ook
middellijk werken. En in elk geval hebben wij
te zorgen, op de beste wijze onze roeping te
vervullen, en zooveel aan ons ligt, ook zorg
te dragen dat het hooge karakter en de nood
zakelijke vereischten, ook in wetenschappelijk
opzicht, van den dienst des Woords, en dus
ook van de opleiding tot dien dienst, niet uit
het oog verloren worden, tot groote schade van
het rechte kerkelijke leven en werken, zoodat
dus ook aan de Theologische School met geene
mindere dan de hoogst-wetenschappelijke vor
ming tot dien dienst genoegen mag worden
genomen.
En wanneer dan tot in den jongsten tijd van
den kant der Vrije Universiteit, immers, door
twee harer Hoogleeraren, van wie een de (tem
pore quo) Rector Magnificus, en deze in quali-
teit, en door haren nu helaas overleden Pre
sident-Curator, in openbare vergaderingen fei
telijke aanvallen op de Theologische School en
het wetenschappelijke karakter van haar onder
wijs, en aldus ook op haar bestaansrecht, gedaan
worden, zij het meer bedekt en bij wijze van
duikbooten, die ongemerkt en in de diepte de
schepen onder water zoeken te treffen, waardoor
deze noodwendig moeten wegzinken op den bo
dem der zee, dan zou ik meenen, dat het den
Rector van de Theologische School niet kwalijk
genomen mag worden, wanneer hij daarop wijst
en daartegen waarschuwt, in de voornaamste
plaats niet, zooals reeds aangegeven werd, ter
wille van de Theologische School, maar met het
oog op het hooge belang der kerken bij de
hoogSt-wetenschappelijke vorming harer diena
ren des Woords, zal zij door hen het Woord
Gods zóó in de wereld kunnen uitdragen, als
hare Goddelijke roeping is.
Behoede de Heere Zijne kerken dezer landen.
Zegene Hij tot haren welstand en bloei en rechte
volbrenging van hare roeping, daarbij ook de
Theologische School, en richte Hij in Zijne gunst
de zaken dezer School uit.
BEROEPEN TE
WolvegaG. Smeenk te Blokzijl.
Oudega (W.): D. Veenhuizen,
Cand. te Groningen.
WilnisD. Veenhuizen, Cand. te Groningen.
TWEETAL TE
Schiedam (3e pred.pl.):
G. F. Hajer te Schoonebeek.
C. Vonk te Baarland.
ik den oude zoo heb behandeld, 'k Wil hem
dat ook zeggen, vóór hij sterft, 'k Heb op je
gewacht. Als je vandaag niet gekomen was, was
ik al gegaan."
„Best, moeder. Ik ben er blij om. 'k Ga nu
maar even, hoor. Hij heeft al verschillende ma
len naar mij gevraagd."
„Goed, Jacob, goed. Zal ik voor het eten
zorgen Eet Piet ook mee Of gaat hij naar
huis
„Laat hem hier maar eten. Thuis hebben ze
het ook niet te breed."
„Goed. En ga nu gauw naar Kees. Het is
niet goed met hem."
Dat bespeurde Jacob van der Walle, toen hij
de schamele woning was binnengetreden, met
één oogopslag 't ging niet goed met den ouden
lichtwachter.
„Ben je daar, Jacob vroeg hij met een zwak
ke stem. „Net uit zee gekomen Ik kon niet bij
den toren staan."
Hij strekte de hand uit, die Jacob van der
Walle vastgreep.
,,'t Verwonderde me. Je bent ziek. Hoe gaat
het nu
„Best, man, best," was het antwoord.
„Best, Kees vroeg de visscher met verwon
dering in de stem.
„Denk je, dat het sterven wordt, Kees
„Dat is buiten kijf, buurman. Ik merk het
wel. Ik ga naar de eeuwigheid."
„Is het vrede, maat
(Wordt vervolgd)