Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 17.
Vrijdag 22 April 1932.
46e Jaargang.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. G HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn„ A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.
Afzonderlijke nummers 8 cent*
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie*
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advert en tiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ S
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
HET OFFER VAN MORIA.
II.
En het geschiedde na deze dingen,
dat God Abraham verzocht.
Abraham werd verzocht, d.w.z. Abraham
werd op de proef gesteld. Nu was Abraham
de vader der geloovigen. Hij moest ons aller
exempel zijn. En geen wonder dus, dat voor
hem die proef een buitengewone krachtproef
was. Doch dit eens terzijde gelaten. Het op
de proef komen zelf is geen uitzondering, die
alleen Abraham trof, maar is een algemeene wet,
waaraan eigenlijk niemand en niets ontkomt.
En ziet hier, waarom. Wat van God is, moet
uitkomen als een Goddelijk werk en wat niet
van God is, moet ook uitkomen het één moet
uitkomen als licht, het ander als duisternis het
één als waarachtig en blijvend, het ander als
verwerpelijk en valsch. Immers zóó alleen komt
God aan Zijn eer, beide in hetgeen van God
is en in hetgeen niet van God is, omdat uit beide
dan blijkt, dat alleen de waarheid Gods bestaat.
En daartoe dient nu de proefneming, die te
voorschijn brengt, wat waarachtig is en wat
schijn is, wat stand houdt en wat niet. Daarom
nu moet de geloovige worden beproefd, maar
daarom moet ook evenzeer de ongeloovige met
zijn leven en levensbeginsel komen op de proef,
ja, daarom moet heel de wereld worden op de
proef gesteld met al wat in heel de wereld is
daarom moet niet slechts het echte goud van
Gods werken, maar ook het klatergoud van
schijn, van leugen en van zonde in den smelt
kroes, om te worden getoest. Daarom is er niets,
of het moet door proefneming worden onder
zocht, opdat het in zijn echtheid en waarachtig
heid óf in zijn broosheid en bedrog voor den
dag trede. Daarom staat alles van het begin
der schepping af tot de voleinding toe in het
teeken der beproeving en verzoeking. Daarom
ving de geschiedenis van het menschelijk ge
slacht aan met een proefgebod en een ver
zoeking, daarom staat een verzoeking in het
midden der wereldgeschiedenis, n.l. de beproe
ving van Christus en Zijn werken, en daarom
zal aan het eind de volle openbaring van Gods
heerlijkheid ook eerst gezien worden, nadat het
alles door vuur is beproefd, 't Moet alles komen
op de proef. Niet alleen de geloovigen, neen,
alle menschen vroeg of laat zullen onderworpen
worden aan de proef, die hen doet uitkomen,
zooals ze zijn, en die voor den dag brengt, of
ze hun huis op een rots dan wel op een zand
grond hebben gebouwd. En niet slechts alle
•menschen, maar evenzeer der menschen leerin
gen, hunne instellingen, hunne gemeenschappen,
hunne werken, de gezinnen, de staten, de kerken,
de volkeren, de grondslagen, waarop men in de
wereld der menschen bouwde, de beginselen, die
ze huldigen en toepassen in de opvoeding, in de
wetenschap, in de religie, in het kerkelijk leven,
in de maatschappij, in de staatkunde enz., het
wordt alles op zijn tijd in zijn hechtheid of be-
driegelijkheid op de proef gesteld, het wordt
veel en dikwijls beproefd. En om een voorbeeld
te geven, hoe dat geschiedtde groote wereld
crisis van heden is een machtige proefneming
Gods, die blootlegt, wat er zij van de moderne
ideeën en levensleuzen en wereldbeschouwingen,
van de theorieën en practijken van ongeloof en
revolutie, van de aan Gods Woord geëmanci
peerde waanwijsheid en cultuur en van de
eeuwig blijvende waarheid Gods.
Zoo komt alles op de proef, 't Wordt alles
veel en menigmaal beproefd. Tot eindelijk de
groote slotproef komt, die de finale beslissing
brengt.
Over Abraham kwam een zeer sterke beproe
ving, toen hij Izak offeren moest. We kunnen
veilig aannemen, dat dit de grootste beproeving
van heel zijn leven is geweesteen grootere
dan hem voor of na in zijn leven overkomen
is ik waag te zeggen hij had toen een moei
lijker tijd dan in het uur van zijn sterven. Zeker,
het sterven is de eindproef, waaraan we allen
onderworpen moeten worden en die eindproef
is niet licht te tellen, maar het sterven is toch
voor de geloovigen niet altijd de zwaarste proef,
die moet worden doorgemaakt meestal zelfs
niet. Het hoogtepunt in het leven der kinderen
Gods moge bij enkelen samenvallen met het
sterven, gelijk bij Stefanus en andere helden, die
als martelaar stierven voor 't geloof, gewoonlijk
is de groote strijd lang te voren gestreden en
in plaats van bij uitersten stervensnood heeft
meest in bange levensworsteling en verzoeking
het geloof reeds vroeger zijn hoogste spanproef
gehad. Terwijl de sterkende kracht, welke van
die beproeving dan uitging, wel oorzaak werd,
dat aan het eind van den weg er een kalm en
vredig ontslapen was in de vaste verwachting
des heils,,op uwe zaligheid wacht ik, o
HEERE".
Kamperland. F. J. VAN DEN ENDE.
KERKELIJK BESEF.
Het kerkelijk besef, dat is het besef van wat
de kerk is en wezen moet zal den drang kennen
om de gebreken en tekortkomingen, die de kerk
in haar verschijning aankleven te zien en te er
kennen.
Met dien drang mag dan evenwel niet ver
eenzelvigd worden de drang, die breed doet uit
meten wat men zoo naar eigen inzicht voor ge
breken en tekortkomingen der kerk houdt.
Die laatste drang is er wel in deze tijden. On
der die alzoo de kerk beschuldigen zijn er die
zich voelen als Job's vriend Elihu, die zeide dat
hij der woorden vol was, dat de geest zijns
buiks hem benauwde, dat zijn buik was als de
wijn, die niet geopend is gelijk nieuwe lederen
zakken zoude hij bersten hij moest spreken om
lucht te krijgen (Job 32:1820). Wanneer
men hen, die meenen zóó met de kerk zich te
moeten bezighouden, hoort, zou men haast mede
lijden met hen krijgen, omdat ze het onder al
die dingen zoo benauwd zeggen te hebben.
En zoo brengen ze dan zeer vele beschuldi
gingen tegen de kerk in en de lijst van haar
gebreken en tekortkomingen maken ze zeer lang.
Om maar enkele daarvan te noemen de kerk
heeft den oorlog niet tegen gehouden de kerk
heeft vrede genomen met een vrede, die geen
vrede was zij deed niets voor de opheffing
van sociale misstanden zij heeft geen antwoord
op de vragen van hen, die tobben met het vraag
stuk van den oorlog zij maakt door haar con
servatisme dat de groote massa haar voorbij
gaat zij kent de behoeften der jonge menschen
niet en die laten haar dan ook links liggen
haar dienaren, de predikanten, preeken niet zóó,
dat de menschen wel wakker moeten blijven,
een kerk lijkt soms een slaapgelegenheid in-
plaats van den onderlingen vrede te bevorderen,
maakt zij scheiding onder de menschen en brengt
twist en verdeeldheid enz.
Meer dan uiterlijke overeenkomst met Elihu
is er dan echter bij deze menschen niet.
Laat het zijn dat ook hun buik benauwd is,
omdat ze vol zijn zoodat ze moeten spreken om
lucht te krijgen, dan geeft ook hun vat maar
uit wat het in heeft en werd Elihu niet be
straft omdat hij rechte dingen sprak tegen
hun beweren is velerlei in te brengen omdat
hun beschuldigingen niet op Gods Woord ge
grond zijn en de werkelijkheid vaak geweld doen.
Het is immers duidelijk, dat vele van deze
beschuldigingen ook zouden kunnen zijn inge
bracht tegen den Koning der kerk, onzen Heere
Jezus Christus, toen Hij, onze hoogste profeet
en leeraar, rondging op aarde om te prediken
het Koninkrijk Gods. Heeft Hij toen een einde
gemaakt aan eiken oorlog door daartegen zijn
machtig Woord te doen uitgaan en ook te ma
ken, dat men naar Zijn Woord deed Heeft
Hij in eens een einde gemaakt aan allerlei so
ciale misstanden, die er toen zeker waren Heeft
Hij altijd Zijn greep op de massa behouden
Was het niet in Kapernaiim dat, volgens het
verhaal in Joh. 6, de massa hem verliet, met
het woord Zijn rede is hard, wie kan dezelve
hooren Was Jezus niet veel te conservatief in
de oogen van de ijveraars voor Israels herstel,
die hunkerden naar een directe actie tegen Rome?
Had Zijn optreden overal tengevolge saambin
ding of vaak juist het tegendeel? En dat naar
Zijn eigen woord, dat Hij niet gekomen was
om vrede te brengen op de aarde, maar het
zwaard en dat er door Hem en om Hem twee
dracht zou komen zelfs in de huisgezinnen. En
om nog dit ééne te noemen sliepen niet
Petrus en Johannes en Jacobus in Jezus' nabij
heid hoewel Hij ze toch met grooten aandrang
gevraagd had met Hem te waken.
Kan men dan zoo maar zonder meer de kerk
beschuldigen, wanneer zij niet beantwoordt aan
de eischen, die men naar eigen believen haar
durft stellen
Bovendien doet men ook met vele van die
beschuldigingen de werkelijkheid geweld aan
en ziet men over het hoofd het vele goede,
waaraan de kerk, als middel in Gods hand, heeft
mogen meewerken.
Als er een roepen is om vrede onder de vol
keren dan is er dat mee door den invloed, die
uitgegaan is van het Evangelie, waarvan de
kerk de draagster is. Kenners van de toestanden
verzekeren, dat de sociale toestanden in geen
land nog zoo goed zijn als in het onze. En dat
vindt ongetwijfeld hierin zijn oorzaak dat in
geen land de invloed van Gods Woord op het
staatkundig en maatschappelijk leven zoo groot
is als in het onze. Daarom is het gewoonweg
laster, wanneer men de kerk beschuldigt dat
ze niets deed tot opheffing van sociale misstan
den. Zeker de greep op de massa heeft de kerk
nu niet. Het is echter de vraag of ze die wel
ooit heeft gehad. In dat opzicht kan men den
tijd van nu maar niet zoo vergelijken met andere
tijden, waarin de kerk Staatskerk was. De over
heid deed dan belijdenis van de waarheid en
door het intermidiair van de overheid werd dan
het volk aan de kerk gebonden. Maar dat de
kerk de groote massa metterdaad in haar macht
had is toch wel niet juist. De geschiedenis spreekt
van allerlei ongebondenheid en de Zondagsrust,
bijvoorbeeld, liet toen op veel plaatsen meer
te wenschen over dan nu, waartegen de kerk
dan rusteloos haar protest moest laten hooren.
Maar heeft de kerk nu de massa niet, daar staat
naast, dat de kerk nog op een groote massa
menschen althans in ons land grooten
invloed heeft. Het is in zijn algemeenheid ook niet
waar dat de jonge menschen de kerk zouden
links laten liggen. We zouden in onze Gerefor
meerde kerken althans de waarheid tekort doen
en Gods genade miskennen, wanneer we dat
gingen beweren. Zeker en het is een oorzaak
van smart - vele jonge menschen betoonen
zich onverschillig, maar daar staat naast en
elk die ons kerkelijk leven kent zal dat moeten
erkennen dat de groote meerderheid van
onze jonge menschen, ook zonder jeugddiensten,
aan de kerk trouw blijft. Zeker, er zijn in onze
kerken ook slapers, en ze zijn er niet alleen
in die classis, die met al te groote openhartig
heid over dat kwaad in haar midden een pu
blicatie gaf, en die slapers moesten er niet
zijn maar daarnaast staat, dat in onze kerken
eiken rustdag nog tienduizenden, ja wel enkele
honderdduizenden komen tot den dienst des
Woords en daar niet slapen. En eindelijk nog
wat een groote saambindende kracht gaat er
nog van de kerk uit, om saam te binden wat
bijeenhoort. Elke kerkeraad zal daarvan kun
nen getuigen. Hoe gebeurde het wel dat geschil
len werden bijgelegd, waarvan het scheen dat
ze onoplosbaar waren. Maar de gehoorzaamheid
aan het Evangelie, door de kerken in trouw ge
bracht, deed dan door Gods genade, wonderen.
HEIJ.
ONZE GESCHIEDENIS.
XXI.
Het adres afgewezen.
Dit nieuwe adres in 1842 aan de Synode toe
gezonden, mocht niet zooveel handteekeningen
verkregen hebben als het adres van Ds. Moor-
rees, toch is het niet van minder beteekenis. De
onderteekenaars waren mannen van naam en
beteekenis, die zeker bevoegd waren om te oor-
deelen en wier oordeel niet zou nalaten indruk
te maken op degenen, die het goede zochten
voor de Hervormde Kerk. Van de onderteeke
naars willen wij alleen noemen G. Groen van
Prinsterer, A. Capadose en P. J. Elout. Deze
namen zeggen ons al genoeg, want zij waren
het ook geweest die niet konden instemmen met
de houding tegen de Afgescheidenen, aangeno
men, al gingen zij niet met hen mee. Waar nu
de Synode op een hooghartige wijze het verzoek
van Ds. Moorrees en de zijnen had afgewezen
en tevens in haar antwoord met nadruk ver
zekerd had, dat door het bestaande ondertee-
keningsformulier, de predikanten verplicht waren
om de kerkleer in wezen en hoofdzaak te onder
wijzen, zoo vroegen de zeven Haagsche heeren
een nadere verklaring van deze laatste uitdruk
king ,,in wezen en hoofdzaak". En in verband
met deze vraag werd de Synode verzocht rege
lend op te treden, met betrekking tot het gezag
der Formulieren, de academische opleiding der
predikanten, het verband tusschen het lager on
derwijs en de kerk, en de wijziging van het
kerkbestuur. Voordat de Synode bijeengekomen
was werd dit adres, dat in druk verschenen was,
reeds algemeen besproken op vergaderingen en
in tijdschriften en met tegenadressen aan de
Synode beantwoord. Het scherpst van allen
drukte zich uit Dr. A. Rutgers van der Loeff,
die de aanklacht ,,der zeven" noemde onwaar,
sluw, onredelijk, onbetamelijk, onchristelijk, on-
protestantsch en ongereformeerd en op hoogen
toon verzekerde, dat de adressanten niet in staat
waren over theologische vragen te oordeelen.
Door onderscheidene brochures werd de kwestie
van beide zijden belicht, op de classikale ver
gaderingen werd zij behandeld, maar ondanks
het kloek getuigenis van enkelen, bleek wel aan
welke zijde, de meeste predikanten zich schaar
den. De Synode echter zou in deze dagen hulp
van de regeering verkrijgen. In Juni 1842 erkende
de regeering de grondwettige onafhankelijkheid
van de kerk en men had nu kunnen verwachten,
zij, waar door haar de synodale organisatie was
opgelegd, deze ook door haar zou worden ver
nietigd. Maar dit werd niet gedaan. De daad
van 1816 mocht dan wel niet volkomen goed
te keuren zijn, de Grondwet verbood haar die
organisatie op te heffen, met andere woorden,
de onwettige besturen werden gehandhaafd en
van de kerken werd opnieuw geëischt zich aan
die besturen te onderwerpen. De regeering trok
zich terug uit de kerkelijke zaken, maar de be
voegdheden van het kerkelijk bestuur waren
uitgebreid. Dit beloofde niet veel goeds voor
de toekomst en de toestand werd nog meer ver
ward. Wat zou de Synode doen met al de
adressen van voor- en tegenstanders Nadat de
stukken waren gelezen, werd een commissie be
noemd die zonder de zaak verder te beoordeelen,
de opdracht kreeg, een kort resumé van al die
adressen te geven. De commissie echter was al
zeer partijdig.
De stukken dergenen, die het niet met de
Synode eens waren, keurde men geen grondig
onderzoek waardig, ja de commissie kon het
zelfs niet nalaten bij de korte inhoudsopgave
van die adressen een of andere scherpe opmer
king in te lasschen. Zij sprak er wel een oordeel
over uit of liet den inhoud niet tot zijn recht
komen, terwijl men alle zorg besteedde aan het
tegenadres van Dr. Rutgers van der Loeff. Men
behoeft dus niet te vragen aan welke zijde de
commissie stond En de Synode, gehoord heb
bend het advies van de commissie, besloot van
die verzoekschriften verder geen notitie te ne
men, en deze in derzelver respectieve waarde
of onwaarde te laten. Een nadere verklaring
van „wezen en hoofdzaak der leer" wenschte
zij niet te geven, waarmee werd uitgesproken
det de Synode zich niet geroepen achtte over
iemands gezondheid in de leer uitspraak te doen
dan alleen langs reglementairen weg. De Gro
ninger richting werd door dit besluit getolereerd,
als 't ware een vrijbrief gegeven, om door te
gaan, waarvan zij ook handig gebruik heeft ge
maakt.
De zeven Haagsche heeren richtten zich, na
door de Synode te zijn afgewezen, tot de ge
meenten met een geschrift, waarin de handelin
gen der Synode werden veroordeeld, het ker
kelijk bewustzijn werd wakker geroepen, en
aangedrongen werd om langs reglementairen
weg de bezwaren tegen de onrechtzinnige
leeraars bekend te maken. Een kostelijk getui
genis, dat waard is herlezen te worden en dat
uitstippelde de lijnen voor kerkherstel.
ONS ZENDINGSZIEKENHUIS.
Uit het laatste schrijven van Dr. Dreckmeier
bleek, dat het medische Zendingswerk te Mage-
lang is begonnen, maar dat door noodzakelijke
reparatie van het ziekenhuis nog niet met volle
kracht kan worden gewerkt.
Bovendien wacht men in Indië nog op de
hoofdverpleegster zuster van de Waal, die in
de voorbijgaande maanden zich voorbereidde
voor haar toekomstige taak.
Die voorbereiding, al was deze kort met het
oog op de omstandigheden, loopt ten einde.
Binnen enkele weken hoopt zij te vertrekken.
Waar het Zendingswerk geen zaak is van
het Zendingscomité noch van Deputaten, maar
van de gemeente en niet het minst van de Zen
dende kerk Middelburg, zal op aanstaanden
Zondagavond in de Noorderkerk, na afloop van
de bediening des Woords, onze Zendingszuster
namens de kerken worden uitgezonden en Gods
zegen afgesmeekt over haar reis en werk.