FEUILLETON. EVERT VAN DER WALLE. KERKNIEUWS. dat de Overheid hier beperkende maatregelen behoort te nemen. Dit optreden wordt vooral geëischt door de overtuiging, dat de ordinantiën Gods niet straffeloos door een volk overtreden kunnen worden. Het Verbondsbestuur zou de tot standkoming van een nieuwe Zondagswet ten zeerste toejuichen, maar moet erkennen, dat daarvoor noodig is de medewerking van de Sta ten Generaal. In afwachting van een verbeterde wetgeving dringt het Verbondsbestuur er op aan, dat de Regeering inmiddels al het mogelijke doe om de naleving van de bestaande wet te bevorderen. Voorts om het treinverkeer op den Zondag te beperken en in geen geval door extra treinen tegen verlaagd tarief het publiek als het ware uit te lokken tot het reizen op den Christelijken rustdag. Waar de Regeering subsidieert, stelle zij ha rerzijds bij tentoonstellingen enz. den eisch, dat met den Zondag rekening worde gehouden. Wij vertrouwen, dat Uwe Excellentie dit verzoek wel in ernstige overweging zal willen nemen. Het Verbondsbestuur van Patrimonium, C. SMEENK, Voorzitter. W. J. BOSSENBROEK, Secretaris. Middelburg. SCHEELE. GEEN TWEEËRLEI WEEGSTEEN. Wanneer men het geval Oyen in de jongste historie der Hervormde Kerk stelt naast het ge val Oudemirdum, vraagt men zich af, of in den zak der tuchtoefeningen de bedriegelijke weeg- steenen van Micha 6 niet aanwezig blijken. De Kerkeraad van Oudemirdum evenals die van St. Annaland had op grond van Gods Woord gemoedsbezwaren om uitvoering te ge ven aan het besluit der Synode om in het ver volg ook de namen der vrouwelijke lidmaten te plaatsen op de lijst der stemgerechtigden in de Ned. Herv. Kerk. De zaak diende hoogerop maar ten slotte is de Kerkeraad (op één diaken na) uit zijn kerkelijke bediening ontzet. Het besluit van het provinciaal kerkbestuur van Friesland luidt in het kort, dat de 3 ouder lingen en 2 diakenen door hun pertinente wei gering om hun reglementairen plicht als kerlce- raadsleden te vervullen zich zoo ernstig hebben schuldig gemaakt aan verzuim en vergrijp in de uitoefening van hun kerkelijke bediening, dat zij geen leden van een kerkeraad behooren te zijn en omdat er geen reden is om te verwach ten dat zij na eenigen tijd tot andere gedachten zullen komenworden ze, gezien artt. 3, 19, 51 Alg. Reg. artt. 2 en 3 Regl. op de be noemingen en artt. 1, 6, 7, 28, 44, 49 en 50 Regl. voor kerkelijk opzicht en Tucht... ontzet uit hun kerkelijke bediening. Neem nu het geval Oyen (N.-Br.), waar Ds. J. L. Snethlage Ned. Herv. predikant is. Deze dienaar des Woords" is Leninist en schrijft in een brochure „Het Leninisme vertegenwoordigt de hoogste religie, want religie is daar, waar men gelooft in het heilige en dit geloof door een gemeenschap wordt gedragen. Of men gelooft in een God, of alleen in de geschie denis, dat komt er uit religieus oogpunt niet op aan, 't is maar de vraag of men het heilige kent, en dat is in dit geval een be tere wereld, een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid gevonden zal worden. Lenin zelf mag zeggen, dat God zijn grootste vij and is, hij is er niet minder religieus om. Hij heeft zich alleen maar vergist. Hij heeft niet gezien, dat hij bezig was een oude en verouderde religie te vervangen door een religie van hooger waarde." Ik weet niet of art. 3, 19, 51 van het Alg. Regl. of art. 1, 6, 7 enz. van een bijzonder Regl. van toepassing is en zal worden op Ds. Sneth lage, maar ik weet wel, dat hij door deze „per tinente weigering" om zijn door Christus hun opgelegde plicht als dienaar des goddelijken woords te vervullen „zich zoo ernstig heeft schuldig gemaakt aan verzuim en vergrijp in de uitoefening van zijn kerkelijke bediening", dat hij geen herder en leeraar in een Kerk des Hee- ren behoort te zijn „omdat er geen reden is te verwachten dat hij na eenigen tijd tot andere gedachten zal komen", behoort hij op grond van 2 Cor. 5 vs. 20, Hand. 10 vs. 36, Rom. 16 vs. 26b' etc. etc. ontzet te worden uit zijn dienst. Zal dit moeten Zeer zeker (VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING IN DE ZEVENTIENDE EEUW) DOOR H. KINGMANS XI. Evert bromde wat terug. Moeder Van der Walle zag, dat haar man boos werd. Zij wilde hem een wenk geven, maar 't was te laat. „Een goed humeur heb jij, zoo vlak vóór den Zondag. Wat is er aan de hand vroeg Ja cob van der Walle, met moeite zich beheer- schend. „Geef mij dan ook mijn zin", barstte Evert los. „Als het niet op een schip van ooreloge kan, omdat het gauw vrede is, dan maar op een koopvaardijschip. Evertsen zegt ook, dat er uit de Indiën nog schatten gehaald kunnen worden. Dat is toch veel beter dan mijn leven hier verkniezen „O, jongen, is het dat weer. Ik dacht, dat je verstandiger geworden waart en er niet meer over spreken zou. Maar wat ik zeggen wou, je behoeft je leven hier niet te verkniezen, hoor. Er is altijd werk genoeg." „Ja, dat spreekt. Dat weet ik ook wel. Maar 't is zulk vervelend werk. Altijd maar datzelfde. Altijd maar op de Schelde. En die vischvangst." Zal dit kunnen Zoo niet, is er dan geen tweeërlei weegsteen, een zware om te wegen het nog twijfelachtig onrecht aan menschelijke bepalingen gepleegd een uiterst lichte om te wegen het onrecht be gaan aan God, en Zijn Woord en Zijn heilige gemeente Zaandam. v. DIJK. ALS CALVIJN EENS IN HOLLAND KWAM II. Als Calvijn vandaag in Holland kwam, zou hij wellicht bij den aanvang eenige moeite heb ben zichzelven terug te vinden in het midden dezer zoo verschillende en afwisselende wereld, die zich noemt de Kerk der Nederlanden. Volgen wij hem op zijn bezoek en laten wij aan Calvijn het Gereformeerde Holland ver- toonen. De Dominee. De gewoonte wil dat de predikant wordt ge groet met den naam „Dominee", d.i. „heer" en de Hollandsche predikant doet zijn naam voor afgaan met twee letters Ds., verkorting van Dominus, d.i. het Engelsche „Reverend", d.i. het „Vader" (pater) der Roomschen. Anderzijds wordt de officiëele en wettige aanduiding van zijn beroep, of liever der herderlijke roeping aangeduid door den term predikant. Nederland is blijkbaar een der weinige landen ter wereld, waar de naam der leeraars wordt aangeduid door het middelpunt van hun dienst de predi king. Als men U vraagt wat gij zijt, moet gij naar waarheid antwoordenik ben predikant. De prediking speelt een belangrijke rol en is een der voornaamste wapenen van den dienst. Het is door de prediking van Gods Woord, dat de predikant een bizonder krachtdadige ziels zorg kan uitoefenen. Als ik zeg prediking, moet men niet den Gereformeerden en Calvinistischen zin van dit woord vergeten onderwijzing in de leer. Men noemt den predikant gewoonlijk in Hol land „onze leeraar". Er is in het karakter van den predikantsarbeid een bizonder kostbaar ele ment. De dominee is er niet zoo zeer om een wereldlijke en zedelijke voordracht te houden, zijn zending bestaat in het onderwijzen der Christelijke waarheden en het overbrengen der openbaring vandaar het onderwijzend, dogma tisch en leerstellig karakter, dat men gelukkig zeer sterk in de Hollandsche prediking aantreft. Anderzijds wordt de beteekenis van het Christe lijk leven aangegeven door een zeer nauwkeurige bijbelkennis, want de Godskennis staat op den eersten rang. De Hollandsche Gereformeerden zijn dus wel zeer in de Calvinistische en bijbel- sche lijn, als zij verwachten dat men niet slechts een beroep doet op het hart, als zetel van het gevoel, maar ook op het hart, als zetel der ge dachte. De Catechismus van Calvijn vangt aan met deze woorden Wat is het doel van 's men- schen leven Het godsdienstig gevoelsleven, zeer in zwang bij sommige „moderne" kringen, is veel te vaak ontaard in dweeperige droomerij, wanneer het de ware en gezonde godskennis heeft miskend. Den predikant, als dienaar Gods, is vóór alles opgedragen het wonder Gods te verkondigen. Dit werd met bizondere juistheid uitgedrukt door een ouderling der Waalsche gemeente van Den Haag, die eens tot zijn leeraar zeide „Wij wen- „schen, als wij in Gods huis komen, dat men „ons spreke van God en niet van de menschen". Als men in Zwitserland spreekt van den eere- dienst, zegt men gaarne zoo heeten werkelijk de kerkelijke diensten „religieuse bijeenkom sten" in Holland is men nauwkeuriger „gods dienstoefeningen" deze uitdrukking lijkt vreemd in het Fransch. Zij is in elk geval rijk aan. nauw keurige omschrijving. Als Calvijn eens in een van deze groote Ne- derlandsche kerken binnentrad, wanneer de kerkdienst aanvangt, zou hij er aan de eene zijde de mannen, aan de andere de vrouwen zien. De mannen, het hoofd ontblootend in het begin van den dienst, op het oogenblik waarop de dienstdoende predikant, de voorganger, de kerk binnentreedt, plechtig gevolgd door de leden van den kerkeraad, ouderlingen en diakenen. In talrijke Hollandsche Kerken zingt men, uit eer bied voor Gods Woord, slechts psalmen. Wie nooit deze vergaderde menigten plechtig en lang zaam de oude Hugenotenpsalmen, in 't Hol- landsch vertaald, heeft hooren zingen, zal nooit begrijpen het godsdienstig leven in Holland, met Evert wond zich meer en meer op. „Dacht je dan soms, dat het op een koop vaardijschip anders was Je moet daar, als scheepsjongen, allerlei karweitjes doen, die je liever niet doet, jongen. Als je er eenmaal waart, zou jij nog wel eens terug denken aan het goede leven, dat je hier hebt." „Hier een goed leven, hier een goed leven", smaalde Evert, ,,'t Is werken van den morgen tot den avond en je verdient geen droog stuk brood." „Zwijg, kwajongen bulderde Jacob van der Walle op zulk een heftigen, heeschen toon, dat zijn vrouw en Evert er van schrokken. „Schaam je je niet, om zóó te spreken Hebben we niet ons dagelijksch brood Nu, wat hebben we méér noodig 'k Zou me schamen, zoo in opstand tegen God te komen." Het werd stil in het kleine vertrek toen dit gezegd was. De woede van den visscher was bekoeld. Verdrietig staarde hij naar buiten, in het kleine tuintje. „Laten wij maar gaan eten", zei moeder met zachte toon. Mokkend zette Evert zich aan de vervelooze tafel. Jacob van der Walle vouwde de ruige handen en deed het gebed. Maar het ging niet van harte, 't Was hem, of er door het vertrek met de kale muren al maar een zwarte gedaante heen en weer liep, die de vredige rust, welke er altoos heerschte, verstoren wilde. Zwijgend werd het sobere avondeten genut tigd. Daarna nam de visscher den ouden, veel- gebruikten bijbel en las met eentonige, zangerige stem het hoofdstuk, dat aan de beurt was. zulk eene blijkbare kalmte en plechtigheid, ge paard met verhevenheid. Alles geschiedt met orde en naar de streng geëerbiedigde traditie. Terwijl in Zwitserland, de collecte, als ze wordt gehouden, vaak wordt toevertrouwd aan een weiwillenden koster, is zulks in Holland een voorrecht, dat voor de dia kenen is weggelegd. En wanneer men in de Waalsche kerk in de hofstad regelmatig den een of anderen edelman van het Hof of beroemden geneesheer deftig ziet collecteeren, wordt in an dere meer bescheiden kerken de functie van diaken met evenveel eerbied uitgeoefend. Voor de gewone diensten zijn zwarte jas en zwarte handschoenen verplichtend bij de Avondmaals viering wil de gewoonte nog in talrijke kerken, dat de ouderlingen in rok gekleed zijn. Men kan glimlachen om deze kleinigheden ik zie er mij nerzijds een bewijs van eerbied in, 't welk men niet moet misprijzen. De diensten in de Hollandsche Gereformeerde Kerk verschillen niet in belangrijke mate van de diensten, waaraan wij in Zwitserland en Frank rijk, gewoon zijn, maar in de kerken, die aan de oude gewoonten trouw zijn gebleven, kan de predicatie vaak vrij lang duren. Als dit het ge val is, zingt men na het eerste half uur een psalm en de dominee kan verder gaan. De lezer (d.i. de Zwitsersche) zal wellicht verbaasd zijn over deze teekening der Gereformeerde Kerk. Al zijn er wellicht misbruiken, men moet anderzijds er kennen, dat de strengste kerken in 't algemeen de meest levende kerken zijn. Als een predikant zich in deze Gereformeerde Kerken veroorloofde een verwaterde predikatie te leveren, zuiver practisch en menschelijk men eischt niet over al, helaas de leer der zaligheid, doch zulks is een andere geschiedenis hij zou al heel spoe dig door zijn gemeenteleden tot de orde worden geroepen. Haarlem. F. Ch. Krafft, Pasteur. (Vertaald door L. v. A.) (Wordt vervolgd) ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 2. Een ban in het midden van u Wat is Jozua 7 een mooi hoofdstuk in onze BijbelJa, vreeselijk en droevig ook, stellig. Maar toch zoo echt mooi, zoo sprekend ook voor ons leven, ook ons gezinsleven. De geschiedenis is bekend. Jozua's poging, om de stad Ai met een klein leger te veroveren, is mislukt. Met verlies van zes en dertig man aan Israëlietische zijde. Wat is Jozua nu ver slagen van hart Maar hij gaat de goede weg hij buigt zich voor den Heere, om licht .en om raad. En dan ontvangt hij het antwoord„Daar is een ban in het midden van u, o IsraëlGij zult niet kunnen bestaan voor het aangezicht uwer vijanden, totdat gij den ban wegdoet uit het midden van u Want Achan had bij de verovering van Jeri cho zichzelven toegeëigend goud en zilver en een sierlijk Babylonisch overkleed. O, dat was niet veel, in vergelijking met de groote schatten, die wel waren verdelgd en met al het goud en zilver, dat tot den schat van het huis des Heeren was bestemd geworden. Maar het was in overtreding van het uitdruk kelijk gebod des Heeren, het was ongehoorzaam heid aan Gods bevel, het was zonde van Achan en daarmee was alles beslist. Zeker, niemand had het gezien niet de ge ringste verdenking was op Achan gevallen. Maar het alziend oog van Hem, voor Wien niets ver borgen is, had het aanschouwd. En dat was voldoende, om het pleit te beslechten. Is het niet, alsof Gods vinger hier zelf ons wijst op de diepe ernst van deze zaak Ja, wij weten het wel, dat de Heere stipte gehoorzaam heid van ons eischt. Maar ook, in het leven worden zoo licht allerlei verzachtende omstan digheden, allerlei bijoogmerken en moeilijkheden soms aangevoerd, om dan wat minder met des Heeren heilige eisch te rekenen en ons een soort van vrijbrief te geven tot afwijking daarvan. Och, wie weet, hoe moeilijk die Achan wel zatEen mensch kan zoo in benauwende om standigheden verkeeren En misschien had hij nog wel de bedoeling, als hij er eens bovenop was gekomen, om dan den Heere wel zeker het Zijne weer terug te geven Maar hier leest ge niets van al die drogrede nen. Achan heeft zich willens en wetens schuldig gemaakt, en Achans handeling is de ban in het leger geworden, Achan zelf Het drong niet, zooals gewoonlijk, tot zijn hart door. Hij las, zonder te weten, wat hij las. Het geval met Evert zat hem dwars. Zijn vrouw bemerkte het wel. En zij vreesde, dat het den ganschen avond één mokkerij zou worden, die misschien wel tot een hevige uitbarsting zou komen. „Kom", zeide zij, met een groote moeite een poging doende, om opgewektheid te toonen, „laten wij daarover niet meer praten. Zóó moe ten en mogen wij den Zondag niet tegengaan. Evert zal het daareven zoo kwaad niet gemeend hebben, vader. Neem hem zijn brutaliteit niet zoo kwalijk. Hij vergat zich even. En jij, Evert, je bent nog zoo jong. Wacht in elk geval nog een paar jaar. Dan zal ook je verlangen om weg te gaan, wel wat bekoeld zijn." „Dat zei u verleden jaar ook, moeder", meen de Evert, ,,'t Is altijd hetzelfde liedje. Maar wat is er nu voor verschrikkelijks aan, dat ik naar de groote vaart wil „We willen ons eenig kind niet verliezen, Evert. We hebben er drie moeten afstaan, jon gen, bedenk dat toch eens." „Maar ik ga toch niet voor goed weg Ik kom toch op geregelde tijden thuis vroeg Evert, zijns ondanks wat zachter gestemd. „Wat noem je geregelde tijden, Evert was de wedervraag van vader, die tot nu gezwegen had. Daarop wist de jongen, in zijn verlegen heid, geen antwoord te geven. „Kees Evertsen is wel eens drie, vier, vijf jaar achtereen weg geweest. Als dat met jou nu ook het geval was en je kwam thuis en vader En laten wij het nu maar bij die Schriftuur lijke opvatting van de zaak houden Opdat het ons leere, ons persoonlijk en ons als gezinnen, dat de Heere een heilig God is, Die het kwade niet gedoogt, maar Die het bezoekt en straft. Sterker nog Onze God hield Zijn zegen in over de handelingen van gansch Israël, zelfs on der de uitnemend godvruchtige leiding van Jozua, omdat er een ban in het leger was. Onze vaders en moeders en onze kinderen mogen zich dat voor gezegd houden Neen, wij kunnen ons de zegeningen Gods nooit waardig maken, alsof wij ze zouden kun nen verdienen door onze goede werken. Gods gunst is altijd genade Maar wij zullen, ook in onze gezinnen, den zegen des Heeren wel kunnen weren wij kun nen in onze ouderlijke of onze kinderen kunnen in hun zonden een sta-in-den-weg zijn voor Gods goede gunste over ons. Want God is een heilig God O ja, heerlijk rijk ook in Zijn ge nade In Christus Maar toch een heilig God is de Heere Van W. te W. BEROEPEN TE Loosduinen (vac.-C. J. van Binsbergen) G. Laerman te Hilversum. AANGENOMEN NAAR Groningen (7de pred.-pl.): L. Oranje Czn. te Laren (N.-H.) SoerabajaP. Veenhuizen te Oudega(W.). BEDANKT VOOR Oudshoorn (gem. Alphen a. d. Rijn): G. W. Akkerhuis te Maassluis. Schiedam (3de pred.-pl.): P. D. Kuiper te Sassenheim. Cand. A. P. Heiner, overgekomen van Gorinchem, werd Zondagmorgen j.l. bevestigd als predikant der Geref. Kerk te Giessen-Rijswijk (N.-B.) door Ds. W. Schouten, van Westbroek, met Joh. 17 6a. Des namiddags deed de leeraar zijn intrede met Joh. 3 30. Te Bandoeng (Java) is door den Kerke raad der Geref. Kerk besloten tot invoering van de wijze van Avondmaalsviering, waarbij allen tegelijk aanzitten. De Kerk telt 200 belijdende leden. Te Malang (Java) is in den Kerkeraad der Geref. Kerk gesproken over de beroeping van een eigen predikant, liefst in 1933. Het wordt voor de jonge Kerk een levenskwestie geacht. Er is een commissie benoemd om een en ander na te gaan en den Kerkeraad te dezer zake te adviseeren. Ds. J. W. van Tol nam Zondagmiddag afscheid van de Geref. Kerken van Dalfsen, na een 4-jarig verblijf aldaar, om te vertrekken naar Sliedrecht, met 2 Thess. 3:16. Cand. K. Meima, van Groningen, deed Zondag j.l. na in den voormiddagdienst beves tigd te zijn door zijn schoonvader, Ds. H. J. Heida, van Vlaardingen, met een predikatie over 2 Cor. 4 5, 6 en 7, zijn intrede als predikant bij de Geref. Kerk van Neede ,die nu haar eer sten predikant ontving. Voordien was deze Kerk voor den dienst des Woords gecombineerd met de Kerk van Rekken (Eibergen). Intreetekst 2 Cor. 5 19 en 20. Te Deventer bestaat een belangrijke er feniskwestie. Volgens het „Dev. Dbl." had aldaar een dame bij testament een belangrijk bedrag vermaakt aan de Geref. Kerk van De venter A. Toen die erfenis openviel, had aldaar intusschen een samensmelting plaats gehad van de Geref. Kerken A. en B. Een der erfgenamen heeft daarop het recht van de Geref. Kerk te Deventer op dit legaat betwist met de bewering, dat er aldaar geen Geref. Kerk A. meer bestaat, doch een nieuwe rechtspersoon, die geen aan spraak op deze gelden zou kunnen maken, het geen ook niet de bedoeling van de erflaatster zou zijn geweest. De Rechtbank te Zutphen heeft echter de Kerk in het gelijk gesteld en den erfgenaam zijn eisch ontzegd. Tegen deze beslissing is thans door hem hooger beroep bij het Gerechtshof te Arnhem ingesteld. Onder de Chineezen op Midden-Java. Deputaten der Geref. Kerken, aangewezen in en moeder waren er niet meer Evert gaf geen antwoord. Zóó moest vader nu niet gaan praten. Dan had hij nog liever diens boosheid van zooeven. „Maar we behoeven er niet verder over te spreken", ging Jacob van der Walle verder. „Het kan natuurlijk niet. Dat zul je zelf wel inzien, als je goed doordenkt. Als jij nu eens weg was, ik heb het je meer gezegd, wie moet er dan met mij op de boot Eén van de jon gens, die op de andere botters gemist kan wor den Maar dien moet ik toch betalen Waar van moet dat gebeuren, Evert We hebben maar net genoeg, om van te leven. En als jij op de groote vaart bent, jongen, en ik kom te sterven, wie moet er dan voor moeder zorgen Alle boosheid was nu verdwenen bij den vis scher. Hij trachtte met argumentatie Evert tot rede te brengen. Hij zag in, met boosheid niets te bereiken. Mogelijk gelukte het hem, door den jongen op zijn gemoed te werken. Ook Evert was op dat oogenblik niet zoo norsch meer. De vragen van vader en moeder lieten hem niet onberoerd, hoewel hij alle mo gelijke moeite deed, ze te ontzenuwen. Ook de laatste vraag van vader, die hem strak aankeek. „Wie zorgt er dan voor moeder, vader", vroeg hij, „als wij allebei in een storm omko men Met de gedachte om te komen op zee, wa ren ook de visschers van Zierikzee verzoend. Er ging schier geen jaar voorbij, of een of meer botters verdwenen in de diepte van de Ooster- schelde of de Noordzee, als de orkaan woedde. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1932 | | pagina 2