KERKNIEUWS.
FEUILLETON.
EVERT VAN DER WALLE.
voet van den kansel van Calvijn en Beza. Onder
hen onderscheidde zich reeds Filips van Marnix
door zijn verbluffende eigenschappen.
Als Guido de Bray de hervormer der Neder
lander was, Marnix werd de organisator. Theo
loog, jurist, politicus, dichter, steeds geïnspi
reerd door een levend Christelijk geloof, had de
opbruisende vriend van den Zwijger te Genève
de grondbeginselen geleerd van de kerkelijke
organisatie en van de leer, waarmee hij zijn land
zou verrijken.
De vereeniging in een enkel man van het ge
loof van den godgeleerde, van de politieke ken
nis van den staatsman en van het vuur van
den dichter, verklaart het zoo eigenaardig ka
rakter der Hervorming in de Nederlanden. Mar
nix, overtuigd Calvinist, omdat hij Christen was,
werd een der voornaamste bewerkers van het
herstel der Christelijke Kerk in de Nederlanden;
en, al is Calvijn nooit in Nederland gekomen, hij
heeft er geniale mannen heengezonden, die van
deze natie het onbuigzaam onafhankelijke volk
hebben gemaakt, dat wij kennen. Edelman van
hooge afkomst, leek, hoewel hij in de theologie
had gestudeerd en werken over geloofsleer en
dogmatiek had geschreven was hij een der meest
geraadpleegde raadslieden van den Zwijger met
Pierre l'Oyseleur de Viliers (eigenaar van West-
hove op Walcheren), aalmoezenier van den
Prins (voorvader van verscheidene Hollanders
uit den tegenwoordigen tijd).
De kerk der Nederlanden werd gekenmerkt
door het Calvinistisch stempel, dat haar door
dezen leekenaanvoerder werd ingedrukt. Is het
noodig er aan te herinneren hoe Marnix werkte
aan de vertaling van den Bijbel in het Neder-
landsch, eene vertaling die later door de Gene
rale Staten werd bevolen.
Nederland had altijd en bewaart nog heden
een groote mate van onafhankelijkheid. Sommi
gen spreken gaarne van de bekrompenheid van
het Hollandsche Calvinisme alvorens echter
een even gemakkelijk als onjuist oordeel uit te
spreken, zou men wèl doen zich wat meer op
de hoogte te stellen, want ondanks alles vindt
men in Holland terwijl in Zwitserland en in
Frankrijk de oude tradities van het Calvinisme
te vaak waren en zijn verbleekt altijd nog
den eerbied voor de Gereformeerde traditie. Er
zijn metterdaad Gereformeerde Kerken in de
Nederlanden, waarin men regelmatig den offi-
ciëelen Gereformeerden Catechismus (Heidel-
berg en Genève) leest en de Geloofsbelijdenis
der Gereformeerde Kerken is altijd nog de
grondslag der Nationale Gereformeerde Kerk en
van de Vrije Gereformeerde Kerken der Neder
landen.
(Wordt vervolgd)
L. v. A.
Bovenstaand artikel door den Waalschen
predikant F. Ch. Krafft te Haarlem, een Fransch-
Zwitser geschreven met zijn toestemming uit
het Fransch vertaald en voorkomende in den
in 1932 te Genève verschenen Almanach Jean
Calvin, wordt in enkele vervolgstukken, om zijne
belangwekkendheid voor ons, Hollandsche Cal
vinisten, hier opgenomen.
OPDAT NIET MISSCHIEN
De groote prikkel tot opbouw onzer Vrije
Universiteit moet, naar den eisch van Gods
Woord, en van de belijdenis waarop de Uni
versiteit zelve gegrond is, zijn en blijven de
verheerlijking van den Naam onzes Gods.
Laat ons, op straffe dat anders al onze arbeid
de keur des Geestes missen en in Gods oogen
waardeloos zijn zou, toezien dat geen andere
beweegreden dit hoogste en heiligste motief ver-
dringe.
Dit wil evenwel allerminst zeggen dat er, in
ondergeschiktheid aan dit hoogste motief niet
ook prikkels van de tweede en derde rang bij
ons mogen werken. Zooals de H. Schrift daar
aan plaats en recht geeft in het christelijk leven
in 't algemeen, mogen ze ook ruimte hebben in
onze strijd voor het Hooger Onderwijs naar
Gods Woord. Als niemand minder dan onze
God zelf van oordeel is, dat we ook die noodig
hebben, zal het ons geen wijsheid zijn er ons
boven verheven te achten.
Een van die ondergeschikte prikkels legt ook
de Heere Jezus Christus ons aan in het bekende
woord van den torenbouwer, in Lukas 14. Als
Jezus heeft gewaarschuwd, dat men zich niet als
zijn discipel zal aanmelden, zonder berekend te
hebben op wat kosten het volgen van Hem
komt te staan, laat Hij in vers 2830 volgen
,,Want wie van u willende een toren bouwen, S
zit niet eerst neder en overrekent de kosten, of i
hij ook heeft hetgeen tot volmaking noodig is V
Opdat niet misschien, als hij het fundament ge
legd heeft en niet kan voleindigen, allen die het
zien, hem beginnen te bespotten, zeggende
,,Deze mensch heeft begonnen te bouwen, en
heeft niet kunnen voleindigen".
Onder de motieven die Christus in dit woord
laat gelden voor het berekenen van de kosten
en men bouwen gaat, geeft Hij ook plaats aan
de overweging, dat men anders gevaar loopt,
zich den spot van anderen op de hals te halen.
M.a.w. de Heere acht het de natuurlijkste zaak
ter wereld en denkt er niet over het te veroor-
deelen, dat we ons in onze gedragingen bij on
zen dagelijkschen arbeid, en vooral ook bij wat
daarin boven het alledaagsche uitgaat, behalve
door allerlei andere overwegingen, ook laten
leiden door een bescheiden waardeering van
anderer oordeel, en een betamelijke zorg voor
onze eer en goeden naam in de kring waarin
we leven.
En gelijk Hij het niet bestraft op het terrein
van het natuurlijke leven, laat Hij het, blijkens
de strekking van zijn woord, óók gelden op dat
van het geestelijke- en daarmee van alle hooger
leven.
Ook ten opzichte van de Vrije Universiteit
mogen we dit eergevoel laten meespreken. Nü
niet als motief om, door berekening van de kos
ten eer we gaan beginnen, te voorkomen de
schande van een eventueel niet-kunnen-voltooien.
Dat eerste station van kostenberekening zijn we
allang voorbij. Gerekend hebben we, wat eerste
stichting en voorloopig onderhoud betreft reeds
50 jaar geleden en wat uitbreiding en voltooi
ing aangaat nu weer voor eenige jaren.
We zijn midden in den bouw van den toren.
Al haast aan de spits toe. Doch dat juist maakt,
dat de prikkel die er in Jezus' woord voor ons
eergevoel ligt, des te sterker werken moet. Want
het is grooter schande een werk niet te voltooi
en, dat men niet- dan een dat men wèl zonder
kostenberekening begon.
Vooral, als de kostenberekening niet bleek al
te optimistisch te zijn en dat was ze niet
en als men zijn krachten om die te dragen nie*
overschatte en dat deden we niet. Neen, dat
deden we niet. Want we beschikken over veel
meer bouwkracht dan we 50 jaar geleden durf
den droomen.
Over voldoende kracht ook om te voltooien
hoeveel millioenen verrooken wij, Gerefor
meerde mannen, ook weer per jaar En als het
werk nu niet voltooid wordt dan zal men
zeggen deze menschen zijn begonnen te bou
wen, en ze kunnen niet voltooien"En dan
zal men daarop laten volgen nietwant ze
hadden vergeten vooraf de kosten te berekenen;
maar veel erger de kosten, die ze eens be
rekenden en aanvaarden, werden hun op den
duur toch te groot. Niet, dat ze 't geld ervoor
niet hadden maar ze hadden het er niet voor
over ze gaven het liever voor reizen en roo-
ken enz. Hun liefde voor de beginselen, waaruit
ze zeggen te leven, verflauwde hun geloof,
dat hen eens zoo moedig en wakker deed be
ginnen, zonk in
Zullen we zulk een smaad over onzen chris-
tennaam laten komen Zullen we zoo onzen
eere-naam van Gereformeerde te grabbel wer
pen
Zullen we ons zulk een geringschatting en
ontrouw jegens de ons heilige beginselen laten
aanleunen Zullen we zulk een publieke hoon
laten aandoen neen, niet alleen onzen eigene
naam, maar wat duizendmaal erger is den
gezegenden en eeuwiggeprezen Naam van onzen
aangebeden Koning, wiens alle macht en eere
is, ook op het erf der Wetenschappen
Laat ons antwoorden, broeders en zusters,
niet enkel met een luid en hartelijk „JA", maar
met daden van toewijding in gebed en offer
vaardigheid.
K. FERNHOUT.
TWEETAL TE
Loosduinen (vac.-C. J. van Binsbergen):
W. H. den Houting Jr. te Huizum
(bij Leeuwarden).
G. Laarman te Hilversum.
stoken zijn als het Zendingsziekenhuis niet be
stond. Bovendien zijn er in die streek veel zie
ken, voornamelijk lijders aan malaria. Met een
voudige hulpmiddelen kan er veel hulp geboden
worden. Gelukkig hebben wij er een heel ge
schikte mantri-verpleger, Malidjo, die er goed
op zijn plaats is en in de twee jaar, die hij nu
op zijn eenzame post heeft doorgebracht, ge
toond heeft het hem geschonken vertrouwen
waardig te zijn. De vroedvrouw Koestinah wordt
er ook zeer gewaardeerd. Het aantal keeren, dat
haar hulp wordt ingeroepen, neemt toe. Gelukkig
zijn de kosten van dit ziekenhuis voor de Zen
ding ongeveer nihil door de subsidie, die het
gouvernement schenkt en de bijdragen van de
patiënten. In die plaats komt den laasten tijd
ook meer belangstelling voor de prediking van
het Evangelie.
In een volgende brief hoop ik U te kunnen
vertellen van een goed begin in Magelang. Zoo
wel bij de Javaansche als bij de Chineesche ge
meente bestaat veel belangstelling voor de zie
kenhuisplannen zij zien daarin een belangrijk
Zendingsmiddel. Moge de gemeente in Holland
niet achterblijven in deze belangstelling.
G. J. DRECKMEIER.
ALS CALVIJN EENS IN HOLLAND
KWAM.
I.
Calvijn is nooit in Holland geweest en toch
vertoont dit land, zoo ver van Genève en zoo
dicht bij Duitschland, door zijn geschiedenis en
door de ontwikkeling van de persoonlijkheid
zijner inwoners, een geenszins inschikkelijk Cal
vinisme, of wat hetzelfde is, een bijbelsch, uiter
mate scherp geteekend Christendom.
In Holland wordt de naam Calvijn geliefd en
geëerbiedigd door sommigen, miskend en becri-
tiseerd door anderen. Dit volk van theologen
iedereen redeneert over theologie en heeft
eene meening over Bijbel en Kerk is geens
zins luthersch, doch goed en volslagen gerefor
meerd.
Calvijn is nooit in Nederland geweest, maar
het zijn de Nederlanders die in grooten getale
naar Genève gingen. In dat tijdvak leed de Kerk
van Christus aan de misbruiken die, langzaam
aan, den geopenbaarden en in het vleesch ge
komen God voor de wereld hadden verborgen.
De waarheid kon niet langer onder den koren
maat verborgen blijven.
Gij zult de waarheid leeren kennen en de
waarheid zal U vrijmaken. God schiep vurige
geloofsverdedigers en een uit hen, meester Jan
Calvijn kwam zich te Genève in dienst stellen
van „de goede zaak". Deze nederige dienaar
van Gods Woord werd spoedig door zijn groote
nederigheid en door Gods genade een der on
betwistbare voorgangers der kerk.
Hij moest de talrijke studenten, gekomen van
de vier hoeken van Europa onderrichten, hij
moest hen onderwijs geven in de grondbeginselen
der leer, opdat zij op hun beurt het zuivere
evangelie zouden kunnen prediken.
In antwoord op de bedreigingen der inquisi
teurs, op de banvloeken van den Heiligen Stoel,
tot bescheid aan den bisschop van Rome, die
door de wereld monniken en pastoors rondzond,
om te trachten den zuiverenden brand uit te
blusschen, die gelukkigerwijs reinigde en zonder
ophouden moet reinigen den dampkring, die ver
pest is door de dwaling of de onwetendheid,
zond de Herder van Genève de zendboden van
het Evangelie uit, ten einde Gods genade te
prediken.
Zooals de Apostelen waren uitgezonden om
de goede tijding te brengen, zoo waren de pre
dikers gezonden door denzelfden Meester, den
eenigen opziener der Kerk, onzen Heere Jezus
Christus.
Onder de talrijke studenten die te Genève
kwamen, waren er vele, die zooals men toen
zeide, Vlaamsch spraken. Er werden zelfs te
Genève Vlaamsche kerkdiensten gehouden en
wellicht zou het heden ten dage wel wensche-
lijk zijn, nu zooveel Hollanders ook te Genève
komen, deze diensten weer in te stellen, hoewel
het waar is dat, terwijl in de 16de eeuw de
Nederlanders te Genève door het Evangelie
werden aangetrokken, zij thans hun land verla
ten om het blauwe meer Léman te komen be
wonderen.
In de 16de eeuw kwamen werkelijk de stu
denten in de theologie, geboortig uit de Neder
landen, bij honderden plaats nemen aan den
(VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING
IN DE ZEVENTIENDE EEUW)
DOOR
H. KINGMANS
X.
„Och, niets", antwoordde zij op een toon, die
duidelijk te kennen gaf, dat er wél wat was.
„Neen, neen, vrouwtje, geen smoesjes. Kom,
zeg op, wat je hindert."
Hij legde zijn breede, verweerde hand op haar
hoofd, net als in de dagen, toen hij naar haar
vrijde. Hij had haar nog even lief, neen, nóg j
liever dan toen. Want in het huwelijk komen, j
als het goed is, man en vrouw nog dichter bij J
elkaar en zeker, als er gezamenlijk leed en smart j
ondervonden wordt. En die beiden konden er
van meespreken.
Moeder Van der Walle was aanvankelijk j
voornemens geweest, niets te zeggen. Maar toen j
zij zijn hartelijke woorden vernam, wist zij ik
moet het zeggen voor mijn man mag ik niets
verzwijgen dat heb ik nog nooit gedaan en hij
doet het ook niet voor mij.
„Och, Jacob, ik pieker over Evert."
„Over Evert Waar is hij 'k Heb hem niet
gezien op de haven bij de jongens, dat is waar
ook Waar is hij En wat is er met Evert
,,'k Weet niet, waar hij is. Hij is een paar uur
geleden kwaad weggeloopen."
„Kwaad weggeloopen? Waarom?"
„Natuurlijk 't zelfde weer. Dat die jongen
toch niet verstandiger is zuchtte moeder Van
der Walle.
„Is dat nu nog niet uit zijn hoofd Hij sprak
er in geen weken over. Ik meende, dat hij wel
inzag, dat het toch niet gaat."
„Je denkt er te licht over, Jacob. Heusch, va
der, 't is volstrekt niet uit zijn hoofd, 't Is nog
precies eender met hem. Hij wil met alle ge
weld en zeurt maar rond mijn hoofd. Vanmid
dag vroeg hij, of ik bij jou een goed woordje
voor hem wilde doen, maar 'k heb het gewei
gerd. En toen is hij boos, woedend weggeloo
pen, 'k weet niet, waarheen. Hoe moet dat toch,
Jacob Moeten wij Evert nu zijn zin geven
,,'t Gebeurt niet", zeide Jacob van der Walle
op harden, zekeren toon. „Dat moet Evert in
zien en dat zal hij op den duur ook wel. Er
niet met hem over praten, moeder..."
„Hij begint er zelf over", viel zij haar man
in de rede.
„Dat begrijp ik wel. Maar dan er overheen
praten. Het geval luchtig opnemen. Op den duur
raakt het wel uit zijn hoofd."
Moeder Van der Walle gaf geen antwoord.
Zij geloofde niet, dat het uit Everts hoofd zou
gaan. Het zat er veel te vast in. Hij stoorde zich
niet meer aan wat vader en moeder zeiden, als
het gesprek over dat onderwerp liep.
Heimelijk wilde zij een traan wegpinken, maar
het gelukte haar niet. Want Jacob van der Walle
zag het.
„Is Evert brutaal geweest, moeder?" vroeg
hij met een dreiging in zijn stem.
„Brutaal Je weet, hoe hij is, als wij daarover
spreken", antwoordde zij. „Het is niet uit zijn
hoofd te praten."
,,'t Zal wel meevallen, moeder, 'k Heb je wel
eens verteld, dat ik vroeger ook zoo was. 's Is
een bevlieging, die vanzelf overgaat. Als hij
de vlegeljaren maar eens goed te boven is."
„Bij jou zal het wel een bevlieging geweest
zijn, maar bij Evert is het heusch meenens. Het
oog van een moeder ziet scherp, Jacob. Hij heeft
maar één verlangen weg van de visscherij en
naar de groote vaart."
„Ik geloof niet, dat je gelijk hebt, moeder,
't Zal wel overwaaien. Van wien zou de jongen
dat avontuurlijke toch hebben? Van geen van
ons beiden, zou ik denken."
„Zeg, Jacob", aarzelde zij.
„Ja, moeder, wat is er?"
„Zou, 'k weet het niet, hoor, maar 'k ga het
werkelijk denken, zou Kees Evertsen hem soms
het hoofd op hol gebracht hebben Die kon
zoo smakelijk er over vertellen. En dan moet
je zien, hoe Evert luistert."
„Neen, moeder, zet die gedachte gerust uit
je hoofd. In elk geval doet hij het dan niet met
opzet. Verleden week sprak hij er met mij over
en..."
„Praat Evert er dan wel eens met hem over?"
„Dat zal wel. Zeker, want hij wist er ten
minste van. Maar hij heeft mij beloofd, als Evert
er weer over begon, dat hij hem aan het ver
stand zou brengen, dat hij zijn ouders had te
gehoorzamen. Wel vindt hij het voor den jon
gen jammer, dat wij hem niet laten gaan."
„Zie je welriep zijn vrouw. „Ik kan het
niet helpen, maar 'k geloof, dat het voor Evert
veel beter was, dat..."
BEROEPEN TE
Den Haag-OostDr. W. G. Harrenstein
te Amsterdam.
Stadskanaal en Burum B. A. Bos te Assen.
Westerlee Cand. Ph. J. Huyser te Assen.
AANGENOMEN NAAR
Oud-Beijerland Cand. I. Hamming
te Breede bij Warffum.
Cand. K. Meima, te Groningen, beroepen
pred. der Geref. Kerk te Neede, is door de clas
sis Zutphen peremptoir geëxamineerd en met
algemeene stemmen toegelaten tot den dienst
des Woords en der Sacramenten. De intrede te
Neede is bepaald op 3 April a.s. na bevestiging
door Ds. H. J. Heida, te Vlaardingen.
Te Rhenen is Maandag j.l. aan de familie
overgedragen een grafsteen ter nagedachtenis
aan Ds. A. van Dijken, in leven emeritus-pre
dikant der Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid,
die den laatsten tijd te Rhenen woonde. Ds. H.
S. Bouma, van Amsterdam-Zuid, sprak bij deze
gelegenheid dankbare woorden namens zijn Ge
meente, waarna Ds. S. van Dijken, van Nijkerk
(G.), namens de familie de erkentelijkheid uit
sprak voor het hartelijk bewijs van meeleven.
De kerkeraad der Geref. Kerk te Hoorn
besloot in beginsel den dag, waarop vóór vijftig
jaar deze kerk tot openbaring kwam, n.l. 8 Maart
1882, in een samenkomst der gemeente op een
nader te bepalen Zondag te doen herdenken.
Deze kerk werd achtereenvolgens gediend
door de predikanten Ds. J. Vonk, Ds. W. B.
Renkema, Ds. F. Rispens en door Ds. F. Zan-
tinge, thans wonende te Hilversum, die 25 April
1926 met emeritaat ging, na aan deze kerk ruim
32 jaren zijn krachten gegeven te hebben. Se
dert 16 October 1927 wordt het Woord bediend
door Ds. S. E. Wesbonk.
Eindhoven. „Besloten, Ds. Sietsma een
studieverlof te verleenen gedurende de maanden
Juni, Juli en Augustus a.s., van welken tijd dan
één maand de vacantie geldt. Ten einde dezen
tijd zoo goed mogelijk aan het doel te kunnen
wijden, zal Ds. S. zich, behoudens de 4 vacantie-
Zondagen, onthouden van optreden in deze of
andere gemeenten, en zooveel mogelijk dien tijd
buiten Eindhoven doorbrengen. Ds. S. dankt
den kerkeraad voor het verleende verlof."
De kosten van voorziening in den dienst des
Woords tijdens de afwezigheid van Ds. S., wor
den bestreden uit een fonds, door eenige broe
ders op eigen initiatief bijeengebracht.
Naar de „Ned." verneemt, hebben depu-
taten voor correspondentie met de buitenland-
sche kerken vanwege de Generale Synode der
Geref. Kerken in Nederland, Dr. S. O. Los,
Geref. predikant te Den Haag-Oost, oud-hoog
leeraar aan de Theol. School te Potchefstroom
(Z.-A.), uitgenoodigd deze Kerken te vertegen
woordigen bij het diamanten feest van de Chr.
Geref. Kerk van Noord-Amerika. De plechtig
heden zullen plaats hebben in het Calvin Col
lege te Grand-Rapids.
De Kerkeraad der Geref. Kerk van Den Haag-
Oost heeft Dr. Los verlof verleend om gevolg
te geven aan deze uitnoodiging van deputaten.
De zaak-Prof. Du Plessis.
De Synode van de Ned. Geref. Kerken in
Zuid Afrika heeft in haar op 28 Febr. te Kaap
stad gehouden buitengewone vergadering beslo
ten Prof. Dr. J. du Plessis als hoogleeraar aan
de Kweekschool te Stellenbosch verlof te geven
tot de volgende gewone zitting der Synode, die
in October a.s. bijeenkomt.
Het besluit, dat met algemeene stemmen ge
nomen werd en ook de instemming van Prof.
Du Plessis had, was als volgt geformuleerd
„Aan Prof. du Plessis word verlof van af-
v/esigheid met behoud van salaris en huistoelae
verleen tot by die volgende gewone Sinode, wat
volgens Sinodale besluit byeen sal kom in Ok
tober 1932 en dan self reëlings met hom kan
tref." („De Stand.)
Uit Heiligenhaus en Essen.
Dr. G. Keizer schrijft in de „Geld. Kerkbode":
„Ds. Wiepkema preekt ook op geregelde tij
den in Heiligenhaus, alwaar hij de laatste maal
het Heilig Avondmaal bediende, als in Essen.
In Heiligenhaus had hij wederom twee theo
logische studenten onder zijn gehoor één van
de theologische school te Elberfeld en één van
„Draaf nu niet door, moeder. Dat zegt Kees
natuurlijk alleen tegen mij, niet tegen Evert.
Hij zal, als het te pas komt, zijn best wel doen,
den jongen er af te brengen."
,,'k Weet niet, Jacob, 'k weet niet", zeide zij,
met grooten twijfel in haar zachte stem.
„Maar, vrouw, hoe heb ik het nu met je
Dat is toch niet recht tegenover Kees Evertsen?
Jehebt toch zeker geen enkele reden, om hem
te wantrouwen Heeft hij daartoe wel eens aan
leiding gegeven Is hij niet een eerlijke, oprechte
kerel Neen, moeder, nu ben je kortzichtig. En
je doet ouden Kees onrecht."
„Misschien heb je gelijk, Jacob 'k weet het
nog niet. Ik kan de gedachte niet van mij afzet
ten, dat Kees Evertsen onzen jongen zoover
gebracht heeft. Hij is mij al te dikwijls hiernaast
of in het huisje bij den lichttoren, 'k Wed, dat
hij nu weer in den toren zit."
Jacob van der Walle gaf geen antwoord. Hij
vond het niet goed, dat zijn vrouw zóó sprak.
Kees Evertsen was een oprecht man, niet iemand
met twee aangezichten, die tot Evert anders zou
spreken over die zaak dan tot hem. Neen, zóó
mocht zijn vrouw over ouden Kees niet spreken.
Maar dat die Evert haar het leven zoo zuur
maakte
Juist, toen hij weer wat zeggen wilde, kwam
met veel lawaai en een gramstorig gezicht Evert
binnen. De wandeling van ongeveer een half
uur, van den lichttoren naar huis, had hem in
geenen deele gekalmeerd. Hij was in vollen op
stand, groette niet, wierp zich op een stoel en
vroeg, of er ook eten was.
„Goeden avond, Evert", zeide zijn vader.
(Wordt vervolgd)