FEUILLETON* EVERT VAN DER WALLE. KERKNIEUWS* het ontvangen van kinderen te miskennen door het geloovig vertrouwen op Gods beloften, dat Hij zorgen wil èn voor hen zelf èn voor de kinderen, die Hij hun geeft. GOEDE BOODSCHAP AANGAANDE AMSTERDAM. Bij „Amsterdam", in dit opschrift, is te den ken aan Gereformeerd-kerkelijk-Amsterdam. Dienaangaande meent Ds. D. Sikkel, in de Am- sterdamsche Kerkbode, een feestklank te kunnen laten hooren en een goede boodschap door het land te kunnen laten gaan. Daartoe werd hij geïnspireerd op een cate- chisantenfeest, gehouden in de Keizersgracht- kerk, die toen beneden en op de eerste galerij geheel gevuld was met catechisanten terwijl een collecte onder hen, bedoeld als feestgave, opbracht 135. Nu zijn er in Amsterdam, blijkens zijn artikel, goede bedoelende zuchters over het Amster- damsch kerkelijk leven. En hij schrijft, met het oog op hen, jammer, dat er daarvan niet een paar op dat catechisantenfeest aanwezig waren, dan zouden zij na afloop als verkondigers van een goede boodschap aangaande Amsterdam het land kunnen ingaan. Die goede boodschap over Amsterdam ver breiden we hier dan verder. En we voegen daar bij, dat een goede boodschap over het Gerefor meerd kerkelijk leven ons bijzonder welkom is. De kerk van Amsterdam heeft voor het Gere formeerde kerkelijke leven in ons land groote beteekenis. Gaat het die kerk goed en bloeit in haar midden een gezond geestelijk leven, dan is de invloed daarvan in breeden kring merkbaar. Maar juist omdat we alzoo van die goede boodschap met bijzondere belangstelling kennis namen, kwam toch ook nog een vraag bij ons op. En men wil ons wel ten goede houden, dat we bereid om die goede boodschap te helpen verbreiden die vraag hier openlijk uitspreken. Die vraag is deze, of dat catechisantenfeest nu inderdaad oorzaak geeft om over den toe stand op kerkelijk terrein feestelijk te roemen Wanneer we aannemen, dat één vijfde deel van een gemeente, behoort tot dat deel, dat nog de catechisatie volgen moet, dan moet het aan tal catechisanten in Amsterdam bedragen 3300. Dan is echter nog niet de helft op dat feest geweest. Waren allen gekomen dan zou de Keizersgrachtkerk veel te klein geweest zijn. Nu zou het natuurlijk kunnen zijn dat vele op dien avond verhinderd waren om aan dat feest deel te nemen. Dat zou dan ook niet zoo erg zijn, wanneer maar die 3300 trouw de catechi saties bezoeken en dat bleek uit het bovenge noemde artikel niet. Daarom zou het ons zeer aangenaam zijn, wanneer we de goede bood schap over Amsterdam nog nader zouden kun nen aanvullen met de meedeeling, dat metter daad de jeugd in haar geheel getrouw is in het bijwonen der catechisaties. En wat de opbrengst van die collecte betreft, dat is zeker een mooi bedrag. We kennen ech ter het geval van een kerk, die hoogstens V23 telt van het aantal leden van Amsterdam en een collecte onder de catechisanten voor het Kerst feest van „Vrederust" bracht daar ruim 13.00 op. Wanneer we dat bedrag van 13.00 met 23 vermenigvuldigen komen we tot 300. En dan gaat het allerfeestelijkste van die feest- collecte er toch wel een beetje af. Tenzij wij dit verkeerd zouden inzien. HEIJ. EEN ONAFWIJSBAAR VERZOEK. 21 Augustus 1932 een jubileum voor de Hernn- hutter Broedergemeente. 200 jaar zal het dan geleden zijn, dat deze gemeente haar eerste Zendelingen zond naar Suriname om te gaan ar beiden onder de negerslaven en Indianen. Het is onmogelijk hier op te sommen, wat deze gemeente heeft gedaan door eensgezind heid en opofferende liefde. Door heel de wereld trokken haar Zendelingen, meer dan 3000 Zen delingen en Zendingsvrouwen werden door haar uitgezonden. Haar Zendingsgeschiedenis spreekt van leed, maar nog meer van zegen. Waar deze gemeente vooral ook in Suriname heeft gewerkt, hebben wij ten opzichte van haar iets goed te maken. Eerst droeg Hernnhut, be kend door Graaf van Zinzendorf, alle lasten, later de broedergemeente te Zeist, doch dit is nu ook voor haar te zwaar. Zij vraagt nu in Nederland steun. Dit verzoek (VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING IN DE ZEVENTIENDE EEUW) DOOR H. KINGMANS IX. Everts hart werd met wrevel vervuld. Vol moed was hij naar het huisje op den hoek van den dijk geloopen, maar 't was mis. Hij kwam geen stap verder. Oude Kees was bijna nog erger dan vader en moeder. Wat be- teekende dan dat smakelijke vertellen van zijn reizen Nu krabbelde hij terug en ging vertel len, dat het niet alles was op zee Natuurlijk niet. Je hadt overal wat, dat spreekt. Maar dat was toch zeker geen reden, om te zeggen ga niet, Evert, het is niets Als alle jongens er zóó over dachten, kon de Oost-Indische Compagnie wel op een houtje gaan bijten en dan beteeken- de de heele Republiek niets. „Ik ga maar naar huis", zeide hij toonloos. „Kom morgen, als ik wat geslapen heb, thuis maar eens met me praten, Evert. Die kwade gedachten moeten er uit, hoor. Daar komt niets goeds van. Je vader en je moeder willen het niet en dan heb jij te gehoorzamen. Dat vraagt Hij daarboven van je. Als je het niet doet, gaat het vast niet goed met je." Evert hoorde de laatste woorden slechts half. Met een norschen groet, dien de oude niet had mogen wij niet afwijzen. Wij waren nalatig, an- deren deden het werk. Daarom voldoen wij aan het verzoek het na volgende op te nemen „In verband met het aanstaande 200-jarig ju bileum van de Zending der Evangelische Broe dergemeente heeft de Raad van Bijstand van het Zeister Zendingsgenootschap een uitvoerend Comité aangewezen, dat de viering van dat ju bileum zal voorbereiden en organiseeren. Het ligt in het voornemen van 1932 tot 1935 een bijzondere actie te voeren door geschriftver- breiding, door het houden van Zendingsfeesten, van lezingen met lichtbeelden of film, van een collecte voor de Suriname-Zending enz. Het Uitvoerend Comité is als volgt samen gesteld Mr. Dr. P. H. W. G. van den Helm, Voorzitter, Zeist. J. van Keulen, Ondervoorzitter, Hilversum. F. H. C. Jansen, Secretaris, Zeist. Jonkvr. W. B.esse van Tuyll v. Serooskerken, Penningmeesteresse en adj. Secr., Zeist. Secretariaat Uitvoerend Comité Herrnhutter Zendingsjubileum Zeist, Broederplein 27." Wanneer nu in onze kerkeraden dit verzoek om steun komt en is het houden van een col lecte onmogelijk (wij hoorden van kerken, die wel eens een collecte hadden gehouden), laat men dan uit de kas van algemeene doeleinden, die men overal heeft, een ruime gift afzonderen voor dit heerlijke doel. De Broedergemeente mag dit verwachten, want wat zij deed, hadden wij om Christus' wil moeten doen. Ook in geestelijk opzicht heeft Nederland een roeping ten opzichte van Suriname. Middelburg. SCHEELE. EEN TELEFOONGESPREK. „Hallo...!" „Ringnalda..." „Ja, dominee, U spreekt met de Wolff Junior; ik zou U willen vragen of U op den derden Paaschdag, Dinsdag 29 Maart a.s. in de Noor- derkerk hier te Middelburg de samenkomst van onze Vereeniging „De Vriendenkring" wilt lei den. Het begint om half acht, 's avonds natuur lijk de heer Ferwerda, U kent hem wel, de begaafde musicus en carillon-bespeler van de „Lange Jan" zal een orgelbespeling geven, ter wijl de Zangvereeniging „Hallelujah" uit Grijps- kerke welwillende medewerking hoopt te ver- leenen." „Kerel, dat spijt mij reusachtig...!" „Maar, dominee, ik dacht dat U zoo sym pathiseerde met „De Vriendenkring." „Zeker, de Wolf, maar daarom juistJe moet mij goed begrijpen.ik wilde zeggen het spijt mij zoo dat ik aan jullie verzoek niet vol doen kan, wegens uitstedigheid. Je moet n.l. we ten dat ik er in de Paaschweek altijd van door ga, om de predikantenconferentie in Utrecht bij te wonen." „O, ja, dat is ook zoo. Daarom kon U ver leden jaar ook niet bij onze orgelbespeling te genwoordig zijn... ja, 't is jammer!" „Maar ik wil gaarne... Hallo ben je daar nog...?" „Ja zeker, dominee „Nu dan, ik wil gaarne evenals verleden jaar een woord van aanbeveling schrijven in de Zeeuwsche Kerkbode, want wees er van over tuigd, de Wolff, dat „De Vriendenkring" in haar arbeid en doel recht heeft op de waardee ring van onze Gereformeerde menschen. Jullie doen mooi werk. Ik hoorde onlangs nog dat jullie op Zaterdagavond zoo veel jongens van de straat weet te houden en door het organi seeren van jullie conversatievergaderingen en geoorloofde ontspanningsmiddelen preventief werkt op de verleiding, die er in onze stad uit gaat van de bioscopen en zoo meer. Jullie com missie van toezicht is niet alleen zeer tevreden maar ook vol lof over de activiteit en de resul taten van „De Vriendenkring". „Ik ben blij dat te hooren, dominee, ach ja, we doen in alle eenvoud ons uiterste best om onze vrienden en kennissen in hun gevaarlijke jeugdjaren te bewaren voor de verleiding der wereld." „Nu, man, je kunt er op rekenen, dat ik in de Kerkbode de aandacht op jullie gewijde kunst avond vestigen zal. De toegang is toch vrij, niet waar „Zeker, dominee, iedereen is welkom. Verle den jaar hadden wij een mooie opkomstvooral jongelui, maar ook heel wat ouderen uit Vlis- singen en Middelburg..." „En van de dorpen...?" kunnen verstaan, slenterde hij weg. Hij was nijdig op Kees Evertsen, die hem zóó had teleurgesteld. Er was niets met hem aan te vangen geweest. Je vader en je moeder gehoorzamen. Dat beteekende op het eiland, in Zierikzee blijven. De oude had gemakkelijk praten. Hij had alles van de wereld gezien. Hij had met Spanjolen en met kapers gevochten, dat het een aard had. En ja, nu was hij oud. Het was nu gemakkelijk pratenHij was blij, dat hij lichtwachter geworden was. Maar kon hij nu niet begrijpen, dat een jonge borst, als hij, ook wel eens wat van de wereld wilde zien en niet zijn heele leven op de visscherij wilde slijten Evert wilde, dat hij niet naar den oude was gegaan. Het bezoek had hem geen goed gedaan. En hij zou zich wel wachten, morgen Kees in zijn huisje op te zoeken. Natuurlijk kreeg hij dan hetzelfde sermoen te hooren. En dat wist hij nu zoo langzamerhand wel... Evert van der Walle zag niet achterom. An ders zou hij bespeurd hebben, hoe Kees Evert sen hem hoofdschuddend nastaarde. „Dat gaat niet goed", mompelde de oude lichtwachter. „De jongen is in staat, door te zetten, wat hij in zijn hoofd heeft gezet, 'k Moet het er uitpraten. Want dat verdriet mag hij zijn vader en moeder niet aandoen, 't Is jam mer voor den jongen, want ik gun hem de groote vaart van harte. Maar tja, zijn vader en zijn moeder willen niet. Dan moet hij gehoorzamen. En als ik bemerk, dat hij dat heillooze plan niet uit zijn hoofd zet, zal ik zijn ouders moeten waarschuwen. Liever doe ik het niet, maar wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen." „O, dat ging ook best en we hopen, dat er nu ook weer velen van het platteland zullen komen, vooral nu de dorpsvereeniging „Halle lujah" het mooie voorbeeld van haar medewer king geeft..." „Inderdaad, de Wolff, reden te meer voor onze jongelui om, terugkeerend van bosch en duin, op derden Paaschdag 's avonds naar de Bogardstraat te komen. Ze zullen 's middags toch niet zóó veel uitgeven dat er geen 15 cent voor een programma meer overschiet „Wel neen, dominee, dat zal wel losloopen. Daarenboven is het koopen van een programma, hoezeer ook gewenscht, niet persé verplichtend." „Nu, amice, waar onze Kerkeraad jullie gaarne de Noorderkerk afstond om daarmede zijn sym pathie voor het streven van „De Vriendenkring" uit te spreken, daar twijfel ik er niet aan of onze menschen van dorp en stad zullen voor het bezetten van alle 950 zitplaatsen zorgen." „Zou U denken...? „Bent U niet wat te op timistisch „Nu ja, er zal veel van de weersgesteldheid afhangen, maar als 't geen keisteenen regent, dan zal 't op derden Paaschdag in de Noorderkerk bezoekers regenen, want onze menschen steunen gaarne ons jeugdwerk en zij zijn gelukkig ook niet afkeerig van het kunstgenot, dat kerkorgel- muziek en Christelijke zang ons bieden. Ik wensch jullie een mooien avond toe, hoor „Dank U wel, dag dominee „Dag de Wolff, tot ziens 't Spijt mij heusch dat ik niet tegenwoordig kan zijn, maar vele anderen zullen dit wel vergoeden door hun komst. Adieu Telefoon: 524 met 391. Middelburg, 21-3-'32. ULRICH ZWINGEL V. Beter dan Luther heeft Zwingli ingezien de beteekenis van het sociale leven. Christus is gekomen om de wereld te verlossen, maar ook om ze te vernieuwen en te heiligen. „Misschien heeft geen der hervormers 't beter dan Zwingli verstaan, dat het Christendom een zuurdeeg is dat heel de maatschappij doordringt. Zijn Her vorming droeg een patriotisch zoowel als een kerkelijk karakter. De Hervorming moet van binnen, van den mensch uit beginnen, maar dan ligt ook de gansche wereld voor haar ter be arbeiding open." Ten slotte nog een woord over Zwingli's Avondmaalsopvatting. In het begin van zijn reformatorisch optreden stond hij heel dicht bij Luther. Nog in 1523 hield hij vast aan de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus in het Avondmaal en blijkt niet van eenig verschil met Luther ten opzichte van dit Sacrament. Van de grootste beteekenis is voor hem ge worden het oogenblik, waarop hij den brief van den Nederlander Hoen las. Hoen zet uitvoerig uiteen, dat de inzettings woorden niet letterlijk maar symbolisch moeten opgevat worden. Hij vergelijkt het Avondmaal met een onderpand of ring, dien de bruidegom tot verzekering van zijn trouw aan zijn bruid geeft. Zwingli is 't voor een groot deel met Hoen eens, ja hij gaat nog verder dan Hoen. Deze had geleerd, dat het Avondmaal dient tot verzeke ring van het geloof. Zwingli ontkent evenwel, dat het geloof door zinnelijk waarneembare din gen versterkt zou kunnen worden het geloof gaat niet uit van zinnelijke waarneming en ziet niet op zichtbare dingen. Niet alsof Zwingli zoo wordt 't dikwijls ten onrechte voorgesteld in het Avondmaal alleen een gedachtenismaal zag. Neen Chris tus is geestelijk in het Avondmaal tegenwoordig en wordt geestelijk door het geloof genoten. We eten dan Christus' lichaam en drinken zijn bloed. Maar dit eten van Christus' lichaam en drinken van zijn bloed is niets anders en niets meer dan het gelooven in den gekruisigden Christus, het zich toeëigenen van de door Christus aan het kruis verworven verdiensten. De Zwingliaansche Belijdenis van Bazel (1534) spreekt het in art. 6 duidelijk uit, dat Christus zelf de spijze der geloovigen is ten eeuwigen leven, en dat onze zielen door het ware geloof in den gekruisigden Christus met zijn vleesch en bloed gespijsd en gelaafd worden, zoodat wij, leden van zijn li chaam, in Hem en Hij in ons leeft. Volgens Zwingli geeft het Sacrament evenwel niets boven het Woord. Ook buiten het Avond- HOOFDSTUK IV. Vader, moeder en zoon. Opgewekt keerde Jacob van der Walle naar huis terug hij had, oudergewoonte, met de vis- schers op de haven een praatje gemaakt en was toen naar den barbier gegaan, zijn gewone Za- terdagmiddagbezoek. Heel veel visschers en an dere burgers van het stadje lieten zich des Za terdagsavonds den baard afschrappen en bleven dan uren bij den praatgragen barbier praten. Maar vader Van der Walle hield daar niet van. Hij vond dat geen goede voorbereiding voor den Zondag en was des Zaterdagsavonds altijd bij zijn vrouw thuis, des winters bij het vuur onder den hoogen schouw, des zomers in het kleine tuintje achter het huisje, waar, van kinds been af, Evert dan altijd speelde. De jongen was grooter geworden hij was met hem gaan varen, maar de gezellige Zaterdagavonden ble ven. Er was slechts één wolkjehet gezeur van Evert, om naar de groote vaart te mogen gaan zijn vrouw trok zich dat erg aan, maar hij had het niet zoo in de rekening. Op zoo'n leeftijd had je zooiets wel meer. 't Zou met den tijd wel voorbij gaan. Hij zelf had het vroeger ook wel gewild, maar zijn vader had hem er hartelijk om uitgelachen en dat was een heilzaam medicijn geweest. Met Evert zou het wel net zoo gaan. Het begon nu alvroeger zeurde hij er veel meer over dan tegenwoordig, 't Zou wel slijten. Opgewekt ging Jacob van der Walle naar huis, joviaal groetend de burgers, die hij ont moette en die hem even joviaal terug groetten men mocht den stevigen, hard werkenden vis maal genieten wij Christus' lichaam en bloed. In dit opzicht heeft hij geen oog gehad voor het geheel bijzonder karakter van het Avondmaal. Calvijn heeft hem op dit punt aangevuld en dieper de beteekenis van dit Sacrament gepeild. De teekenen zegt Calvijn in het Sacrament zijn maar geen afbeeldingen alleen, doch wer kelijk panden en waarborgen, dat het lichaam des Heeren eenmaal voor ons opgeofferd en ons nu tot spijze is. Zeker het Woord schenkt ons Christus reeds, maar het Avondmaal doet dit nog duidelijker. Daarin wordt de gemeen schap met Christus bevestigd en vermeerderd. In de teekenen van brood en wijn is Christus zelf waarachtig en wezenlijk tegenwoordig wij worden door te eten van het brood en te drin ken van den drinkbeker het eigen vleesch en bloed van den gekruisten en nu verheerlijkten Zaligmaker deelachtig. Bekend is het godsdienstgesprek te Marburg in 1529 op aandrang van Landgraaf Philips van Hessen gehouden, dat ten doel had om zoo mo gelijk ten opzichte van verschilpunten tot over eenstemming te komen. Dit gesprek heeft de beide Reformatoren Luther en Zwingli niet dichter tot elkander ge bracht. Toch zijn er aan 't slot artikelen opgesteld, die uitspraken, waarin men overeenkwam. Wat het Avondmaal aangaat werd geconsta teerd, dat op verschillende punten overeenstem ming was. B.v. men moet beide gestalten ge bruiken, brood en wijn. Met betrekking tot het punt, waarin men 't met elkander niet eens was, werd verklaard „En ofschoon wij thans niet tot overeenstemming zijn gekomen, of het ware lichaam en bloed van Christus lichamelijk in het brood en den wijn is, zal toch elke partij jegens de andere Christelijke liefde, voorzoover elks geweten het immer kan toestaan, betoonen, en beide partijen God den Almachtige ijverig bidden, dat Hij ons door Zijn Geest in het rechte inzicht moge be vestigen, Amen." Zoo staat dan het beeld van dezen man Gods ons voor den geest. Een man met veelzijdige ontwikkeling en breedheid van blik. Een man met groote gaven van welsprekendheid, slag vaardig in het debat. Een man van zeldzame arbeidskracht. Een harmonische figuur, die in praktijk bracht wat hij eens gezegd heeft ,,'t Past den Christenen niet mooi te praten over geloofsstellingen, maar om met God moeilijke en groote dingen te volbrengen". 'k Wil eindigen met hetgeen Zwingli's vriend en levensbeschrijver Bullinger over hem schrijft Hij was onvermoeid en krachtig in het leeren en prediken, eenvoudig in woorden, sterk in ge dachten, indrukwekkend in het spreken, in het bestraffen ernstig, maar altijd vaderlijk, hartelijk in het vermanen, innemend en liefelijk in het troosten, aanhoudend in het gebed, kalm in het strijden, machtig in het bewijzen, overtuigend en zonder woordenpraal in het weerleggen. Vriendelijk en dienstvaardig jegens allen, opende hij, zelf een vervolgde, zijn woning als een toevlucht voor allen, die vervolgd werden om hun geloof. Licht in toorn ontvlammende, vergaf hij spoedig en gaarne geleden onrecht en verdroeg met geduld en onderwerping den bit teren haat van zijn onvermoeide vijanden. Z. A. B. W. M. KOK. DRIETAL TE Westerlee (Gr.): Cand. Dr. F. L. Bos te Uithuizen. Cand. I. Hamming te Warffum. Cand. Ph. J. Huyser te Assen. TWEETAL TE Rotterdam-Delfshaven (5de pred.pl.): P. N. Kruyswijk te Hilversum. L. Oranje Czn. te Laren (N.H.). Den Haag-Zuid A. Dondorp te Heemstede. P. van der Spek te Soerabaja, met verlof te Den Haag. StadskanaalB. A. Bos te Assen. W. E. Gerritsma te Aalten. BEROEPEN TE Dussen en Meeuwen (N.-B.): Cand. J. Hindriks te Groningen. Schiedam (3de pred.pl.): P. D. Kuiper te Sassenheim. DedemsvaartS. Neerken te Ulurm. scher wel. Er waren onder de visschers ruwe, gevreesde klanten. Vooral des Zaterdagsavonds hielden de schoutendienaars op den Visschers- dijk een oogje in 't zeil en hardhandig optreden was wel eens noodzakelijk. Van Jacob van der Walle kon niet worden gezegd, dat hij tot dat soort visschers behoorde. enHij leefde ordentelijk, ging zich nooit aan bier of sterken drank te buiten en was een geregeld bezoeker van de kerk. Hij mankeerde nooit. En zijn vrouw en Evert waren met hem. In het vooruitzicht van een gezelligen Zater dagavond en een even gezelligen Zondag liep hij langzaam, trekkend aan zijn steenen pijpje net zoo'n kort stompje als dat van den licht wachter en even bruin doorrookt door de Hoofdpoortstraat, om weldra zijn laag huisje binnen te treden. Moeder Van der Walle was gereed met haar huishoudelijke werkzaamheden. Zij zat de grove, wollen kousen van Evert te stoppen, die hij den volgenden dag moest aantrekken. Op haar gelaat lag niet die tevreden trek van altijd de visscher, die op zijn vroolijk „Mid dag, moeder" een zacht antwoord kreeg, waarin een bekommerde toon lag te bespeuren, merkte het onmiddellijk op. Het was niets voor haar. Bovendien was die stemming van zijn vrouw als een koudwaterstraal over zijn eigen opgewekt heid. „Wat is er, moeder vroeg hij onmiddellijk. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1932 | | pagina 2