FEUILLETON. EVERT VAN DER WALLE. KERKNIEUWS. ontving den naam gafImmanuël en in dien naam uitsprak haar geloof in den God van Israël, die machtig was te verlossen. En die jonge vrouw, en haar kind waren het teeken dat de Heere zelf gaf, aangaande de verlossing, waar mee Hij ondanks het ongeloof van Achaz, Juda redden zou. Als er nu bij degenen, die den Heere vreezen maar mag zijn het eeren van Hem als van den Eenigen, die uitkomst geven kan, en het bid den tot Hem, dat het Hem behagen moge Zijn ontferming nog te toonen, dan kan er ook nu nog uitkomst zijn uit de ellende, die nu het le ven drukt en de conferentie nog leiden tot een heerlijk resultaat. Naarmate het ongeloof van de machtigen grooter wordt, moet het gebed der eenvoudigen, die God vreezen, vermenigvuldigd worden. Dan mogen we nog hopen, dat naar het woord van Dr. Colijn de ontwapeningsconferentie nog zal vrucht dragen tot de overwinning van de oeconomische crisis. HEIJ. ONZE GESCHIEDENIS. XVIII. Opleiding dienst des Woords. Hoe te handelen ten opzichte van de oplei ding voor aanstaande dienaren des Woords werd in de kerken der afscheiding een steeds bran- dender kwestie. Naarmate de gemeenten grooter werden en op vele plaatsen een Kerk tot open baring kwam, trad het gebrek aan leeraren steeds duidelijker aan het licht. Hoewel reeds dadelijk na de Afscheiding algemeen werd erkend de noodzakelijkheid van de opleiding tot het lee raarsambt, hielden verschillende factoren het te gen, dat het zoover kwam. De predikanten, die in de jaren 18341836 werden ontzet uit hun ambt, waren weinig in getalhun drukke werk zaamheden en de buitengewone tijden lieten niet toe, dat zij ook dit werk, dat veel van hun krach ten zou vragen, op zich namen. In de verwach ting dat nog meerdere wetenschappelijk gevormde predikanten zich zouden voegen bij de ge schorste en ontzette dienaren, werd men teleur gesteld slechts een enkele kwam over, waar door de opleiding niet verder werd gebracht. En ook zullen de meesten zich onbekwaam ge acht hebben tot een taak van zulk een gewich tige beteekenis. Maar de nood werd grooter en de behoefte aan meerdere voorgangers steeds dringerder. Dat men gaarne gebruik maakte van oefenaars was te verstaan en dat de bekwaam- sten uit hen werden geroepen tot het leeraars ambt was volkomen volgens de Kerkenordening, maar toch was het niet gewenscht, waar meer normale tijden aanbraken, dit als het gewone te beschouwen het buitengewone moet buiten gewoon blijven. En bovendien ook de oefenaars konden niet in de behoefte voorzien. Dat de jonge menschen de buitenlandsche universiteiten gingen bezoeken, gelijk eenigen deden, om al daar opgeleid te worden, was ook niet de weg, die volkomen kon bevredigen. Daarom moesten eindelijk de leeraren zelf dit werk op zich nemen. Dat natuurlijk de opleiding in den eersten tijd niet aan alle eischen voldeed, is te begrijpen. Men zou ook onbillijk zijn, dit te eischen. Maar hoe eenvoudig het onderricht ook mocht zijn, het is van een niet te noemen zegen geweest voor de Kerken der Afscheiding. Maar waar dit werk steeds meerdere krachten vroeg en de provinciale synoden begrepen, dat verder moest ingegrepen worden, zoo besloot de synode van 1839 te Groningen gehouden, een hoogeschool op te richten, terwijl het onderwijs werd opge dragen aan Ds. H. de Cock. Ook Drente be noemde hem als „haar onderwijzer". Het begin was er. Wel nog geen gemeenschappelijke op leiding, maar toch een der wegen, die er toe zou leiden. Naast de opleidingsschool te Groningen ontstonden later die te Dwingeloo, onder leiding van Ds. F. A. Kok en Ds. W. A. Kok, na het overlijden van Ds. H. de Cock, en die te Arn hem, onder leiding van Ds. A. Brummelkamp. Een aanwinst was het voor de opleiding, dat Ds. F. F. de Haan, Herv. predikant te Ee in Friesland, ook brak met de synodale hiërarchie; hij was een uitnemend geleerde, wiens naam genoemd was voor het professoraat in het He- breeuwsch aan de Universiteit te Groningen. Maar welke uitnemende leerlingen ook uit deze scholen zijn voortgekomen, wier namen met eere kunnen worden genoemd, toch bleef het een behelpen. Eenheid van opleiding moest er komen, (VAN EEN ZEEUWSCHEN JONGELING IN DE ZEVENTIENDE EEUW) DOOR H. KINGMANS IV. Vandaar, dat zij altijd bang was, als de oude lichtwachter aan het vertellen ging, hoe smake lijk hij ook vertellen kon en hoe interessant vaak zijn verhalen ook waren. Die verhalen waren niet goed voor Evert. Zij versterkten hem in de meening, dat het op de groote vaart veel mooier was. Zeker, ook wel gevaarlijker, maar op de vischvangst was het gevaar eveneens aanwezig. Was het niet gebeurd, dat in een geweldigen storm meer dan de helft van de Zierikzeesche visschersvloot ver loren ging En tóch was dat nog heel iets anders dan het varen op de groote vaart dan maanden van huis te zijn dan te doen te hebben met de vijanden, de Spanjaarden en de zeeroovers. Je moest ouden Kees er maar eens over hooren Neen, zij kon haar jongen, hoe gaarne zij hem ook een genoegen deed, geen toestemming ge ven. En dat te meer niet, omdat ook vader Van der Walle er geen oogenblik van hooren wilde Evert had hem, als God het wilde, straks in het bedrijf op te volgen dat was zoo de gewoonte in Zierikzeedaarvan mocht niet waardoor onderscheidene geschillen, die de broe ders verdeelden, ook zouden zijn opgeruimd. Na tal van vergaderingen en vele moeilijkheden, in het bijzonder over de plaats der vestiging, kwam men in 1845 tot een eenstemmig besluit. De sy node van Zwolle bracht niet alleen de hereeni- ging met dat deel van Overijsel en Gelderland, dat op zichzelf stond, maar besloot tevens de Theologische School te plaatsen in Kampen en benoemde als docenten, de D.D. F. F. de Haan, S. van Velzen, H. Brummelkamp en H. de Cock. Middelburg. SCHEELE. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, Februari '32. 't Is merkwaardig hoeveel overeenkomst er is tusschen onzen tijd en de dagen van Israëls volksbestaan onmiddellijk na de ballingschap. Heele stukken uit de profetieën van de profeten, die na de Babylonische wegvoering optraden, teekenen wonder-juist onzen eigen tijd. Waardoor kenmerkt zich de tijd, waarin wij leven Door een algemeene malaise is 't gewone antwoord. En wat is de oorzaak van die malaise Vele oorzaken worden genoemd, maar de voornaamste lijkt me deze een geest van gren- zenloos egoïsme heeft zich van de menschen meester gemaakt. De koude zelfzucht is ten top gestegen. Ieder tracht te grijpen wat hij maar grijpen kan. Ieder denkt alleen aan zichzelf. Om het gemeenschap pelijke belang bekommert men zich niet. Is dit nu ook niet de felle klacht van Israëls profeten Lees Haggai I eens, en is 't niet of de profeet door onze straten gewandeld heeft en naar onze gesprekken geluisterd heeft 't Is alsof hij ons in het hart heeft gezien. Jeruzalem is uitgestorven en vernield. Hope loos is de verwoesting. Letterlijk alles moet van den grond af weer opgebouwd worden. En inplaats van succes en zegen is 't tegen slag op tegenslag. De oogst mislukt Veel gezaaid maar weinig binnengebracht. Het geld vloeit weg, omdat alles schreeuwend duur is. Ze verarmen bij den dag. Een algemeene malaise komt over hen. Het resultaat is, dat ieder alleen voor zich zelf gaat zorgen en het algemeen belang ook de belangen van den eeredienst uit 't oog verliest. Wat doet nu de profeet Beklaagt hij die ongelukkigen en jammert hij met hen mee Neen hij zegt wie de malaise zendt en waarom er malaise is. Gij ziet om naar veel, maar zie gij bekomt weinig, en als gij het in huis gebracht hebt, zoo blaas Ik daarin, spreekt God. God blaast daarin. Die malaise komt van God. Dat valt ons niet mee dat God zoo iets doet. Voor veel menschen is God er alleen om te troosten. Voor anderen is God er alleen om te geven. Maar God kan ons ook de dingen ontnemen. En nu geloof ik vasthier is de oorzaak van de ellende van dezen tijd. God blaast er in. God komt ons tegen. God staat achter dezen bangen tijd. Hij spreekt daarin tot ons. Maar waarom dan al die malaise Waarom dat spreekt de Heere der heir- scharen (Haggai 1:9). De Heere geeft zelf het antwoord Om mijns huizes wil hetwelk woest is, en dat gij loopt elk voor zijn eigen huis. Tevens wordt ons hier de weg gewezen om uit de malaise uit te raken. We moeten ons egoïsme prijsgeven. 't Mag niet zijn alleen en allereerst „huizen en zaken". Eerst Gods Huis weer hersteld dan onze huizen. Eerst met God gaan rekenen. Eerst het Ko ninkrijk Gods zoeken. Ik weet 't welduizenden noemen den man, die zoo spreekt, een dwazen dweper, een on- praktischen fantast. De dienaren Gods keeren de zaken om Eerst onze huizen en als wij voldoende heb ben dan zullen voor Gods huis geven. Eerst onze zaken beter dan zullen we ge ven, geven voor Gods zaken, voor de Kerk, de Zending, de armen. worden afgeweken. Als er nu nog méér kinderen waren, dan stond het geval misschien anders. Maar Evert was hun eenig kind geworden, nadat vader en moeder Van der Walle drie kinderen naar het graf in de schaduw van de kerk bij den Sint Lievens Monstertoren hadden gebracht. Ook daarom wilde Jacob van der Walle er niet van hooren, dat Evert Zierikzee verlaten zou om op de groote zeeën te gaan varen. Meer malen had hij den jongen gesmeekt, die gedach te uit zijn hoofd te zetten en toen hem bleek, dat Evert daartoe niet bereid was, had hij hem kort en goed verboden, er over te spreken. Het zou toch niet baten, want vaders toestemming kreeg hij nooit. Evert kende zijn vaderwat deze eenmaal gezegd had, gebeurde. Dus zou hem nooit toe stemming worden verleend. Die wetenschap maakte zijn humeur er niet beter op. Hij had zich vast in het hoofd gezet, dat hij zou gaan doen, wat de oude lichtwach ter had gedaan. En de tegenwerking riep in hem een verzet wakker, dat niet steeds even krachtig was, maar steselmatig terugkeerde, vooral als, na dagenlang zwoegen, de vangst zóó gering was geweest, dat nauwelijks een droge boterham verdiend was. Daar had hij dan dagen een naar zijn meening geestdoodend bestaan geleid met het resultaat, dat vader moeder niet een behoor lijk weekgeld geven kon. Zoo'n week was er nu weer achter den rug. En daarvan was het gevolg geweest, dat het verlangen naar dat andere in heftige mate was teruggekeerd en hem ongenietbaar maakte. Zijn vader trok er zich weinig van aan, ook Dwazen, die we zijn. Hooren we dan niet Gods stem uw huizen zijn woest, omdat gij mijn Huis woest laat Zien we dan niet, dat God ons al minder gaat geven, omdat wij Hem niet voldoende geven God moet weer de eerste plaats gaan innemen. Wij zoeken misschien de verandering alleen bij God. De mensch kan dezelfde blijven. God zegtgij, o zelfzuchtige mensch, moet u eerst veranderen. Klimt op het gebergte en brengt hout aan, en bouwt dit Huis, en Ik zal een welgevallen daar aan hebben en verheerlijkt worden, zegt de Heere. Meer dan ooit is in alle kringen van ons volk levensversobering noodig. Hoe menig volk is ten onder gegaan, doordat zelfs in uiterst zorgvolle tijden sommige kringen hun weeldeleven en wilde feest-orgiën niet wil den opgeven. In „De Standaard" van 25 Jan. j.l. werd een merkwaardig artikel besproken uit een Duitsch blad „Der Tag". Volgens dit opstel hebben de opgravingen in het Oosten ook eigenaardige bijzonderheden aan het licht gebracht betreffen de de gastronomische prestaties in de keukens van de oude koningsburchten van Babylonië. We kunnen ons nu eenigszins een voorstelling vormen van de slemppartijen aan het hof van Belsazar. Deze koning moet een geraffineerde fijnproever geweest zijn, wiens tafel met een keur van exotische gerechten was toegericht. De menukaarten, die men gevonden heeft van de galadiners aan het hof, vermelden de meest uitgezochte spijzen uit alle werelddeelen. Het artikel noemt onder al 't smakelijks oli fantsslurven uit Afrika en Indië, rendierfilets uit Siberië, beren-coteletten uit den Oeral, pauwen- hersenen uit Indië, enz. Tijdens zulk een maaltijd van onzinnige weel derigheid verscheen het raadselachtige schrift aan den wand en ging Babylon ten onder. Hoe staat 't met onzen tijd Kennen wij dergelijke krankzinnige weelde- uitspattingen niet meer, waardoor een volk te gronde gaat Eenigen tijd geleden geschiedden onthullingen aangaande een braspartij in 't meest luxueuze hotel te Washington. De geheele eerste étage was afgehuurd door een vader, wiens dochter van 18 jaar moest „uitkomen". Zeven orkesten speelden op verschillende pun ten. Het geheele koor eener muzikale operette kwam per extra trein om voor de verzamelde 2000 gasten te zingen. Zangers en vermaarde gelegenheidsartiesten werden per vliegtuig uit New-York naar Was hington overgebracht. Elk menu was een schreeuwerige uiting van smakelooze weelde. De prijs per couvert kwam den gastheer op 62.50 te staan. De twaalf bruidsmeisjes van de 18-jarige kregen elk een kostbare auto ca deau met eigen monogrammen op de kussens en in het lakwerk der portieren. Deze man, die zooveel geld „verdiend" heeft, dat hij er geen raad mee weet, geeft een weel derig feest van fabelachtige kosten op het oogen blik, dat er in de wereld en niet 't minst in Amerika duizenden gebrek lijden aan 't meest noodzakelijke en millioenen werkloos zijn. Wij vonden dit terecht verschrikkelijk. Maar zou ons aller leven niet te weelderig zijn geworden Ook het leven van veel gemeenteleden Nu onze kerk niet meer alleen bestaat uit kleine luyden, maar ook vele rijken tot haar behooren loopt ze gevaar een stuk wereldsch leven in zich op te nemen. Ernstig waarschuwt Johannes ons voor de grootschheid des levens, die niet uit den Vader is. Naar het bevel van een anderen apostel zul len de geloovigen rechtvaardig en godvruchtig, maar ook matig leven in deze tegenwoordige wereld. A. B. W. M. KOK. DRIETAL TE Geesteren-Gelselaar Cand. S. Hania te Leeuwarden. Cand. J. Hindriks te Klazienaveen. Cand. P. K. Keizer te Heerenveen. TWEETAL TE Scheveningen (5de pred. plaats): C. W. Keur te Oudewater. P. N. Kruyswijk te Hilversum. al, omdat Evert zich in diens tegenwoordigheid inbond. Maar als vader niet aanwezig was, morde en mopperde hij op alles, hoewel er niet de minste reden voor was. Dat was dien middag weer in hooge mate het geval, zoodat moeder Van der Walle had gevraagd, wat er toch aan schortte, hoewel zij het antwoord wel wist en dat met angst ver beidde. Natuurlijk, t was weer hetzelfde antwoord geweestgeef mij mijn zin dit leven verdraag ik niet langer laat mij op de groote vaart gaan. En zij had zich, als steeds, uitgeput in allerlei argumenten. Hij kende ze van buiten. Zij maak ten niet den minsten indruk op hem. Hij telde de bezwaren niet. Zij werden, naar zijn oor deel, breed uitgemeten, alleen omdat vader en moeder hem niet wilden laten gaan. Moeder had weer maar gezwegen. Haar pra ten hielp toch niet. In het kleine vertrek hing een angstwekkende stilte. Evert keek met een ontstemd gelaat naai moeder en moeder redderde den boel op zonder iets te zeggen, met een bezorgd hart. Evert liep nonchalant het kleine tuintje in, waar de middagzon het gras en de weinige bloemen blakerde. Want het was midden in den zomer. Over de lage schutting, pas geteerd, tuurde hij naar het huisje van Kees Evertsen, die wel niet thuis zou zijn, daar de deur potdicht ge sloten was. Hij zou wel op de haven zijn, mis schien wel vertellend van zijn reizen. O, als hij toch eens zoover kwam, dat vader en moeder toestemming gavenHoe zou hij in de lucht springen van blijdschap. BEROEPEN TE Arnhem (als hulppred.): Cand. A. C. van Nood te Vorden. BEDANKT VOOR Scheveningen (3de sectie): P. C. de Bruyn te Apeldoorn. DedemsvaartA. Wijngaarden te Bedum. De Classis Stadskanaal van Geref. Ker ken heeft goedgekeurd het ontslag dat de Ker- keraad der Geref. Kerk te Valthermond op de meest eervolle wijze aan zijn voorganger, den heer P. Koster, verleende. De heer Koster, die 52 jaren de Geref. Ker ken diende, zal Eersten Paaschdag, 27 Maart a.s., afscheid van zijn Gemeente nemen. Cand. H. Bouma, van Haren (G.) werd Zondag j.l. tot zijn dienstwerk als predikant der Geref. Kerk bij Treebeek (bij Heerlen) ingeleid door zijn broeder Dr. C. Bouma, van Den Haag, met de tekstwoorden Matth. 4 1216. Des avonds deed Ds. Bouma zijn intrede met Matth. 4: 17 en 23. In tegenwoordigheid van talrijke Gemeen teleden heeft Zaterdagmiddag de overdracht plaats gehad van een eenvoudig monument op het graf van Ds. H. J. Kouwenhoven, in leven emeritus-predikant van de Geref. Kerk van Lei den. De overdracht geschiedde bij monde van Dr. J. G. van Es, Voorzitter van het Comité, die in een hartelijke toespraak het monument aan de familie overdroeg. Ds. H. J. Kouwenhoven, van Wageningen, een zoon van den overledene, dankte namens de familie, waarna Ds. H. Thomas, van Leiden, de plechtigheid sloot met het bidden van het Onze Vader. Het monument bestaat uit een groote wit marmeren plaat, die liggend geplaatst is op een blok van Belgisch blauw graniet, dat rust op een betonnen fundament. Op de plaats zijn behalve naam, geboorte- en sterftedatum van den over ledene de bekende Schriftwoorden van 2 Tim. 4 7 uitgehouwen. Ned. Geref. Kerken in Zuid-Amerika. In Zuid-Amerika zijn, naar bekend is, drie Nederlandsche Geref. Kerken, die samen de classis Buenos Aires vormen, welke classis met onze kerken in correspondentie staat door mid del van de classis Rotterdam. Twee dezer kerken, die te Buenos Aires en die te Chubut, worden bediend door Ds. A. C. Sonneveldt, afkomstig uit ons land aan de ge meente te Tres Arroyos en te San Cayetano is verbonden Ds. B. Bruxvoort, die daar sinds October 1930 werkzaam is en afkomstig is uit N.-Amerika. Naar de „Rott." in „The Banner" las, is Ds. Sonneveldt tegenwoordig bezig een Hollandsche kerk te institueeren bij Ponta Grossa. Ook stelt hij zich in verbinding met zes Duitsche Calvi nistische kerken, die zich met de genoemde ker ken willen vereenigen en begeeren door hun pre dikanten te worden gediend. Een Zendingshoogleeraar. De laatstgehouden Generale Synode van de Geref. Kerken, heeft aan de Curatoren der Theol. School te Kampen, opgedragen, om te zamen met het moderamen der Zendingsdepu- taten, een voordracht ter benoeming van een Zendingshoogleeraar gereed te maken. Mocht deze voordracht vóór 31 Juli a.s. gereed zijn, dan zou nog de Synode, die ook niet definitief maar provisorisch gesloten is, moeten saamko- men voor de benoeming van zulk een hoog leeraar. Maar, zoo schrijft de redacteur van het „Zen dingsblad", het is niet te verwachten, dat zulks zal geschieden. „Wel is er te dezer zake reeds heel wat overleg gepleegd. Eén en andermaal is ook het Moderamen van de Zendingsdeputa- ten met de Curatoren vergaderd geweest. Maar tot heden kwam er nog geen voordracht gereed. En we denken ook niet, dat deze voor den 31 sten Juli a.s. gereed komen zal. Er zijn hierbij onderscheiden factoren, die hun invloed doen gelden. Bij het maken van een voordracht moet niet alleen gelet op de geschiktheid voor een hoogleeraarschap in de Zendingsvakken, maar moet ook de vraag gesteld of de personen, die in aanmerking zouden kunnen komen, wel aan hun tegenwoordigen arbeid mogen worden ont trokken. Nog steeds zien we de benoeming van een hoogleeraar voor de Zendingsvakken als Maar dan verdonkerde zijn open jongensge laat weerhij kreeg toch geen toestemming van vader in elk geval nietmoeder was op den duur misschien nog wel te overhalen, maar vader Op zijn schreden keerde hij terug, naar het vertrek, waar moeder nog steeds aan het werk was. „Moeder Zijn stem klonk niet stug en ontstemd. Ver rast zag moeder Van der Walle op. „Ja, Evert „Zou moeder niet eens kalm met vader wil len praten Ik wil toch zoo graag op de groote vaart. Wat van de wereld zien. Dat is toch niet zoo verschrikkelijk Als alle moeders en vaders praten, zooals u en vader, dan gaat er niet één naar zee Het gelaat van moeder Van der Walle was weer betrokken. Zij had gemeend, dat Evert heel iets anders had en nu kwam hij er weer op terug met een taaie vasthoudendheid. „Jongen, alle gevallen zijn toch niet gelijk Je moet niet vergeten, dat je onze eenige zoon en vaders opvolger bent. Als er meer kinderen waren, zou ik misschien toestemming geven, al was het dan nog met een bezwaard hart. Maar nu gaat het heusch niet. Het kan ook niet, Evert. Want dan moet vader immers een knecht of een jongen nemen. Hij kan het werk op den botter toch niet alleen af En je weet evengoed als ik, dat vader dat niet betalen kan. Ik wilde wel, dat je je verstand eens gebruikte. Je stelt je van het leven op de groote vaart heel wat voor, maar dat zou je tegenvallen (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1932 | | pagina 2