Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 8.
Vrijdag 19 Februari 1932.
46e Jaargang.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEU
SCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. A ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.—
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS: 15 cent per regel j bij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advert en tiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
MEDEDEELING.
Het bestuur der Persvereeniging „Zeeuwsche
Kerkbode" heeft besloten aan al onze predikan
ten, naar volgorde van dienstjaren in Zeeland,
te vragen om medidaties te schrijven voor onze
Kerkbode.
Bestuur en Redactie hopen, dat aan dit ver
zoek door allen zal worden voldaan.
REDACTIE.
DE LOFZANG IN DE PAASCHZAAL.
En als zij den lofzang gezongen hadden,
gingen zij uit naar den Olijfberg.
Matth. 2630.
Onze Heere Jezus Christus heeft gezongen.
Reeds de enkele mededeeling, dat Jezus zingt,
trekt onze aandacht. Wij lezen veel meer van
Jezus' droefenis, smart, weenen en ontroering,
zelfs benauwdheid dan van Zijn zingen, 't Is
hier de eenige maal, dat we van Hem lezen,
dat Hij zong. En is het dan niet dubbel merk
waardig, dat Hij zong in eene ure als deze
Zoo vermeld was, dat Hij gezongen had op de
bruiloft te Kana, of toen de menigte Hem toe
juichte bij Zijn Koninklijken intocht in Jeruza
lem... 't ware te verstaan. Maar nu, nu Hij
zingt in deze Paaschzaal, waax Hij den verrader
aanwijst en uitgaat om den bittersten lijdens
beker te drinken nu hooren we 't met heilige
verwondering. Want Hij zingt geen klaagzang,
of bede, maar een lofzang. Een lied op hoogge-
stemden toon.
En welke lofzang Zeker niet, zooals zeker
Godgeleerde meende, een lied door Christus zelf
gedicht, waar Hij zijn hart in uitstortte. Daar
is niet de minste aanwijzing voor. Neen, blijk
baar een lied, ook aan de discipelen bekend.
Ze zongen te samen.
Was het het lied van Mozes Niet te den
ken. Dat past veeleer van de Zijnen tot Zijn
eere. Neen, een lofzang die voor beiden past,
en die waarschijnlijk aangewezen was in 't be
kende Hallel, dat de Joden na den Paaschmaal-
tijd zongen, en vervat was in Psalm 113118.
Messiaansche psalmen, die gewaagden van het
ware Paaschlam van Zijn lijden, Zijn strijd en
overwinning en de vrucht voor zijn volk.
Immers, dat te bedenken verhoogt de betee-
kenis van dit zingen. Wij zien er uit hoe door
en in Hem vervuld is, wat de Schriften te voren
van Hem getuigd hadden, en dat Hij ten volle
bewust is zelf te zijn, de Steen, dien de bouw
lieden verworpen hebben, maar door God tot
een hoofd des hoeks gelegd. De Heere sterkte
Zijne ziel met het woord der profetie. Hij, de
Herder, drenkt en laaft zich aan dezelfde wa
teren aan welke Hij Zijne schapen leidt. De
zelfde woorden, dezelfde zangen, die eeuwen
te voren en eeuwen daarna Zijne kinderen tot
troost en sterkte waren, zijn 't ook Hem. Waar
lijk dat is een Profeet uit het midden der broe
deren ons in alles gelijk.
Jezus heeft gezongen. Wij hebben niet maar
een weenende Heiland niet maar een, die ge
bukt gaat onder den zondenlast, onder smart
over zonde en vloek. Ja, ook dat. Want Hij
is tot zonde gemaakt en een vloek geworden
voor ons. Hij is in ons lijden ingegaan, en alle
golven en baren van Gods toorn zijn over Hem
heengegaan. Maar toch is Hij ook een zingende
Heiland. Een Heiland, die ons het lied terug
geeft, dat de zonde geroofd had. O, wat zou er
op deze aarde vol vloek en dood nog te zingen
zijn geweest, zoo Jezus niet gekomen ware. Het
lied der ijdelheid, dat de wereld zingt zal straks
verstommen. Jezus heeft gezegd „gij zult treu
ren en weenen". Voor de kinderen der wereld
is er geen lied.
Doch de geloovigen mogen zingen. God geeft
het volk der verlosten rijke zingensstof. Heel
de Schrift door wordt Gods volk opgeroepen
om te zingen en te spelen. „Gij rechtvaardigen,
zingt vroolijk in den Heere". „Zingt den Heere
een nieuw lied, want Hij heeft wonderen ge
daan." Jezus heeft aan de Zijnen het lied weder
gegeven.
Satan roofde het lied, om zang en spel tot
een wapen te stellen in den dienst der zonde.
Maar veel machtiger is het lied in Jezus' hand
om satan te verdrijven. Het lied verheft de ziel
hemelwaarts. De hemelsche vreugde zal 't hoogst
klinken in het lied. Zij wordt ons geteekend als
zang en spel voor Gods troon. Bruischende lie
deren als een stemme veler wateren en begeleid
door engelen spelend op gouden harpen.
Jezus zong als ons Hoofd en onze Borg. Hij
zong als een die zich onder de wet gesteld had,
en zoo volgde Hij heel den gang van Israels
regel op het Paaschfeest. Hij zingt van de volle
overgave aan den Vader tot onze verlossing.
In dat lied klinkt ons tegen „Ik kom o God
om Uw welbehagen te doen".
Hij zong, vlak voor den bangsten lijdensnacht.
En Hij wist dat Hij lijden zou. Wie kan zingen
in 't vooruitzicht van zooveel smart O zeker,
de martelaren zongen op brandstapel en moord
schavot. Ze toonden een groot geloof en won
dere overgave des harten een innige liefde en
bewonderenswaardigen moed. Maar van waar
de kracht Is het niet in Jezus zelf 't Is omdat
Hij den lofzang zong vóór den gang naar Geth-
semané.
Jezus zong, en Hij zong als de groote Held
vol moed en dapperheid. Hij was de ware Da
vid, gereed om den helschen reus te bevechten.
Zooals de krijgsman bij 't gekletter der krijgs-
klaroenen den vijand tegemoet trekt zoo, en nog
veel grootscher, trok de Vorst van 't heir des
Heeren uit ten strijde, zelfs in den bangsten
nacht. Hij ziet den strijd en ducht niet. Al zal
zijn ziel straks geheel bedroefd wezen tot den
dood toe, Hij trekt zingend uit, om als over
winnaar uit het strijdperk te komen, en voor al
Zijn volk een eeuwige overwinning te weeg te
brengen. Zijn lied maakt Hij 't onze, zoodat het
klinkt zelfs bij de doodsjordaan„Al ging ik
ook in een dal der schaduwen des doods, ik zou
geen kwaad vreezen".
Jezus zong en zijne discipelen zongen met Hem.
Hij leert ze het lied der verlossing zingen „Keer
mijne ziel, tot uwe ruste weder. Gij zijt verlost;
God heeft u welgedaan". Hij leert de zijnen
krijgsliederen, want ze zijn krijgsknechten van
Jezus Christus. Hij leert ze feestliederen, want
Hij bereidt ze vreugdedagen. „Geloofd zij de
Heere, uit Sion, die te Jeruzalem woont. Halle
lujah."
Onze Heere Jezus zong een psalm in den
nacht. Dat wil Hij ook de zijnen leeren. En
waarlijk ze zingen, al hebben ze soms „hun tra
nen onder 't klagen. Tot hun spijze dag en
nacht". Als ze de sterkte mogen vinden in hun
God, nemen ze de harp en klinkt het
'k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht.
En mijn hart, wat mij moog' treffen,
Tot den God mijns levens hebben.
De toon van dat lied kan soms wonderbaar
hoog zijn, door Gods genade. En het lied der
hope van Gods kinderen zal nooit beschamen.
In den zwartsten nacht des levens blijft Hij de
Getrouwe. En zelfs als de vale sluier des doods
daalt, heet het„Hij kan en wil en zal in nood,
Zelfs bij het naad'ren van den dood, Volkomen
uitkomst geven." Want
„Hij schenkt uit goedheid zonder peil
„Ons 't eeuwig, zalig leven
F. STAAL Pz.
ONS LEVENS-RICHTSNOER.
Zullen we in onze levenshouding beleven onze
belijdenis, dat de Heere regeert, zoo is noodig,
dat we die belijdenis hebben tot richtsnoer voor
ons denken en handelen.
Het is een heerlijke belijdenis, de belijdenis
der waarheid dat de Heere regeert. Ze is heer
lijk omdat ze den Heere geeft de eere, die Hem
toekomt. Ze is heerlijk om de vrucht, die zij
voor haar waarachtigen belijder draagt, dat ze
hem er toe brengt geene van Gods weldaden
te vergeten, om af te wijken van den weg, waar
op hem Gods toorn zou ontmoeten en om te
wandelen op den weg, waar hij schuilen kan
onder de schaduw des Almachtigen.
Maar er is iets bijzonders noodig om met deze
belijdenis op te treden in 't midden der wereld
en daar aan die belijdenis trouw te blijven. Want
in de wereld vindt deze belijdenis tegenstand
zelfs al meer toenemenden tegenstand.
Tegen deze belijdenis richt de wereld het wa
pen van haar spot en hoon. Dwaas worden ze
gescholden, die hun verwachting van iets anders
hebben dan van wat de mensch doet. Het moge
dan al zijn dat kan ook moeilijk ontkend
worden dat de mensch nu nog niet in staat
is de moeilijkheden te overwinnen, maar die tijd
zoo zegt men zal toch zeker aanbreken
en elk glimpje van hoop op een beteren toestand
wordt dan ook met groote vreugde begroet als
een eerste schijnsel van een komenden beteren
dageraad.
De wereld maakt het hem, die belijdt dat de
Heere regeert nog moeilijker dan door zijn spot.
Zij vraagt hem, hoe het mogelijk is vol te hou
den, dat de Heere zou regeeren Als dat zoo
ware dan moest toch alles in de wereld heel
anders zijn. Hoe zou met een regeering Gods
zijn overeen te brengen de jammerlijke gesteld
heid, die er in de wereld is Hoe zou het dan
kunnen, dat er zooveel geleden wordt
En als desondanks het volk Gods deze belij
denis blijft handhaven, dan poogt de wereld,
waar zij de macht heeft, deze belijdenis te doen
verstommen door haar belijders te vervolgen en
te dooden om zoo te pogen, allen godsdienst uit
te roeien.
Zoo is er wel groote kracht noodig om deze
belijdenis op te heffen en vast te houden. Zal
de belijder dat kunnen zoo heeft hij een vasten
grond noodig.
Wat kan de belijder inbrengen tegen al wat
de wereld lastert En het antwoord is het ge
tuigenis des Heeren zelf.
Want, is er ook voor den belijder niet veel
onbegrijpelijks in de regeering, waarmee de
Heere alle dingen regeert Heeft hij op alle
vragen een antwoord Of staat ook hij daarbij
niet voor vele, groote, benauwende raadselen V
Hoe kan hij dan toch belijden dat de Heere
regeert En het antwoord is omdat Gods eigen
getuigenis dat zegt. En van die getuigenissen
geldt het woord Uwe getuigenissen zijn zeer
getrouw, de heiligheid is Uwen huize sierlijk,
Heere, tot lange dagen (Ps. 93).
Alleen wanneer die getuigenissen des Heeren
voor hem zeer getrouw zijn kan de geloovige
opheffen en vasthouden de belijdenis, dat de
Heere regeert.
Maar zoo blijkt ook, wanneer we alleen daar
toe in staat zijn. Het is dan alleen als Gods
Geest ons leidt in de waarheid. Het is dan al
leen, wanneer wij van Christus zijn en ons door
Hem laten leiden. Alleen dan, wanneer wij door
den H. Geest leven in gemeenschap met Hem,
die beleed O, Vader, Uw woord is de waar
heid (Joh. 17 17) en die niet anders begeerde
dan Zijn vader in die waarheid te verheerlijken,
ook dan, wanneer Hij brengen moest het offer
van Zijn leven.
De Heere regeert.
Als iemand nog die waarheid zou tegenstaan,
zoo bedenke hijdit woord is de waarheid. En
hij verootmoedige zich over zijn zonden en be-
keere zich tot den Heere God, om te erkennen,
dat de Heere Zijn leven bestuurt en in zijn le
venshouding te bewijzen, dat hij buigt voor Hem,
die eeuwiglijk op Zijnen troon gezeten is.
Moge dan deze waarheid ons tot een richt
snoer zijn voor ons leven.
Dan kunnen we den Heere danken voor al
het goede, dat Hij ons wilde schenken en laten.
Dan zullen we voor Hem beven en we zullen
ons voor Hem verootmoedigen vanwege onze
vele zonden, waarmee wij Hem Zijn Konings-
eere uithielden.
Maar dan zullen wij ook bij Hem kunnen
schuilen en Hem kunnen bidden, dat Hij ons
neme en houde onder Zijn heilige en veilige
hoede.
DE ONTWAPENINGSCONFERENTIE.
Behalve om vele andere redenen kan de ont
wapeningsconferentie zoo heeft Dr. Colijn
een uiteenzetting gegeven in De Standaard
groote beteekenis hebben voor het overwinnen
van de oeconomische crisis, die thans de wereld
teistert.
De gedachtengang, waarlangs hij tot deze
conclusie komt, is in de hoofdlijn deze de cri
sis, die de heele wereld teistert, hangt ten nauw
ste saam met de crisis in Duitschland. De crisis
in Duitschland wordt vooral veroorzaakt door
de oorlogsschulden, die dit land aan andere lan
den moet betalen. Onder die landen waaraan
Duitschland moet betalen zijn er, die deze van
Duitschland ontvangen gelden weer noodig heb
ben om hun eigen schulden aan Amerika te vol
doen. Wanneer dus Amerika kon besluiten de
oorlogsschulden aan de Europeesche landen
kwijt te schelden, zouden deze die van Duitsch
land kunnen quiteeren de crisis in Duitschland
zou dan overwonnen kunnen worden en alzoo
ook de daarmee saamhangende wereldcrisis. Een
bezwaar voor Amerika om tot dat besluit te ko
men is echter dat de Europeesche landen zoo
veel uitgeven voor hun bewapening. Dit nood
zaakt ook Amerika om voor zijn bewapening
groote sommen te besteden. Nu vreest Amerika,
dat wanneer het aan de Europeesche landen de
schulden kwijtscheldt, deze dan nog meer voor
hun bewapening zullen gaan uitgeven en dat het
dan zelf ook nog meer daarvoor zal moeten
besteden en dat alzoo het groote doel, n.l. het
wegwerken van de oeconomische ellende nog
niet zal worden bereikt. Maar wanneer de Euro
peesche volken zouden besluiten tot een ver
doorgevoerde vermindering van bewapening
dat is dus nog niet tot algeheele ontwape
ning dan zou Amerika kunnen overwegen om
zijn schuldenvordering te verminderen en dan
zou daarin de weg ontsloten worden tot het
overwinnen van de crisis.
Het is zeker wel een zeer aanlokkelijk iets,
dat door dezen bij uitstek deskundige alzoo als
mogelijke vrucht van de ontwapeningsconferen
tie wordt in uitzicht gesteld. De oeconomische
druk wordt hoe langer hoe zwaarder en wat een
verademing zou het geven, wanneer dat kwaad
eens mocht worden weggenomen. En we stem
men daarom wel allen in met den wensch door
Dr. Colijn geuit als hij zeide Omdat van het
welslagen der conferentie ook op oeconomisch
gebied zooveel afhangt, geven we onze delegatie
niet alleen goede wenschen mee, maar we bid
den haar toe, dat de Almachtige zelf hart en
hoofd en lichaamskrachten schrage, opdat zij
ons volk waardig vertegenwoordigen en tot het
welslagen van den arbeid in ruime mate moge
bijdragen.
Waar nu met de resultaten van de ontwape
ningsconferentie zulke groote belangen gemoeid
zijn, is het wel vanzelfsprekend dat haar han
delingen met groote aandacht worden gevolgd.
En dan is er zeker een groote telurstelling en
groote vreeze bij allen, die in de verloochening
van God en het verachten van Zijn ordinantiën
de diepste oorzaak van de ellende zien, dat bij
de beraadslagingen op de ontwapeningsconfe
rentie er zoo niets is op te merken van een er
kennen van die zonde en een weerkeeren tot
den weg der gehoorzaamheid aan Gods geboden.
Met name het woord, waarmee de Engelsche
gedelegeerde Henderson de conferentie opende,
was vreemd aan alle godsvrucht en roemde al
leen in den mensch, wanneer hij zeide „Het is
in onze macht het stramien der komende ge
schiedenis te helpen maken. Laten wij onze taak
aanvaarden in de stellige overtuiging, dat het
aan ons is, door het werk, dat wij zullen ver
richten, de besluiten, die wij zullen nemen, de
mate van overeenstemming, die wij zullen be
reiken, de volkeren binnen te leiden in dit be
loofde land".
Bij deze snorkende taal denken we aan het
woord in Jer. 8:9: Zie, zij hebben des HEE
REN Woord verworpen, wat wijsheid zouden
zij dan hebben
Toch, al is het dat de leidende figuren op die
conferentie met God niet rekenen, staat daarmee
nog niet vast, dat de conferentie tot mislukking
zou gedoemd zijn en niet zou kunnen leiden
tot een gewenschte vrucht voor de volkeren.
Dan nog kan God haar gebruiken als een in
strument in Zijn hand om uitkomst te geven.
Wanneer we Jesaja 7 opslaan, dan lezen we
van een benauwden tijd voor Juda. De Koning
van Syrië had zich met den Koning van Efraïm
verbonden tegen Juda. En het hart van dat klei
ne volk bewoog zich gelijk de boomen des
wouds bewogen worden van den wind.
Aan het hoofd van Juda stond de goddelooze
Achaz, die den God van Israël verloochende,
die zelfs de hem toegezegde hulp van Jehovah
afwees. Hij wilde niet een teeken vragen, dat
hem van die hulp des Heeren verzekering zou
geven.
Toch zou de Heere ondanks dat alles Juda
verlossen, want in Juda zouden er zijn, die van
den Heere hun verwachting hadden en tot Hem
in de benauwdheid zich zouden wenden. Dat
zelfde hoofdstuk spreekt ook van een jonge
vrouw, die in dien tijd, aan den zoon, dien zij