DADERS DES WOORDS* FEUILLETON. KERKNIEUWS* DE KERSTGROET VAN ONZE KONINGIN De Kerstgroet, waarmee onze Koningin zich op den eersten Kerstdag richtte tot haar onder danen door Haar landgenooten genoemd en die toen door tienduizenden is beluisterd, verscheen in druk. En we hebben die in onze Kerkbode ook laten afdrukken opdat we ze allen nog eens rustig kunnen lezen en overdenken. We hebben als volk wel groote reden van dankbaarheid, dat God ons een Vorstin gaf, die zich het Evangelie van Christus niet schaamt, maar het uitsprak voor het oor van de geheele wereld, dat „Over de wereld, gedompeld in kommer, daalt de Kerstnacht, komt de liefde van God ons lichtend tegemoet, schenkt God Zijn heerlijke gave. Immanuël daalt af in onzen die pen nood". Hoe geheel anders is het door Gods goed heid hier dan elders, waar de machthebbers hun macht misbruiken om zoo mogelijk het ge loof in Christus uit de harten uit te roeien. De Joden, die hun verlangen kenbaar maakten om ook in de gelegenheid te worden gesteld, de Kerstgroet der Koningin te beluisteren, heb ben uit Haar mond nu het Evangelie van Chris tus mogen beluisteren. Moge het woord der Ko ningin, maar die wilde zijn een dienstmaagd van den Koning der Koningen, voor hen tot een rijken zegen gesteld worden. En allen, die met onze Vorstin éénzelfde ge loof mochten deelachtig worden, moge Haar woord opwekken om te volharden in het gebed en in het geloof dezen tijd te doorleven. VAN HET COMITÉ VOOR DE LINNENKASTEN. Nu we het voorrecht hadden, dat Vrijdag 18 December j.l. Mej. Dreckmeier, de directrice van ons Zendingshospitaal te Magelang, in een sa menkomst met de gemeente, tot haar arbeid mocht worden ingeleid en die, in 't midden der Zendende Kerk, mocht aanvaarden, zal het wel geoorloofd zijn voor een onderdeel van ons werk voor den medischen dienst in Magelang en Parakan bijzonder de aandacht te vragen. We bedoelen dan den arbeid van het Comité voor de linnenkasten. In het rapport over de Zending, gelijk dat jaar op jaar wordt ingediend op de Particuliere Synode, is de laatste jaren een onderdeel van een paragraaf gewijd geweest aan den arbeid van het Comité, dat vroeger bekend stond onder den naam „Parakan-Comité" en nu zich aandient als „Comité voor de liinenkast." Ook nadat besloten werd tot de oprichting van een hoofdhospitaal te Magelang en de ker keraden zich belast zagen met de taak, de van hun kerken daarvoor gevraagde bijdragen in te zamelen, bleef het Comité zijn arbeid voortzet ten omdat er op onderscheiden plaatsen kleinere comités waren, die voor de linnenkast van Pa rakan gelden verzamelden en alzoo een niet on belangrijk bedrag ieder jaar nog saambrachten. Het was van het Comité ongetwijfeld juist gezien, dit werk niet stop te zetten. Natuurlijk kan men opmerken, dat de voorziening van de linnenkasten van een hospitaal ook behoort tot de gewone exploitatie van zoo'n hospitaal en dat de uitgaven daarvoor moeten gevonden worden uit wat inkomt voor de exploitatie, dus uit de bijdragen van de kerken. Wanneer die bijdragen dan ook zeer ruim toevloeiden zou een aparte werkzaamheid van een apart comité voor de linnenkasten overbodig kunnen geacht worden. Zoo is het echter niet. En nu heeft de ervaring geleerd, dat, wanneer men een bijzon dere groep menschen bijzonder kan interessee ren voor een onderdeel van een werk, niet al leen dat onderdeel, maar alzoo ook het geheele werk daarvan voordeel heeft. Daarom heeft men allerwege wel eens bijzondere commissies, bijv. voor een orgel, of voor loopers in de kerkpaden, of voor een consistorie enz. Zoo is het dus ook alleszins gewenscht te achten, dat voor een on derdeel van het groote werk in ons Zendings hospitaal, de bijzondere belangstelling gevraagd wordt van een bijzondere groep in onze kerken. En dat is nu wat het Comité voor de linnen kasten van Parakan en van Magelang beoogt. Het is der vrouwen roeping en lust te zorgen voor eigen linnenkast. Dat is een zaak, waar voor ze zich bijzonder interesseert. V/at ligt dan meer voor de hand dan om van die vrouwe lijke eigenschap gebruik te maken en haar be langstelling ook uit te breiden tot de linnenkas DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD (HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880) DOOR H. KINGMANS. LXX. „Wij hebben ook nog een paar steenen ge had. Maar daar is het bij gebleven. Mijn vrouw was doodelijk ongerust voor de kinderen, doch gelukkig trokken de tierenden spoedig af en konden wij God danken voor Zijn genadigde bestiering." „Die vergadering heeft er geen goed aan ge daan", meende de molenaar. „Natuurlijk niet. De menschen zijn er opge zweept. In bedekte termen heb ik dat den bur gemeester dat te verstaan gegeven. Maar hij zeide, dergelijke vergaderingen niet te kunnen beletten (wat ik hem ook niet gevraagd had) en dat het Comité niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de daden van ongure ele menten. Je begrijpthij, die het werk van het Comité aanbevolen heeft, moest zich schoon wasschen. Formeel heeft hij natuurlijk gelijk. Maar een klein kind begrijpt, dat tengevolge van deze actie, de betreurenswaardige gebeurtenissen voorvielen. Echter, wij versagen niet, Evenhuis, maar werken moedig voort. In 's Heeren kracht, molenaartje. Hij kan wonderen verrichten. Je hebt de ervaring. De molen staat er nog steeds en ten van ons hospitaal te Magelang en het hulp hospitaal te Parakan Dat gaat als vanzelf. En omdat zij zelve daarvoor zich interesseeren we ten deze zusters dan weer andere te bewegen om ook daarvoor een kleinigheid af te zonde ren of daarvoor wat naaiwerk te verrichten. Zoo treden ze dus niet in het werk van den kerkeraad, die de hoofdbijdragen voor den me dischen dienst int en ze maken het den kerke raad ook niet moeilijk. Wat die zusters vragen zijn maar kleine bijdragen van degenen, die wat meer kunnen missen. En wat zij op die manier ontvangen, zou in de meeste gevallen anders niet voor de medische Zending worden gegeven. Dat nu de arbeid van dat Comité ook in het tijdperk 1 October 1930 tot 30 September 1931 vrucht gedragen heeft, kan blijken uit het ver slag van dat Comité, dat we in onze Kerkbode laten afdrukken. We willen hier dan nog de hoofdzaak ver melden. In totaal werd ontvangen 1373.07^. Dit bedrag is voor dit jaar hooger dan anders omdat in dit boekjaar ook vielen de contribu ties van Middelburg en Terneuzen, die eigenlijk in het vorig boekjaar vielen. Anders zou het bedrag =t 275.lager zijn geweest. Maar dan was het toch altijd nog 1100. Ook uit het verslag van de Knipkrans kan blijken, dat er veel werk belangeloos in liefde gedaan werd, dat al mede aan onze hospitalen ten goede komt. Moge het alzoo zijn, dat ook voortaan vele zusters in Zeeland, N. Brabant en Limburg be reidvaardig dat werk verrichten en dat het Comité voor de linnenkasten, finantieel gesteund wordt om de Knipkransen daartoe in staat te stellen. HEIJ. S. DEN HARTIGH. f Maandagmiddag gingen wij grafwaarts. Don ker in de natuur, in overeenstemming met wat er ging gebeuren. Begraven doet altijd somber aan, want het spreekt van scheiden, rouw, tra nen en droefheid en toch leefde er in ons hart een stille blijdschap, omdat wij bij het graf staan de, naar boven konden zien, waar het tehuis is van Gods kinderen. Onze broeder Simon den Hartigh is niet meer ook hij heeft zijn Nebo beklommen, voordat 1931 voorbij was. De leeftijd der zeer sterken had hij mogen bereiken en de Heere had hem voor veel willen gebruiken. Jaren heeft hij het Christelijk onderwijs gediend, kinderen mogen wijzen op den grooten Kindervriend. Hij heeft den strijd voor ons onderwijs meegemaakt, de zorgen en moeiten gekend, maar ook de rijke vruchten daarvan mogen plukken. Zoo was het ook in het kerkelijk leven. Klein was de kudde van de voormalige Christelijke Gereformeerde Kerk, waarin hij jaren lang, eerst als diaken, daarna als ouderling diende. Hoe heeft hij alles zien groeien en wat vervulde hem dit met dankbaarheid. Hij had zijn kerk lief, al sloot dit niet uit waardeering voor anderen. Jaren lang heeft de kerk van Middelburg van zijne gaven mogen genieten was het voor de kerk, nooit was het te veel. Altijd stond hij voor den kerkelijken arbeid klaar, precies in alles wat hij te doen had. De kerkeraadsnotulen en die van het Zendingscomité altijd keurig in orde zijn classikaal en provinciaal werk mocht gezien worden. En dit alles op deze wijze, omdat daarachter lag de liefde tot zijn Koning. Hij zocht niet zichzelf hij zag het als een genade Gods, iets te mogen doen. Veel heeft hij gedaan, is het dan wonder, dat wij in den familiekring en bij het graf dit her dacht hebben, gevende Gode de eer Is het dan wonder, dat, al leefde hij nu in ons kerkelijk leven niet meer mee als ouderling wij hem missen in onzen kring Als "wij hem reeds missen, wat moeten dan zijn vrouw en dochter verloren hebben De laatste jaren werd hij zwakker, aan het Zendingswerk kon hij nog mee doen, maar het een na het ander moest hij loslaten. Het viel hem niet gemakkelijk, hetgeen wij zoo dikwijls in onze gesprekken opvingen het spreken viel hem moei lijk, meezingen in de kerk, het kon niet meer en eindelijk moest hij alles loslaten, God nam hem op, na een kortstondige ziekte, in Zijn heerlijk heid. In 's Heeren weg gelouterd, want de smarten zijn hem niet gespaard gebleven, mocht hij in zijn leven ook getuigen van de rijke weldaden Gods. van een maalderij wordt niet meer gerept. Dat is het werk van onzen God, Evenhuis. Óp Zijn tijd geeft Hij ons een schooltje. Ondanks het woeden van Heerema en consorten." „Heerema is de man", zeide de molenaar. „Hij is er één van", verbeterde de predikant. „Mogelijk wel de ergste. Maar hij vindt grif aanhangers. Evenwel, Evenhuis, laten haatge voelens ons hart niet besluipen. Laat ons mede lijden hebben met Heerema en zijn mannen, die in hun verblindheid tot daden komen, welke elk fatsoenlijk mensch verafschuwt." „Ik draag Heerema geen haat toe, dominé. Hij heeft ons niet netjes behandeld. Nóg lijdt Marie er onder, wij merken het wel. Maar God beware mij voor een wrok jegens den boer van „Olmhoeve" „Dat doet mij genoegen, Evenhuis. Laat de menschen maar tegen ons woeden, de Heere zorgt voor ons." Het gebeurde vormde nog vele dagen stof tot gesprek in West- en Oostwoud en omgeving, terwijl de bladen het nieuws over het geheele land verspreidden. Burgemeester Steinweg van Stekhoven was er niet best over te spreken, naar hij zijn wet houder Heerema duidelijk blijken liet. Het was niet zoozeer, omdat hij aan de menschen van „de schuur" in zijn hart de behandeling niet gun de, maar omdat hij eenigermate voor de gevol gen vreesde. Met moeite wist Heerema, wien het zeer naar den zin ging, hem tot ander inzicht te brengen en hem gerust te stellen er zouden heel geen Zijn troost vond hij in Christus' ontferming. Zijn leven was een prediking. Dit lichtende spoor laat hij na welk een zegen voor de ach- terblijvenden, God gedenke haar verder, maar ook welk een roeping tot ons, om te arbeiden zoolang het dag is. Het Kerstfeest mocht hij thans boven vieren, nu alles volkomen, daar ons thuis, waarom de geloovigen reeds op aarde zingen j Maar 't blij vooruitzicht, dat mij streelt, j Ik zal ontwaakt uw lof ontvouwen. U in gerechtigheid aanschouwen Verzadigd door uw goddelijk beeld. Middelburg. SCHEELE. „UIT DE OUDE DOOS." II. Ik keer nu weer terug naar het „pakhuisje". In 1858 was er te Middelburg ook een ge meente onder 't kruis gesticht. Een huis in de St. Pieterstraat werd gekocht en tot kerkgebouw ingericht. Deze gemeente was echter zeer klein en bestond slechts uit enkele huisgezinnen. En dit kwam niet, omdat het aantal malcontenten te Middelburg zoo klein was. Integendeel dat getal was zeer groot, maar het bestond uit zeer heterogene bestanddeelen. Doch wat was gebeurd...? De malcontenten hadden zich in verschillende gezelschappen gesplitst en daaruit was ontstaan een Evangelische gemeente, die een kerkgebouw hadden verkregen op de Rouaansche Kade, en een oud-Gereformeerde Gemeente, die een kerk gebouw hadden verkregen in de Segeerstraat. Vooral in den winter van 1857'58 hadden verschillende predikanten in „het pakhuisje" ge preekt, waaronder ook Ds. H. v. d. Oever. En toen nu in 1858 de gemeente was gesticht en een kerkeraad gekozen was, werd door den ouden Ds. H. v. d. Oever geadviseerd ook een predi kant te beroepen. En die raad werd opgevolgd. Ds. H. v. d. Oever werd beroepen, doch hij bedankte. Op een tweede beroep, op hem uitgebracht, volgde eveneens een „bedankje". En toen hier over met zijn vader C. v. d. Oever gesproken werd, moet deze gezegd hebben „Samuël werd driemaal geroepen. Als ge mijn zoon nu ook nog een derde beroep zendt, dan zal hij wel komen". En dit geschiedde. En nu werd het be roep ook werkelijk aangenomen en 24 October 1858 werd hij door zijn vader te Middelburg bevestigd. Het kerkgebouw in de St. Pieterstraat was oorspronkelijk zeer klein. Het bevatte maar ruim 100 zitplaatsen, doch voor de gemeente was het genoeg want die was ook zóó klein, dat maar twee ouderlingen en twee diakenen konden wor den gekozen. Ouderlingen waren Visser en Sij- brand en Diakenen Reksen en Buis. In den eersten tijd dat v. d. Oever in Mid delburg was, breidde zich de gemeente snel uit. Eiken Zondag werden er afgelezen, die zich bij de gemeente voegden. Spoedig moest dan ook het kerkgebouw vergroot worden. Doch 't waren voor een groot deel menschen die niet het minste kerkelijk begrip hadden. Mijn vader en grootmoeder hadden zich reeds vóór Nieuwjaar 1859 ook bij hen gevoegd. Mijn moe der volgde eerst later. Doch nu ging ik ook niet meer naar de Gasthuiskerk maar moest natuur lijk mee naar de St. Pieterstraat. Meermalen in den tijd der vacature bij de Chr. Afgesch. Geref. Gemeente, als een dominé beroepen was, heb ik mijn vader hooren zeggen: „Als die dominé komt, sluit ik me aan bij de Afgescheidenen". Ook weer een bewijs, dat er geen zuiver ker kelijk begrip was. Ik ging echter met tegenzin de kerk in den Langedelft voorbij. Nu geschiedde er echter iets, wat slechts zeer zelden gebeurt. Toen de eerste Zondag in de kerk in de St. Pieterstraat dienst was geweest, werd er bezwaar gemaakt tegen den geringen afstand van de Waalsche kerk. En gevolg hier van was, dat de tweede Zondag de kerk in de St. Pieterstraat gesloten moest blijven. Wat was ik toen blij Want nu gingen we weer naar de Gasthuiskerk. „Gelukkig dacht ik, „nu behoef ik de Gasthuiskerk niet meer voorbij te gaan." Maar mijn blijdschap was van korten duur. Eer het weer Zondag was, was de vrijheid verkregen in de St. Pieterstraat de diensten weer te houden, en moest ik dus ook weer mee. De snelle bloei der gemeente onder 't kruis, gevolgen zijn. En daarin had Heerema gelijk. Want dominé Petersma, die er eerst nog sterk over gedacht had, een aanklacht bij den Officier van Justitie in te dienen, kwam daarvan later terug, zoodat de zaak weldra in den doofpot raakte. Echter hielden de plagerijen niet op. Er ging geen week voorbij, of in den nacht was iets op het molenerf uitgehaald, terwijl de pastoriebewo ners er steeds rekening mee hielden, dat, als vaak gebeurde, den een of anderen avond een steen door de ruiten werd gesmeten. Ook wer den eenige arbeiders bij boeren ontslagen. Het was in veel opzichten een moeilijke tijd. Maar voor hen, die haat zaaiden, was het won derlijkste, dat er geen verandering kwam in de gedragingen der „schuur"menschen, die hun gang gingen, als gebeurde er niets. Het was zelfs Heerema vond het de bruta liteit ten top gevoerd zoo sterk, dat het Lo caal comité van de Unie, een school met den Bijbel, den burgemeester verlof vroeg, een col lecte langs de huizen te mogen houden. De wet houder bezwoer den burgemeester, het gevraag de verlof te weigeren, maar de heer Steinweg van Stekhoven weigerde niet, tot groote verba zing van dominé Petersma en de zijnen, die ver moedden, dat de burgemeester iets goed wilde maken, al konden zij zijn houding niet verklaren. En zoo is het gebeurd, dat in West- en Oost woud huis aan huis het Unieblaadje werd be zorgd, met verzoek het te lezen, terwijl er bij gedrukt stond dat tegenstanders beleefd werden verzocht, het blaadje als niet gezonden te be schouwen, welke bijvoeging bij velen een pret- duurde niet lang. Reeds in het tweede jaar van Ds. v. d. Oever's verblijf te Middelburg, ver minderde dit sterk. En nu is dit zoo opmerkelijk, dat van die tientallen die zich bij de gemeente voegden bijna niets overgebleven is. De mees ten van deze zijn geheel onkerkelijk geworden. H. v. d. Oever bleef nog geen drié jaar te Mid- i delburg. Op Zondag 24 Augustus 1861 preekte i hij afscheid en vertrok naar Emden. Reeds 15 September d.a.v. werd Ds. M. Keu- lemans te Middelburg bevestigd door Ds. C. I v. d. Oever met den tekst Openb. 3 8b, terwijl Ds. Keulemans 's namiddags intree preekte met I 2 Cor. 5:20. 't Ging nu beter, maar nu kreeg men deze eigenaardigheid dat velen wel ter kerk kwamen, doch zich toch niet bij de gemeente voegden. Het getal „kerkgangers" was groot, doch het aantal „leden" bleef gering. Meermalen is in dien tijd het kerkje in de St. Pieterstraat zóó vol ge- weest, dat zelfs Donderdagsavonds de menschen op de trappen van den preekstoel zaten en het geheel middenpad van voor tot achter vol stond, j Met eere heeft Ds. Keulemans de gemeente j Middelburg 28 jaren gediend en ook met zegen. Hij bleef echter niet bij de gemeenten onder 't kruis. In 1864 ging een groot deel van die gemeenten af en werd nu „de Geref. Kerk". 1 Onder deze behoorde ook Ds. Keulemans. De kruisgemeenten bleven echter nog bestaan en behielden ook nog enkele predikanten over. Doch we willen blijven bij Middelburg. (Slot volgt) Men zie hieroverPekah. Uit het kerkelijk en Godsdienstige leven. Uitgegeven in 1899 door het Geref. Tractaatgenootschap „Fi- lippus", en voor 20 cent verkrijgbaar bij den Uitgever J. B. v. d. Brink te Zutphen. TWEETAL TE SchoonoordCand. K. Meima te Groningen. Cand. H. Fransen te Meppel. BEROEPEN TE Bolsward A. D. R. Polman te Roden (Dr.). SliedrechtJ. W. van Tol te Dalfsen. Oudehorne Cand. J. L. Bakker te Santpoort. Te Den Haag-Zuid zijn voor de Geref. Kerk, die daar geïnstitueerd werd, de gekozen 10 ouderlingen en 8 diakenen Zondag j.l. in het ambt bevestigd. In een overvol gymnastieklokaal van de Bilderdijkschool had de godsdienstoefe ning plaats, waarbij Ds. P. Deddens, van 't aan grenzende Rijswijk (Z.-H.), een predikatie hield over Num. 17:8. Ter jongste vergadering van den Raad der Geref. Kerk te Leiden werd een salonpor tret, in levensgroote busteteekening van wijlen Ds. H. J. Kouwenhoven Dzn. bezorgd. De mooi uitgevoerde foto met passende omlijsting zal een eereplaats in de kerkeraadskamer ontvangen. De foto is een geschenk van eenige leden der Geref. Kerk te Leiden. Ds. E. Nawijn, tevoren te Ooster-Nijkerk, werd Zondag tot zijn arbeid bij de Geref. Kerk te Bergum ingeleid door Ds. E. I. F. Nawijn te Geesteren-Gelselaar, die tot tekst had gekozen Jes. 40 3. 's Middags deed Ds. E. Nawijn zijn intrede met een preek over 1 Joh. 4:2 en 6a. Hij handelde over tweeërlei spreken en tweeërlei hooren, en stond stil bij 1. verschil in spreken, 2. verschil in woorden en 3. verschil in hoorders. Ds. D. van Enk, overgekomen van Zwel- loo (Dr.) werd Zondag tot zijn arbeid bij de Geref. Kerk te Smilde ingeleid door zijn zwager, Ds. A. Adema van Ten Boer, waardoor de va cature van bijna twee jaar aldaar weer werd vervuld. De bevestiger koos tot tekst Hand. 18:5 en handelde over Paulus te Corinthe, gedrongen door den Geest. Des avonds deed Ds. van Enk zijn intrede met een preek over Joh. 330. Christus moet in het middelpunt staan van de prediking en de arbeid van den dienaar des Woords. De Theologische School ontving een le gaat groot 1000.van wijlen Mej. Wed. A. J. W.v. A., overleden te Eefde, Juni j.l. Te Aalten is onder enorme belangstelling ter aarde besteld het stoffelijk overschot van tigen indruk maakte. Toen het resultaat der collecte bekend was, zag dominé Petersma zijn mede-comiteéleden met verbazing en verrassing op het gelaat aan de opbrengst was het dubbele van het geschatte bedrag. En er werd verhaald, dat lieden, van wie men het niet gedacht had, gegeven hadden. Tjaard Evenhuis wist, maar hij zeide het niet, dat Menkveld vijf en twintig gulden in de col lecte had gedeponeerd. „Wij hebben een groot en wonderlijk God", zeide dominé Petersma. „Hij verricht hier met behulp van onze nietige kracht groote daden. En wij werken voort, ondanks de tegenslagen, die komen zullen." Zij kYwamen nog wel. Zij waren van velerlei aard. De plagerijen duurden nog lang voort. En zij troffen niet alleen de „schuur"menschen, die zich, ondanks alles, sterkten in hun God. Zij troffen ook Menkveld. Het was, hoe dan ook, Uitgelekt, dat ook hij in de Uniecollecte had ge geven, al behoorde hij persoonlijk niet tot de gehate lui. En het gevolg was, dat de kap van zijn Utrechtsch wagentje werd stuk gesneden dat zijn slootx vol turf strooisel werden gegooid en dat eenmaal, zij het met moeite, een begin van brand kon gebluscht worden. Het was buiten kijf, dat de brand gesticht was, want met petro leum gedrenkte lappen werden in de nabijheid gevonden. (Slot volgt)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1932 | | pagina 2