DADERS DES WOORDS*
FEUILLETON.
KERKNIEUWS*
DE KERSTGROET VAN ONZE KONINGIN
De Kerstgroet, waarmee onze Koningin zich
op den eersten Kerstdag richtte tot haar onder
danen door Haar landgenooten genoemd
en die toen door tienduizenden is beluisterd,
verscheen in druk. En we hebben die in onze
Kerkbode ook laten afdrukken opdat we ze allen
nog eens rustig kunnen lezen en overdenken.
We hebben als volk wel groote reden van
dankbaarheid, dat God ons een Vorstin gaf,
die zich het Evangelie van Christus niet schaamt,
maar het uitsprak voor het oor van de geheele
wereld, dat „Over de wereld, gedompeld in
kommer, daalt de Kerstnacht, komt de liefde van
God ons lichtend tegemoet, schenkt God Zijn
heerlijke gave. Immanuël daalt af in onzen die
pen nood".
Hoe geheel anders is het door Gods goed
heid hier dan elders, waar de machthebbers
hun macht misbruiken om zoo mogelijk het ge
loof in Christus uit de harten uit te roeien.
De Joden, die hun verlangen kenbaar maakten
om ook in de gelegenheid te worden gesteld,
de Kerstgroet der Koningin te beluisteren, heb
ben uit Haar mond nu het Evangelie van Chris
tus mogen beluisteren. Moge het woord der Ko
ningin, maar die wilde zijn een dienstmaagd van
den Koning der Koningen, voor hen tot een
rijken zegen gesteld worden.
En allen, die met onze Vorstin éénzelfde ge
loof mochten deelachtig worden, moge Haar
woord opwekken om te volharden in het gebed
en in het geloof dezen tijd te doorleven.
VAN HET COMITÉ VOOR DE
LINNENKASTEN.
Nu we het voorrecht hadden, dat Vrijdag 18
December j.l. Mej. Dreckmeier, de directrice van
ons Zendingshospitaal te Magelang, in een sa
menkomst met de gemeente, tot haar arbeid
mocht worden ingeleid en die, in 't midden der
Zendende Kerk, mocht aanvaarden, zal het wel
geoorloofd zijn voor een onderdeel van ons
werk voor den medischen dienst in Magelang
en Parakan bijzonder de aandacht te vragen.
We bedoelen dan den arbeid van het Comité
voor de linnenkasten.
In het rapport over de Zending, gelijk dat
jaar op jaar wordt ingediend op de Particuliere
Synode, is de laatste jaren een onderdeel van
een paragraaf gewijd geweest aan den arbeid
van het Comité, dat vroeger bekend stond onder
den naam „Parakan-Comité" en nu zich aandient
als „Comité voor de liinenkast."
Ook nadat besloten werd tot de oprichting
van een hoofdhospitaal te Magelang en de ker
keraden zich belast zagen met de taak, de van
hun kerken daarvoor gevraagde bijdragen in te
zamelen, bleef het Comité zijn arbeid voortzet
ten omdat er op onderscheiden plaatsen kleinere
comités waren, die voor de linnenkast van Pa
rakan gelden verzamelden en alzoo een niet on
belangrijk bedrag ieder jaar nog saambrachten.
Het was van het Comité ongetwijfeld juist
gezien, dit werk niet stop te zetten. Natuurlijk
kan men opmerken, dat de voorziening van de
linnenkasten van een hospitaal ook behoort tot
de gewone exploitatie van zoo'n hospitaal en
dat de uitgaven daarvoor moeten gevonden
worden uit wat inkomt voor de exploitatie, dus
uit de bijdragen van de kerken. Wanneer die
bijdragen dan ook zeer ruim toevloeiden zou
een aparte werkzaamheid van een apart comité
voor de linnenkasten overbodig kunnen geacht
worden. Zoo is het echter niet. En nu heeft de
ervaring geleerd, dat, wanneer men een bijzon
dere groep menschen bijzonder kan interessee
ren voor een onderdeel van een werk, niet al
leen dat onderdeel, maar alzoo ook het geheele
werk daarvan voordeel heeft. Daarom heeft men
allerwege wel eens bijzondere commissies, bijv.
voor een orgel, of voor loopers in de kerkpaden,
of voor een consistorie enz. Zoo is het dus ook
alleszins gewenscht te achten, dat voor een on
derdeel van het groote werk in ons Zendings
hospitaal, de bijzondere belangstelling gevraagd
wordt van een bijzondere groep in onze kerken.
En dat is nu wat het Comité voor de linnen
kasten van Parakan en van Magelang beoogt.
Het is der vrouwen roeping en lust te zorgen
voor eigen linnenkast. Dat is een zaak, waar
voor ze zich bijzonder interesseert. V/at ligt
dan meer voor de hand dan om van die vrouwe
lijke eigenschap gebruik te maken en haar be
langstelling ook uit te breiden tot de linnenkas
DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD
(HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880)
DOOR
H. KINGMANS.
LXX.
„Wij hebben ook nog een paar steenen ge
had. Maar daar is het bij gebleven. Mijn vrouw
was doodelijk ongerust voor de kinderen, doch
gelukkig trokken de tierenden spoedig af en
konden wij God danken voor Zijn genadigde
bestiering."
„Die vergadering heeft er geen goed aan ge
daan", meende de molenaar.
„Natuurlijk niet. De menschen zijn er opge
zweept. In bedekte termen heb ik dat den bur
gemeester dat te verstaan gegeven. Maar hij
zeide, dergelijke vergaderingen niet te kunnen
beletten (wat ik hem ook niet gevraagd had)
en dat het Comité niet verantwoordelijk kan
worden gesteld voor de daden van ongure ele
menten. Je begrijpthij, die het werk van het
Comité aanbevolen heeft, moest zich schoon
wasschen. Formeel heeft hij natuurlijk gelijk.
Maar een klein kind begrijpt, dat tengevolge van
deze actie, de betreurenswaardige gebeurtenissen
voorvielen. Echter, wij versagen niet, Evenhuis,
maar werken moedig voort. In 's Heeren kracht,
molenaartje. Hij kan wonderen verrichten. Je hebt
de ervaring. De molen staat er nog steeds en
ten van ons hospitaal te Magelang en het hulp
hospitaal te Parakan Dat gaat als vanzelf. En
omdat zij zelve daarvoor zich interesseeren we
ten deze zusters dan weer andere te bewegen
om ook daarvoor een kleinigheid af te zonde
ren of daarvoor wat naaiwerk te verrichten.
Zoo treden ze dus niet in het werk van den
kerkeraad, die de hoofdbijdragen voor den me
dischen dienst int en ze maken het den kerke
raad ook niet moeilijk. Wat die zusters vragen
zijn maar kleine bijdragen van degenen, die wat
meer kunnen missen. En wat zij op die manier
ontvangen, zou in de meeste gevallen anders niet
voor de medische Zending worden gegeven.
Dat nu de arbeid van dat Comité ook in het
tijdperk 1 October 1930 tot 30 September 1931
vrucht gedragen heeft, kan blijken uit het ver
slag van dat Comité, dat we in onze Kerkbode
laten afdrukken.
We willen hier dan nog de hoofdzaak ver
melden. In totaal werd ontvangen 1373.07^.
Dit bedrag is voor dit jaar hooger dan anders
omdat in dit boekjaar ook vielen de contribu
ties van Middelburg en Terneuzen, die eigenlijk
in het vorig boekjaar vielen. Anders zou het
bedrag =t 275.lager zijn geweest. Maar
dan was het toch altijd nog 1100.
Ook uit het verslag van de Knipkrans kan
blijken, dat er veel werk belangeloos in liefde
gedaan werd, dat al mede aan onze hospitalen
ten goede komt.
Moge het alzoo zijn, dat ook voortaan vele
zusters in Zeeland, N. Brabant en Limburg be
reidvaardig dat werk verrichten en dat het
Comité voor de linnenkasten, finantieel gesteund
wordt om de Knipkransen daartoe in staat te
stellen.
HEIJ.
S. DEN HARTIGH. f
Maandagmiddag gingen wij grafwaarts. Don
ker in de natuur, in overeenstemming met wat
er ging gebeuren. Begraven doet altijd somber
aan, want het spreekt van scheiden, rouw, tra
nen en droefheid en toch leefde er in ons hart
een stille blijdschap, omdat wij bij het graf staan
de, naar boven konden zien, waar het tehuis
is van Gods kinderen.
Onze broeder Simon den Hartigh is niet meer
ook hij heeft zijn Nebo beklommen, voordat 1931
voorbij was. De leeftijd der zeer sterken had hij
mogen bereiken en de Heere had hem voor veel
willen gebruiken. Jaren heeft hij het Christelijk
onderwijs gediend, kinderen mogen wijzen op
den grooten Kindervriend. Hij heeft den strijd
voor ons onderwijs meegemaakt, de zorgen en
moeiten gekend, maar ook de rijke vruchten
daarvan mogen plukken.
Zoo was het ook in het kerkelijk leven. Klein
was de kudde van de voormalige Christelijke
Gereformeerde Kerk, waarin hij jaren lang, eerst
als diaken, daarna als ouderling diende. Hoe
heeft hij alles zien groeien en wat vervulde hem
dit met dankbaarheid. Hij had zijn kerk lief, al
sloot dit niet uit waardeering voor anderen.
Jaren lang heeft de kerk van Middelburg van
zijne gaven mogen genieten was het voor de
kerk, nooit was het te veel. Altijd stond hij voor
den kerkelijken arbeid klaar, precies in alles wat
hij te doen had. De kerkeraadsnotulen en die van
het Zendingscomité altijd keurig in orde zijn
classikaal en provinciaal werk mocht gezien
worden.
En dit alles op deze wijze, omdat daarachter
lag de liefde tot zijn Koning.
Hij zocht niet zichzelf hij zag het als een
genade Gods, iets te mogen doen.
Veel heeft hij gedaan, is het dan wonder, dat
wij in den familiekring en bij het graf dit her
dacht hebben, gevende Gode de eer
Is het dan wonder, dat, al leefde hij nu in
ons kerkelijk leven niet meer mee als ouderling
wij hem missen in onzen kring
Als "wij hem reeds missen, wat moeten dan
zijn vrouw en dochter verloren hebben
De laatste jaren werd hij zwakker, aan het
Zendingswerk kon hij nog mee doen, maar het
een na het ander moest hij loslaten. Het viel hem
niet gemakkelijk, hetgeen wij zoo dikwijls in onze
gesprekken opvingen het spreken viel hem moei
lijk, meezingen in de kerk, het kon niet meer en
eindelijk moest hij alles loslaten, God nam hem
op, na een kortstondige ziekte, in Zijn heerlijk
heid.
In 's Heeren weg gelouterd, want de smarten
zijn hem niet gespaard gebleven, mocht hij in
zijn leven ook getuigen van de rijke weldaden
Gods.
van een maalderij wordt niet meer gerept. Dat
is het werk van onzen God, Evenhuis. Óp Zijn
tijd geeft Hij ons een schooltje. Ondanks het
woeden van Heerema en consorten."
„Heerema is de man", zeide de molenaar.
„Hij is er één van", verbeterde de predikant.
„Mogelijk wel de ergste. Maar hij vindt grif
aanhangers. Evenwel, Evenhuis, laten haatge
voelens ons hart niet besluipen. Laat ons mede
lijden hebben met Heerema en zijn mannen, die
in hun verblindheid tot daden komen, welke elk
fatsoenlijk mensch verafschuwt."
„Ik draag Heerema geen haat toe, dominé.
Hij heeft ons niet netjes behandeld. Nóg lijdt
Marie er onder, wij merken het wel. Maar God
beware mij voor een wrok jegens den boer van
„Olmhoeve"
„Dat doet mij genoegen, Evenhuis. Laat de
menschen maar tegen ons woeden, de Heere
zorgt voor ons."
Het gebeurde vormde nog vele dagen stof tot
gesprek in West- en Oostwoud en omgeving,
terwijl de bladen het nieuws over het geheele
land verspreidden.
Burgemeester Steinweg van Stekhoven was
er niet best over te spreken, naar hij zijn wet
houder Heerema duidelijk blijken liet. Het was
niet zoozeer, omdat hij aan de menschen van
„de schuur" in zijn hart de behandeling niet gun
de, maar omdat hij eenigermate voor de gevol
gen vreesde.
Met moeite wist Heerema, wien het zeer naar
den zin ging, hem tot ander inzicht te brengen
en hem gerust te stellen er zouden heel geen
Zijn troost vond hij in Christus' ontferming.
Zijn leven was een prediking. Dit lichtende
spoor laat hij na welk een zegen voor de ach-
terblijvenden, God gedenke haar verder, maar
ook welk een roeping tot ons, om te arbeiden
zoolang het dag is. Het Kerstfeest mocht hij
thans boven vieren, nu alles volkomen, daar ons
thuis, waarom de geloovigen reeds op aarde
zingen
j Maar 't blij vooruitzicht, dat mij streelt,
j Ik zal ontwaakt uw lof ontvouwen.
U in gerechtigheid aanschouwen
Verzadigd door uw goddelijk beeld.
Middelburg.
SCHEELE.
„UIT DE OUDE DOOS."
II.
Ik keer nu weer terug naar het „pakhuisje".
In 1858 was er te Middelburg ook een ge
meente onder 't kruis gesticht. Een huis in de
St. Pieterstraat werd gekocht en tot kerkgebouw
ingericht. Deze gemeente was echter zeer klein
en bestond slechts uit enkele huisgezinnen. En
dit kwam niet, omdat het aantal malcontenten
te Middelburg zoo klein was. Integendeel
dat getal was zeer groot, maar het bestond uit
zeer heterogene bestanddeelen.
Doch wat was gebeurd...?
De malcontenten hadden zich in verschillende
gezelschappen gesplitst en daaruit was ontstaan
een Evangelische gemeente, die een kerkgebouw
hadden verkregen op de Rouaansche Kade, en
een oud-Gereformeerde Gemeente, die een kerk
gebouw hadden verkregen in de Segeerstraat.
Vooral in den winter van 1857'58 hadden
verschillende predikanten in „het pakhuisje" ge
preekt, waaronder ook Ds. H. v. d. Oever. En
toen nu in 1858 de gemeente was gesticht en
een kerkeraad gekozen was, werd door den ouden
Ds. H. v. d. Oever geadviseerd ook een predi
kant te beroepen. En die raad werd opgevolgd.
Ds. H. v. d. Oever werd beroepen, doch hij
bedankte.
Op een tweede beroep, op hem uitgebracht,
volgde eveneens een „bedankje". En toen hier
over met zijn vader C. v. d. Oever gesproken
werd, moet deze gezegd hebben „Samuël werd
driemaal geroepen. Als ge mijn zoon nu ook
nog een derde beroep zendt, dan zal hij wel
komen". En dit geschiedde. En nu werd het be
roep ook werkelijk aangenomen en 24 October
1858 werd hij door zijn vader te Middelburg
bevestigd.
Het kerkgebouw in de St. Pieterstraat was
oorspronkelijk zeer klein. Het bevatte maar ruim
100 zitplaatsen, doch voor de gemeente was het
genoeg want die was ook zóó klein, dat maar
twee ouderlingen en twee diakenen konden wor
den gekozen. Ouderlingen waren Visser en Sij-
brand en Diakenen Reksen en Buis.
In den eersten tijd dat v. d. Oever in Mid
delburg was, breidde zich de gemeente snel uit.
Eiken Zondag werden er afgelezen, die zich
bij de gemeente voegden. Spoedig moest dan ook
het kerkgebouw vergroot worden.
Doch 't waren voor een groot deel menschen
die niet het minste kerkelijk begrip hadden. Mijn
vader en grootmoeder hadden zich reeds vóór
Nieuwjaar 1859 ook bij hen gevoegd. Mijn moe
der volgde eerst later. Doch nu ging ik ook niet
meer naar de Gasthuiskerk maar moest natuur
lijk mee naar de St. Pieterstraat.
Meermalen in den tijd der vacature bij de
Chr. Afgesch. Geref. Gemeente, als een dominé
beroepen was, heb ik mijn vader hooren zeggen:
„Als die dominé komt, sluit ik me aan bij de
Afgescheidenen".
Ook weer een bewijs, dat er geen zuiver ker
kelijk begrip was.
Ik ging echter met tegenzin de kerk in den
Langedelft voorbij.
Nu geschiedde er echter iets, wat slechts zeer
zelden gebeurt. Toen de eerste Zondag in de
kerk in de St. Pieterstraat dienst was geweest,
werd er bezwaar gemaakt tegen den geringen
afstand van de Waalsche kerk. En gevolg hier
van was, dat de tweede Zondag de kerk in de
St. Pieterstraat gesloten moest blijven. Wat was
ik toen blij Want nu gingen we weer naar de
Gasthuiskerk. „Gelukkig dacht ik, „nu behoef
ik de Gasthuiskerk niet meer voorbij te gaan."
Maar mijn blijdschap was van korten duur. Eer
het weer Zondag was, was de vrijheid verkregen
in de St. Pieterstraat de diensten weer te houden,
en moest ik dus ook weer mee.
De snelle bloei der gemeente onder 't kruis,
gevolgen zijn.
En daarin had Heerema gelijk. Want dominé
Petersma, die er eerst nog sterk over gedacht
had, een aanklacht bij den Officier van Justitie
in te dienen, kwam daarvan later terug, zoodat
de zaak weldra in den doofpot raakte.
Echter hielden de plagerijen niet op. Er ging
geen week voorbij, of in den nacht was iets op
het molenerf uitgehaald, terwijl de pastoriebewo
ners er steeds rekening mee hielden, dat, als
vaak gebeurde, den een of anderen avond een
steen door de ruiten werd gesmeten. Ook wer
den eenige arbeiders bij boeren ontslagen.
Het was in veel opzichten een moeilijke tijd.
Maar voor hen, die haat zaaiden, was het won
derlijkste, dat er geen verandering kwam in de
gedragingen der „schuur"menschen, die hun
gang gingen, als gebeurde er niets.
Het was zelfs Heerema vond het de bruta
liteit ten top gevoerd zoo sterk, dat het Lo
caal comité van de Unie, een school met den
Bijbel, den burgemeester verlof vroeg, een col
lecte langs de huizen te mogen houden. De wet
houder bezwoer den burgemeester, het gevraag
de verlof te weigeren, maar de heer Steinweg
van Stekhoven weigerde niet, tot groote verba
zing van dominé Petersma en de zijnen, die ver
moedden, dat de burgemeester iets goed wilde
maken, al konden zij zijn houding niet verklaren.
En zoo is het gebeurd, dat in West- en Oost
woud huis aan huis het Unieblaadje werd be
zorgd, met verzoek het te lezen, terwijl er bij
gedrukt stond dat tegenstanders beleefd werden
verzocht, het blaadje als niet gezonden te be
schouwen, welke bijvoeging bij velen een pret-
duurde niet lang. Reeds in het tweede jaar van
Ds. v. d. Oever's verblijf te Middelburg, ver
minderde dit sterk. En nu is dit zoo opmerkelijk,
dat van die tientallen die zich bij de gemeente
voegden bijna niets overgebleven is. De mees
ten van deze zijn geheel onkerkelijk geworden.
H. v. d. Oever bleef nog geen drié jaar te Mid-
i delburg. Op Zondag 24 Augustus 1861 preekte
i hij afscheid en vertrok naar Emden.
Reeds 15 September d.a.v. werd Ds. M. Keu-
lemans te Middelburg bevestigd door Ds. C.
I v. d. Oever met den tekst Openb. 3 8b, terwijl
Ds. Keulemans 's namiddags intree preekte met
I 2 Cor. 5:20.
't Ging nu beter, maar nu kreeg men deze
eigenaardigheid dat velen wel ter kerk kwamen,
doch zich toch niet bij de gemeente voegden.
Het getal „kerkgangers" was groot, doch het
aantal „leden" bleef gering. Meermalen is in dien
tijd het kerkje in de St. Pieterstraat zóó vol ge-
weest, dat zelfs Donderdagsavonds de menschen
op de trappen van den preekstoel zaten en het
geheel middenpad van voor tot achter vol stond,
j Met eere heeft Ds. Keulemans de gemeente
j Middelburg 28 jaren gediend en ook met zegen.
Hij bleef echter niet bij de gemeenten onder
't kruis. In 1864 ging een groot deel van die
gemeenten af en werd nu „de Geref. Kerk".
1 Onder deze behoorde ook Ds. Keulemans. De
kruisgemeenten bleven echter nog bestaan en
behielden ook nog enkele predikanten over.
Doch we willen blijven bij Middelburg.
(Slot volgt)
Men zie hieroverPekah. Uit het
kerkelijk en Godsdienstige leven. Uitgegeven in
1899 door het Geref. Tractaatgenootschap „Fi-
lippus", en voor 20 cent verkrijgbaar bij den
Uitgever J. B. v. d. Brink te Zutphen.
TWEETAL TE
SchoonoordCand. K. Meima te Groningen.
Cand. H. Fransen te Meppel.
BEROEPEN TE
Bolsward A. D. R. Polman te Roden (Dr.).
SliedrechtJ. W. van Tol te Dalfsen.
Oudehorne Cand. J. L. Bakker te Santpoort.
Te Den Haag-Zuid zijn voor de Geref.
Kerk, die daar geïnstitueerd werd, de gekozen
10 ouderlingen en 8 diakenen Zondag j.l. in het
ambt bevestigd. In een overvol gymnastieklokaal
van de Bilderdijkschool had de godsdienstoefe
ning plaats, waarbij Ds. P. Deddens, van 't aan
grenzende Rijswijk (Z.-H.), een predikatie hield
over Num. 17:8.
Ter jongste vergadering van den Raad
der Geref. Kerk te Leiden werd een salonpor
tret, in levensgroote busteteekening van wijlen
Ds. H. J. Kouwenhoven Dzn. bezorgd. De mooi
uitgevoerde foto met passende omlijsting zal een
eereplaats in de kerkeraadskamer ontvangen. De
foto is een geschenk van eenige leden der Geref.
Kerk te Leiden.
Ds. E. Nawijn, tevoren te Ooster-Nijkerk,
werd Zondag tot zijn arbeid bij de Geref. Kerk
te Bergum ingeleid door Ds. E. I. F. Nawijn
te Geesteren-Gelselaar, die tot tekst had gekozen
Jes. 40 3. 's Middags deed Ds. E. Nawijn zijn
intrede met een preek over 1 Joh. 4:2 en 6a.
Hij handelde over tweeërlei spreken en tweeërlei
hooren, en stond stil bij 1. verschil in spreken,
2. verschil in woorden en 3. verschil in hoorders.
Ds. D. van Enk, overgekomen van Zwel-
loo (Dr.) werd Zondag tot zijn arbeid bij de
Geref. Kerk te Smilde ingeleid door zijn zwager,
Ds. A. Adema van Ten Boer, waardoor de va
cature van bijna twee jaar aldaar weer werd
vervuld. De bevestiger koos tot tekst Hand. 18:5
en handelde over Paulus te Corinthe, gedrongen
door den Geest. Des avonds deed Ds. van Enk
zijn intrede met een preek over Joh. 330.
Christus moet in het middelpunt staan van de
prediking en de arbeid van den dienaar des
Woords.
De Theologische School ontving een le
gaat groot 1000.van wijlen Mej. Wed. A.
J. W.v. A., overleden te Eefde, Juni j.l.
Te Aalten is onder enorme belangstelling
ter aarde besteld het stoffelijk overschot van
tigen indruk maakte.
Toen het resultaat der collecte bekend was,
zag dominé Petersma zijn mede-comiteéleden met
verbazing en verrassing op het gelaat aan de
opbrengst was het dubbele van het geschatte
bedrag. En er werd verhaald, dat lieden, van wie
men het niet gedacht had, gegeven hadden.
Tjaard Evenhuis wist, maar hij zeide het niet,
dat Menkveld vijf en twintig gulden in de col
lecte had gedeponeerd.
„Wij hebben een groot en wonderlijk God",
zeide dominé Petersma. „Hij verricht hier met
behulp van onze nietige kracht groote daden.
En wij werken voort, ondanks de tegenslagen,
die komen zullen."
Zij kYwamen nog wel. Zij waren van velerlei
aard. De plagerijen duurden nog lang voort. En
zij troffen niet alleen de „schuur"menschen, die
zich, ondanks alles, sterkten in hun God. Zij
troffen ook Menkveld. Het was, hoe dan ook,
Uitgelekt, dat ook hij in de Uniecollecte had ge
geven, al behoorde hij persoonlijk niet tot de
gehate lui. En het gevolg was, dat de kap van
zijn Utrechtsch wagentje werd stuk gesneden
dat zijn slootx vol turf strooisel werden gegooid
en dat eenmaal, zij het met moeite, een begin
van brand kon gebluscht worden. Het was buiten
kijf, dat de brand gesticht was, want met petro
leum gedrenkte lappen werden in de nabijheid
gevonden.
(Slot volgt)