Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 48.
Vrijdag 27 November 1931.
45e Jaargang.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WÖORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTIE: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F, STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelj bij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
DE VOLMAAKTE LIEFDE.
Hierin is de liefde bij ons volmaakt,
opdat wij vrijmoedigheid mogen heb
ben in den dag des oordeels, namelijk
dat gelijk Hij is, wij ook zijn in deze
wereld.
Daar is in de liefde geen vrees, maar
de volmaakte liefde drijft de vrees
buiten want die vreest heeft pijn, en
die vreest is niet volmaakt in de liefde.
Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons
eerst heeft liefgehad.
1 Joh. 4: 17—19.
Waar is de liefde Heeft ze vleugelen geno
men, en deze aarde verlaten Er is geen liefde
meer, zoo hooren wij de wereld van onze dagen
zich uiten. Wij hooren die klacht van veler lip
pen, maar dan dreunt ons, als wij de oprecht
heid dier klacht willen toetsen, telkens weer in
't oor 't refrein van een reeds oud geworden
versje wij hebben lang genoeg bemind, laat ons
nu eindelijk haten.
Men klaagt over de liefde, alsof de liefde
veranderd is. De liefde veranderd echter nooit.
Ze is uit God, zij is volmaakt, en God is liefde.
De liefde Gods woont ook in al de kinderen
Gods ze is in hen uitgestort door den Heiligen
Geest, die hun gegeven is.
De liefde is in God volmaakt ook in ons
moet de liefde volmaakt zijn, of wilt gij, ze
moet in ons tot haar doel komen in en door
ons moet ze zich openbaren, gelijk ze is naar
aard en wezen.
't Schijnt, dat het doel wordt aangegeven door
de woorden opdat wij vrijmoedigheid mogen
hebben in den dag des oordeels. Dit is echter
niet waar. Hiermee wordt slechts aangegeven
waarvoor wij die volmaakte liefde o.a. noodig
hebben, en wat ze beteekent als Jezus weder
komt. Dan geen vrees, maar vrijmoedigheid.
Stefanus is de levende uitbeelding van dat woord.
Geen haat meer volmaakte liefde geen vrees,
maar vrijmoedigheid de hoogste blijdschap als
hij Jezus ziet staan ter rechterhand Gods.
Aan het eindgericht wordt hier gedacht. Aan
den grooten dag van Jezus' wederkomst. Zullen
wij dan Jezus met vreugde verwachten, dan moet
de liefde in ons volmaakt zijn.
Wanneer is nu de liefde in ons volmaakt,
wanneer komt ze in ons tot haar doel. Wij
moeten zijn, gelijk Hij is. Mijn liefde en ijver
brandtik draag Uw heilige wet in het binnenst'
ingewand, zegt Ps. 40.
Zoo was de Christus ook toen hij omwan
delde op aarde. Wij moeten zijn en doen als
Christus. En wel in deze wereld.
De wereld is boos en verkeerd. Niemand is
volmaakt, zelfs de uitnemendste Christen niet.
En vele Christenen uiten zich zoo liefdeloos
ja zelfs in nijd en haat en toorn en wraakgie
righeid.
Mogen wij nu veranderen, als de wereld ver
andert, waarin wij leven, of als de mede-chris
tenen veranderen Wij moeten onder alles de
zelfde blijven. Liefde in ons dragen, maar ook
liefde uiten en openbaren. Dezelfde blijven, al
worden wij enkel door haat omgeven.
In reinheid van zonde, in 't bewaren van Gods
geboden, moet die liefde zich openbaren in ons
leven. Wij moeten zijn, gelijk Hij is.
Jezus Christus is altijd dezelfde, ook toen Hij
omwandelde op aarde. Vol was de wereld van
haat. Vol was Jezus van liefde. Als Hij, moeten
wij zijn. Nu en altijd. Het voorbeeld van Chris
tus tijdens zijn omwandeling op aarde moet ons
voor oogen staan.
Hoe hooge eisch wordt ons hier gesteld. Stel
niet een mensch tot uw voorbeeldniet een
Christen, maar den Christus, den Heere zelf.
En hoor dan wat de Heere zegtWeest in deze
wereld, in de wereld van vandaag, in de wereld
waarin God u plaatst, weest in deze wereld,
gelijk Hij is.
Ware liefde bant vrees en werkt vrijmoedig
heid.
Wat is hier vrijmoedigheid en wat is vrees.
Vraag niet aan een straatjongen wat vrijmoedig
heid is, ook niet wat vrees is. Vraagt het ook
niet aan den man van de „Tribune". Er is ook
een vrijmoedigheid in het durven van het kwaad,
maar hier is de vermetelheid, de brutaliteit 't
is de geest van satan, die van nature woont in
ons allen. God durven tarten en honen, 't Spot
ten met God, met alle machten die uit God zijn.
Helaas komt dit ook in Christelijke kringen tot
uiting.
En ouders, die klagen over hun kinderen,
vergeten al te veel, dat zij door hun gebrek aan
liefde tot God en de naasten tot alle machten
over ons gesteld, dat zij door hun woorden en
daden, wind gezaaid hebben, en nu storm oogsten.
Zij er toch waken en bidden, dat in onze
kringen de geest der revolutie zich niet uite.
't Is dwaas om God te tarten. De duivelen wil
len 't ons leeren, doch zij zelf sidderen bij de
gedachte aan God. O, hoe zullen eens sidderen
alle menschen, die enkel haat dragen in 't hart,
en de liefde niet kennen.
Waar haat is, is vrees denkt aan Kaïn waar
liefde is, is geen vrees.
Vrees moet hier genomen in den zin van angst,
bangheid, schrik, niet van eerbied. Liefde in haar
volle kracht, in haar onbelemmerde werking,
werpt alle vrees buiten.
Waar liefde woont door Gods genade, kan
nog wel vrees zijn. Maar dan zijn wij in de
liefde nog niet volmaakt ze is dan nog zwak,
niet uitgegroeid in ons niet tot haar doel ge
komen. Dan is er nog vrees, pijn, marteling,
beangstiging. Satan kan nog wonden plagen,
beangstigen, vol angst doen worden bij de ge
dachte aan 't oordeel. Vrees voor straf, voor
zonde die open staat, niet gedekt is door Chris
tus bloed, is er nog
Wordt de liefde volmaakt, dan zien wij ook
't volmaakte offer van Christus den volkomen
Zaligmaker. Wij zien Jezus als onzen Borg,
maar ook in zijn zelfopofferende liefde. Wij
moeten zijn, gelijk Hij is. En willen wij zijn als
Hij, dan baant de liefde zich een weg ook door
ons de liefde die volmaakt is vleesch noch
wereld beletten haar dan zich te uiten. Zalig de
christen, die zelf uit de Fontein de liefde ont
vangend, een fontein van liefde wordt voor de
wereld.
De liefde is uit God. Ze kan in ons niet wo
nen, of wij moeten wederom geboren zijn. God
is liefde en God heeft de wereld lief. Van na
ture haten wij God. Als wij kunnen zeggen
„God heb ik lief", dan zijn wij kinderen Gods.
God heeft dan ons lief en heeft die liefde in ons
uitgestort door den Heiligen Geest. Gods liefde
gaat niet slechts aan de onze vooraf, maar ze is
er de oorsprong van. Hebben wij God lief, Hij
heeft ons eerst liefgehad.
Op het terrein van Christus' Gemeente houden
wij elkander voor wederomgeboren. Zoo woont
ook de liefde op het terrein der gemeente liefde
die zich moet uiten ook in liefde tot de broeders.
Bij gebrek aan liefde moet 't evangelie spreken,
ons opwekken en bewegen tot liefde. Hoe heer
lijk is 't, wanneer wij niet alleen met woorden,
maar ook metterdaad betoonen en bewijzen, dat
de broederlijke liefde in ons woont.
Kunt gij zeggen, ik heb lief. Vindt de liefde
weg en baan in uw hart? Begeert gij volmaakt
in de liefde te zijn Dankt dan uw God. Hij
heeft u lief had u lief, eer gij Hem liefhad. Wie
liefheeft kan in de hel niet komen. De hemel
is geopend voor allen die liefhebben, en Jezus
neemt hen tot zich in de eeuwige heerlijkheid.
Terneuzen. S. GROENE VELD.
BOETE- EN BEDEDAG.
De door de Classis 's-Gravenhage aan alle
kerkeraden gezonden oproep om Zondag 29
November te bestemmen tot een boete
bededag, luidt aldus
Waar vanuit onderscheidene classes verzoe
ken tot haar gekomen zijn, meent zij, dat thans
de tijd aangebroken is, om tot uitschrijving van
een boete- en bededag over te gaan.
Al worden eiken rustdag de geestelijke en de
stoffelijke nooden van ons land en volk in de
samenkomsten der gemeente opgedragen aan den
troon der genade, toch zal het van bijzondere
beteekenis zijn, als op een bepaalden Zondag,
de nooden van dezen tijd, in prediking en ge
bed, door al de kerken worden gedacht en voor
Gods aangezicht neergelegd.
Immers in den laatsten tijd is de algemeene
toestand zeer verergerd. Tal van bedrijven wor
den gedrukt door de benarde tijdsomstandighe
den. Allerwege neemt de werkeloosheid toe.
Een winter, met ongetwijfeld groote moeilijkhe
den, staat voor de deur.
En wat erger is de zaden von ongeloof
en revolutie worden in de harten van duizenden
gestrooid, en vinden bij velen, mede door de
tijdsomstandigheden, een vruchtbaren bodem.
De ongerechtigheid wordt vermenigvuldigd. Op
zedelijk en geestelijk gebied valt een achteruit
gang te constateeren, welke met zorg voor de
toekomst vervult.
Onze Kerken hebben ten opzichte van de
wereld eene groote verantwoordelijkheid en de
dure roeping om meer dan ooit, eigen nooden
en die der wereld, voor den Heere neer te
leggen.
Laten wij ons diep voor onzen God veroot
moedigen, en Hem, met oprecht schuldbelijden,
smeeken om het vertroostende licht van Zijne
genade in onzen Heere Jezus Christus.
Onderzoeken wij ons zelf, of er bij ons een
schadelijke weg wordt gevonden, opdat wij mo
gen wandelen naar het woord van Christus, die
gezegd heeft„Laat uw licht alzoo schijnen
voor de menschen, dat zij uwe goede werken
mogen zien, en uwen Vader, die in de hemelen
is, verheerlijken."
Hierom roept de classis, de kerken op om
Zondag 29 November te bestemmen tot een
Boete- en Bededag.
Het is de bedoeling van de classis, dat dien
dag, én in de morgen- èn in de middag- of
avondgodsdienstoefening, in bijzondere prediking
de nooden van onzen tijd worden gedacht, om
deze daarna in bijzondere smeeking voor den
Heere neer te leggen.
Voorts vertrouwt de classis, dat alle leden
van onze kerken, in hun persoonlijk- en gezins
leven, dezen dag bijzonder zullen heiligen tot
den dienst des Heeren. Laten wij en onze kin
deren ons onthouden van alles wat het karakter
van dien dag zou kunnen schaden.
De classis verheugt zich er in, dat ook andere
kerken in ons vaderland den 29sten November
zullen bestemmen tot een dag van gebed en
verootmoediging. Dat ons gansche Christenvolk
zich vereenige, als een waterstroom, in het ge
bed en zich verootmoedige voor den Heere onzen
God!
De Heere, de Almachtige, geve ons allen den
Geest der genade en der gebeden
Een krachtig gebed des rechtvaardigen ver
mag veel.
en
JUBILEUM VAN Ds. F. STAAL.
Nu Ds. F. Staal van Colijnsplaat Zondag 29
November a.s. zijn veertigjarig ambtsjubileum
hoopt te vieren, willen we hem daarmee in onze
Kerkbode hartelijk gelukwenschen.
Van die veertig dienstjaren heeft hij er dan
meer dan zes-en-dertig in Zeeland doorgebracht.
Op 30 Juni 1895 deed Ds. Staal intree in de
Geref. Kerken van Colijnsplaat en al die jaren
is hij aan die kerk trouw gebleven.
Echter niet alleen dat feit op zichzelf, dat de
jubilaris zoo langen tijd in de provincie arbeid
de, geeft ons reden om onze blijdschap over
dat jubileum uit te spreken, maar de wijze,
waarop Ds. Staal al die jaren onder ons heeft
verkeerd en gearbeid. Daardoor heeft hij zich
in de Zeeuwsche Geref. Kerken groote achting
verworven en is hij ook onder de collega's een
geziene figuur en hebben allen voor hem groote
sympathie.
Van dat eerste getuigt wel, dat hij sinds jaar
en dag op de Particuliere Synode verschijnt als
afgevaardigde van de classis Zierikzee en dat
door die Synode hem menig deputaatschap: voor
art. 11 en 19 en 49 K.O., benevens dat voor
de Zending, werd opgedragen.
Het tweede blijkt hieruit, dat hij, toen Ds.
van der Veen, door vertrek buiten de provin
cie, ophield praeses van de Geref. Zeeuwsche
predikantenconferentie te zijn, bij acclamatie tot
praeses gekozen werd.
Wanneer iemand zou vragen, hoe dat alles
te verklaren is, dan zouden we willen zeggen,
dat is zoo omdat Ds. Staal sympathie wekt door
zijn vriendelijkheid en bescheidenheid en achting
afdwingt door zijn harmonische persoonlijkheid.
Daar is bij hem in geen enkel opzicht een schrij
nende tegenstelling tusschen zijn woord en zijn
optreden. En wanneer dan zijn woord getuigt
van rijpe kennis en helder inzicht, dan moet dat
grooten invloed hebben. Heftigheid is bij dezen
uiterlijk altijd kalmen collega schier ondenkbaar,
maar wie hem van nabij kent, weet dat hij toch
warm is van gemoed en met warmte kan plei
ten voor wat hij noodig acht in het belang van
Gods Koninkrijk, met name door den arbeid der
Zending.
Een veertigjarig jubileum heeft echter ook al
tijd iets weemoedigs. Dan komt het einde van
de loopbaan in 't gezicht. Dan nog den wensch
uit te spreken, dat de jubilaris nog vele jaren
voor den ambtelijken dienst moge gespaard wor
den, is niet wel mogelijk. Maar we willen hier
wel gaarne uitspreken, dat we hem toewenschen
nog vele gezegende jaren te mogen beleven in
de gunst des Heeren om met de zijnen te ver
kondigen de goedertierenheden Gods, en dat
wij hem wanneer hij zou besluiten straks zijn
ambtelijk werk neer te leggen zeer zullen
missen.
WEER TERUG NAAR EGYPTE.
Wanneer in de profetien van Hosea gezegd
wordt, dat Efraim zal wederkeeren naar Egypte
(Hosea 9:3), wordt daarmee een heel zware
bedreiging uitgesproken.
Dan wordt daarmee niet bedoeld, dat het
volk naar het land Egypte zou gevoerd worden.
De Israëlieten uit het tien-stammenrijk zijn naar
Assyrië gebracht. Maar dan wordt met de woor
den „terug naar Egypte" de ellende, die over
het volk zou komen getypeerd.
En daarbij is dan vooral aan drieërlei te
denken.
Allereerst daaraan dat Israël in Egypte niet
woonde als een vrij volk in een vrij land dan
dat het daar niet had een eigen eeredienst een
openbaren dienst van zijn God en eindelijk,
dat het daar miste de vreugde van den kinder
zegen.
Immers in Egypte miste Israël de vrijheid
was het een slavenvolk. Als een vrij volk een
volkje kwam het in Egypte om te wonen
in het vrije Gosen. Maar na eenigen tijd ging
die vrijheid voor Israël teloor. Straks stond er
een Farao op, die Jozef niet gekend had, die
niet om Jozefs wille achting en liefde koesterde
voor Israël en die het ging behandelen als een
slavenvolk en het bracht in harde dienstbaarheid.
Toen moest Israël steenen bakken voor Farao
en werd het voortgedreven door den zweep des
drijvers.
In Egypte had Israël ook niet een eigen eere
dienst. Het was een volk, onderscheiden van
het Egyptische. Het diende niet de goden der
Egyptenaren. Het kon niet en mocht niet met
de Egyptenaren opgaan naar de heidensche tem
pels. Maar een eigen eeredienst had het niet.
Dat Israël een anderen God diende, den leven
den God diende, kwam zoo niet uit, want het
had geen eigen tempel met een eigen altaar.
Het genoot dan ook niet de vertroosting die
door zulk een dienst kon genoten worden.
En miste Israël in Egypte zoo een zelfstandig,
vrij volksbestaan en een eigen eeredienst het
miste daar ook de vreugde van den kinderzegen.
De kinderzegen was groot in Israël. Vervuld
werd de belofte, dat Abrahams en Jacobs zaad
zou uitbreken in menigte. Maar de vreugde werd
niet grooter bij het vermeerderen van het kin
dertal. De vrouw kon zich maar moeilijk geluk
kig achten in haar vruchtbaarheid. Farao gaf
immers, uit vrees voor de groeiende macht des
volks, het bevel dat alle jongetjes moesten wor
den gedood. Wat een bange zorg dan, wanneer
een vrouw in Israël zwanger werd Wat een
hartverscheurend leed, als zij een jongetje ge
baard had en dat kind ten doode gewijd was.
Het geschrei van Israël klom op tot den Heere.
De bedreiging, waarmee Efraïm bedreigd
werd, wanneer werd gezegd, dat het naar Egyp
te zou weerkeeren, was dus wel een heel zware
bedreiging. Dat hield in, dat Israël weer zijn
vrijheid zou verliezen geen openbaren eere
dienst zou hebben en geen vreugde kennen over
den kinderzegen.
En dat groote kwaad zou dan over Efraïm
komen, wanneer het volhardde in zijn zonde van
Godverzaking en in zijn ongerechtigheden.
Kanaan, het land der vrijheid, het land waarin
Jeruzalem lag en zijn tempel, het vruchtbare
land, waar plaats was voor vele kinderen, was
voor het volk Israël. Maar wanneer Israël geen
Israël wilde zijn, zich niet wilde bewaren in zijn
heilige afzondering, om temidden der volkeren
den levenden God te dienen, dan kon het ook
niet blijven wonen in het land, dat voor Israël
bestemd was, dan moest het terug naar Egypte.
Aan dat dreigwoord van de profetie „terug
naar Egypte" moeten deze dagen doen denken.