KERKNIEUWS* FEUILLETON* Hun verder gedrag echter leidde tot afzetting. Ds. Anthony Brummelkamp, predikant te Hat- tem werd 7 October 1835 door het Provinciaal bestuur, zonder vooraf geschorst te zijn, afgezet. Ds. J. van Rhee van Veen en Ds. G. T. Ge- zelle Meerburg van Almkerk deelden 24 October 1835 in hetzelfde lot, terwijl Ds. S. van Velzen, predikant te Drogeham 11 December 1835 werd geschorst, waarop hij antwoordde met zijn af scheiding. Naast deze predikanten moeten genoemd wor den de predikanten T. F. de Haan te Ee, H. J. Budding te Biggekerke en L. G. C. Ledeboer te Benthuizen. De twee laatstgenoemden, hoewel eerst zoekend de gemeenschap der Afgeschei denen, namen later een afzonderlijk standpunt in. Hoe groot de vijandschap was tegen de Ge reformeerde leer, blijkt zoo duidelijk uit de bej handeling van A. C. van Raalte, candidaat in de theologie. Jonge menschen, waarvan men maar eenigszins vermoedde, in contact te staan met de afgezette leeraren en scheurmakers, moest men natuurlijk zooveel mogelijk bemoeilijken, om de kerk voor zulke drijvers te vrijwaren. Van Raalte was verdacht en daarom deed men bij hem, wat men anders nooit gewoon was, hoewel hij een goed proponents examen had afgelegd, een onderzoek naar de kennis der re glementen. Hij kende ze niet, waarop de afwij zing volgde een leeraar moest de reglementen kennen. Ten tweede male bereidde candidaat Van Raalte zich nu op het examen voor, maar bij de bestudeering van de reglementen, kwam hij tot de overtuiging, dat deze in strijd waren met Gods Woord, zoodat hij, weer geëxami neerd, op de vraag, of hij de reglementen wilde gehoorzamen, antwoordde, dit niet te kunnen doen. Men wees hem wederom af, waarom omdat men hem niet wilde. Van Raalte is later de voorman der Afgescheidenen geworden in Amerika. De trouwe belijders van Christus' Ko ningschap in de kerk en de handhavers der be lijdenis werden uitgeworpen. Mocht bij den een op den voorgrond staan de strijd tegen de val- sche leer, bij den ander tegen de onwettige Kerkregeering, allen onderschreven artikel 29 der belijdenis, waarin de Hervormde Kerk werd geoordeeldAangaande de valsche kerk, die schrijft zich en hare ordonnantiën meer macht en autoriteit toe dan het Woord Gods en wil zich aan het juk van Christus niet onderwerpen zij bedient de sacramenten niet, gelijk Christus in Zijn Woord verordent heeft, maar zij doet daar af en toe, gelijk het haar goeddunktzij grondt zich meer op de menschen, dan op Chris tus, zij vervolgt degenen, die heiliglijk leven naar den Woorde Gods en die haar bestraffen van hare gebreken, gierigheid en afgoderijen. Wat de mannen der afscheiding hebben ge daan, werd natuurlijk veroordeeld, bezwaren te over werden er tegen ingebracht en als men verslagen van vergaderingen uit onze dagen na gaat, denk slechts aan het optreden van vele confessioneele predikanten, dan ligt het woord separatisme in den mond bestorven. Hoe verachtelijk klinkt telkens dat woord „gescheide- nen", zelfs op het politiek terrein moest men het over brengen. De geschiedenis niet kennend, is het voortdurend refrein zij zijn er uitgeloopen. Hiertegen zij opgemerkt, dat het beginsel van de Cock, noch separatistisch noch sectarisch was Hij wil terugkeer, zoowel voor land als volk, tot den waarachtigen dienst des Heeren, vereeniging der ware Gereformeerde lidmaten, en alleen dan gemeenschap met de Hervormde Kerk, als deze terugkeert tot de handhaving der belijdenis. Het woord moest het eenige richt snoer zijn en Christus, de Koning temidden zijner gemeente. Terecht schrijft dan ook Prof. Dr. H. Bouwman in zijn „De afscheiding te Ulrum", „dat de afscheiding een zuivere en juiste methode was. De kerkeraad te Ulrum scheidde zich eerst af en daarna de gemeente en al moge kerkrech telijk over de verdere leiding der reformatie nog niet nagedacht zijn, het blijft een onverganke lijke eere voor de kerken der scheiding, dat zij de kennis der Gereformeerde theologie zuiver hebben bewaard, en dat zij een toevluchtsoord geworden is voor de zielen, die dorstten naar de wateren des levens ENKELE REISINDRUKKEN. VI. Niet lang konden wij bij onzen gastheer en gastvrouw vertoeven, omdat wij dienzelfden avond waren uitgenoodigd ten huize van bis schop Dr. Geza Antal. De Hongaarsche kerk bezit bisschoppen het bisschoppelijk stelsel is echter geheel iets anders dan in de Roomsche kerk. De predikanten worden gekozen door de een landelijke organisatie komen, opdat er een band zij. En zoo kwamen tot stand de Vereeni ging van Christelijk Nationaal Schoolonderwijs en die van Gereformeerd Schoolonderwijs. „En toen, mijne vrienden", vervolgde de spre ker, „begon de strijd eerst recht. De voorstan ders der openbare school waren zeer ingenomen gemeente en aan den bisschop is het administra- tieve gedeelte van een aantal kerken in een be- 5 paald ressort opgedragen wij zouden kunnen zeggen, dat hij kerkvisitator is met uitgebreide volmachten en als zoodanig kan hij veel invloed uitoefenen. Daarom is het van zulk een groote beteekenis, welke richting de bisschop is toege daan. De richtingenstrijd is ook in de Hongaar sche kerk bekend en ook daar heeft het moder nisme zeer vele verwoestingen aangericht. De bisschop van Papa mag een zeer gematigd man zijn, de Gereformeerde gedachte is hij niet toe gedaan. In de hoofdstraat van Papa, Jokai-Ut genaamd, staat het bisschoppelijk paleis. Enkele vrienden hebben gezorgd voor deze schitterende woning. Papa zelf is een plaats van ongeveer 20.000 in woners. Eenheid in bouw is er niet te vinden en zoodra men buiten den kom der gemeente komt, vindt men zand en kleiwegen, welke in den winter bijna onbegaanbaar zijn. Dat deze plaats zoo bekend is, is niet tengevolge van. het wonen van den bisschop, want dit dateert pas na den wereldoorlog, maar omdat de Hervor ming hier zoo spoedig doordrong en in 1531 een Theologische School werd opgericht. Papa is een echte scholenstad, zoowel van Protestantsche als Roomsche zijde. De Roomschen mogen ver reweg in de meerderheid zijn, alles herinnert er aan, dat het Protestantisme hier een rijk verleden heeft en in het heden nog een rijke toekomst ver borgen is. Hoeveel jonge menschen bezochten hier het gymnasium niet, waarvan velen later zich lieten inschrijven aan de Theologische School. De groote schoolgebouwen toonen ons, wat het kerkelijk leven in Hongarije vermocht en het was in Gods zorgende trouw, dat Hij in Honga- rije's nood vermogende buitenlanders liet zorgen voor de instandhouding van deze stichtingen. Na een korte bezichtiging van Papa, waarbij onze gastheer ons allerlei inlichtingen gaf, hij was zelf een leerling van het gymnasium ge weest, om later zijn studiën in Budapest, Wee- nen en Berlijn te voltooien, gingen wij naar het huis van den bisschop. Allerhartelijkst werden wij daar ontvangen Dr. Antal spreekt vloeiend onze taal, hij studeerde in Nederland en huwde met een dochter van Professor Opzoomer uit Utrecht, waardoor de band met Nederland zeer hecht bleef. Allerlei nationaliteiten waren ver tegenwoordigd, met het oog op het jubileum van Papa's Hoogeschool. Voordat men aan tafel ging, werden wij verzocht naar het balcon te gaan, waarvandaan wij 'n groot gedeelte van de bevol king zagen, die den bisschop en de buitenlanders een ovatie wenschten te brengen. Allerlei liederen werden gezongen en gespeeld, natuurlijk ontbrak het volkslied niet. Dat wij goed verzorgd werden, behoef ik niet mee te deelen, dat spreekt in Hon garije vanzelf, want Holland staat daar boven aan. Met het oog op de volgende dagen, scheidde men bijtijds, zoodat wij van de rust konden ge nieten. Reeds vroeg zaten wij Zondagmorgen 5 Sep tember in de kerk. De kerk is niet groot, dat ons teekende, dat het meeleven in Papa niet groot was. Nu waren natuurlijk alle plaatsen bezet. Professoren, leeraren, genoodigden en een gedeelte der burgerij. Een der predikanten hield een predikatie en na deze preek had de ordening plaats van 28 jonge predikanten. Wij kennen zulk een plechtigheid niet, wijl deze bij ons plaats heeft in de gemeente, maar indruk wekkend was het zeer zeker. Ook nu hoorde men treurpsalmen en het nationale volkslied. Men kon uit alles opmaken, dat het gesproken woord er bij de menschen inging hij, die het Woord bracht, was een uitmuntend spreker. 's Middags was er geen kerk. Op vele plaat sen slechts eenmaal gelegenheid om op te gaan, ook dit getuigt niet van vooruitgang, al deelde men ons mede, dat de opkomst langzamerhand grooter werd. Na den middag, na eerst ten huize van Pro fessor Pongracz, den rector der Hoogeschool gegeten te hebben, had een vergadering van Theologen plaats in de kerk. Vele toespraken werden gehouden. De vertegenwoordigers brach ten de gelukwenschen hunner kerken over ook 2 Nederlanders, Professor Bouwman namens de Gereformeerde Kerken, en Professor Aalders uit Groningen namens de Hervormde Kerk. De rede van eerstgenoemde werd in extenso afgedrukt in de „Bazuin" en wat mij trof van Prof. Aalders, was de openhartigheid, waarmee hij sprak over de toestanden in zijn kerk. Open lijk zeide hij, dat de Nederl. Hervormde Kerk theoretisch de belijdenis aanvaardt, maar dat er practisch leervrijheid is. met de wet van 1857. Maar toen zij zagen, dat tengevolge van die wet er zoo'n groot getal Christelijke scholen kwam, sloeg hen de schrik om het hart. Er kwam een schrikkelijke haat tot openbaring. Men schreeuwde, dat de volksschool in gevaar was dat de school, waaraan de natie gehecht was, zooals men zeide, ten ondergang was gedoemd, als er niet een einde kwam aan het bouwen van Christelijke scholen, die jaar op jaar vermeerderden. Men wist slechts één middel, om dien ondergang te voorkomen de schoolwet moest zóó veranderd worden, dat de Christelijke scholen de concurrentie niet konden volhouden en zij ten gronde zouden gaan. De minderheden moesten dan maar onderdrukt worden. En zoo hebben wij dan het jaar 1878 gekregen, het jaar, dat ons allen nog versch in het geheugen ligt." In teekenende woorden bracht dominé Peters- ma het streven van Minister Kappeyne in her innering, die kwam met een wet, welke bedoelde, het Christelijk onderwijs den nekslag te geven. „Het spreekt vanzelf, dat onze mannen, ziende het groote gevaar dat dreigde, niet stilzaten. De drie voormannen, Kuyper, De Savornin Lohman en De Geer van Jutphaas, staken de hoofden bij elkaar en de voorbereiding van het groote volks petitionnement van 1878 begon. In den breede behoef ik daarover niet uit te wijden, nietwaar? Wij allen weten er genoeg van. Het is nu drie jaar geleden. Het was een mooie tijd, vrienden. Alle onderlinge geschilpunten waren vergeten. Als één man kwam men op voor de School met den Bijbel, die belaagd werd door de vijanden, de haters van onzen God. Het volkspetitionne ment ging het land door. In alle steden en dor- Natuurlijk werden deze toespraken vertaald in het Hongaarsch Dr. Antal en Ds. Galambos traden als vertalers op. Zulk een bijeenkomst opent meer onze oogen voor het internationale der kerk, want zoo makkelijk zijn wij geneigd bij eigen land te blijven staan. Middelburg. SCHEELE. OPEN BRIEF AAN Ds. D. SCHEELE. Beste Vriend en Collega, Nu de dagen vol spanning voor U en onze gemeente voorbij zijn, kan ik niet nalaten in dezen vorm mijn blijdschap uit te spreken met Uw beslissing inzake het beroep naar de kerk van Scheveningen. Ik zou dit althans op deze plaats niet doen, ware ik er niet ten volle van overtuigd dat mijn persoonlijke blijdschap nog maar zeer ten deele vertolkt de groote vreugde die er in Middelburg over Uw bedanken heerscht. Ja, ik meen te mo gen zeggen dat heel onze provincie dankbaar gestemd is, nu gij vooralsnog voor onze Zeeuw- sche Kerken behouden blijft. Uw arbeid en Uw persoonlijk optreden deed U in ons midden een zeer gewaardeerde plaats innemen. Wij weten dat de beslissing U moeilijk viel. Wij weten ook dat inzonderheid de hechte band aan Middelburg's Kerk veel invloed op Uw besluit heeft uitgeoefend. Er is dankbaarheid in ons hart, dat gij Uw werk hier nog wilt blijven voortzetten. Wij arbeiden hier samen in zulk een goede harmonie. En daarom „De Heere heeft groote dingen bij ons gedaan, dies zijn wij verblijd." De Heere stelle U bij den voortduur tot rijken zegen in Middelburg en Zeeland. Moge de Kerk van Scheveningen na deze teleurstelling spoedig kunnen voorzien in haar vijfde predikantsplaats. Met amicale groeten, Uw Vriend, RINGNALDA. DE VRIJE UNIVERSITEIT VOLKSZAAK. In 1903 heeft Prof. Dr. A. E. J. Holwerda, hoogleeraar te Leiden, onder den titel „Bijzon dere Professoren", een boekje uitgegeven waarin hij „ongevraagd advies" geeft over de denk beelden der regeeringspartij over het hooger onderwijs, mede ook in verband met zijn ver wachting dat een ontwerp tot wetswijziging wel niet zoo heel lang op zich zou laten wachten. Zijn betoog was niet bepaald bedoeld als een aanbeveling voor de Vrije Universiteit. Integen deel. Maar toch blijkt dat deze hooggeleerde althans heeft begrepen waar het de voorstanders om ging. 'Als hij schrijft over de Vrije Universiteit stelt hij voorop dat deze stichting zijn sympathie niet heeft. Maar dan ziende op de oprichting als op een bewuste daad van het Calvinistische Volksdeel, vervolgt Prof. Holwerda „En toch word ik trotsch op mijn volk, als ik die lange lijst zie van bijdragen uit waarlijk lang niet al- tijd gevulde beurzen. Men verstaat niets van het karakter van den Nederlandschen Calvinist, als men denkt, dat hij, slaafs gehoorzaam, zon der juist te weten waarvoor, zijn penningske offert. Hij moge al de regeling van de details volgaarne aan de lieden die van zulke zaken verstand hebben, overlaten waren alle Ne derlanders maar zoo wijsde beteekenis van het beginsel is hij zich volkomen bewust. De meening dat hij het doet om in den hemel te komen, is óf een domheid óf een flauwiteit. Die lange lijst van bijdragen zijn een onwrikbaar ge tuigenis van hetgeen de Nederlandsche burger man offeren wil voor een hoog ideaal. Als eens bij ons de wetenschap in gevaar komt, zullen wij ook eens gaan collecteeren, niet bij den bur german, maar bij de gegoeden, de rijken, de mil- lionairs, en wij zullen eens zien wat het op brengt." Al zal waarschijnlijk menigeen betreuren dat die rondgang bij de gegoeden niet is gehouden, zoodat ook niet daaruit heeft kunnen blijken hoezeer de natie aan de Openbare Hoogescholen gehecht is, toch kunnen we dankbaar er nota van nemen dat ook Prof. Holwerda de Vrije Universiteit als volkszaak heeft gezien en ge waardeerd. Inderdaad is deze school der Wetenschap alleen in het leven geroepen door de kracht van het beginsel, waardoor het volk des Heeren pen werd geteekend. In Westwoud was wel geen organisatie, maar het is mij bekend, dat er hier in deze kerk wel zitten, die met een biddend hart hun naam hebben geschreven onder het verzoekschrift aan den Koning. Van den inhoud van dat verzoekschrift wil ik iets zeggen." Dominé Petersma hield even op met spreken en zag de kerk rond. Daar zaten de leden der gemeente, alle eenvoudige menschen met handen, vereeld van het werken. Daar zaten zij. Zij waren allen gekomen, alsof het Zondag was. En tóch was het een avond midden in de week. Maar op den eersten oproep waren zij allen gekomen, mannen en vrouwen. Er zou over een Christelijke school gesproken worden. En dan moesten zij er bij zijn. Want allen voelden er moest een School met den Bijbel komen. Maar zij wisten niet hoe. En zij luisterden vol aan dacht naar dominé Petersma, die in klare woor den de historie verhaalde. Met klimmende belangstelling hoorde Tjaard Evenhuis van dien strijd. Hij wist er veel van, want hij had de bladen gevolgd. Maar toen was hij eenzijdig voorgelicht en had hij nog geen oog gehad voor de werkelijkheid. Nu de Heere hem in het hart had getroffen, was hij anders gaan zien en het was met volle instemming, dat hij luisterde naar het betoog van den predikant, die opmerkte, dat in het verzoekschrift aan den Koning er op gewezen werd, dat de vaders moesten spreken, omdat het heilig belang van hun kroost werd bedreigd. „In dat droeve geval verkeerden wij nu drie jaar geleden", zeide dominé Petersma. „Waar om? Laat ik een stukje yan het verzoekschrift werd gedreven. Het geloof heeft wel gezien de bezwaren maar het is er niet voor geweken. Die geloofskracht is nu niet minder noodig dan in 1880 of 1905, omdat de Vrije Universiteit niet minder noodig is dan toen, en de bezwaren, vooral de financiëele bezwaren, niet kleiner zijn dan toen. Alleen als de belijders van de Gereformeerde beginselen zich verantwoordelijk stellen voor de instandhouding en groei van de Vrije Universi teit, zal zij kunnen worden wat zij reeds lang had moeten zijn. B. FABER. TWEETAL TE StadskanaalC. W. Keur te Oudewater. A. B. W. M. Kok te Zaamslag. BEROEPEN TE Beetgum E. I. F. Nawijn te Geesteren-Gelselaar Voorthuizen J. H. Jager te Jutrijp-Hommerts. AANGENOMEN NAAR Zalk (O.): Cand. J. J. Verleur te Amsterdam. Gees (Dr.): Cand. J. ten Hove te Zalk (O.). Marum (Gr.): S. van Wouwe te Arum (Fr.). Bellingwolde-Nieuweschans Cand. D. K. Wielenga te Franeker. BEDANKT VOOR Scheveningen D. Scheele te Middelburg. Meppel (vac.-B. Hagenaar): L. Oranje Czn. te Laren (N.-H.). Pijnacker-Nootdorp en Giessen-Rijswijk (N.-B.j: Cand. J. ten Hove te Zalk (O.). DedemsvaartJ. H. Meuleman te Den Ham (O.) Boete- en Bededag. De Classis Den Haag van de Geref. Kerken in Nederland roept de Geref. Kerken in ons vaderland, in de koloniën en in het Graafschap Bentheim van O. Friesland op om op Zondag 29 November een boete- en bededag te houden in verband met den ernstigen nood der tijden, ten einde op dien dag, zoowel in de morgen als in de middag- of avondgodsdienstoefening in een bijzondere predikatie en met bijzondere smeeking dezen nood der tijden te gedenken en voor het aangezicht des Heeren neder te leggen. De heer O. Bouwman van Kampen, Cand. aan de Theol. School te Kampen en beroepen predikant bij de Geref. Kerk te Zaltbommel, is door de classis Tiel peremptoir geëxamineerd en toegelaten tot den dienst des Woords en der Sacramenten. Bevestiging en intrede is voorloo- pig vastgesteld op 13 Dec. a.s. Als bevestiger zal optreden zijn vader Prof. Dr. H. Bouwman te Kampen. Men meldt ons, dat Deputaten van de Generale Synode der Geref. Kerken, te Arnhem gehouden, en bestaande uit Ds. W. Breuke laar te Santpoort, Ds. H. Meijering te Katwijk a. d. Rijn en ouderling K. Glastra van Loon te Kollum, benoemd ter oplossing van de moeilijkheden in de Geref. Kerk van De Leek, een uitvoerig onderzoek hebben ingesteld, hun conclusies naar aanleiding daarvan hebben be kend gemaakt en dat deze conclusies in de Kerk van De Leek zijn voorgelezen. Zij, die buiten het Kerkelijk leven waren gaan staan, werden veroordeeld als „kerkelijke muiters". Er werd een termijn gesteld, binnen welken zij nog tot de kerk konden terugkeeren, doch toen deze verstreken was, is een 70-tal personen van de Geref. Kerk losgemaakt. Zij vormen de „Do- leerende Kerk" van De Leek. Voorts deelt men ons nog mede, dat Ds. W. Meindertsma, predikant der Geref. Kerk van De Leek, voornemens is volgend jaar emeritaat te vragen. A. R. Ds. H. v. Heijst van Waardhuizen nam Zondag wegens vertrek naar Nieuw-Lekkerland afscheid van de Geref. Kerk te Waardhuizen, met een preek over Judas 20 en 21, Judas' op wekking tot de geloovigen zichzelven te bewa ren in de liefde Gods, waarbij hij naging het wezen, de wijze en de uitkomst van die zelf- bewaring. Ds. J. C. Balhuizen, em.-pred. van de Geref. Kerk te Sexbierum, thans wonende te Buitenpost, zal 20 November a.s. den dag kun nen herdenken, waarop hij voor 50 jaren zijn ambtelijke loopbaan aanving. Ds. Balhuizen werd geboren 28 Maart 1854 en ontving zijn opleiding aan de Theol. School te Kampen, waar hij 9 Nov. 1881 zijn studie beëindigde. Den u mogen voorlezen. Aan den Koning dan werd geschreven „Nu straks het vierde eener eeuw hebben we met klimmende belangstelling, maar ook, waar toe het verheeld met klimmende bezorgdheid, den strijd gade geslagen, die èn in den boezem der natie, 'n in onze Staten-Generaal èn tot in den raad Uwer ministers over onze volksschool gevoerd is. Koesterden velen onzer daarbij nog lange ja ren de hoop, dat de schoolwet, waaronder wij sinds 1857 leven, op de proef minder bedenke lijk zou blijken, thans, na een beslissende er varing van straks twintig jaar, zou het nóg vast houden aan die hoop, plichtsverzaking jegens onze kinderen en schier de zelfmisleiding der on- noozelen zijn. Neen, er valt, helaas, niet meer aan te twijfe len, of, droever zelfs dan we duchtten, gunt reeds de nu bestaande schoolinrichting slechts als privelege aan rijker ouders, wat in Uw ge zegend land, o Koning, immers het recht ook van den armste Uwer onderdanen behoorde te zijn, om namelijk zijn kinderen, desverlangd, een plaats te kunnen verzekeren op de school met den Bijbel. Thans is zulk een „School met den Bijbel" in letterlijken zin, óf een weelde, die alleen de met goederen bedeelden zich voor hun kroost ver oorloven kunnen, óf wel een aalmoes, aan be hoeftige kinderen door anderer milddadigheid verstrekt. (Wordt .vervolgd) DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD (HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880) DOOR H. KINGMANS. LXIV. Evenwel was de teleurstelling ontzettend groot. Want de wet van 1857 gaf niet de Chris telijke volksschool. Zij voerde integendeel op de openbare school de neutraliteit in. Alleen bleef bestaan de bepaling, dat zij moest opleiden tot alle christelijke en maatschappelijke deugden. Nu, wij weten zoo langzamerhand wel, wat dat beteekent. De openbare school neutraal, dat wil zeggen, dat van den Christus der Schriften niet meer mocht worden gerept, want dat zou an dersdenkende ouders kunnen stooten." Vervolgens wees de spreker, die een zeer aan dachtig gehoor had, er op, dat de teleurstellende wet van Minister Van der Brugghen toch deze lichtzijde had, dat zij volkomen vrijheid gaf, om Christelijke scholen te bouwen, die er dan ook vele kwamen, zóóveel, dat men besefte er moet

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 2