KERKNIEUWS*
FEUILLETON*
Hun verder gedrag echter leidde tot afzetting.
Ds. Anthony Brummelkamp, predikant te Hat-
tem werd 7 October 1835 door het Provinciaal
bestuur, zonder vooraf geschorst te zijn, afgezet.
Ds. J. van Rhee van Veen en Ds. G. T. Ge-
zelle Meerburg van Almkerk deelden 24 October
1835 in hetzelfde lot, terwijl Ds. S. van Velzen,
predikant te Drogeham 11 December 1835 werd
geschorst, waarop hij antwoordde met zijn af
scheiding.
Naast deze predikanten moeten genoemd wor
den de predikanten T. F. de Haan te Ee, H. J.
Budding te Biggekerke en L. G. C. Ledeboer
te Benthuizen. De twee laatstgenoemden, hoewel
eerst zoekend de gemeenschap der Afgeschei
denen, namen later een afzonderlijk standpunt
in. Hoe groot de vijandschap was tegen de Ge
reformeerde leer, blijkt zoo duidelijk uit de bej
handeling van A. C. van Raalte, candidaat in
de theologie. Jonge menschen, waarvan men
maar eenigszins vermoedde, in contact te staan
met de afgezette leeraren en scheurmakers, moest
men natuurlijk zooveel mogelijk bemoeilijken,
om de kerk voor zulke drijvers te vrijwaren.
Van Raalte was verdacht en daarom deed men
bij hem, wat men anders nooit gewoon was,
hoewel hij een goed proponents examen had
afgelegd, een onderzoek naar de kennis der re
glementen. Hij kende ze niet, waarop de afwij
zing volgde een leeraar moest de reglementen
kennen. Ten tweede male bereidde candidaat
Van Raalte zich nu op het examen voor, maar
bij de bestudeering van de reglementen, kwam
hij tot de overtuiging, dat deze in strijd waren
met Gods Woord, zoodat hij, weer geëxami
neerd, op de vraag, of hij de reglementen wilde
gehoorzamen, antwoordde, dit niet te kunnen
doen. Men wees hem wederom af, waarom
omdat men hem niet wilde. Van Raalte is later
de voorman der Afgescheidenen geworden in
Amerika. De trouwe belijders van Christus' Ko
ningschap in de kerk en de handhavers der be
lijdenis werden uitgeworpen. Mocht bij den een
op den voorgrond staan de strijd tegen de val-
sche leer, bij den ander tegen de onwettige
Kerkregeering, allen onderschreven artikel 29
der belijdenis, waarin de Hervormde Kerk werd
geoordeeldAangaande de valsche kerk, die
schrijft zich en hare ordonnantiën meer macht
en autoriteit toe dan het Woord Gods en wil
zich aan het juk van Christus niet onderwerpen
zij bedient de sacramenten niet, gelijk Christus
in Zijn Woord verordent heeft, maar zij doet
daar af en toe, gelijk het haar goeddunktzij
grondt zich meer op de menschen, dan op Chris
tus, zij vervolgt degenen, die heiliglijk leven naar
den Woorde Gods en die haar bestraffen van
hare gebreken, gierigheid en afgoderijen.
Wat de mannen der afscheiding hebben ge
daan, werd natuurlijk veroordeeld, bezwaren te
over werden er tegen ingebracht en als men
verslagen van vergaderingen uit onze dagen na
gaat, denk slechts aan het optreden van
vele confessioneele predikanten, dan ligt het
woord separatisme in den mond bestorven. Hoe
verachtelijk klinkt telkens dat woord „gescheide-
nen", zelfs op het politiek terrein moest men het
over brengen. De geschiedenis niet kennend, is
het voortdurend refrein zij zijn er uitgeloopen.
Hiertegen zij opgemerkt, dat het beginsel van
de Cock, noch separatistisch noch sectarisch
was Hij wil terugkeer, zoowel voor land als
volk, tot den waarachtigen dienst des Heeren,
vereeniging der ware Gereformeerde lidmaten,
en alleen dan gemeenschap met de Hervormde
Kerk, als deze terugkeert tot de handhaving der
belijdenis. Het woord moest het eenige richt
snoer zijn en Christus, de Koning temidden zijner
gemeente. Terecht schrijft dan ook Prof. Dr.
H. Bouwman in zijn „De afscheiding te Ulrum",
„dat de afscheiding een zuivere en juiste methode
was. De kerkeraad te Ulrum scheidde zich eerst
af en daarna de gemeente en al moge kerkrech
telijk over de verdere leiding der reformatie nog
niet nagedacht zijn, het blijft een onverganke
lijke eere voor de kerken der scheiding, dat zij
de kennis der Gereformeerde theologie zuiver
hebben bewaard, en dat zij een toevluchtsoord
geworden is voor de zielen, die dorstten naar
de wateren des levens
ENKELE REISINDRUKKEN.
VI.
Niet lang konden wij bij onzen gastheer en
gastvrouw vertoeven, omdat wij dienzelfden
avond waren uitgenoodigd ten huize van bis
schop Dr. Geza Antal. De Hongaarsche kerk
bezit bisschoppen het bisschoppelijk stelsel is
echter geheel iets anders dan in de Roomsche
kerk. De predikanten worden gekozen door de
een landelijke organisatie komen, opdat er een
band zij. En zoo kwamen tot stand de Vereeni
ging van Christelijk Nationaal Schoolonderwijs
en die van Gereformeerd Schoolonderwijs.
„En toen, mijne vrienden", vervolgde de spre
ker, „begon de strijd eerst recht. De voorstan
ders der openbare school waren zeer ingenomen
gemeente en aan den bisschop is het administra-
tieve gedeelte van een aantal kerken in een be-
5 paald ressort opgedragen wij zouden kunnen
zeggen, dat hij kerkvisitator is met uitgebreide
volmachten en als zoodanig kan hij veel invloed
uitoefenen. Daarom is het van zulk een groote
beteekenis, welke richting de bisschop is toege
daan. De richtingenstrijd is ook in de Hongaar
sche kerk bekend en ook daar heeft het moder
nisme zeer vele verwoestingen aangericht. De
bisschop van Papa mag een zeer gematigd man
zijn, de Gereformeerde gedachte is hij niet toe
gedaan.
In de hoofdstraat van Papa, Jokai-Ut genaamd,
staat het bisschoppelijk paleis. Enkele vrienden
hebben gezorgd voor deze schitterende woning.
Papa zelf is een plaats van ongeveer 20.000 in
woners. Eenheid in bouw is er niet te vinden
en zoodra men buiten den kom der gemeente
komt, vindt men zand en kleiwegen, welke in
den winter bijna onbegaanbaar zijn. Dat deze
plaats zoo bekend is, is niet tengevolge van. het
wonen van den bisschop, want dit dateert pas
na den wereldoorlog, maar omdat de Hervor
ming hier zoo spoedig doordrong en in 1531 een
Theologische School werd opgericht. Papa is
een echte scholenstad, zoowel van Protestantsche
als Roomsche zijde. De Roomschen mogen ver
reweg in de meerderheid zijn, alles herinnert er
aan, dat het Protestantisme hier een rijk verleden
heeft en in het heden nog een rijke toekomst ver
borgen is.
Hoeveel jonge menschen bezochten hier het
gymnasium niet, waarvan velen later zich lieten
inschrijven aan de Theologische School.
De groote schoolgebouwen toonen ons, wat
het kerkelijk leven in Hongarije vermocht en het
was in Gods zorgende trouw, dat Hij in Honga-
rije's nood vermogende buitenlanders liet zorgen
voor de instandhouding van deze stichtingen.
Na een korte bezichtiging van Papa, waarbij
onze gastheer ons allerlei inlichtingen gaf, hij
was zelf een leerling van het gymnasium ge
weest, om later zijn studiën in Budapest, Wee-
nen en Berlijn te voltooien, gingen wij naar het
huis van den bisschop. Allerhartelijkst werden
wij daar ontvangen Dr. Antal spreekt vloeiend
onze taal, hij studeerde in Nederland en huwde
met een dochter van Professor Opzoomer uit
Utrecht, waardoor de band met Nederland zeer
hecht bleef. Allerlei nationaliteiten waren ver
tegenwoordigd, met het oog op het jubileum van
Papa's Hoogeschool. Voordat men aan tafel ging,
werden wij verzocht naar het balcon te gaan,
waarvandaan wij 'n groot gedeelte van de bevol
king zagen, die den bisschop en de buitenlanders
een ovatie wenschten te brengen. Allerlei liederen
werden gezongen en gespeeld, natuurlijk ontbrak
het volkslied niet. Dat wij goed verzorgd werden,
behoef ik niet mee te deelen, dat spreekt in Hon
garije vanzelf, want Holland staat daar boven
aan. Met het oog op de volgende dagen, scheidde
men bijtijds, zoodat wij van de rust konden ge
nieten.
Reeds vroeg zaten wij Zondagmorgen 5 Sep
tember in de kerk. De kerk is niet groot, dat
ons teekende, dat het meeleven in Papa niet
groot was. Nu waren natuurlijk alle plaatsen
bezet. Professoren, leeraren, genoodigden en
een gedeelte der burgerij. Een der predikanten
hield een predikatie en na deze preek had de
ordening plaats van 28 jonge predikanten. Wij
kennen zulk een plechtigheid niet, wijl deze bij
ons plaats heeft in de gemeente, maar indruk
wekkend was het zeer zeker. Ook nu hoorde
men treurpsalmen en het nationale volkslied.
Men kon uit alles opmaken, dat het gesproken
woord er bij de menschen inging hij, die het
Woord bracht, was een uitmuntend spreker.
's Middags was er geen kerk. Op vele plaat
sen slechts eenmaal gelegenheid om op te gaan,
ook dit getuigt niet van vooruitgang, al deelde
men ons mede, dat de opkomst langzamerhand
grooter werd.
Na den middag, na eerst ten huize van Pro
fessor Pongracz, den rector der Hoogeschool
gegeten te hebben, had een vergadering van
Theologen plaats in de kerk. Vele toespraken
werden gehouden. De vertegenwoordigers brach
ten de gelukwenschen hunner kerken over ook
2 Nederlanders, Professor Bouwman namens de
Gereformeerde Kerken, en Professor Aalders
uit Groningen namens de Hervormde Kerk.
De rede van eerstgenoemde werd in extenso
afgedrukt in de „Bazuin" en wat mij trof van
Prof. Aalders, was de openhartigheid, waarmee
hij sprak over de toestanden in zijn kerk. Open
lijk zeide hij, dat de Nederl. Hervormde Kerk
theoretisch de belijdenis aanvaardt, maar dat er
practisch leervrijheid is.
met de wet van 1857. Maar toen zij zagen, dat
tengevolge van die wet er zoo'n groot getal
Christelijke scholen kwam, sloeg hen de schrik
om het hart. Er kwam een schrikkelijke haat tot
openbaring. Men schreeuwde, dat de volksschool
in gevaar was dat de school, waaraan de natie
gehecht was, zooals men zeide, ten ondergang
was gedoemd, als er niet een einde kwam aan
het bouwen van Christelijke scholen, die jaar op
jaar vermeerderden. Men wist slechts één middel,
om dien ondergang te voorkomen de schoolwet
moest zóó veranderd worden, dat de Christelijke
scholen de concurrentie niet konden volhouden
en zij ten gronde zouden gaan. De minderheden
moesten dan maar onderdrukt worden. En zoo
hebben wij dan het jaar 1878 gekregen, het jaar,
dat ons allen nog versch in het geheugen ligt."
In teekenende woorden bracht dominé Peters-
ma het streven van Minister Kappeyne in her
innering, die kwam met een wet, welke bedoelde,
het Christelijk onderwijs den nekslag te geven.
„Het spreekt vanzelf, dat onze mannen, ziende
het groote gevaar dat dreigde, niet stilzaten. De
drie voormannen, Kuyper, De Savornin Lohman
en De Geer van Jutphaas, staken de hoofden bij
elkaar en de voorbereiding van het groote volks
petitionnement van 1878 begon. In den breede
behoef ik daarover niet uit te wijden, nietwaar?
Wij allen weten er genoeg van. Het is nu drie
jaar geleden. Het was een mooie tijd, vrienden.
Alle onderlinge geschilpunten waren vergeten.
Als één man kwam men op voor de School met
den Bijbel, die belaagd werd door de vijanden,
de haters van onzen God. Het volkspetitionne
ment ging het land door. In alle steden en dor-
Natuurlijk werden deze toespraken vertaald
in het Hongaarsch Dr. Antal en Ds. Galambos
traden als vertalers op. Zulk een bijeenkomst
opent meer onze oogen voor het internationale
der kerk, want zoo makkelijk zijn wij geneigd bij
eigen land te blijven staan.
Middelburg. SCHEELE.
OPEN BRIEF
AAN
Ds. D. SCHEELE.
Beste Vriend en Collega,
Nu de dagen vol spanning voor U en onze
gemeente voorbij zijn, kan ik niet nalaten in
dezen vorm mijn blijdschap uit te spreken met
Uw beslissing inzake het beroep naar de kerk
van Scheveningen.
Ik zou dit althans op deze plaats niet doen,
ware ik er niet ten volle van overtuigd dat mijn
persoonlijke blijdschap nog maar zeer ten deele
vertolkt de groote vreugde die er in Middelburg
over Uw bedanken heerscht. Ja, ik meen te mo
gen zeggen dat heel onze provincie dankbaar
gestemd is, nu gij vooralsnog voor onze Zeeuw-
sche Kerken behouden blijft.
Uw arbeid en Uw persoonlijk optreden deed
U in ons midden een zeer gewaardeerde plaats
innemen.
Wij weten dat de beslissing U moeilijk viel.
Wij weten ook dat inzonderheid de hechte
band aan Middelburg's Kerk veel invloed op
Uw besluit heeft uitgeoefend.
Er is dankbaarheid in ons hart, dat gij Uw
werk hier nog wilt blijven voortzetten.
Wij arbeiden hier samen in zulk een goede
harmonie. En daarom „De Heere heeft groote
dingen bij ons gedaan, dies zijn wij verblijd."
De Heere stelle U bij den voortduur tot rijken
zegen in Middelburg en Zeeland.
Moge de Kerk van Scheveningen na deze
teleurstelling spoedig kunnen voorzien in haar
vijfde predikantsplaats.
Met amicale groeten,
Uw Vriend,
RINGNALDA.
DE VRIJE UNIVERSITEIT VOLKSZAAK.
In 1903 heeft Prof. Dr. A. E. J. Holwerda,
hoogleeraar te Leiden, onder den titel „Bijzon
dere Professoren", een boekje uitgegeven waarin
hij „ongevraagd advies" geeft over de denk
beelden der regeeringspartij over het hooger
onderwijs, mede ook in verband met zijn ver
wachting dat een ontwerp tot wetswijziging wel
niet zoo heel lang op zich zou laten wachten.
Zijn betoog was niet bepaald bedoeld als een
aanbeveling voor de Vrije Universiteit. Integen
deel.
Maar toch blijkt dat deze hooggeleerde althans
heeft begrepen waar het de voorstanders om
ging. 'Als hij schrijft over de Vrije Universiteit
stelt hij voorop dat deze stichting zijn sympathie
niet heeft. Maar dan ziende op de oprichting als
op een bewuste daad van het Calvinistische
Volksdeel, vervolgt Prof. Holwerda „En toch
word ik trotsch op mijn volk, als ik die lange
lijst zie van bijdragen uit waarlijk lang niet al-
tijd gevulde beurzen. Men verstaat niets van
het karakter van den Nederlandschen Calvinist,
als men denkt, dat hij, slaafs gehoorzaam, zon
der juist te weten waarvoor, zijn penningske
offert. Hij moge al de regeling van de details
volgaarne aan de lieden die van zulke zaken
verstand hebben, overlaten waren alle Ne
derlanders maar zoo wijsde beteekenis van
het beginsel is hij zich volkomen bewust. De
meening dat hij het doet om in den hemel te
komen, is óf een domheid óf een flauwiteit. Die
lange lijst van bijdragen zijn een onwrikbaar ge
tuigenis van hetgeen de Nederlandsche burger
man offeren wil voor een hoog ideaal. Als eens
bij ons de wetenschap in gevaar komt, zullen
wij ook eens gaan collecteeren, niet bij den bur
german, maar bij de gegoeden, de rijken, de mil-
lionairs, en wij zullen eens zien wat het op
brengt."
Al zal waarschijnlijk menigeen betreuren dat
die rondgang bij de gegoeden niet is gehouden,
zoodat ook niet daaruit heeft kunnen blijken
hoezeer de natie aan de Openbare Hoogescholen
gehecht is, toch kunnen we dankbaar er nota
van nemen dat ook Prof. Holwerda de Vrije
Universiteit als volkszaak heeft gezien en ge
waardeerd.
Inderdaad is deze school der Wetenschap
alleen in het leven geroepen door de kracht van
het beginsel, waardoor het volk des Heeren
pen werd geteekend. In Westwoud was wel geen
organisatie, maar het is mij bekend, dat er hier
in deze kerk wel zitten, die met een biddend
hart hun naam hebben geschreven onder het
verzoekschrift aan den Koning. Van den inhoud
van dat verzoekschrift wil ik iets zeggen."
Dominé Petersma hield even op met spreken
en zag de kerk rond. Daar zaten de leden der
gemeente, alle eenvoudige menschen met handen,
vereeld van het werken. Daar zaten zij. Zij
waren allen gekomen, alsof het Zondag was.
En tóch was het een avond midden in de week.
Maar op den eersten oproep waren zij allen
gekomen, mannen en vrouwen. Er zou over een
Christelijke school gesproken worden. En dan
moesten zij er bij zijn. Want allen voelden er
moest een School met den Bijbel komen. Maar
zij wisten niet hoe. En zij luisterden vol aan
dacht naar dominé Petersma, die in klare woor
den de historie verhaalde.
Met klimmende belangstelling hoorde Tjaard
Evenhuis van dien strijd. Hij wist er veel van,
want hij had de bladen gevolgd. Maar toen was
hij eenzijdig voorgelicht en had hij nog geen
oog gehad voor de werkelijkheid. Nu de Heere
hem in het hart had getroffen, was hij anders
gaan zien en het was met volle instemming, dat
hij luisterde naar het betoog van den predikant,
die opmerkte, dat in het verzoekschrift aan den
Koning er op gewezen werd, dat de vaders
moesten spreken, omdat het heilig belang van
hun kroost werd bedreigd.
„In dat droeve geval verkeerden wij nu drie
jaar geleden", zeide dominé Petersma. „Waar
om? Laat ik een stukje yan het verzoekschrift
werd gedreven. Het geloof heeft wel gezien de
bezwaren maar het is er niet voor geweken.
Die geloofskracht is nu niet minder noodig dan
in 1880 of 1905, omdat de Vrije Universiteit
niet minder noodig is dan toen, en de bezwaren,
vooral de financiëele bezwaren, niet kleiner
zijn dan toen.
Alleen als de belijders van de Gereformeerde
beginselen zich verantwoordelijk stellen voor de
instandhouding en groei van de Vrije Universi
teit, zal zij kunnen worden wat zij reeds lang
had moeten zijn.
B. FABER.
TWEETAL TE
StadskanaalC. W. Keur te Oudewater.
A. B. W. M. Kok te Zaamslag.
BEROEPEN TE
Beetgum E. I. F. Nawijn te Geesteren-Gelselaar
Voorthuizen J. H. Jager te Jutrijp-Hommerts.
AANGENOMEN NAAR
Zalk (O.): Cand. J. J. Verleur te Amsterdam.
Gees (Dr.): Cand. J. ten Hove te Zalk (O.).
Marum (Gr.): S. van Wouwe te Arum (Fr.).
Bellingwolde-Nieuweschans
Cand. D. K. Wielenga te Franeker.
BEDANKT VOOR
Scheveningen D. Scheele te Middelburg.
Meppel (vac.-B. Hagenaar): L. Oranje Czn.
te Laren (N.-H.).
Pijnacker-Nootdorp en Giessen-Rijswijk (N.-B.j:
Cand. J. ten Hove te Zalk (O.).
DedemsvaartJ. H. Meuleman te Den Ham (O.)
Boete- en Bededag.
De Classis Den Haag van de Geref. Kerken
in Nederland roept de Geref. Kerken in ons
vaderland, in de koloniën en in het Graafschap
Bentheim van O. Friesland op om op Zondag
29 November een boete- en bededag te houden
in verband met den ernstigen nood der tijden,
ten einde op dien dag, zoowel in de morgen
als in de middag- of avondgodsdienstoefening
in een bijzondere predikatie en met bijzondere
smeeking dezen nood der tijden te gedenken
en voor het aangezicht des Heeren neder te
leggen.
De heer O. Bouwman van Kampen, Cand.
aan de Theol. School te Kampen en beroepen
predikant bij de Geref. Kerk te Zaltbommel, is
door de classis Tiel peremptoir geëxamineerd
en toegelaten tot den dienst des Woords en der
Sacramenten. Bevestiging en intrede is voorloo-
pig vastgesteld op 13 Dec. a.s. Als bevestiger
zal optreden zijn vader Prof. Dr. H. Bouwman
te Kampen.
Men meldt ons, dat Deputaten van de
Generale Synode der Geref. Kerken, te Arnhem
gehouden, en bestaande uit Ds. W. Breuke
laar te Santpoort, Ds. H. Meijering te Katwijk
a. d. Rijn en ouderling K. Glastra van Loon
te Kollum, benoemd ter oplossing van de
moeilijkheden in de Geref. Kerk van De Leek,
een uitvoerig onderzoek hebben ingesteld, hun
conclusies naar aanleiding daarvan hebben be
kend gemaakt en dat deze conclusies in de Kerk
van De Leek zijn voorgelezen. Zij, die buiten
het Kerkelijk leven waren gaan staan, werden
veroordeeld als „kerkelijke muiters". Er werd
een termijn gesteld, binnen welken zij nog tot
de kerk konden terugkeeren, doch toen deze
verstreken was, is een 70-tal personen van de
Geref. Kerk losgemaakt. Zij vormen de „Do-
leerende Kerk" van De Leek.
Voorts deelt men ons nog mede, dat Ds. W.
Meindertsma, predikant der Geref. Kerk van
De Leek, voornemens is volgend jaar emeritaat
te vragen. A. R.
Ds. H. v. Heijst van Waardhuizen nam
Zondag wegens vertrek naar Nieuw-Lekkerland
afscheid van de Geref. Kerk te Waardhuizen,
met een preek over Judas 20 en 21, Judas' op
wekking tot de geloovigen zichzelven te bewa
ren in de liefde Gods, waarbij hij naging het
wezen, de wijze en de uitkomst van die zelf-
bewaring.
Ds. J. C. Balhuizen, em.-pred. van de
Geref. Kerk te Sexbierum, thans wonende te
Buitenpost, zal 20 November a.s. den dag kun
nen herdenken, waarop hij voor 50 jaren zijn
ambtelijke loopbaan aanving. Ds. Balhuizen
werd geboren 28 Maart 1854 en ontving zijn
opleiding aan de Theol. School te Kampen, waar
hij 9 Nov. 1881 zijn studie beëindigde. Den
u mogen voorlezen. Aan den Koning dan werd
geschreven
„Nu straks het vierde eener eeuw hebben we
met klimmende belangstelling, maar ook, waar
toe het verheeld met klimmende bezorgdheid,
den strijd gade geslagen, die èn in den boezem
der natie, 'n in onze Staten-Generaal èn tot in
den raad Uwer ministers over onze volksschool
gevoerd is.
Koesterden velen onzer daarbij nog lange ja
ren de hoop, dat de schoolwet, waaronder wij
sinds 1857 leven, op de proef minder bedenke
lijk zou blijken, thans, na een beslissende er
varing van straks twintig jaar, zou het nóg vast
houden aan die hoop, plichtsverzaking jegens
onze kinderen en schier de zelfmisleiding der on-
noozelen zijn.
Neen, er valt, helaas, niet meer aan te twijfe
len, of, droever zelfs dan we duchtten, gunt
reeds de nu bestaande schoolinrichting slechts
als privelege aan rijker ouders, wat in Uw ge
zegend land, o Koning, immers het recht ook
van den armste Uwer onderdanen behoorde te
zijn, om namelijk zijn kinderen, desverlangd, een
plaats te kunnen verzekeren op de school met
den Bijbel.
Thans is zulk een „School met den Bijbel" in
letterlijken zin, óf een weelde, die alleen de met
goederen bedeelden zich voor hun kroost ver
oorloven kunnen, óf wel een aalmoes, aan be
hoeftige kinderen door anderer milddadigheid
verstrekt.
(Wordt .vervolgd)
DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD
(HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880)
DOOR
H. KINGMANS.
LXIV.
Evenwel was de teleurstelling ontzettend
groot. Want de wet van 1857 gaf niet de Chris
telijke volksschool. Zij voerde integendeel op de
openbare school de neutraliteit in. Alleen bleef
bestaan de bepaling, dat zij moest opleiden tot
alle christelijke en maatschappelijke deugden.
Nu, wij weten zoo langzamerhand wel, wat dat
beteekent. De openbare school neutraal, dat wil
zeggen, dat van den Christus der Schriften niet
meer mocht worden gerept, want dat zou an
dersdenkende ouders kunnen stooten."
Vervolgens wees de spreker, die een zeer aan
dachtig gehoor had, er op, dat de teleurstellende
wet van Minister Van der Brugghen toch deze
lichtzijde had, dat zij volkomen vrijheid gaf, om
Christelijke scholen te bouwen, die er dan ook
vele kwamen, zóóveel, dat men besefte er moet