Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 41. Vrijdag 9 October 1931, 45e Jaargang. UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS* ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIE: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d, ENDE, A, B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ G OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ G OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. EEN ERNSTIGE WAARSCHUWING. II. Weest toornig... en zondigt niet. Efeze 4:26. Paulus' merkwaardig bevel om heilig te toornen en zoodoende te vertoonen als nieuwe menschen het ongebroken beeld van den He- melschen Vader mogen wij niet rukken uit zijn verband. Er volgt op het bevel een waarschuwing. En deze waarschuwing is voor nieuwe menschen ernstig genoeg wordt toornig en zondigt niet Daar is van Gods heiligen toorn, gelijk van al zijn verheven hoedanigheden een verdor ven gelijkenis onder de menschen de onheilige zondige toorn. Zondig in zijn bron, zondig in zijn werking en 'n bron van zonde. Deze toorn werkt den dood. Het is de toorn van den ouden mensch, die zich zelf zoekt, die het niet hebben kan, als zijn eigen liefde gekrenkt wordt. Het is de zelfhandhaving van het zondige zaad karikatuur van Gods zelf-bewarende liefde. Als een werk des vleesches stelt Paulus haar aan de kaak in zijn Galatenbrief. En waar hij in onzen brief speciaal spreekt over het leven van Christus' Kerk is het hem te doen om een waarschuwing tegen het breken van de waarachtige eenheid die voor dat ker kelijk leven van levensbelang is. Wordt toornig en zondigt nietDat wil zeg gen Wordt toornig, maar, denkt erom, dat uw toorn niet in zonde ontaardt. Wordt niet ZONDIG toornig l Dat gevaar is zoo grootEn ligt vlak voor de deur. O, ge kent ze wel die opvliegende menschen. Hun hooge hart hoeft maar even beleedigd te worden, of het breekt bijna van ergernis. Eén tegenvaller voor hun hebzucht, één schadepostje, hoe klein ook, is voldoende om hen volkomen overstuur te maken. Ge wijst per ongeluk in hun richting. Daar hebt je 't alweer, de vulkaan rommelt, van bin nen begint het te bruisen en te koken en aan alle kanten barst de toornvlaag uit. Het zijn wel heel moeilijke karakters, diep te beklagen. Soms (men noemt ze den psychopathen) slaat het over in krankzinnigheid. Er zijn tegenwoor dig geleerden, die een pleidooi voeren voor der gelijke driftige naturen en, ze maar aanstonds ontoerekenbaar verklaren, wijl erfelijk belast. Maar de Schrift is niet zoo mild in haar oor deel. Zij noemt dezen zondigen toorn, die zich open baart in hartstochtelijke woorden en gebaren, in drift en wrevel, in grimmigheid en woede nooit ziekte, maar kortweg boosheid en spreekt er een vernietigend vonnis over uit. Het zijn kinderen der ongehoorzaamheid in wie de dood zijn werk doet. Gewillige volgelin gen van den grooten Verleider, Wiens beeld zij dragen. In den opstandingsdag zal er naast zalige op standsvreugde óók 'n ontwaken tot afgrijzing zijn. De verworpenen zullen er dus allerakeligst uitzien. Iets daarvan is nu reeds te bespeuren in een toornig mensch. Een weerlicht in de oogen 'n vuurvlam in 't hart. „Soms wordt 't gelaat doodelijk bleek door de werking van het vergif dat in het hart is uitgestort. De mond is vertrokken de lippen trillen, de haren rijzen te berge, de borst zwoegt elke ader gezwollen, elke spier gespannen dreigende Het is 't merkteeken van den afgrond. Hier is Kaïn uit zijn graf herrezen, zwaaiend zijn knots! O, als gij ook maar de geringste graad van dezen zondigen toorn bij U zelf ontdekt, huiver dan terug voor de ellendige gevolgen. Hier is een bron, die zoo God het niet ver hoedt, 'n stroom wordt van ongerechtigheden. Stop bijtijds die booze bron. Sta in de kracht des Heiligen Geestes en beheersch U Wie zal het onrecht berekenen op aarde, door de macht der blinde woede gepleegd Ge hoeft er heusch geen oorlogsboeken voor te lezen ga slechts onaangediend de huizen binnen, ook de christelijke huizen en geef uw ooren en oogen den kostDaar zijn wat tranen gestort, meer dan ge weet tranen in de verborgen heid om heerlijke idealen die werden gebroken en teere banden, die werden verscheurd in een toornvlaag. Tranen gestort vooral ook omdat hierdoor zoo dikwijls de eenheid van Christus' Kerk werd verdeeld en de nieuwe mensch niet aangedaan. Is er geen reden om te luisteren naar Paulus' ernstige waarschuwing wordt toornig en zon digt nietwordt niet zondig toornig Ik ga recht op den man af. De Schrift doet dat ook. Er omheen draaien helpt niet. Met algemeen heden komen we er niet. Nathan komt tot David en zegtgij zijt die man Dan schrikt David. Hij was verstrikt in de algemeenheid der gelijkenis nu voelt hij zich persoonlijk aangegrepenhij is die man. Gij zijt dien manGij zijt die vrouwGij wordt toornig en zondigt. Gij moet toornen en vertoonen 't beeld van den Heiligen God. Maar gij toont en vertoont het beeld van den Satan, het beest uit den afgrond. Hebt gij den ouden mensch wérkelijk wel af gelegd. Zijt gij werkelijk een nieuw mensch ge worden Ik geloof het, wanneer gij doet, al wat gij kunt om elke vlam van uw booze hart, zoodra ze uitslaat, te dooven. Wanneer ik U, als dan tóch het vuur is uit gebroken naar uw binnenkamer zie gaan om daar op twee bevende knieën uw schuld uit te weenen. Wanneer ik U daarna, néén, nog vóór ge tot God gaat de broeder of zuster, die ge in uw toorn getroffen hebt om vergeving vraagt. Hoogmoedige mensch, zult gij dan nooit lee- ren, dat ge uw zondige zelf niet handhaven móógt, maar altijd weer verloochenen, óók al hebt ge het grootste gelijk van de wereld en uw broeder tegen wien gij toornt volkomen on gelijk? Heeft daarom uw Heiland de beker der smar ten gedronken ten bodem uit Opdat gij de beker uwer lusten aldoor aan de lippen zoudt zetten en U verzadigen met toorn en gramschap? Is daarvoor uw Heiland als 'n lam ter slach ting geleid, opdat gij zoudt rondgaan als 'n brie- schende leeuw Toen Jezus zijn discipelen uitzond sprak hij„Zie, Ik zend U als lammeren temidden der wolven Lijkt het niet heel vaak omgekeerd Maken wij Christenen op de wereld van te genwoordig nu wérkelijk den indruk van lamme ren O, wij maken den goeden Herder zoo dikwijls bedroefd en door onze wreede wolvennaturen wij lammeren Wordt toornig en zondigt niet Dat geldt tegenover iedereen. Ook tegenover de wereld, die U bespot. Zelfs tegenover den meest onbekenden vreem deling, die U ontmoet en naar ge meent, be- leedigt. Maar dat geldt voor alles tegenover de leden van Christus' Kerk, uw broeders en zusters. Die zijn gekocht door het bloed van Gods onschuldig lam, hebben het lam Gods te volgen in lijdzaamheid, in verdraagzaamheid, elkander de zonde niet toerekenende. En nu gij zijt die man, gij zijt die vrouw Eiken dag opnieuw is uw hart een bron van ergernis. Eiken dag opnieuw zijt ge bereid tot een dy- namietaanslag. En eiken dag opnieuw moet God Zijn toorn voor U in houden, omdat gij uw toorn weer niet hebt ingehouden. Want weet het wel, gij zult vergaan op den weg, zoo zijn toorn ook maar een weinig zou ontbranden Het is dus louter liefde en eindeloos geduld, dat U draagt. En ga nu niet redeneeren. En zeg nu niet nu ja, dat is mijn oude mensch, dat is de erfe lijke last, die op mij ligt, dat is mijn heete bloed en dat zijn die verschillende menschen, die mij altijd hinderen, die me nooit met rust kun nen laten. Zie, als ge zóó spreekt of denkt, dan is het voor God niet meer noodig U nog te vergeven. Want dan hebt ge U zelf reeds vergeven. Ge beseft uw zonde niet als zonde tegen God en ge bewijst daarmee, dat ge nog altijd niet geworden zijt, wat ge alleen door genade wor den kunt een nieuwen mensch. Er is voor U maar één raad Zoek ontfer ming bij God en word toornig opuzelf. V. de B. VERKEERDE INDRUK. We werden zeer onaangenaam verrast toen we in Noord-Hollandsch Kerkblad van 2 Octo ber j.l., in een artikel van Prof. Grosheide lazen dat een lid van onze Zeeuwsche Geref. predi kantenconferentie zich veroorloofd had uit de laatste conferentie meedeelingen te doen aan het in Amerika verschijnend weekblad „De Wach ter". Dit feit opzichzelf lijkt ons al niet oirbaar omdat die conferenties zonder zich in een waas van geheimzinnigheid te hullen toch een vertrouwelijk karakter dragen en alleen bij handhaving daarvan, het aantrekkelijke, dat ze tot nu toe voor de predikanten hadden, zullen kunnen behouden; Maar te erger achten we dat feit omdat de uit de laatste conferentie gedane meedeelingen berusten, op wat wij niet anders kunnen noemen dan, een verkeerden indruk. In die correspondentie aan „De Wachter" werd n.l. gezegd, dat, toen op die conferentie ter sprake kwam de autonomie der plaatselijke kerken en er afkeurend gesproken werd over de op de Synode te Assen gevolgde kerkrechter lijke methode, er niet één was, die het daarvoor opnam, maar de vergadering, die afkeuring met applaus zou hebben ondersteund. Waaruit dan werd geconcludeerd, dat niet één der Zeeuw sche Gereformeerde predikanten bereid zou zijn „Assen" te verdedigen. Van die conclusie nu verklaren we zeer per tinent, dat die berust op een verkeerden indruk. Omdat wij niet zelf ons willen schuldig maken aan wat we verkeerd achten n.l. meedeelingen te doen uit die conferentie, moeten we ons tot deze verklaring bepalen. Maar dat we dien in druk beslist verkeerd achten moge dan blijken, uit onze volgende verklaring. Wanneer de cor respondent van die Amerikaansche „Wachter" zegt, „dat er niet één was die het voor de kerk rechterlijke methode van Assen opnam", dan verzekeren wij hem, dat er meer dan één, dat er vele zijn onder die predikanten, die, als het werkelijk NOODIG ZOU BLIJKEN, bereid zijn tegenover hem de kerkrechterlijke methode van Assen te verdedigen. Zeer ongaarne zetten we er ons toe het bo venstaande te schrijven. Maar omdat door den verkeerden indruk, dien de schrijver van de Zeeuwsche predikantenconferentie kreeg, en door zijn ondoordacht publiceeren daarvan, er een verkeerde indruk zou kunnen ontstaan over de Zeeuwsche Geref. predikantenconferentie, achten we ons geroepen om de eere van die conferentie het onze te doen om dien ver keerden indruk weg te nemen. JONG ZEELAND. De actie onder en voor en van de jeugd is één van de dingen, die onder ons de volle be langstelling moeten hebben. Eén van die dingen. Niet het eenigste en op gevaar af van te worden misverstaan voe gen we er bijook niet het allerbelangrijkste. We we daarmee bedoelen kunnen we mis schien duidelijk maken door nadere beschouwing van een zin, dien we onlangs vonden in één van onze jeugdbladen. Daar lazen we een uit drukking, die wel niet zoo bedoeld zal geweest zijn, maar die er toch zoo stond, n.l. „Onze jeugd is nog niet, waar zij wezen moet". Be doeld zal wel zijn „waar ze komen moet", want de waarheid is, dat de jeugd wél is, waar zij wezen moet. Zij is „jeugd" en moet op de plaats van de jeugd wezen en daar moeten we haar laten. De jeugd moet als jeugd behandeld wor den en hoe belangrijk de plaats moge zijn, die later zal ingenomen worden door de menschen die in het heden de jeugd vormen, in dat heden zijn ze nog „jeugd" en hun beteekenis is in dat heden en voor dat heden niet zoo belangrijk als van de volwassenen, die de dragers zijn van het leven van heden. Zoo is dan de arbeid onder de volwassenen wel belangrijker nog dan de arbeid onder de jeugd. Maar ook die arbeid is belangrijk. Onder, voor en door de jeugd moet gearbeid worden ook opdat zij de plaats, waar ze is en moet zijn, kenne en gewillig inneme en goed gebruike voor de toekomst. Daarom moet ook over dien belangrijken ar beid de keur gaan en is het een verheugend tee- ken wanneer in verband met allerlei verschijn selen en wenschen men zich telkens meer rekenschap vraagt, of die arbeid beantwoordt aan de eischen, die bij het licht van Gods Woord te stellen zijn. Van zulk een ernstig-zich-reken- schap-vragen getuigt o.m. het Geref. Jongelings blad van 2 October j.l., waarin werd opgeno men het referaat van den heer J. Schouten over „Het activiteitselement in de Jeugdorganisaties op Geref. Grondslag". Niets zou noodlottiger zijn voor dien arbeid dan dat men meende met het handhaven-zonder-meer van wat er eenmaal is te kunnen volstaan. Kan het gehandhaafd blijven Goed Maar elk beredeneerd bezwaar tegen het één of ander in dien arbeid, mag niet gelijk toch wel gebeurt zoo maar worden afgewezen omdat het eenmaal niet te pas zou komen daarover anders te denken. Bespreking, zoo noodig critiek, kan niet worden gemist. Die critiek zou overbodig zijn, wanneer van den arbeid gold wat voor enkele dagen te le zen stond in een verslag van een jeugddag, dat de geschiedenis van den rijken jongeling ons laat zien, dat het Koninkrijk Gods niet ligt in het verlengde van onze actie. Als dat zoo ware dan moest alle arbeid wegblijven. Maar zóó staat de zaak toch zeker niet. Als Paulus in 1 Cor. 3 9 schrijft„Want wij zijn Gods mede-arbeiders" is Paulus zeker wel vreemd aan de gedachte, dat het Koninkrijk Gods niet zou liggen „in het verlengde van zijn actie". En wanneer onze actie mag zijn een mede-arbeiden met God, dan ligt het Koninkrijk Gods zeker ook „in het verlengde" daarvan. Tot zulk een actie voor en onder en van de jongeren wil opwekken een propagandablad uit gaande van de contact-commissie uit de drie Jeugdbonden in Zeeland, dat onder den pakken- den titel„Jong Zeeland" werd uitgegeven bij Littooij Olthoff. Wanneer we van dit propagandablad iets gaan zeggen, beginnen we met het gedeelte, dat ons niet geslaagd lijkt, n.l. de illustratie. Het lid der mannelijke sexe, dat onder vergaderingstijd zich een wandeling veroorlooft met een jeugdig lid der andere sexe, doet denken aan een oud heer tje, voor wien men zoo'n wandeling wel onver standig kan vinden, maar dien men toch niet kwalijk kan nemen, dat hij niet op een vergade ring van jongelingen verschijnt. Die officier van de padvinders want daaraan doet een andere illustratie denkenis ook al boven den jonge lingsleeftijd, ook al staat hij daar niet zoover van af als het onverstandige oude heertje. De rest is navenant. Overigens hebben we voor dit propaganda blad, wat inhoud en uitvoering betreft, niets dan lof. Zonder op de waarde der andere bijdragen ook maar iets af te dingen, wijzen we in 't bij zonder op het artikel van den heer Janse, waar in, naar 't ons voorkomt, de grondlijnen voor heel den arbeid, zuiver en scherp getrokken worden en het fundament wordt aangewezen, waarop een gebouw-van-arbeid-in-stijl kan wor den opgetrokken. Moge dit propagandablad er toe meewerken, dat de arbeid onder en van de jeugd met kracht worde voortgezet en waar noodig uitgebreid, en dat die arbeid zoo moge geschieden dat het Ko ninkrijk Gods kan liggen „in het verlengde" van dien arbeid, omdat allen, die daarin werkzaam zijn, arbeiden als medearbeiders Gods.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 1