FEUILLETON* Ook willen we hier noemen De Macedoniër, Zendingstijdschrift, ook een uitgave van Gebrs Zomer en Keuning, Wageningen. Het was jammer, dat dit uitnemende tijdschrift langen tijd zoo weinig belangstelling vond en we hopen zeer dat nu de uitgave werd over genomen door Gebrs Zomer en Keuning, en alle moeite wordt gedaan het tijdschrift aan hooge eischen te laten beantwoorden, velen er op zul len abonneeren. De Redactie wordt voor het grootste deel gevormd door hen, die zelf in de Zending arbeiden, n.l. Dr. van Andel Mevr. van AndelRutgers Dr. Bakker, Dr. J. H. Ba- vinck en Ds. Lambooy terwijl de eind-redactie in handen is van Ds. D. Pol. Het Augustusnum mer bevat een leerzaam artikel over Het mo dernisme en de Zending door Ds. J. van der Meulen over de Zendingsweek te Bazel door Mevr. v. AndelRutgers uit de geschiedenis der Joden na 70, door Ds. J. van Nes en Van mijn Uitkijk door Ds. D. Pol. Eindelijk noemen we nog Het Ouderlingen blad, uitgave J. B. v. d. Brink Co., Zutfen. Blijkens zijn naam wil dit blad een bepaalden kring van broeders dienen. Dat het dit doet op een voortreffelijke manier spreekt wel vanzelf, waar de redactie gevoerd wordt door een vier tal professorenAalders, Bouwman, Hoekstra en Kuyper en vooraanstaande mannen nog mee werken. Onze ouderlingen vinden hier betrouw bare voorlichting over tal van vragen, die zich telkens weer voordoen. Men behoeft geen ouder ling te zijn om op dit blad geabonneerd te zijn en van zijn leerzamen inhoud te genieten. HEIJ. AAN DE ZEEUWSCHE CHRISTENEN! Zeeland maakt naar buiten den indruk van een welvarende provincie te zijn, bewoond door een gemoedelijke, vriendelijke bevolking. Het staat bovendien bekend als een Christelijk ge west. Wij zullen die voorstelling nu maar laten voor wat zij is. Wel mogen wij dankbaar erkennen, dat wij van den Heere onzen God op onzen Zeeuwschen bodem vele stoffelijke en geestelijke voorrechten hebben ontvangen. Maar die zegeningen leggen ons een zware verantwoordelijkheid op. Wij, Zeeuwsche Chris tenen, zijn van Godswege verplicht Zijn genade gaven ook tot Zijn eer te besteden. Doen we dat ook Openbaren we ons naar buiten als Christenen Bij alle fouten en tekortkomingen onzerzijds, mogen we ons in Zeeland verheugen in een bloeiend kerkelijk en politiek leven. We kun nen daar niet dankbaar genoeg voor zijn. Maar hoe staat het met onze actie op dat derde terrein, het maatschappelijk erf Is ook daar diezelfde activiteit en toewijding te bespeu ren Openbaren wij, Christen-mannen en -vrou wen van Zeeland, ook hier naar binnen en buiten diezelfde getrouwheid? Kan onze houding hier aan andersdenkenden ten voorbeeld gesteld wor den Dat zijn ernstige vragen, lezer. Daar moeten we een antwoord op kunnen geven. En wat ik U bidden mag, maak U hiervan niet met een dooddoener of uitvlucht af, opdat wij ons Chris tendom tegenover de wereld niet tot een aan fluiting maken. Er is geen enkel terrein van het volle rijke menschenleven, waar Gods Woord geen gezag zou hebben, dat we wel kunnen overlaten aan onze tegenstanders. Maar nu moeten we tot onze droefheid en teleurstelling zoo vaak constatee- ren, dat mannen-broeders, die op kerkelijk en politiek gebied zoo uitnemend hun roeping ver staan, en daar soms een vooraanstaande, lei dinggevende positie innemen, zoo onverschillig schijnen voor wat er op sociaal terrein geschiedt. Dat is vooral in een tijd als de onze te be treuren. Bijna overal hoort men van crisis spre ken. Het kraakt en spant overal. Verhoudingen worden scheef getrokken en niemand schijnt een weg te zien, om uit den chaos te komen. Het is, voor wie leeft zonder God een benauwende en wanhopige tijd. Hebben wij niet als Christenen juist nu tot taak aan de wereld te prediken de beginselen voor het maatschappelijk leven die God in Zijn Woord heeft gelegd? Maar dan dienen wij die ook te kennen en te beleven De wereld heeft geen behoefte aan een praat- Christendom maar wel aan Christenen, bij wie woord en daad elkander dekken. En daarom valt het zoo te betreuren, dat men in onze onder linge verhoudingen op maatschappelijk terrein zooveel verkeerds en zondigs kan aanwijzen. Wij moesten fabrieken en bedrijven, door Chris- DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD (HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880) DOOR H. KINGMANS. LV. Het was de Psalm, die de vrouw van dominé Petersma, verdreven van huis en haard, kracht gaf, om aan de zijde van haar man het leven door te gaan, smaadheid dragend, leidend vaak een bestaan van ontbering, omdat zooveel mon den brood vroegen en het tractement zoo gering was. Het was de Psalm, die dominé Petersma de kracht gaf, om blijmoedig zijn werk te verrichten, al werd hem daarbij de eene moeilijkheid op de andere gestapeld. Het was de Psalm, die Tjaard Evenhuis rust schonk en hem met wat meer bedaardheid en gerustheid de toekomst deed inblikken, een toe komst, die zwart was als de nacht. Op hetzelfde oogenblik, dat in de pastorie van Westwoud de Psalm des geloofs werd ge zongen, die olie druppelde in geslagen wonden, reed het tentwagentje van Menkveld de boeren hoeve op, stond stil voor de deur, waarna de boerin er veerkrachtig uitstapte. Zij werd door Edzo Menkveld ontvangen met een verwijt, waarin al zijn liefde klonk. tenen geleid, en de samenleving in onze Chris telijke, Zeeuwsche dorpen ten voorbeeld kunnen stellen Maar ach Onze tegenstanders doen in onze dagen niet anders dan hun beginselen propageeren. Het is voor hen een veelbelovende tijd. Van allen kant wordt b.v. de leuze aangeheven, dat men wel Christen kan zijn, in den Bijbel kan lezen, des Zondags naar de kerk gaan, enz. en toch zich kan aansluiten bij een socialistische of zooge naamd neutrale organisatie Alsof een levend, waarachtig Christendom zich tot één van de zeven dagen liet terugdringen Maar helaas door onkunde of kortzichtigheid luisteren maar al te velen (arbeiders, zoowel als middenstanders en werkgevers) naar deze rede neering. En vooral onze jonge menschen, die veel te weinig met de maatschappelijke vraag stukken op de hoogte zijn gebracht, laten zich van de wijs brengen. Dat wij toch inzien, dat wij allen, niemand uitgezonderd, in welke po sitie wij ook geplaatst zijn, een sociale roeping hebben Dat we het begrijpen, eer het in Zee land te laat is Gij, die U moedwillig onttrekt, zijt er mede schuldig aan, als nog meerderen, ook uit Chris- telijken kring, aan het socialisme ten prooi vallen! En vraagt ge numaar hoe kom ik, die daar zoo weinig van af weet, aan die sociale kennis, dan antwoorden wij U sluit U aan bij Patrimo nium» Dit verbond, dat reeds meer dan een halve eeuw oud is, wil nog altijd, ook in deze moei lijke tijden van crisis en werkloosheid, de Chris tenen ook in Zeeland, wapenen tot den maat- schappelijken strijd. Week aan week worden de Christelijk-sociale beginselen uiteengezet en verdedigd in het uit nemend geredigeerd orgaan „Patrimonium". Dit blad verschaft U een schat van kennis. Onze afdeelingen behandelen in hare vergade ringen de maatschappelijke onderwerpen van den dag en doen vooral in de steden aan al lerlei practischen arbeid, teneinde alzoo leiding te geven aan ons volksleven. Jammer genoeg, is het aantal leden en afdee lingen van Patrimonium in Zeeland nog veel te klein. Dat komt, zooals wij reeds schreven, om dat maar al te velen hun sociale taak hebben verwaarloosd. Zij hebben het niet ingezien, dat ook kerk en politieke actie zeer groot belang hebben bij een gezonde Christelijk-sociale be weging. De fout kan echter nog hersteld. Waar een afdeeling van Patrimonium bestaat, kunt ge U daarbij als lid aanmelden. Woont ge in een plaats, waar nog geen afdeeling gevonden wordt, stelt U dan in verbinding met anderen in Uw woonplaats en richt spoedig een afdeeling op. De secretaris der gewestelijke organisatie, de heer K. Louwerse te Oostkapelle zal U gaarne alle gewenschte inlichtingen verstrekken. Vroeger-zoo schreef eens wijlen Ds. J. C. Sikkel dachten vele menschen, vooral de da mes „O, sociaal, dat is iets van de arme lui, of van het werkvolk, of van de arbeiders, of van de ambachtslieden, of hoe ze hen noemden. En er zijn heusch menschen, die nog zoo denken en voelen. Het sociale terrein is voor hen nog heel ver weg. Maar wie gevoelt en verstaat, dat de groote zaak van het wel en wee in het gansche gemeen schapsleven met den Christus in verband staat, als wat heel ver weg was, nu vlak bij komt, dan feliciteer ik hem. Dan is hij Christelijk so ciaal»" Lezer, zijt gij het al Goes. A. DE LANGE. ONZE GESCHIEDENIS. VI. De Cock's arbeid bleef niet beperkt tot Ulrum. Het was hem onmogelijk om te zwijgen, nu hij, door Gods Geest verlicht, den rijkdom van de Gereformeerde waarheid had leeren kennen en zag, hoever volk en leidslieden van die waarheid waren afgeweken. En zoo verscheen van zijn hand in 1831 een geschrift, getiteld „Ernstige en hartelijke toespraak aan mijne landgenooten, in deze zorgvolle en droevige dagen, vooral met betrekking tot hun eeuwige belangen". Het was toen ook een droevige tijd, Nederland voerde oorlog met België, dat zich van het Koninkrijk der Nederlanden wilde afscheiden, de revolutie heerschte in Europa, een ernstige ziekte, de cholera maakte honderden slachtoffers en onder dat alles, zag de Cock geen verbreking des har ten, maar wat hem het meest smartte was dit, dat zij, die geroepen waren het volk voor te „Is dat nu een manier van doen, Klaartje Den eersten dag, dat je van den dokter er uit mag, blijf je ik-weet-niet-hoe-lang weg. Het is immers veel te vermoeiend voor je „Ik ben heelemaal niet moe, want ik ben ge reden naar vrouw Van der Klijn en daar ben ik altijd gebleven. Het was er heel rustig. Eerst waren wij alleen. Pas later kwamen de jongens. Het werd later dan ik dacht. De tijd vloog om." „Ben je bij Van der Klijn geweest vroeg hij verwonderd. „Wat moest je daar doen Ik dacht, dat je op het molenhuis waart." „Daar ben ik in het terugkomen nog even ge weest. Maar Evenhuis en Tannetje waren naar het dorp." „Waarom ging je dan vanmiddag niet „Omdat ik eerst iets anders had te doen", lachte zij geheimzinnig. „Ik moet je eens wat vertellen, Edzo. De maalderij is er nog niet." Menkveld werd meer en meer verbaasd. „Wat heb je nu gedaan, vrouw?" „Ja, als mannen dwaze, domme en niet-mooie streken uithalen, dan mogen wij, vrouwen, toch wel probeeren, om die te voorkomen Ik dacht eerst naar vrouw Heerema te gaan, maar dat had mij niet verder gebracht. Zij heeft niet den minsten invloed op Heerema. Hij zet toch door, J al zou zij hem smeeken, het niet te doen. Maar met vrouw Van der Klijn is het iets anders." j „Heb je haar gezegd, wat de boeren van plan waren „Natuurlijk. Daarom ging ik er juist heen. 'k Heb haar precies verteld, wat ze met Even huis willen beginnen. Zij was gloeiend veront waardigd en heeft mij beloofd, dat zij al haar gaan, inplaats van Gods Woord 's menschen i woord predikten in het midden der gemeenten. Dit getuigenis werd alom besproken, het voor en tegen werd gehoord, zelfs een van de Cock's vrienden meende hem te moeten waarschuwen voor den weg, thans ingeslagen. Maar dit baatte niet, ijverig bestudeerde hij de belijdenisschriften en de vrucht daarvan was, dat hij na eenigen tijd liet uitgeven „De besluiten van de Nationale Dordtsche Synode" en het „Kort begrip der Christelijke Religie voor hen, die zich willen be geven tot des Heeren Avondmaal". Maar in dien tusschentijd gebeurde er iets, wat hem in conflict zou brengen met de kerkelijke besturen. Er waren ouders, op verschillende plaatsen buiten Ulrum, die ernstige bezwaren er tegen hadden, dat hunne kinderen gedoopt werden door leeraren, die er openlijk voor uit kwamen, niets met de Gereformeerde waarheid op te hebben, deze zelfs bestreden. Ds. de Cock werd nu verzocht deze kinderen te doopen. Eerst weigerde hij aan dit verzoek te voldoen, maar om meer licht in deze moeilijke kwestie te ver krijgen, werd namens den kerkeraad van Ulrum een brief gericht aan Ds. Molenaar van den Haag, de man, die in 1827 een adres had ge schreven aan al zijn hervormde geloofsgenooten, waarin hij op den treurigen toestand der kerken wees. Het advies van Ds. Molenaar moet Ds. de Cock zeer teleurgesteld hebben. Het was ook wel te verwachten, immers deze Haagsche pre dikant had, na een ernstige berisping van den Koning te hebben ontvangen, beloofd zich van alles te onthouden, wat maar eenigszins de zoete rust in de kerk zou kunnen verstoren. Hij durfde niet openlijk partij te kiezen en wenschte den vrede te bewaren. Op de vraag, hoe te hande len met degenen, die in leer en leven ingingen tegen de belijdenis en waarheid der Heilige Schrift luidde zijn antwoord, „dat er voor die tuchtoefening noch recht noch macht was, en hij waarschuwde de Cock voor het gevaar, dat hij in dien weg liep bemoeilijkt te worden in zijn bediening. Ook vond hij het beter geen kinde ren uit andere gemeenten te doopen, niet omdat dit niet geoorloofd was, maar omdat men zich tegenover zijn nabuur en ambtsbroeders, vooral bij de thans bestaande Kerkenordening, voor zichtig gedragen moet en allen schijn des kwaads vermijden". (Dr. H. Bouwman in zijn Afschei ding te Ulrum.) Dit advies volgde de kerkeraad van Ulrum echter niet op en Ds. de Cock doop te kinderen van ouders, die niet tot de gemeente van Ulrum behoorden. Natuurlijk mag deze daad niet goedgekeurd worden. Het sacrament hangt niet af van de verhouding van den predikant tot God hij is slechts een instrument en de Heere is het, die de kinderen in het verbond inlijft. En toch is het te verstaan, dat de Cock tot zulk een opvatting kon komen. Immers door geen der reglementen was het verboden, maar bovenal was het een getuigenis tegen den Geest dier dagen, dat men wel toeliet allerlei wind van leer op de kansels, maar de bezwaren der ouders, die naar de waarheid vroe gen, niet telde. Een aanklacht werd nu tegen hem ingediend en voor een commissie had de Cock zich te verantwoorden. Op de vraag van hem aan de commissie gedaan of er een regle ment was, dat hem dit doopen verbood, moesten de leden der commissie ontkennend antwoor den en toen zij vroegen, of hij voort zou gaan in den ingeslagen weg, zeide hij, dat hij van oor deel was, dat de ware geloovigen zich ter doops- bediening daar moeten vervoegen, waar zij het er voor houden, dat de leer der Gereformeerde kerk zuiver gepredikt wordt en dat hij daarom van voornemen was, ook in het vervolg met het doopen van kinderen uit andere gemeenten voort te gaan, tenzij hem de wet mocht worden aan gewezen, waartegen dit streed. De commissie vermaande hem, maar liet hem verder ongemoeid. Hij ging echter voort met kinderen uit andere plaatsen te doopen, jeugdige menschen uit an dere gemeenten te onderwijzen, waarop een nieuwe aanklacht volgde. Misschien zou het bij een vermaning gebleven zijn, al is het zeer te betwijfelen, wijl vrijheid buiten Gods woord al tijd leidt tot onderdrukking van de consciëntie van Gods kinderen, indien niet een paar predi kanten, Ds. Brouwer van Uithuizen en Dr. Red- dingius van Assen zich zoo scherp hadden ge steld tegen de Cock's opvattingen over Gods woord en de belijdenis en toen was de teerling geworpen. Ook de Cock zou getuigen. NIET VERGETEN. D.V. Donderdagavond 8 uur hoopt Ds. van Nes, in ons midden wel bekend, in de Gasthuis best zal doen, Van der Klijn tot andere gedach ten te brengen." „Wist zij er dan nog niets van „Neen, niets. Zij wist wel, dat haar man met Jaarsma verschillende boeren had bezocht, maar niet met welk doel." „Dus zij was er niet over te spreken Dat doet mij genoegen." „Zij zal met Van der Klijn praten en dacht wel, dat hij over te halen was, om er van af te zien. En morgen wilde zij naar vrouw Jaarsma, die er ook nog wel niets van zal weten, en nóg naar een paar boerinnen. Als de vrouwen haar mannen nu gaan bewerken, dan is het best mo gelijk, dat er van het heele plan niets komt. Natuurlijk weet ik het nog niet, maar ik heb mijn best gedaan." „Dat zal wel", lachte hij. „Hoe kom je er bij, om het te doen „Er moest toch wat gebeuren Evenhuis en Tannetje kunnen niets doen. Met de boeren valt ook niet te praten. Als wij de vrouwen als bond- genooten kunnen krijgen, dan komen wij een eind verder. En ik ben niet ontevreden over dezen middag. Nu niet meer mopperen, dat ik zoo laat ben, hoor, Edzo. Je weet nu waarom." „Ik sta er verbaasd van, wat je gedaan hebt", zeide hij. „Wij moeten de Evenhuizen helpen", zeide zij. „En ik bid, dat God Zijn zegen op onze pogin gen geeft." Toen zweeg Edzo Menkveld. HOOFDSTUK XIV. Tjaard Evenhuis verliet de woning van do- kerk een rede te houden, getiteld „Joodsche helden". Laat onze broeders en zusters dezen avond vrij houden en de lezing bijwonen. Onze missionaire dienaar wordt er zelf door gesterkt, wanneer hij meeleven mag zien en on dervinden. Voortdurend moeten wij er aan her innerd worden, wat onze roepinq is, ook in dezen. God schenke een gezegende vergadering. Zij het ook dienstbaar tot de komst van Zijn Ko ninkrijk temidden der Joden, in Middelburg woonachtig. Middelburg. SCHEELE. EEN SYMPATHIEKE DEURCOLLECTE. De Vereeniging tot verspreiding der Heilige Schrift, vóór 1929 „Vereeniging voor bijbelver spreiding" genaamd, zich ten doel stellend de verspreiding van den bijbel of gedeelten daarvan en de aanbieding van tractaten, scheurkalenders, wandteksten, enz., zal a.s. Dinsdag 22 Septem ber in Middelburg en op 't Zand haar jaarlijk- sche deurcollecte laten houden. De heeren Korteknie en Loof, twee bekende evangelisatie-arbeiders in onze hoofdstad hebben zich met de organisatie van deze collecte willen belasten. Zij vonden plm. 25 jonge dames bereid om van 9 uur v.m. tot 5 uur n.m. het offensief op onze huisdeuren te volbrengen. Wij juichen deze sympathieke collecte harte lijk toe en bevelen haar dringend aan. De Vereeniging is er goed mee en dat mag best, want zij verricht heerlijk werk, te bekend om daarover thans uit te weiden. Maar onze Gereformeerde Evangelisatie- Commissie is er ook goed mee, want zij, die in vele opzichten met genoemde Vereeniging sa menwerkt, ontvangt een groot gedeelte van de opbrengst der collecte terug in den vorm van teksten en kalenders voor de a.s. Kerstfeestvie ringen. Onze stadsevangelisatie breidt zich gestadig uit. Tengevolge daarvan is het met de kas treu rig gesteld. Waar moesten wij blijven en wat moesten wij beginnen zonder steun van de Ver eeniging tot verspreiding der Heilige Schrift...? Werkt daarom mede en zondert allen iets af voor deze deurcollecte. Gods Koninkrijk kome in onze stad steeds meer ook door middel van deze samenwerking. RINGNALDA. CHRISTELIJKE VOLKSBIBLIOTHEEK. MIDDELBURG. Zaterdag 19 September a.s. des avonds om zeven uur, hopen wij D.V. de bibliotheek weder open te stellen. De vacanties zijn achter den rug en een tijdperk van werken is weder aangebro ken. Een goed boek zal bij dien arbeid een heer lijke ontspanning bieden. Reeds twee jaren mocht onze bibliotheek in de behoefte voor ontspan ning voor velen onzer voorzien. Het vorige jaar werd ruim een 3000 tal boeken uitgegeven. De vacantie werd door het Bestuur benut om weder het aantal boeken belangrijk uit te breiden, met de laatst verschenen werken onzer Christelijke schrijvers. Het Bestuur rekent er nu echter op, dat daar al het mogelijke wordt gedaan om onze Chris telijke Volksbibliotheek te maken tot een in stelling die deze naam met eere kan dragen, dat het a.s. leesseizoen met vele nieuwe leden zal openen. Het is waar, dat de tijden moeilijk zijn en bezuiniging op velerlei noodzakelijk is, doch daarbij dient nimmer uit het oog verloren, dat een goed boek voor ons Christelijk gezinsleven onontbeerlijk is en mogen voor onze zonen en dochters op dat geestelijk voedsel niet bespa ren. Bovendien is de contributie minimum 1. per jaar, waarvoor men ongeveer een 50 tal boeken kan lezen, zoo laag mogelijk gesteld. Naar onze ervaring wordt in onze gezinnen nog te veel, soms zelfs enkel neutrale lectuur verwerkt, wat niet anders dan tot schade van het geestelijk leven kan leiden. Daarom heeft ieder toe te zien dat door onze kinderen alleen die lectuur wordt gelezen, waarbij de schrijvers bedoelen om ook in de kunst de eere aan God te brengen van Wien ook deze gaven hun toe vloeien. Dankbaar zijn wij Hem Die ons in staat stel de om dezen arbeid in Zijn Koninkrijk te ver richten, en aan de trouwe lezers, klein en groot, die ons hielpen ons steeds meerdere uitbreiding aan dit werk te geven. Dankbaar ook voor den Kerkeraad, die ons de beschikking gaf over de consistorie der Noorderkerk. miné Petersma en stapte over het dorp, linia rec ta naar het gemeentehuis, waar hij den burge meester wilde spreken. Het was midden in de hondsdagen. Het was drukkend warm. De lucht werkte zoo nu en dan, zoodat verwacht werd, dat een onweder zou losbarsten. De molenaar was blij, toen hij in de koele hal van het fraaie gemeentehuis stond, zoodat hij wat minder last van de hitte had. Hij stond zich het zweet van het voorhoofd te wisschen, toen de gemeente-veldwachter Van Stralen naderde, die tevens als bode van het gemeentehuis fun geerde. „Evenhuis. Wat was er van je dienst vroeg hij, zoo kort mogelijk. „Ik zou graag den burgemeester even spreken, Van Stralen." De veldwachter trok een bedenkelijk gezicht. „Zou het niet gaan?" vroeg de molenaar. „Niet gaan. Niet gaan. 'k Wil het wel eens probeeren. Maar de burgemeester wordt niet graag door iedereen gestoord. Je hadt beter eerst belet kunnen vragen." „Is dat dan veranderd?" vroeg Evenhuis ver baasd. „Ik ben vroeger zoo vaak geweest en werd altijd direct toegelaten. Dat weet je toch wel, Van Stralen „Vroeger, vroeger", mompelde de bode. „Wat is, kan veranderen. Maar 'k zal eens voor je zien." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 2