FEUILLETON*
Ook willen we hier noemen De Macedoniër,
Zendingstijdschrift, ook een uitgave van Gebrs
Zomer en Keuning, Wageningen.
Het was jammer, dat dit uitnemende tijdschrift
langen tijd zoo weinig belangstelling vond en
we hopen zeer dat nu de uitgave werd over
genomen door Gebrs Zomer en Keuning, en alle
moeite wordt gedaan het tijdschrift aan hooge
eischen te laten beantwoorden, velen er op zul
len abonneeren. De Redactie wordt voor het
grootste deel gevormd door hen, die zelf in de
Zending arbeiden, n.l. Dr. van Andel Mevr.
van AndelRutgers Dr. Bakker, Dr. J. H. Ba-
vinck en Ds. Lambooy terwijl de eind-redactie
in handen is van Ds. D. Pol. Het Augustusnum
mer bevat een leerzaam artikel over Het mo
dernisme en de Zending door Ds. J. van der
Meulen over de Zendingsweek te Bazel door
Mevr. v. AndelRutgers uit de geschiedenis
der Joden na 70, door Ds. J. van Nes en Van
mijn Uitkijk door Ds. D. Pol.
Eindelijk noemen we nog Het Ouderlingen
blad, uitgave J. B. v. d. Brink Co., Zutfen.
Blijkens zijn naam wil dit blad een bepaalden
kring van broeders dienen. Dat het dit doet op
een voortreffelijke manier spreekt wel vanzelf,
waar de redactie gevoerd wordt door een vier
tal professorenAalders, Bouwman, Hoekstra
en Kuyper en vooraanstaande mannen nog mee
werken. Onze ouderlingen vinden hier betrouw
bare voorlichting over tal van vragen, die zich
telkens weer voordoen. Men behoeft geen ouder
ling te zijn om op dit blad geabonneerd te zijn
en van zijn leerzamen inhoud te genieten.
HEIJ.
AAN DE ZEEUWSCHE CHRISTENEN!
Zeeland maakt naar buiten den indruk van
een welvarende provincie te zijn, bewoond door
een gemoedelijke, vriendelijke bevolking. Het
staat bovendien bekend als een Christelijk ge
west.
Wij zullen die voorstelling nu maar laten voor
wat zij is. Wel mogen wij dankbaar erkennen,
dat wij van den Heere onzen God op onzen
Zeeuwschen bodem vele stoffelijke en geestelijke
voorrechten hebben ontvangen.
Maar die zegeningen leggen ons een zware
verantwoordelijkheid op. Wij, Zeeuwsche Chris
tenen, zijn van Godswege verplicht Zijn genade
gaven ook tot Zijn eer te besteden.
Doen we dat ook Openbaren we ons naar
buiten als Christenen
Bij alle fouten en tekortkomingen onzerzijds,
mogen we ons in Zeeland verheugen in een
bloeiend kerkelijk en politiek leven. We kun
nen daar niet dankbaar genoeg voor zijn.
Maar hoe staat het met onze actie op dat
derde terrein, het maatschappelijk erf Is ook
daar diezelfde activiteit en toewijding te bespeu
ren Openbaren wij, Christen-mannen en -vrou
wen van Zeeland, ook hier naar binnen en buiten
diezelfde getrouwheid? Kan onze houding hier
aan andersdenkenden ten voorbeeld gesteld wor
den
Dat zijn ernstige vragen, lezer. Daar moeten
we een antwoord op kunnen geven. En wat ik
U bidden mag, maak U hiervan niet met een
dooddoener of uitvlucht af, opdat wij ons Chris
tendom tegenover de wereld niet tot een aan
fluiting maken.
Er is geen enkel terrein van het volle rijke
menschenleven, waar Gods Woord geen gezag
zou hebben, dat we wel kunnen overlaten aan
onze tegenstanders. Maar nu moeten we tot onze
droefheid en teleurstelling zoo vaak constatee-
ren, dat mannen-broeders, die op kerkelijk en
politiek gebied zoo uitnemend hun roeping ver
staan, en daar soms een vooraanstaande, lei
dinggevende positie innemen, zoo onverschillig
schijnen voor wat er op sociaal terrein geschiedt.
Dat is vooral in een tijd als de onze te be
treuren. Bijna overal hoort men van crisis spre
ken. Het kraakt en spant overal. Verhoudingen
worden scheef getrokken en niemand schijnt een
weg te zien, om uit den chaos te komen. Het
is, voor wie leeft zonder God een benauwende
en wanhopige tijd.
Hebben wij niet als Christenen juist nu tot
taak aan de wereld te prediken de beginselen
voor het maatschappelijk leven die God in Zijn
Woord heeft gelegd? Maar dan dienen wij die
ook te kennen en te beleven
De wereld heeft geen behoefte aan een praat-
Christendom maar wel aan Christenen, bij wie
woord en daad elkander dekken. En daarom
valt het zoo te betreuren, dat men in onze onder
linge verhoudingen op maatschappelijk terrein
zooveel verkeerds en zondigs kan aanwijzen.
Wij moesten fabrieken en bedrijven, door Chris-
DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD
(HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880)
DOOR
H. KINGMANS.
LV.
Het was de Psalm, die de vrouw van dominé
Petersma, verdreven van huis en haard, kracht
gaf, om aan de zijde van haar man het leven
door te gaan, smaadheid dragend, leidend vaak
een bestaan van ontbering, omdat zooveel mon
den brood vroegen en het tractement zoo gering
was.
Het was de Psalm, die dominé Petersma de
kracht gaf, om blijmoedig zijn werk te verrichten,
al werd hem daarbij de eene moeilijkheid op de
andere gestapeld.
Het was de Psalm, die Tjaard Evenhuis rust
schonk en hem met wat meer bedaardheid en
gerustheid de toekomst deed inblikken, een toe
komst, die zwart was als de nacht.
Op hetzelfde oogenblik, dat in de pastorie
van Westwoud de Psalm des geloofs werd ge
zongen, die olie druppelde in geslagen wonden,
reed het tentwagentje van Menkveld de boeren
hoeve op, stond stil voor de deur, waarna de
boerin er veerkrachtig uitstapte.
Zij werd door Edzo Menkveld ontvangen met
een verwijt, waarin al zijn liefde klonk.
tenen geleid, en de samenleving in onze Chris
telijke, Zeeuwsche dorpen ten voorbeeld kunnen
stellen Maar ach
Onze tegenstanders doen in onze dagen niet
anders dan hun beginselen propageeren. Het is
voor hen een veelbelovende tijd. Van allen kant
wordt b.v. de leuze aangeheven, dat men wel
Christen kan zijn, in den Bijbel kan lezen, des
Zondags naar de kerk gaan, enz. en toch zich
kan aansluiten bij een socialistische of zooge
naamd neutrale organisatie Alsof een levend,
waarachtig Christendom zich tot één van de
zeven dagen liet terugdringen
Maar helaas door onkunde of kortzichtigheid
luisteren maar al te velen (arbeiders, zoowel als
middenstanders en werkgevers) naar deze rede
neering. En vooral onze jonge menschen, die
veel te weinig met de maatschappelijke vraag
stukken op de hoogte zijn gebracht, laten zich
van de wijs brengen. Dat wij toch inzien, dat
wij allen, niemand uitgezonderd, in welke po
sitie wij ook geplaatst zijn, een sociale roeping
hebben Dat we het begrijpen, eer het in Zee
land te laat is
Gij, die U moedwillig onttrekt, zijt er mede
schuldig aan, als nog meerderen, ook uit Chris-
telijken kring, aan het socialisme ten prooi vallen!
En vraagt ge numaar hoe kom ik, die daar
zoo weinig van af weet, aan die sociale kennis,
dan antwoorden wij U sluit U aan bij Patrimo
nium»
Dit verbond, dat reeds meer dan een halve
eeuw oud is, wil nog altijd, ook in deze moei
lijke tijden van crisis en werkloosheid, de Chris
tenen ook in Zeeland, wapenen tot den maat-
schappelijken strijd.
Week aan week worden de Christelijk-sociale
beginselen uiteengezet en verdedigd in het uit
nemend geredigeerd orgaan „Patrimonium". Dit
blad verschaft U een schat van kennis.
Onze afdeelingen behandelen in hare vergade
ringen de maatschappelijke onderwerpen van den
dag en doen vooral in de steden aan al
lerlei practischen arbeid, teneinde alzoo leiding
te geven aan ons volksleven.
Jammer genoeg, is het aantal leden en afdee
lingen van Patrimonium in Zeeland nog veel te
klein. Dat komt, zooals wij reeds schreven, om
dat maar al te velen hun sociale taak hebben
verwaarloosd. Zij hebben het niet ingezien, dat
ook kerk en politieke actie zeer groot belang
hebben bij een gezonde Christelijk-sociale be
weging.
De fout kan echter nog hersteld. Waar een
afdeeling van Patrimonium bestaat, kunt ge U
daarbij als lid aanmelden. Woont ge in een
plaats, waar nog geen afdeeling gevonden wordt,
stelt U dan in verbinding met anderen in Uw
woonplaats en richt spoedig een afdeeling op.
De secretaris der gewestelijke organisatie, de
heer K. Louwerse te Oostkapelle zal U gaarne
alle gewenschte inlichtingen verstrekken.
Vroeger-zoo schreef eens wijlen Ds. J. C.
Sikkel dachten vele menschen, vooral de da
mes „O, sociaal, dat is iets van de arme lui,
of van het werkvolk, of van de arbeiders, of
van de ambachtslieden, of hoe ze hen noemden.
En er zijn heusch menschen, die nog zoo denken
en voelen. Het sociale terrein is voor hen nog
heel ver weg.
Maar wie gevoelt en verstaat, dat de groote
zaak van het wel en wee in het gansche gemeen
schapsleven met den Christus in verband staat,
als wat heel ver weg was, nu vlak bij komt,
dan feliciteer ik hem. Dan is hij Christelijk so
ciaal»"
Lezer, zijt gij het al
Goes. A. DE LANGE.
ONZE GESCHIEDENIS.
VI.
De Cock's arbeid bleef niet beperkt tot Ulrum.
Het was hem onmogelijk om te zwijgen, nu hij,
door Gods Geest verlicht, den rijkdom van de
Gereformeerde waarheid had leeren kennen en
zag, hoever volk en leidslieden van die waarheid
waren afgeweken. En zoo verscheen van zijn
hand in 1831 een geschrift, getiteld „Ernstige
en hartelijke toespraak aan mijne landgenooten,
in deze zorgvolle en droevige dagen, vooral met
betrekking tot hun eeuwige belangen". Het was
toen ook een droevige tijd, Nederland voerde
oorlog met België, dat zich van het Koninkrijk
der Nederlanden wilde afscheiden, de revolutie
heerschte in Europa, een ernstige ziekte, de
cholera maakte honderden slachtoffers en onder
dat alles, zag de Cock geen verbreking des har
ten, maar wat hem het meest smartte was dit,
dat zij, die geroepen waren het volk voor te
„Is dat nu een manier van doen, Klaartje
Den eersten dag, dat je van den dokter er uit
mag, blijf je ik-weet-niet-hoe-lang weg. Het is
immers veel te vermoeiend voor je
„Ik ben heelemaal niet moe, want ik ben ge
reden naar vrouw Van der Klijn en daar ben ik
altijd gebleven. Het was er heel rustig. Eerst
waren wij alleen. Pas later kwamen de jongens.
Het werd later dan ik dacht. De tijd vloog om."
„Ben je bij Van der Klijn geweest vroeg hij
verwonderd. „Wat moest je daar doen Ik
dacht, dat je op het molenhuis waart."
„Daar ben ik in het terugkomen nog even ge
weest. Maar Evenhuis en Tannetje waren naar
het dorp."
„Waarom ging je dan vanmiddag niet
„Omdat ik eerst iets anders had te doen",
lachte zij geheimzinnig. „Ik moet je eens wat
vertellen, Edzo. De maalderij is er nog niet."
Menkveld werd meer en meer verbaasd.
„Wat heb je nu gedaan, vrouw?"
„Ja, als mannen dwaze, domme en niet-mooie
streken uithalen, dan mogen wij, vrouwen, toch
wel probeeren, om die te voorkomen Ik dacht
eerst naar vrouw Heerema te gaan, maar dat
had mij niet verder gebracht. Zij heeft niet den
minsten invloed op Heerema. Hij zet toch door, J
al zou zij hem smeeken, het niet te doen. Maar
met vrouw Van der Klijn is het iets anders." j
„Heb je haar gezegd, wat de boeren van plan
waren
„Natuurlijk. Daarom ging ik er juist heen.
'k Heb haar precies verteld, wat ze met Even
huis willen beginnen. Zij was gloeiend veront
waardigd en heeft mij beloofd, dat zij al haar
gaan, inplaats van Gods Woord 's menschen
i woord predikten in het midden der gemeenten.
Dit getuigenis werd alom besproken, het voor
en tegen werd gehoord, zelfs een van de Cock's
vrienden meende hem te moeten waarschuwen
voor den weg, thans ingeslagen. Maar dit baatte
niet, ijverig bestudeerde hij de belijdenisschriften
en de vrucht daarvan was, dat hij na eenigen
tijd liet uitgeven „De besluiten van de Nationale
Dordtsche Synode" en het „Kort begrip der
Christelijke Religie voor hen, die zich willen be
geven tot des Heeren Avondmaal".
Maar in dien tusschentijd gebeurde er iets, wat
hem in conflict zou brengen met de kerkelijke
besturen. Er waren ouders, op verschillende
plaatsen buiten Ulrum, die ernstige bezwaren
er tegen hadden, dat hunne kinderen gedoopt
werden door leeraren, die er openlijk voor uit
kwamen, niets met de Gereformeerde waarheid
op te hebben, deze zelfs bestreden. Ds. de Cock
werd nu verzocht deze kinderen te doopen. Eerst
weigerde hij aan dit verzoek te voldoen, maar
om meer licht in deze moeilijke kwestie te ver
krijgen, werd namens den kerkeraad van Ulrum
een brief gericht aan Ds. Molenaar van den
Haag, de man, die in 1827 een adres had ge
schreven aan al zijn hervormde geloofsgenooten,
waarin hij op den treurigen toestand der kerken
wees. Het advies van Ds. Molenaar moet Ds.
de Cock zeer teleurgesteld hebben. Het was ook
wel te verwachten, immers deze Haagsche pre
dikant had, na een ernstige berisping van den
Koning te hebben ontvangen, beloofd zich van
alles te onthouden, wat maar eenigszins de zoete
rust in de kerk zou kunnen verstoren. Hij durfde
niet openlijk partij te kiezen en wenschte den
vrede te bewaren. Op de vraag, hoe te hande
len met degenen, die in leer en leven ingingen
tegen de belijdenis en waarheid der Heilige
Schrift luidde zijn antwoord, „dat er voor die
tuchtoefening noch recht noch macht was, en
hij waarschuwde de Cock voor het gevaar, dat
hij in dien weg liep bemoeilijkt te worden in zijn
bediening. Ook vond hij het beter geen kinde
ren uit andere gemeenten te doopen, niet omdat
dit niet geoorloofd was, maar omdat men zich
tegenover zijn nabuur en ambtsbroeders, vooral
bij de thans bestaande Kerkenordening, voor
zichtig gedragen moet en allen schijn des kwaads
vermijden". (Dr. H. Bouwman in zijn Afschei
ding te Ulrum.) Dit advies volgde de kerkeraad
van Ulrum echter niet op en Ds. de Cock doop
te kinderen van ouders, die niet tot de gemeente
van Ulrum behoorden. Natuurlijk mag deze daad
niet goedgekeurd worden. Het sacrament hangt
niet af van de verhouding van den predikant tot
God hij is slechts een instrument en de Heere
is het, die de kinderen in het verbond inlijft. En
toch is het te verstaan, dat de Cock tot zulk
een opvatting kon komen.
Immers door geen der reglementen was het
verboden, maar bovenal was het een getuigenis
tegen den Geest dier dagen, dat men wel toeliet
allerlei wind van leer op de kansels, maar de
bezwaren der ouders, die naar de waarheid vroe
gen, niet telde. Een aanklacht werd nu tegen
hem ingediend en voor een commissie had de
Cock zich te verantwoorden. Op de vraag van
hem aan de commissie gedaan of er een regle
ment was, dat hem dit doopen verbood, moesten
de leden der commissie ontkennend antwoor
den en toen zij vroegen, of hij voort zou gaan
in den ingeslagen weg, zeide hij, dat hij van oor
deel was, dat de ware geloovigen zich ter doops-
bediening daar moeten vervoegen, waar zij het er
voor houden, dat de leer der Gereformeerde
kerk zuiver gepredikt wordt en dat hij daarom
van voornemen was, ook in het vervolg met het
doopen van kinderen uit andere gemeenten voort
te gaan, tenzij hem de wet mocht worden aan
gewezen, waartegen dit streed. De commissie
vermaande hem, maar liet hem verder ongemoeid.
Hij ging echter voort met kinderen uit andere
plaatsen te doopen, jeugdige menschen uit an
dere gemeenten te onderwijzen, waarop een
nieuwe aanklacht volgde. Misschien zou het bij
een vermaning gebleven zijn, al is het zeer te
betwijfelen, wijl vrijheid buiten Gods woord al
tijd leidt tot onderdrukking van de consciëntie
van Gods kinderen, indien niet een paar predi
kanten, Ds. Brouwer van Uithuizen en Dr. Red-
dingius van Assen zich zoo scherp hadden ge
steld tegen de Cock's opvattingen over Gods
woord en de belijdenis en toen was de teerling
geworpen. Ook de Cock zou getuigen.
NIET VERGETEN.
D.V. Donderdagavond 8 uur hoopt Ds. van
Nes, in ons midden wel bekend, in de Gasthuis
best zal doen, Van der Klijn tot andere gedach
ten te brengen."
„Wist zij er dan nog niets van
„Neen, niets. Zij wist wel, dat haar man met
Jaarsma verschillende boeren had bezocht, maar
niet met welk doel."
„Dus zij was er niet over te spreken Dat
doet mij genoegen."
„Zij zal met Van der Klijn praten en dacht
wel, dat hij over te halen was, om er van af te
zien. En morgen wilde zij naar vrouw Jaarsma,
die er ook nog wel niets van zal weten, en nóg
naar een paar boerinnen. Als de vrouwen haar
mannen nu gaan bewerken, dan is het best mo
gelijk, dat er van het heele plan niets komt.
Natuurlijk weet ik het nog niet, maar ik heb mijn
best gedaan."
„Dat zal wel", lachte hij. „Hoe kom je er bij,
om het te doen
„Er moest toch wat gebeuren Evenhuis en
Tannetje kunnen niets doen. Met de boeren valt
ook niet te praten. Als wij de vrouwen als bond-
genooten kunnen krijgen, dan komen wij een
eind verder. En ik ben niet ontevreden over
dezen middag. Nu niet meer mopperen, dat ik
zoo laat ben, hoor, Edzo. Je weet nu waarom."
„Ik sta er verbaasd van, wat je gedaan hebt",
zeide hij.
„Wij moeten de Evenhuizen helpen", zeide zij.
„En ik bid, dat God Zijn zegen op onze pogin
gen geeft."
Toen zweeg Edzo Menkveld.
HOOFDSTUK XIV.
Tjaard Evenhuis verliet de woning van do-
kerk een rede te houden, getiteld „Joodsche
helden".
Laat onze broeders en zusters dezen avond
vrij houden en de lezing bijwonen.
Onze missionaire dienaar wordt er zelf door
gesterkt, wanneer hij meeleven mag zien en on
dervinden. Voortdurend moeten wij er aan her
innerd worden, wat onze roepinq is, ook in
dezen.
God schenke een gezegende vergadering. Zij
het ook dienstbaar tot de komst van Zijn Ko
ninkrijk temidden der Joden, in Middelburg
woonachtig.
Middelburg. SCHEELE.
EEN SYMPATHIEKE DEURCOLLECTE.
De Vereeniging tot verspreiding der Heilige
Schrift, vóór 1929 „Vereeniging voor bijbelver
spreiding" genaamd, zich ten doel stellend de
verspreiding van den bijbel of gedeelten daarvan
en de aanbieding van tractaten, scheurkalenders,
wandteksten, enz., zal a.s. Dinsdag 22 Septem
ber in Middelburg en op 't Zand haar jaarlijk-
sche deurcollecte laten houden.
De heeren Korteknie en Loof, twee bekende
evangelisatie-arbeiders in onze hoofdstad hebben
zich met de organisatie van deze collecte willen
belasten. Zij vonden plm. 25 jonge dames bereid
om van 9 uur v.m. tot 5 uur n.m. het offensief
op onze huisdeuren te volbrengen.
Wij juichen deze sympathieke collecte harte
lijk toe en bevelen haar dringend aan.
De Vereeniging is er goed mee en dat mag
best, want zij verricht heerlijk werk, te bekend
om daarover thans uit te weiden.
Maar onze Gereformeerde Evangelisatie-
Commissie is er ook goed mee, want zij, die in
vele opzichten met genoemde Vereeniging sa
menwerkt, ontvangt een groot gedeelte van de
opbrengst der collecte terug in den vorm van
teksten en kalenders voor de a.s. Kerstfeestvie
ringen.
Onze stadsevangelisatie breidt zich gestadig
uit. Tengevolge daarvan is het met de kas treu
rig gesteld. Waar moesten wij blijven en wat
moesten wij beginnen zonder steun van de Ver
eeniging tot verspreiding der Heilige Schrift...?
Werkt daarom mede en zondert allen iets af
voor deze deurcollecte.
Gods Koninkrijk kome in onze stad steeds
meer ook door middel van deze samenwerking.
RINGNALDA.
CHRISTELIJKE VOLKSBIBLIOTHEEK.
MIDDELBURG.
Zaterdag 19 September a.s. des avonds om
zeven uur, hopen wij D.V. de bibliotheek weder
open te stellen. De vacanties zijn achter den rug
en een tijdperk van werken is weder aangebro
ken. Een goed boek zal bij dien arbeid een heer
lijke ontspanning bieden. Reeds twee jaren mocht
onze bibliotheek in de behoefte voor ontspan
ning voor velen onzer voorzien. Het vorige jaar
werd ruim een 3000 tal boeken uitgegeven. De
vacantie werd door het Bestuur benut om weder
het aantal boeken belangrijk uit te breiden, met
de laatst verschenen werken onzer Christelijke
schrijvers.
Het Bestuur rekent er nu echter op, dat daar
al het mogelijke wordt gedaan om onze Chris
telijke Volksbibliotheek te maken tot een in
stelling die deze naam met eere kan dragen, dat
het a.s. leesseizoen met vele nieuwe leden zal
openen. Het is waar, dat de tijden moeilijk zijn
en bezuiniging op velerlei noodzakelijk is, doch
daarbij dient nimmer uit het oog verloren, dat
een goed boek voor ons Christelijk gezinsleven
onontbeerlijk is en mogen voor onze zonen en
dochters op dat geestelijk voedsel niet bespa
ren. Bovendien is de contributie minimum 1.
per jaar, waarvoor men ongeveer een 50 tal
boeken kan lezen, zoo laag mogelijk gesteld.
Naar onze ervaring wordt in onze gezinnen
nog te veel, soms zelfs enkel neutrale lectuur
verwerkt, wat niet anders dan tot schade van
het geestelijk leven kan leiden. Daarom heeft
ieder toe te zien dat door onze kinderen alleen
die lectuur wordt gelezen, waarbij de schrijvers
bedoelen om ook in de kunst de eere aan God
te brengen van Wien ook deze gaven hun toe
vloeien.
Dankbaar zijn wij Hem Die ons in staat stel
de om dezen arbeid in Zijn Koninkrijk te ver
richten, en aan de trouwe lezers, klein en groot,
die ons hielpen ons steeds meerdere uitbreiding
aan dit werk te geven. Dankbaar ook voor den
Kerkeraad, die ons de beschikking gaf over de
consistorie der Noorderkerk.
miné Petersma en stapte over het dorp, linia rec
ta naar het gemeentehuis, waar hij den burge
meester wilde spreken.
Het was midden in de hondsdagen. Het was
drukkend warm. De lucht werkte zoo nu en
dan, zoodat verwacht werd, dat een onweder
zou losbarsten.
De molenaar was blij, toen hij in de koele hal
van het fraaie gemeentehuis stond, zoodat hij
wat minder last van de hitte had. Hij stond zich
het zweet van het voorhoofd te wisschen, toen
de gemeente-veldwachter Van Stralen naderde,
die tevens als bode van het gemeentehuis fun
geerde.
„Evenhuis. Wat was er van je dienst vroeg
hij, zoo kort mogelijk.
„Ik zou graag den burgemeester even spreken,
Van Stralen."
De veldwachter trok een bedenkelijk gezicht.
„Zou het niet gaan?" vroeg de molenaar.
„Niet gaan. Niet gaan. 'k Wil het wel eens
probeeren. Maar de burgemeester wordt niet
graag door iedereen gestoord. Je hadt beter eerst
belet kunnen vragen."
„Is dat dan veranderd?" vroeg Evenhuis ver
baasd. „Ik ben vroeger zoo vaak geweest en
werd altijd direct toegelaten. Dat weet je toch
wel, Van Stralen
„Vroeger, vroeger", mompelde de bode. „Wat
is, kan veranderen. Maar 'k zal eens voor je
zien."
(Wordt vervolgd)