Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 38. Vrijdag 18 September 1931, 45e Jaargang. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIE: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE en Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. OPWEKKING TOT LANKMOEDIGHEID. Zoo zijt dan lankmoedig, broeders, tot de toekomst des Heeren. Zie, de landman verwacht de kostelijke vrucht des lands, lankmoedig zijnde over haar, totdat het den vroegen en den spaden regen zal hebben ontvangen. Weest gij ook lankmoedig, versterkt uwe harten, want de toekomst des Hee ren genaakt. Jacobus 4:7 en 8. In het vijfde hoofdstuk van zijnen brief spreekt de broeder des Heeren over de ellende, die de Heere in Zijnen toorn uitgieten zal over de rij ken, die zich vergrepen aan de rechten des naas ten en wijl dat onrecht wordt voortgezet tegen over de geloovigen, ontvangen deze de verma ning alles in 's Heeren hand te leggen en ook eene opwekking lankmoedig te zijn. De geloovigen in Jacobus' dagen gingen ge bukt onder allerlei druk en dan loopt ook het kind Gods gevaar geprikkeld geworden de han den op te heffen ter verweer. Elk mensch heeft de neiging in dagen van onderdrukking en knechting een middel te zoe ken om zicETdoor vleeschelijke middelen te hand haven of den moed te verliezen en zoo over te slaan tot morren. Het is dan ook tot broeders, feot geloovigen en gekochten door Jezus Christus kinderen des Vaders, Die in de hemelen is, dat Jacobus zegt zijt dan lankmoedig. Hij roept op tot geduld zich niet te verzetten tegen den druk der machthebbers en alzoo in stilheid en vertrouwen op God den tegenstand te verduren en te lijden alles gevende in de hand van Hem, Die straks rechtvaardiglijk rich ten zal. Lankmoedigheid en lijdzaamheid moet geleerd in den weg der beproeving des geloofs in ver drukking en vernedering en zoo wordt het eene stille onderwerping aan den Heere. Dan richt in volle spanning de ziel zich op God alleen en ziet van alle schepsel en uiterlijke omstandigheden af. Nu verstaan we de opwekking te onderdruk ken het opbruischende bloed zichzelf te beheer- schen en te verkeeren in wachtende stemming in onderwerping des harten, dat alles overgeven leert in 's Heeren hand. Gelooven, dat de Heere alle dingen beschikt. Tot zulk dulden en wachten noopt de belofte des Heeren, dat de toekomst des Heeren ge naakt. Dat wijst op het ingrijpen Gods. Straks komt het onderscheid tusschen dien, die God vreest en die Hem niet dient. Op Gods tijd komt de vervulling en verwachting der geloovigen en rijst ook voor hen vrede en blijdschap. Ontknoopen van het warkluwen onzer dagen op allerlei ge bied schijnt onmogelijk voor zoover de mensch zien kan, maar geen nood, want 's Heeren toe komst genaakt. De mensch is zoo ongeduldig. Het onrecht ze geviert en de druk der tijden neemt toe. Toch weest lankmoedig tot de toekomst des Heeren en om tot geduld en lijdzaamheid te prik kelen en 's Heeren tijd in geloof te verbeiden, wijst Jacobus op een voorbeeld. Hij neemt zijne broeders als bij de hand en brengt ze naar den akker en hij wijst op het landbouwersleven en hij wekt ze op om daar goed de oogen te gebruiken, opdat ze de les ter harte nemen. Juist de landbouwer heeft een bedrijf, dat tot geduld en wachten maant. Hij heeft den grond te bewerken en straks te zaaien en vervolgens maar af te wachten, ook bij alle verderen arbeid, wat vrucht hij in de schuur brengen zal. 't Zaad, waarvan hij vrucht verwacht, ligt in de aarde verborgen. In 's Heeren hand heeft hij het verder over te geven in 's Heeren hand, die den vroegen regen zendt ter bevochtiging van den grond, waarin het zaad is gezaaid en straks ook den spaden regen, die dienen moet om de vrucht te doen uitgroeien en tot rijpheid te brengen. In dien tusschentijd heeft de zaaier te wachten tot den tijd, dat hij met blijdschap de schoven optasten kan in de schuur, want 't gaat om de kostelijke en waardevolle vrucht. De broeder des Heeren stelt het zelfs zóó voor, dat de landman staat in eene afwachtende en gebogen houding toe te zien en af te wach ten de vrucht, die hij reeds in het kiemen van het zaad ziet, maar waarover 's Heeren gunst in het natuurlijke nog zooveel doen moet. Zoo is het duidelijk, dat het leven buiten is een afhankelijk leven een werk van geduld. Die les hebben ook wij toe te passen. Wij hebben te wachten in onderwerping aan den Heere. Geduldig en stil te zijn en zoo te verstaan zijt sterk en de Heere zal ulieder hart versterken. Wie niet geduldig wachten kan, is niet tot levensinspanning bekwaam, maar de geloovige heeft in geduld met opgeheven hoofd te ver wachten den dag van 's Heeren toekomst. Zoo alleen wordt het geloof bekrachtigd en zoekt de mensch het niet in eigen wil en weg en ook niet in handhaving van zichzelf, maar neemt hij het kruis gewilliglijk op de schouders en draagt het Jezus na, Die straks optreden zal als Rechter aller dingen. De schrijver van dezen brief is van de nood zakelijkheid van het betoonen van lankmoedig heid onder druk en kruis zoo overtuigd, dat hij het den geloovigen nogmaals toeroeptweest ook gij lankmoedig, mort nietzucht niet tegen elkander breekt niet in klachten tegen en over elkander uit, wat brengt tot bitterheid. Dat ieder van Gods wege zijne roeping versta, want wie den broeder vertrapt of hem zijn recht ontneemt, die gaat zeker niet vrij uit, ook al is het, dat de verongelijkte zwijgt, omdat hij alles leerde overgeven aan Hem, Die leeft en Die hier op aarde vonnis geeft. Maar de geloovige geve in die zekerheid alles over in 's Heeren hand en als men dan meent, wat is hij toch een zwakke ling, zoo is de vergissing groot, want juist dan blijkt hij sterk te zijn in zijnen God de sterkte des Heeren is zijne kracht. Kracht om te dulden, te dragen en te wach ten, want de toekomst des Heeren genaakt, is naderende en dichtbij. Alles roept om het ingrijpen Gods. En het laatste en beslissende komen Gods valt in den dag van de wederkomst van Christus. De dag des Heeren is er reeds, maar nu nog als bij den landman, die in het zaad ziet de kos telijke vrucht. Zoo hebben we te verwachten het volle ko men Gods en we hebben geduldig en lankmoedig te verbeiden de ure door God vastgesteld. Zijt gij klaar voor die ure Weest lankmoedig, zoo is de opwekking, tot de toekomst des Heeren, ook in deze dagen. Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE. DE WIERINGERMEER. We gaven aan br. M. gelegenheid om in en kele brieven meedeelingen te doen over het werk in de Wieringermeerpolder en de ervaringen daarbij opgedaan. Zoo zou de belangstelling voor dat werk en voor de broeders, die daarin arbeiden, worden gewekt en dat leek ons wel gewenscht. In die meedeelingen nu deed br. M. ook een klacht hooren, dat de Gereformeerden op Sluis I vrijwel aan hun lot overgelaten wer den. Evenwel komt Ds. Hoek in N. H. Kerkblad daartegen op. We achten het billijk, waar we de klacht van br. M. opnamen, ook aan Ds. Hoek het woord te geven tot verdediging van de deputaten, die dezen arbeid hebben te beharti gen en nemen zijn artikel hier over. De Wieringermeer. Tot mijn groote verbazing las ik in het stuk van M., overgenomen uit de „Zeeuwsche Kerk bode" Maar voor ons Gereformeerden, die hier nu bijna tien maanden vertoeven wordt niets ge daan. Wij hebben gevraagd, gesmeekt aan de putaten voor Evangelisatie „Kom en help ons ook" en hun gezonden „een noodkreet uit Wie ringermeer". Wij hebben een heel klein oogen- blik met hen gesproken, hier, op den ontgonnen bodem der Zuiderzee, waartoe wij ze hadden uitgenoodigd. Maar tot nu toe zonder eenig resultaat. Die woorden van br. M. trok ik mij aan. En ik begin met hier uit te spreken ik begrijp er niets van. Br. M. moet ook mij bedoelen, want ik ben er bij geweest en heb hem daar arbeidend op den bodem opgezocht, met Ds. Donner en Cand. Wielenga. Sinds loopt er eiken Zondag een bus om de broeders naar de kerk te Kolhorn te brengen. En ons is medegedeeld dat er sinds wel dubbel zooveel menschen daar onder de prediking ko men als te voren. Dit feit kan broeder M. niet onbekend zijn. Waarom het dan verzwegen Waarom dan gesproken alsof er voor onze mannen gansch niets wordt gedaan Ik begrijp het niet Ten tweede aan br. M. is medegedeeld dat wij zoodra een woning die wij aan de directie van de Wieringermeer te huur gevraagd hebben gereed is, daar ook gelegenheid zal worden ge maakt om onze mannen in een kamer, 's avonds na den arbeid op de werkdagen te ontvangen. De uitnoodiging ligt hier bij mij om op Maan dag 7 September bij Sluis I te zijn met 't oog op deze zaak. Ik vraagis dat nu onze menschen geheel vergeten Die woning konden wij niet gereed blazen. Dit wist br. M. Daarom begrijp ik er niets van. Ten derdeCandidaat Wielenga zou, zoo is bepaald en overeengekomen, de broeders bij Sluis I bezoeken en in hun kamer met hen spre ken. Nu weet ik dat dit metterdaad zóó geschied is. Ik weet ook dat 't br. M. bekend is, dat 't in de bedoeling van depp. zoowel van de Clas sis als van de Generale Synode lag, dat deze broeders niet zouden vergeten worden. Indien nu inderdaad door allerlei anderen ar beid aan deze opdracht niet zou voldaan zijn, dan vraag ik nog is 't recht dat br. M. schrijft zooals hij schrijft Maar het is inderdaad ge schied. Het is dus onjuist dat er voor deze broeders niets wordt gedaan. Ten vierde reeds vrij langen tijd zijn deputa ten er mede bezig een eigen gebouw te stichten bij Sluis I. Ik weet niet waardoor het komt, maar een feit is dat de kerken ons geen middelen zenden om dit bouwplan zoo spoedig tot stand te brengen als wij wilden, zoodat deputaten om financieele redenen en omdat de toekomst van de Wieringermeerpolder nog zoo onzeker is, dat niemand ons zeggen kan hoe wij daar moeten bouwen, besloten dezen bouw nog even uit te stellen. Zulk schrijven als van br. M. is niet bevor derlijk aan de liefde voor ons werk. Hij wekt sterk den indruk alsof er niets wordt gedaan, terwijl er drie candidaten voor den ar beid zijn aangesteld. Een arbeidt er op het Breezand. Een op Wieringen. Een te Kolhorn. En aan alle drie is opgedragen te arbeiden onder deze mannen die zoo ver van huis zijn. Ik heb waardeering voor de bedoeling van br. M. Maar tot mijn zeer grooten spijt, moet ik hem tegenspreken in dit ééne Wij worden ver geten, wij Gereformeerden Ik geloof dat die woorden schade doen aan de zaak die br. M. bevorderen wil, omdat zij geheel onjuist zijn. Daarom weerspreek ik ze. E. D. H. ORGANIST KRUITHOF. Men deelde ons mee, dat de heer Kruithof van Kampen weer in enkele kerken een orgel bespeling komt geven en wel Woensdag 23 Sep tember in Middelburg en Donderdag 24 Sep tember in Vlissingen. Men vroeg ons een woord te willen schrijven om op te wekken zijn orgel bespeling te gaan hooren. Natuurlijk voldoen we daar gaarne aan. De heer Kruithof is in Zeeland geen onbekende. Op tal van plaatsen heeft men hem hooren spe len en voordragen. En altijd wist hij èn door het ééne èn door het andere, de harten te tref fen. We twijfelen er dan ook niet aan of overal waar hij komt zullen de broeders en zusters gaarne gebruik maken van de gelegenheid om hem te hooren. En dat nog te meer omdat zij alzoo hem ook kunnen helpen om in zijn onder houd te voorzien. Is de toegang vrij en wordt in de samenkomst een collecte gehouden, velen zullen ook het niet-verplichte programma 0.20, dat bij den ingang zal worden aangebo den, willen koopen. VAN TIJDSCHRIFTEN. Nu de wintertijd weer in aantocht is en daar mee de tijd van onderzoek en studie, willen we nog eens enkele van onze Christelijke tijdschrif ten de revue laten passeeren om er bij vernieu wing de aandacht op te vestigen en ze aan te bevelen. Wat we in onzen tijd noodig hebben is goede voorlichting, opdat we temidden van de schro melijke verwarring van begrippen en denkbeel den het spoor niet bijster worden. Een voornaam ding daarbij is ook al, dat we uit onze huizen weren allerlei zgn. neutrale bladen, en dat we daarom gebruik maken van de gelegenheid om onszelf en onze kinderen van goede lectuur te voorzien. Meer dan vroeger behoort tot de lectuur, waarnaar gegrepen wordt, het dagblad en het tijdschrift. Ook daarmee dienen we rekening te houden. Natuurlijk mag het goede boek niet ont breken. Het boek, dat we in eigendom bezitten dat we telkens weer eens ter hand nemen om den inhoud ons eigen te maken. De geestelijke winst van een goed boek, dat we in ons opna men is veel grooter, dan van zooveel, dat maar vluchtig tot ons doordringt. Het bezit van een kleine, met zorg gekozen, bibliotheek die men dan ook doorstudeert, is van onschatbare waarde. Evenwel naast het boek, dat de eerste plaats moet behouden, kan nu het dagblad en het tijd schrift niet ontbreken. We kunnen ons geen huisgezin meer denken, waarin niet een dagblad komt of één of meer tijdschriften. En moge de indruk daarvan vluchtig zijn hoe wordt soms zoo'n dagblad doorgevlogen en een tijdschrift doorgebladerd omdat ze telkens terugkomen oefenen ze toch grooten invloed uit. Daarom moeten we ook bij het dag- en week blad en bij het tijdschrift nauwlettend toezien en onze roeping en verantwoordelijkheid ver staan. Dat hier echter een tekort is moet men wel aannemen, wanneer men hoort verzekeren, dat nog in tal van Gereformeerde gezinnen ook wel „neutrale" bladen komen. Nu is het niet onze bedoeling hier te schrij ven over de dag- en weekbladen. Alleen willen we er dit van zeggen, dat het onder ons toch moet vaststaan dat in onze gezinnen gelezen worden bladen als „De Zeeuw", „De Standaard" en „De Rotterdammer" en alle neutrale bladen zooveel mogelijk worden geweerd. We zeggen zooveel mogelijk. Het kan zijn dat iemand ook een neutraal blad moet lezen. Evenwel moet hij dan zich afvragen, of dit werkelijk moet, en of het maar niet gebeurt uit sleur of uit „deftig heid". Kan het ook iemands roeping wezen om „deftig" te zijn zie Titus 2:7 in de leer moet er dan ook onvervalschtheid zijn. Op de tijdschriften komende beginnen we dan nadat we een vorig maal op „De Spiegel" wezen met Timotheüs, uitgave La Rivière en Voorhoeve, Zwolle. Week aan week geeft dit tijdschrift ge zonde Christelijke lectuur, dienend tot opbou wing van het geloofsleven. Maar het oriënteert ook op allerlei terreinen van het leven geeft historische bijdragen artikelen over de natuur en de techniek over paedagogie en zoo meer, terwijl keurige illustraties vaak den tekst ver duidelijken. Evenzoo is aanbevelingswaardig: Het Schouw venster, uitgave E. J. Bosch Jbz., Amsterdam. Het is in zooverre weer anders dan Timotheüs omdat het naar zijn naam meer „illustra tie" wil zijn. En het geeft dan ook tal van mooie, met zorg gekozen, illustraties. En vergelijking met z.g.n. neutrale geïllustreerde pers, doet zien van hoe groot belang hier de goede keuze is, ook in het onthouden van illustraties, die in niet één kring thuis hooren, en die zeker onder ons moeten worden geweerd. Maar behalve den tekst tot verklaring der illustratie, geeft het ook boei ende vervolgverhalen. Weer anders is Op den Uitkijk, uitgave Gebrs Zomer en Keuning, Wageningen. Hoewel ook dit tijdschrift zich er op toelegt populair te zijn, is het dat toch niet in den gewonen zin van dat woord het is het dan in den zin van popu- lair-wetenschappelijk. Zoo vraagt het een be paalden kring van lezers, maar geeft het dezen kring dan ook veel goeds. Wat ook wel te ver wachten is, als men ziet dat tal van hoog- en zeergeleerden er aan meewerken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 1