Bethesda. FEUILLETON* C. Predikant-directeur te Bethel. van haar echtgenoot een ruime plaats in haar hart gereserveerd voor den arbeid onzer Gereformeerde Meisjesvereenigingen. Nog al tijd is zij vol liefde werkzaam in het Koninkrijk Gods en helpt zij onze Geref. meisjes, die zich willen bekwamen om hare toekomstige roeping in huisgezin, Kerk, Maatschappij en Staat overeenkomstig Gods Woord en de Geref. belijdenis te vervullen. Deze jonge vrouw op den ouden kansel te hooren vertellen aan onze Zeeuwsche meisjes ,,Waar het om gaat" 't zal ons een weelde zijn Daarna zal D r. K. D ij k van den Haag een rede houden, getiteld,,A 1 s hoek- s t e e n e n". Dit herinnert mij aan menig keer, dat ik dezen hoogstbekwamen en talentvollen jeugd leider, dezen bekenden en geliefden kansel redenaar hoorde spreken of preeken. Men kon dan altijd een speld hooren vallen. Aan Dr. Dijk den kansel van St. Barbara af te staan in het belang van onze Geref. meisjesvereenigingen. 't Zal ons een eere zijn 1 En nu Reeds hoor ik in den geest de Gothische gewelven der oude Gasthuiskerk weergalmen van het lied, vol levensdrang opwellend uit vele jeugdige harten ,,Twee lijnen richten onzen geest, ,,'t Zijn Bouwen en Bewaren, „Waarin ge 't kruis van Christus leest, „Waarom w' ons biddend scharen." Heerlijk Heerlijk 1 Onze Gereformeerde meisjes in de Gast huiskerk Maar niet alleen zij. Wij roepen Uw aller liefde en belangstel ling op. Ieder heeft vrije toegang. De deur gaat weer open Stelt onze meisjes niet teleur. Leeft mee I Gaat mee naar de Gasthuiskerk „Hij heeft onze krankheden op Zich ge nomen en onze smarten heeft Hij gedragen". Deze woorden uit Jesaja 53 4 boeien terstond onze aandacht, zoodra wij de hal van het j.l. Woensdag geopende Christelijk ^Ziekenhuis „Bethesda" te Vlissingen betreden. Neen, wij gaan het schoone gebouw hier niet beschrijven. De dagbladen hebben ons voldoende in gelicht over de vóórgeschiedenis alsook over de schitterende inrichting van Zeeland's eerste Christelijk Ziekenhuis met zijn 95 fonkel nieuwe bedden, vriendelijke kamers, ruime zalen, met zijn operatie- en isolatie-vertrek ken, met zijn kinder- en tb.c.-afdeeling, zijn daktuinen voor zonnebaden enz., enz. Wij willen in deze Kerkbode alleen onze blijdschap uitspreken met de totstandkoming van deze inrichting, het bestuur onze har telijke gelukwenschen aanbieden en onze lezers met een enkel woord wijzen op de groote en heerlijke beteekenis van dit „Huis der Barmhartigheid". Zeeland is overwegend Protestantsch. Toch bezat ons gewest nog steeds geen ziekenhuis, waarin geleefd en gewerkt wordt naar het beginsel der Christelijke naasten liefde, wat toch altijd nog heel wat anders is dan het motief der algemeen-menschelijke fïlanthropie, waarop de z.g.n. neutrale inrich tingen van barmhartigheid gebaseerd zijn. Maar de Heere, die menschenharten neigt als waterbeken, deed een vorstelijke gift tot ons komen en toen duurde het niet lang meer of de fundamenten van Bethesda waren gelegd, de muren steigerden omhoog en H.M. de Koningin kwam naar Vlissingen om de gedenksteen te onthullen, die in duidelijke zwarte letters de woorden van Jesaja 53 4 draagt DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD (HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880) DOOR H. KINGMANS. LIL „Ja, ja, Menkveld, het is heel goed van je. Maar maar waarom doen ze dat Ik leg den boeren geen stroobreed in den weg". Natuurlijk niet. Wie beweert dat 'k Heb je al gezegdalleen omdat je naar „de schuur" bent gegaan. Zij kunnen het niet kroppen en willen op het dorp een voorbeeld geven, hoe mannen, als jij, dan behandeld moeten worden". „Als dat werkelijk de reden is, is het wel verbazend kleinzielig", meende de molenaar, wien de mededeeling nog schier onwezenlijk in de ooren klonk. „Ik ben het met je eens, Evenhuis. Maar daaraan zullen zij zich wel niet storen". Er viel een stilte tusschen de beide mannen. In-bleek, keek Tjaard Evenhuis het molenerf op. Dat was een vreeselijke boodschap. Zij beteekende niets meer of minder dan dat hij binnen afzienbaren tijd zijn molen wel kon afbreken, omdat er niets meer te malen zou zijn. De boeren lieten hem in den steek, ter wijl de dorpelingen, uit vrees voor de boeren, het natuurlijk ook zouden doen. Dan stond hij met vrouw en kinderen op straat. Zoo hebben wij dan nu dit Ziekenhuis, welks grondslagen niet gelegd zijn in het altruïsme van algemeen humaniteitsgevoel, maar beter, veel beter in het levend geloof dat werkzaam is door de liefde van Christus, die onze krankheden op Zich genomen heeft. Dat deze liefde van Christus nu ook in ons Zeeland een Ziekenhuis heeft kunnen bou wen en openen, vervult ons met groote dankbaarheid. Bethesda is een vrucht van levend geloof, dat nooden wil lenigen, reddend en helpend wil optreden en dat in de verpleging der zieken de religie slechts toelaat, maar haar zoowel in de Kerkzaal als in de Ziekenver trekken alle recht wil laten wedervaren. De Directrice en de Verpleegsters zijn allen van Christelijke belijdenis. Zij zullen onze kranken en stervenden on gestoord mogen wijzen op den grooten Medicijnmeester, die onze smarten gedragen heeft. Bethesda wil helpen niet alleen in tijdelijke maar ook in geestelijke nooden en alzoo ver vullen de wat van Christus. Daarom heeft dit Christelijk Ziekenhuis recht op ons aller liefde en belangstelling. Ook wij hebben j.l. Zondag op verzoek van het bestuur in de samenkomst der ge meente dit werk van Christelijke barmhartig heid mogen gedenken in ons gebed. Er zijn helaas menschen, die dat heel niet noodig vonden, ja zelfs afkeurden. Wij begrijpen daar niets van. Of ja, misschien toch wel iets. Maar dan bedroeven we ons er ten zeerste over en hopen dat allen, die nog niet de ware belangstelling kunnen toonen voor het werk van Bethesda tot andere gedachten zullen komen. Heel Christelijk Zeeland dient zich te ver blijden over het eerste Christelijke Ziekenhuis in ons gewest. Bethesda is een gave Gods. Laten we deze gave niet miskennen en ons beijveren het onze bij te dragen tot den bloei dezer waardevolle inrichting. Komen er onverhoopte dagen van ziekte en tegenspoed in onze gezinnen, zelfs zóó dat opnamen in een ziekenhuis noodzakelijk is, dan zullen wij voortaan met Bethesda rekening moeten houden en, als onze om standigheden het practisch toelaten, 't chris telijke de voorkeur moeten geven boven 't neutrale. De Heere stelle dit nieuwe ziekenhuis tot een grooten zegen voor velen in onze provin cie. Hij bekwame allen, die hun beste krach ten willen wijden aan deze Christelijke Zieken verzorging. Hij binde de belangen dezer in richting op ons allen consciëntie Hij geve dat menige patiënt in Bethesda genezing mag vinden en dat andere, die naar Zijn eeuwigen Raad, in dit Huis der barmhartigheid zullen sterven, dan mogen overgaan tot het Vader huis met zijn vele woningen, waar niemand meer zeggen zal,,Ik ben ziek". Middelburg. Ringnalda. „VADER" BODELSCHWINGH. IV. Hoewel zij beiden van heeler harte zich aan dit gezegend werk gaven, zag Bodel- schwingh zich toch genoodzaakt door de zwakte van zijn vrouw de gelegenheid, om een rustiger werkkring te krijgen in het vaderland, aan te grijpen. En die gelegenheid werd hem geboden door het beroep van de kerk te Dellwig, een groote dorpsgemeente in de graafschap Mark. Het afscheid viel beiden zwaar. „We zijn hier toch zoo gelukkig geweest" riep Bodel- schwingh's vrouw uit onder heete tranen, toen ze de pastorie verliet. B. was echter verzekerd in Gods weg te zijn en troostte zichzelf en Hij liet een zucht hooren, die op kreunen geleek. Menkveld zag den molenaar aan met een blik vol medelijden. „Je hebt geen woord te veel gezegd, Menk veld „Geen woord, man. Daar is de zaak waar lijk ernstig genoeg voor. 't Is precies, zooals ik je gezegd heb. De boeren hebben het vast besloten. Alleen, ik noem je niet den naam van den man, die het eerst met het gemeene plan is gekomen". „Dat behoeft ook niet. Ik dank je wel voor je waarschuwing, al zal ik er niets aan kun nen doen". „Dat weet ik nog niet, Evenhuis. Als je niet meer naar „de schuur" gaat, dan is het afgeloopen en gebeurt er niets". ,,'k Neem het je niet kwalijk, dat je het zegt. Maar dat gaat nu eenmaal niet. Ik ben dien weg gegaan, omdat ik niet anders kon. Jij weet dat niet zóó, maar je vrouw des te beter". „Dat antwoord had ik verwacht. Maar dan weet ik niet, hoe het met je moet, Evenhuis". „Ik weet het ook niet", zei de ander toon- oos, vattende de hem toegestoken hand. „Ik dank je wel voor je mededeeling, Menkveld. Je kunt het niet helpen, dat ik er geheel van in de war ben. Straks zal ik er met Tannetje over spreken. En ik dank je wel, dat jij er niet aan mee doet". „Ja, dat kun je begrijpen", barstte Menk veld uit. ,,Ik vind het een door en door gemeen plan. Maar ik ga weg. Het beste, Evenhuis". „Ja, ja, dank je wel". de bedroefde gemeente in de afscheidspreek met het woord van Jezus: „Vrede laat iku, mijnen vrede geef ik u niet gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef ik hem u. Uw hart worde niet.ontroerd en zij niet versaagd". B. werd als tweede predikant beroepen naast Ds. Philipps, die vanwege zijn ouder dom en lichaamszwakte het werk niet meer alleen af kon. Welk een verschil met Parijs Dellwig was een gemeente van Westfaalsche boeren, conservatief in hooge mate, halstarrig vasthoudend aan oude zeden en rechten, ,.so knorrig und zahe, wie die Eichen ihrer Wilder". Het leven op 't platteland deed hen beiden goed. In Parijs had de nood van de wereld stad en de dagelijksche aanloop zwaar op hen gedrukt ze herademden en doorleefden een kostelijken tijd van stilte en rust. B. kon weer wat meer studeeren. Toch kon hij er niet toe komen zijn preeken op papier te brengen hij mediteerde zijn preek in het schoone stille eikenwoud. Zijn oudere collega ried hem aan zijn pree ken op schrift te zetten 't schijnt, dat de geïmproviseerde wel eens te lang werden. B. bleef echter bij zijn oude methode. Wat wij zouden noemen een „bestudeerde" preek, gaf B. dan ook niet. 't Was een warm, hartelijk eenvoudig woord met veel vertellingen en gelijkenissen uit het dagelijksch leven. Trouw was hij in alle deelen van zijn herderlijk werk. De catechisanten hielden van hem niet zoo zeer, omdat hij slechts weinig van buiten liet leeren, maar vooral om zijn diepe vroom heid. Een catechisante schrijft, dat ze 't nooit zal vergeten, hoe hij Jesaja 53 met hen las en besprak. Dan zaten ze soms drie uur aan de voeten van hun geliefden leeraar. Zijn liefste werk was echter 't bezoeken van de zieken, eenzamen en ouden van da gen in de gemeente. Zijn hart trok steeds naar 't ellendige, 't verschovene. Toch ging hij niet in den plaatselijken arbeid op, maar bewoog hij zich ook daar buiten. We zien hem in dezen tijd ook op de Synodes, waar hij een vooruitstrevende figuur is. „Er war immer bemüht, den Wagen des knehlichen Lebens in eine etwas schnellere Gangast zu bringen und neue Auregung zu geben". Hij gaf een krachtigen stoot tot invoering van het nieuwe gezang boek, zooals 't de gemeenten van Rijnland en Westfalen nu bezitten. Moelijkheden en teleurstellingen bleven ook hem in zijn gemeentelijk werk niet be spaard. Zooals 't meer op dorpen gaat, bestonden er allerlei familiesecten, het vuur van haat en twist laaide telkens weer op bij de minste aanleiding. Het leven van een dorpspredikant kan door die voortdurende oneenigheden vergald worden. B. was steeds bezig den haat in de kiem te verstikken en tot verzoeningsgezindheid op te wekken. Dat kostte hem echter veel moeite en veel gebed, want van zijn boeren geeft iemand déze karakteristiek „Zij schrijven hun haat boven aan in hun hypotheekboek en deze haat moet van kind op kind overgeërfd worden." Soms gaf hij een oplossing van kwesties door een echt Salomonische uitspraak. Twee buren streden om een op de grens staanden eik. Vóórdat beslist was, aan wien de boom behoorde, liet één van hen den eik vellen. Natuurlijk werd daardoor de strijd op 't felst. Wat deed B. nu Juist was men bezig een nieuwe pastorie te bouwen. Hij liet den gevelden eik naar den pastorietuin bren gen. Daarna ging hij naar de beide tegen standers en vroeg aan ieder van hen, of hij den eik mocht hebben voor de pastoriebouw. Nog vóór de boer weggereden was, keerde Evenhuis naar het molenerf terug, echter niet naar de bank terzijde van het huis, maar naar den tuin, dien hij doorwandelde, kijkend naar den molen, wiens wieken in rust waren. Zijn hart kromp ineen van pijn straks zou die molen daar werkloos zijnen ergens el ders op het dorp zou een stoommaalderij het werk van den molen overnemen het brood uit den mond gestooten, zou hij Oostwoud wel moeten verlaten Hij bleef, geheel in de war, geruimen tijd in den tuin, zóó lang, dat zijn vrouw hem kwam opzoeken. „Waar blijf je toch, Tjaard vroeg zij. En dan, zijn ontzet gelaat ziende „Wat is er, jongen „Menkveld had slecht nieuws, Tannetje. Ik ben er heelemaal door van streek", ant woordde de molenaar op somberen toon. „Wat vertelde Menkveld dan Is er bij hem thuis zwarigheid „Neen, het geldt ons. Binnenkort heb ik niets meer te malen, zoodat wij den molen wel kunnen verlaten. Het brood wordt ons uit den mond gestooten". Zijn mededeeling liet aan duidelijkheid wel iets te wenschen over. Verbaasd zag zij hem dan ook aan, in de verste verte niet kunnende vermoeden, wat hij bedoelde. „Spreek alsjeblieft duidelijker, Tjaard. Want ik kan uit je woorden geen wijs". Hij gaf de mededeeling van Menkveld weer. En eerst toen begreep zij. Beiden konden zich bij deze rechtspraak neerleggen. Veel verdriet had B. ook van de uitspat tingen ter gelegenheid van de dorpsbruiloften. Dan kon de zachte man in heftigen, heiligen toorn ontsteken. Uiterst streng trad hij tegen die misstanden op. Eens verzocht men hem een volksfeest te openen met gebed en een feestrede. Later in den avond werd 't een dronke manspartij. B. moest nu maar heengaan, zei men tot hem. Maar hij bleef tot de laatste man het feestterrein verliet. En dan geeft hij aan de predikanten dezen raad,en dat lijkt mij een zeer verstandige Neemt alleen dan aan zulke landelijke feesten deel, wanneer ge besloten zijt het feest tot 't einde mee te maken. Anders gebruikt men uw verschijning als een dekmantel voor allerlei nachtelijke uitspattingen. In de oorlogsjaren 1866 en 1870 trok hij als legerpredikant met de troepen mee. Uit die jaren, vertelt hij, rijst tweeërlei beeld voor mij op. Het eerste is een smartelijk Maar 't tweede is een troostvol beeld. Ik heb niet alleen bloeddruppelen, maar ook tranen op de aarde zien vallen, tranen, die kostelijker en vruchtbaarder waren dan alle dauw des hemels. We hadden als 't ware alle dagen Zondag. De hemel was ons in die dagen zooveel nader dan in vredestijden 2). Een moeilijke tijd brak voor hem aan, toen zijn oudere collega, met wien hij steeds in volle harmonie had samengewerkt, in 1867 stierf. Zooals 't meer gaat bij een predikants vacature een heftige partijstrijd ontbrandde. Toen 't de eene partij niet naar den zin ging, kreeg B. de schuld en de steenen vlogen door de vensters der pastorie. Maar den zwaarsten tijd maakte hij in zijn eigen gezinsleven door. We naderen nu 't oogenblik, waarop we bij 't begin van dit artikel reeds wezen hij verliest zijn vier kinderen binnen veertien dagen tijds. 3) Aandoenlijk is 't te lezen, hoe 't eene kind na 't andere aangetast wordt door kinkhoest en longontsteking en na smartelijk lijden in kinderlijk geloof ontsliep. Eerst de kleine zachte Friedrich, dan de sterke, ge zonde Elizabeth. De derde was de kleine Karl. Dan roept de kleine Ernst met luider stem en een klank van sterk verlangen „Ik wil ook mee, papa „Waarheen „Naar Friedemannchen en Elizabeth" was 't antwoord. Spoedig daarna werd zijn wensch vervuld. Van al hun kinderen waren de ouders binnen twee weken beroofd. Ze waren doodelijk bedroefd. Van dien tijd af begon 't haar van de moeder uit te vallen en zelfs nog na een jaar beefde haar hand onder 't schrijven. Maar ze werden ook wondervol vertroost door de heerlijke uitspraken van Gods Woord. En later hebben ze de bedoeling Gods ge zien met deze zware beproevingHij wilde hen door 't diepste leed geschikt maken zich van heeler harte te ontfermen over den diepsten nood en de grootste ellende der menschen. In den smeltkroes van 't lijden werden ze gesmolten en gereinigd, om steeds bekaam te zijn tot 't machtige barmhartig- heidswerk, waartoe God hen had gekozen. In de nabijheid van Bielefeld was een kleine inrichting „Eben-Ezer", waarin kin deren werden verpleegd, die aan vallende ziekte leden. Een klein diaconessenhuis was er bij gebouwd. In 1871 had er een uit breiding plaats, doordat een nieuw gebouw in gebruik kon worden genomen, waardoor er voor ongeveer twee honderd epileptici plaats was. Dit gebouw werd genoemd „Bethel", welke naam later overgegaan is „Zou het waar zijn, Tjaard vroeg zij dan, ongeloovig nog. „Natuurlijk is het waar, vrouw. Menkveld liegt niet. Waarom zou hij het doen Het was mooi van hem, mij te waarschuwen. Het is natuurlijk zoo. 'k Heb mij eerst verbaasd, maar bij eenig nadenken behoeft dat toch niet. Het is net iets voor de boeren hier. Tegenover hun arbeiders hebben ze immers ook zoo ge handeld Heerema joeg er een het erf af en Jaarsma ook. En heeft Hakman niet het dorp moeten verlaten, omdat al zijn klanten weg liepen En nu moet Evenhuis het ontgelden. Je zult het zien. Het kwaad is ten volle over ons besloten". De molenaar sprak op bitteren toon en zijn vrouw bespeurde, hoe zwaar hij er mee te kampen had. „Wij gaan ten onder", zeide hij weer. „Als God het wil, Tjaard", wees zij hem op zachte wijze terecht. Verrast keek hij haar aan. Haar onwan kelbaar Godsvertrouwen bezat hij nog niet. „Natuurlijk, Tjaard Dat gaat zoo maar niet. Als de Heere het niet wil, gebeurt het niet. Dat is zoo vast, als de molen vast staat". „Maar, vrouw, het aandeelenkapitaal is zoo goed als bij elkaar" „Dat heb je al gezegd. Maar de maalderij staat er nog niet. En al komt dat ding er, dan beteekent het nog niet, dat wij van den molen af zijn". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 2