Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 35. Vrijdag 28 Augustus 1931. 45e Jaargang. UIT HET WOORD, DADERS DES WOORDS. Bethesda. Naar de Gasthuiskerk. REDACTIE: Ds. A. C. HE IJ TE KOUDEKERKE cn Ds. D. SCHEELE TE MIDDELBURG. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, J. VAN LONKHUIJZEN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regel j bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advert cn tien tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ G OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. ZINGEN EN VERGETEN, Zij zongen zijn lof, doch zij vergeten haast zijne werken. Ps. 10612b en 13a. Merkwaardig woord zij zongen zijn lof, doch zij vergaten haast zijn werken. Noordzij vertaalt duidelijker toen zongen zij zijn lof maar ras vergaten zij zijn werken. Onder degenen, die Gods lof zongen maar spoedig Gods werken vergaten, moeten we ver staan de kinderen Israels, die leefden ten tijde van de wondervolle uittocht uit Egypteland. Eindelijk, eindelijk zijn ze dan van 't slaven juk verlost. Vrij zijn ze. Heerlijk vrij. Maar wat zien ze daar achter zich Stofwolken rijzen op en uit die wolken van stof worden zichtbaar paarden en wagenen. Dat moet Farao wezen met z'n ruiters Wanhopig zijn ze. Vóór zichde wateren der zee. Naast zich aan beide zijdenhooge bergen. In den rug de naderende vijand. In plaats van geloovig op God te vertrouwen begint nu al het klagen en murmureeren. Mozes evenwel staat hen te woord als een held „Vrees niet, staat vast en ziet het heil des Heeren. De Heere zal voor u strijden en gij zult stil zijn". En nu weet ge, op welke ongedachte wijze de Almachtige, wiens ook de zee is, uitkomst heeft gegeven. Veilig wandelen de kinderen Israëls langs een wonderbaar pad naar de overzijde, en staan straks ongedeerd met al 't hunne aan de andere oever. Farao echter met z'n mannen, die ook door de zee hun prooi achterna jaagden, komen allen jammerlijk in de kokende golven om. Nu zijn de kinderen Israëls toch wel onder den indruk. Zij vreezen den Heere en gelooven in den Heere en aan Mozes, zijn knecht. En dan moet hun volle hart ook uitgestort in 't jubelend lied 'k Zal van Jehova, mijn Bevrijder het lied doen galmen uit mijn mond. Hij heeft het paard en zijn bevrijder ter neêr geslingerd tot den grond. En ook de vrouwen gaa uit met trommelen en reien, en als 't lied van Mozes is gezongen hef fen zij aan onder Mirjam's leiding Zingt, zingt Jehova, den Bevrijder, Zingt Hem met rei en rinkelbom Hij blies. Het paard en zijn bevrijder Kwam in de diepe wat'ren om. Zóó zongen toen die honderdduizenden Gods lof. Maar helaas, o zoo ras vergaten ze Gods wer ken, gedachten ze niet meer aan Zijn wondere uitreddingen en geloofden 't nietDe Heere zal voor ons strijden. De geheele 106e psalm is een bewijs voor dit „ras vergeten". De Israëlieten hadden overvloedig stof om Gode lof te zingen. Maar ook ons heeft God in het verleden rijk gezegend en wonderlijk gered. Menigmaal stonden we in onze volksgeschie denis, in ons kerkelijk leven voor een Schelfzee. Vóór ons de ziedende baren. Achter ons de grimmige vijand. Aan weerszijden bergen van moeilijkheden. Maar de Heere heeft een pad gebaand op on gedachte wijze en, veilig staande op den vasten oever, zingen we met bewogen hart Gods lof. Geldt nu echter ook van ons doch ras ver gaten zij Zijn werken Wij zijn vergeetachtige menschen, en rekenen onszelf het vergeten niet al te zwaar aan. Daarbij komt, dat door de zonde het kunstig mechanisme van ons geheugen geschonden is. We vergeten niet gemakkelijk 't verkeerde, 't zondige, dat men ons van den naaste vertelt. Hoe spoedig zijn we echter vergeten 't goede, 't edele, dat men ons van hem vertelt. Als 't betreft beleedigingen, die men ons aandeed, heb ben we een stalen geheugen. De grievende woor den staan in het geheugen als in marmer gebei teld. Hoe dikwijls moet dan niet gezegd worden: Zijt ge dat nu nog niet vergetenGemeene woorden, in de jeugd in 't oor gefluisterd, plan ten zich in 't geheugen vasten zijn moeilijk van de geheugen-tafel af te wisschen. Dit nu moet bij een kind van God anders worden. Het goede en edele, vooral Gods werken en weldaden mag hij niet vergeten. Iets wat groote indruk op ons maakt vergeten we niet. Als we Gods werken vergeten dan blijkt daar uit, dat die werken ons toch eigenlijk koud heb ben gelaten, dat ons hart niet diep ontroerd is geweest onder 't beleven van Gods werken. Vergeten we toch de wonderen niet in de his torie van ons volk en van onze kerk. Laten de ouderen onder ons de werken Gods vertellen aan de jongeren, opdat ook zij ze in gedachtenis houden en Gods lof zingen. De oude Grieken hadden de vaste overtuiging, dat hun gestorvenen allen dronken uit de stroom Lethe, de stroom der vergetelheid. Dat is heel merkwaardig. Het hoogbegaafde, levenslustige Grieksche volk kende geen hoogere zaligheid voor de menschheid dan vergeten. Wat ligt daar een verborgen weemoed in Wij, Christenen, kennen een ander ideaal. Het ware leven en het zuivere geluk hebben we gevonden, wanneer niet de stroom van het vergeten maar de stroom van het geden ken altijd machtiger door ons leven ruischt, wan neer we uit die stroom van 't gedenken altijd weer putten, zoo vaak we moede zijn of zwak of bedroefd, uit die stroom van 't gedenken aan al 't groote en goede, hetgeen God aan ons ge daan heeft. Weet ge wanneer we Gods werken niet zullen vergeten Wanneer we Gode lof zingen niet alleen met de lippen maar met het hart, wanneer al wat binnen in ons is meezingt en meejubelt tot de verborgen roerselen van ons zieleleven toe. Dan geldt van ons Zij zongen Gods lof en zij vergaten nimmer Zijn werken. Dan wekken we onszelf op tot loven en ge denken. Dan spreken we onze ziel toe Loof, loof, mijn ziel den Hoorder der gebeden Vergeet nooit één van Zijn weldadigheden. Vergeet ze niet't Is God, die z'n bewees Zaamslag. KOK. Woensdag 26 Augustus j.l. werd voor Wal cheren, en tot op zekere hoogte voor geheel Zeeland, een dag van groote beteekenis door de opening van het nieuwe Protestantsch- Christelijk Ziekenhuis „Bethesda" te Vlissingen, een dag, die reden geeft tot blijdschap en dankbaarheid aan den Heere, dat deze kost bare stichting, maar waaraan zoo groote be hoefte was, mocht verrijzen. Wanneer we over die stichting onze blijd schap uitspreken is dat natuurlijk niet omdat de ziekenhuisverpleging als de normale zou kunnen beschouwd worden. Tot de dingen, die onder ons volkomen zekerheid hebben, behoort ook dit, dat de verzorging van onze kranken in de eerste plaats de taak is van het gezin. Misschien dat de tijd nog eens aanbreekt, dat het noodig zal zijn aan deze waarheid te herinneren. Het verschijnsel toch doet zich voor, dat al meer de taak van het gezin wordt ingekrompen en op de gemeenschap, vooral op den staat, wordt overgedragen, wat naar Gods ordinantiën door het gezin behoort te geschieden. Schoolvoeding, met alle conse quenties daarvan, is bijvoorbeeld in vele krin gen al het ideale. En tegen communisten en vaak ook tegen socialisten moet gestreden om de rechten van het gezin te handhaven. Voorshands evenwel is de toestand nog zoo, dat aan de gezinsverpleging door verreweg de meesten de voorkeur wordt gegeven boven verpleging in een ziekenhuis. Het gaan naar het ziekenhuis moge niet meer de verschrik king meebrengen die het voor enkele jaren nog had, over het algemeen is er nog geen grond om de vermaning te laten hooren, dat men z'n zieken niet al te gauw daarheen moet zenden. Toch kan het noodig zijn die verpleging te zoeken. En wanneer men voor het droeve geval komt te staan, dat men z'n zieken in eigen huis niet langer kan verzorgen en ge noodzaakt wordt ziekenhuisverpleging te zoe ken is het een voorrecht, dat men die zieken dan kan toevertrouwen aan „Bethesda". Dat zoo'n stichting noodig was moet ons wel klaar voor den geest staan, wanneer we een ver gelijking maken tusschen de school en een ziekenhuis. Een vergelijking die daarom voor de hand ligt omdat er tusschen beiden in hun verhouding tot het gezin, groote overeen komst is. Het onderwijs der kinderen zien we in de eerste plaats als de taak der ouders en zoo ook de verpleging van de kranken. En alleen voorzoover het huisgezin niet in staat is die taak zelf te verrichten mag het die aan anderen overdragen. Maar wat de school betreft stellen we dan den eisch, dat de geest van het onderwijs overeenkomt met den geest van het gezin. Christenouders hebben voor hun kinderen noodig Christelijk onderwijs. Geen Christen ouder zal er aan denken om zijn kind toe te vertrouwen aan een neutrale school, dan in 't geval dat hij beslist niet anders kan. En geen protestantsch Christenouder zal er ook aan denken zijn kind te zenden naar een Roomsche school, dan alweer, wanneer het niet anders kan. Maar dan wordt ook ge tracht zoo spoedig mogelijk aan dien onge- wenschten toestand een einde te maken. De kleine groep gereformeerden in Brussel rustte niet voordat zij voor hun kinderen een eigen gereformeerde school hadden. Er moet over eenstemming zijn tusschen het gezin en de school. Ditzelfde geldt dan natuurlijk ook een ziekenhuis, dat voor een deel de taak van het gezin overneemt. Onze zieken moeten voor zoover dat mogelijk is in een ziekenhuis ontvangen datgene, wat hun huis gezin hun bieden zou, wanneer ze thuis had den kunnen blijven. Een zieke in een echt Christelijk gezin geniet daar nog zooveel Hoe wordt er met dien zieke daar meegeleefd Hoe worden in het huiselijk gebed telkens weer de nooden van dien zieke voor God gebrachtHoe wordt er met hem meegestreden in den ge loofsstrijd, die de beproeving voor hem mee brengt Maar dan moet ook het ziekenhuis die taak van het gezin zooveel mogelijk overnemen, opdat het gemis vooral in die voor hem zoo ernstige dagen niet al te groot wordt. In die behoefte nu voorziet een neutrale inrichting niet. Ze wil daarin niet voorzien, want ze is neutraal. Het eenige wat zij kan doen en dat doet zij ook meestal is dat zij toestaat, dat anderen daarin voorzien men laat de predikanten toe om hun zieken te bezoeken en met hen te spreken en te bidden. En zoo kan den zieke eenigermate worden vergoed, wat hij door zijn niet thuis- zijn mist, maar het is dan toch heel weinig. Wat beteekent zoo'n korte samenspreking weinig, wanneer de geheele sfeer, waarin hij verkeert, zoo geheel anders is dan thuis. In die behoefte kan ook een Roomsche inrichting niet voorzien Deze heeft zeker wat voor boven een neutrale. Het is daar toch nog weer anders dan in een neutrale. In een neutrale wordt om het zoo uit te drukken Christus toegelaten Hij mag er komen men wil Hem den toegang niet be letten. In een Roomsche inrichting niet alzoo. Daar is het niet zoo dal men er den Heere Christus wel wil toelaten, daar wordt Hij genoodigd binnen te komen. Toch wordt Hem daar de eere onthouden, die naar ons gereformeerd belijden Hem toekomt dat van Hem alleen het heil is te verwachten. De sfeer ook daar is niet, én kan niet zijn, wat die in het eigen huis van den zieke is. In die behoefte kan alleen worden voorzien door een ziekenhuis als „Bethesda" wil zijn. Daar immers is het niet zoo dat men Christus wel wil toelaten, maar dat Hij wordt genoo digd. Hoe getuigt daarvan de steen, die door H. M. de Koningin werd onthuld Daar is het ook niet zoo, dat naast den Heere Christus een heele stoet van heiligen wordt geëerd, maar de stichting als zoodanig belijdt dat van Hem alleen hun heil is te verwachten. Zoo'n stichting sluit aan bij onze gezinnen. En daarom verblijdt het ons dat „Bethesda" werd opgericht en geopend kon worden. Alzoo heeft „Bethesda" echter ook een ver antwoordelijke taak op zich genomen, waar over we een volgend maal nog iets willen zeggen om dan tevens te wijzen op de roe ping die we tegenover die stichting hebben. Heij. Haar deur werd gesloten. Zij wordt niet meer gebruikt voor den Dienst des Woords der Gereformeerde Kerk te Middelburg. En wij schrijven dit met een bloedend hart. MaarWat overkomt mij nu Is het een droom O, het is haast te mooi om waar te kun nen zijn En toch ik ben klaar wakker. Neen, het is geen droom. Het is volle werkelijkheid. Heerlijk 1 Heerlijk De deur der Gasthuiskerk gaat open. A.s. Woensdag, ja, het is heusch waar 2 Septemberik droom niet Woensdag, 2 September, n.m. half twee dan dan gaat de deur der Gasthuis kerk weer open Daar moet ik D.V. bij zijn. En gij ook. En ieder, die maar even kan. Wie, wie zou dit willen missen St. Barbara strekt haar liefdevolle, trouwe armen, weer naar ons uit. Zij verlangt ons terug te zien. Heerlijk Heerlijk I Maar Wat staat er dan toch te gebeuren Ik zal 't u vertellen. En wij schrijven dit met een juichend hart. Onze Gereformeerde Meisjesvereenigingen in Zeeland hopen a.s. Woensdag, 2 September, n.m. n/2 uur, de jaarlijksche Provinciale Vergadering te houden. Zij hebben daartoe de Gasthuiskerk aan gevraagd. Waarom Omdat onze Gereformeerde jeugd niet alleen wil „bouwen", maar ook„bewaren". Bewaren den onderlingen band tusschen de meisjesvereenigingen op Gereformeerden grondslag. Bewaren niet minder den hechten band aan het voorgeslacht en de Gereformeerde traditie, waarvan de historische Gast huiskerk zulk een eerbiedwaardig sym bool is. Onze jonge meisjes onder de veilige vleugelen van de oude St. Barbarahet kan niet mooier En dan zal er gesproken worden door Mevrouw BuesinkOskam van Rotter dam over het onderwerp „WAAR HET OM GAAT". Een vrouw op den kansel der Gasthuis kerk, de tijden veranderenja, maar we juichen het toch hartelijk toe. Het is geen Dienst des Woords, want d i e deur werd daar gesloten. Het is een opwek kende rede van een oud-Hoofdbestuurslid van onzen Geref. Meisjesbond. Jansje Oskam heeft gedacht aan het woord der Predikende Wijsheid „Twee zijn beter dan één". Toen is zij in het huwelijksbootje gestapt. Maar nog altijd heeft zij met toestemming

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 1