KERKNIEUWS*
FEUILLETON*
veil, vooral door den arbeid van Da Costa en
zijn medewerkers is de nationaal Gereformeerde
beweging eerst wel wat op den achtergrond ge
komen, maar niet op zij geschoven. Dit moest
op den duur wel blijken, omdat de confessio-
neele beweging is de echt Nederlandsche en het
Reveil uit buitenland geïmporteerd en methodis
tisch, individualistisch en piëtistisch van aard is.
Het Reveil was aristocratisch en nooit echt na
tionaal. De mannen van het Reveil hadden het
volk wel lief, maar zij begrepen het volk niet,
en daarom ook geen grooten invloed. Het Re
veil bedoelde geen Reformatie van de Kerk,
maar de bekeering van enkelen. Door zijn me
thodistisch karakter stond het Reveil ver van
het kenmerkend Gereformeerde, zoowel op het
gebied van belijdenis, dogma en kerkrecht. De
nadruk werd meer op het leven dan op de leer
gelegd. De kracht van het Calvinisme werd ge
mist".
Veel mag dus het Reveil gedaan hebben om
in den geestelijken strijd te bezielen, de refor
matie der kerk werd door deze mannen niet
ter hand genomen, maar door de vaders der
scheiding. Een allereerste plaats onder hen neemt
in Hendrik de Cock, predikant te Ulrum, die
door Gods genade liever verkoos met het volk
Gods kwalijk behandeld te worden, dan zich te
buigen voor reglementen, waardoor de belijde
nisschriften werden op zij geschoven en Gods
Woord van zijn kracht beroofd. De reformatie
is begonnen in Ulrum.
M. SCHEELE.
tijdelijk woont, heeft ons meermalen verkwikt
door met ons te spreken en oiis ook te ;&oen
deelen in de gezelligheid van zijn huiselijken
kring. Dat we dit zeer waardeeren behoeft :?e-
ker wel geen nader betoog.
Maar het feit, dat hier veel werkvolk ver
toeft, komt ook de kerk ten goede. Vandaar,
dat het kerkje te Hipo, dat ongeveer 150 per
sonen kan bevatten, een enkele maal geheel ge
vuld is. Te den Oever is vanwege de Geref.
Kerken een „Tehuis voor Zuiderzeewerkers1'
gebouwd. Ook daar is twee keer dienst eiken
Zondag. Dat is een groot en ruim gebouw; ln
alle opzichten naar de eischen des tijds inge
richt. Het dient in de weekdagen en avonden
van 1010 uur voor iedereen die er zijn tijd
gezellig en aangenaam wil door brengen. Heel
geriefelijk met leestafel, stoelen en tafeltjes, het
welk s Zondags als kerk wordt ingericht en; het
middenschip vol stoelen wordt geplaatst. Daar
wordt door enkelen onzer dan ook wel gebruik
van gemaakt en is ons in vele opzichten waar
lijk tot een „Elim".
Na den dienst, vanaf 6 uur, is het open tot
10 uur. De reis daarheen is niet gering. We
fietsen in een gunstig geval uur. En de ïeis
daarheen, heeft ons ook al enkele malen met ieen
nat pak, laat in den avond, te Sluis I doen 4an-
komen. Meestal gaan we van uit den middag-
dienst er heen en wachten aan den zeedijk gezéten
het oogenblik van klokke 6 af. Daar lean men
vrij en rustig lezen, daar wordt gezongen, bok
wel iets voorgelezen of verteld door sommigen
die meer van de wereld hebben gezien.
Wieringermeer, 27 Juli '31. M.
een geweldige rooie figuur. Boven en beneden
zwaar gedrukte lettersstemt kommunisten
We zingen daar, tegen het lawaai in. Als we
zwijgen bruist daar nog de Internationale uit
jonge kelen. Onze eerste spreker begintzijn
gewende stem roert de omstanders een oogenblik
tot stilte. Wij moeten het doen onder kommu-
nistische vlag. Met een touw is de plaat opzij
van ons hoog om een boom vastgebonden.
Eén onzer dames is moedig een veldwachter
gaan halen, die spoedig verschijnt. Er zijn er
die aandachtig luisteren de meerderheid joelt.
Telkens schreeuwt er een „Rood frontMos
kou De spreker heeft het over de auto snel
heid, de kortheid van het leven de overbrug
ging van groote afstanden, de grootste afstand
tusschen den zondaar en den heiligen God door
Jezus Christus overbrugd. Hij laat enkele din
gen weg, die misschien prikkelen zouden ook
om kort te zijn. Hij spreekt de kinderen toe, die
saamgedrongen zijn rondom auto en orgeltje. En
men interrumpeert„Onze kinderen krijg je toch
niet haat en dreiging spreekt uit veler gelaat.
Hij eindigt onder rumoer. Ik dring me naar
het orgelstoeltje tusschen de kinderen, 't instru
ment wordt bijna omvergedrukt. We moeten
een bekend lied zingen, anders loopt het vast.
Een jochie, stumperig met een gespalkten arm
in een doek, staat vlak voor één der onzen
,,'k Heb m'n arm gebroken, laat God 'm eens
beter maken Een ander kereltje vloekt„Al
die koksianen moeten ze de keel uitsnijden".
Boven in andermans boom wappert het papier.
Op andermans hek zitten en staan de jongens.
De veldwachter ziet niets. Hij kent blijkbaar
z'n menschen. En is niet voorbereid.
Een heele rij meisjes staat tegen het orgetlje
gedrukt. Ik vraag„Kennen jullie, Er ruischt
langs de wolken?" Enkele verlegen knikkende
hoofdjes „Jawel, meneer". „Nou, dan gaan we
dat samen zingen." Tegenover mij een bedrukt
gezichtje „Dat mogen we niet, meneer." Ang
stig ziet ze achterom.
We zingen toch en enkele hooge meisjes
stemmetjes klinken mee. Dan een ander lied
Ga niet alleen door 't leven. Papieren waarop
liederen gedrukt staan worden uitgedeeld. Grage
kinderhanden grijpen. Een ruwe mannenhand
tracht ze weg te dringen. Ook ouderen nemen
het blaadje aan, willen meezingen, 't Gaat door,
onder voortdurend geroep van „Rood front
Nu moet ik spreken, 't Gaat een oogenblik.
Er is stilte. Misschien om m'n onderwerp
Landbouw en kunstmest en een verhaal van twee
boeren. Misschien ook omdat ze me kennen van
gezicht, 'k Haast me, kortheid is geboden,
'k Roep tot de Levensbron, Jezus Christus
'k doe het met vreugde door m'n beklemdheid
heen. Het is immers waar, dat het Evangelie wel
tegen spot kan, maar spotters niet tegen het
Evangelie.
Ik zit weer aan het orgeltje, het koortje zingt.
Wat is dat nu ineens Veel van de kinderen
loopen weg. Er is algemeene aandacht voor iets
wat ginds bij het kroegje gebeurt. Het wordt
later opgehelderd. De kinderen zijn weggelokt
met de voorspiegeling van lichtbeelden en
voordrachten. Ze worden bewerkt om niet meer
terug te gaan. Maar ze komen weer„ik wil
liever bij 't orgel staan." Achter mij staat één
van de grootste belhamels van 12 jaar, tracht
telkens de woorden van het refrein te pakken
acht dat blijkbaar niet in strijd met zijn principes.
De laatste spreker begint. Hij heeft het over
de rust voor het lichaam en dan over de
rust voor de ziel. Er is een steeds stijgende on
rust. 't Spreken wordt bijna onmogelijk. Hij aar
zelt, zal hij 't opgeven De oorzaak blijktJon
gens zitten op de spatborden van de auto een
is er in gekropen achter den spreker en mishan
delt diens Garibaldi. Ze worden verwijderd.
Het einde is er, een lied Zondaar, zoekt gij
rust en vredeElk couplet wordt voorgezegd.
Daar zijn gebalde vuisten een vrouw roept
„Hoor hem-es
We vertrekken. Lectuur kunnen we hier toch
niet kwijt. Sommigen durven het niet aannemen.
Anderen wel, om het te verscheuren, als de
vorige keer. De kinderen krijgen een blaadje
met de liederen, de meisjes vragen erom, de
jongens trachten ze uit de auto te grissen. We
rijden achteruit door de menschenmassa. De
veldwachter maakt den weg vrij.
Het papier aan den boom is als een dreiging
in onzen rug. „Rood frontRood frontEr
schreeuwt iemand in de auto „De groeten in
jullie hemelWe rijden. We zijn weer thuis.
Dan zien we elkander aan, verbijsterd. Dan
ook verblijd, dat we getuigen van Christus moch
ten zijn. In deze hel." (Heraut)
OPENLUCHTMEETING „KORENBLOEM".
Onze Jongelings- en Meisjesvereenigingen van
Walcheren hebben een openluchtmeeting georga
niseerd te houden D.V. 8 Augustus des middags
2 uur op „Korenbloem" te Serooskerke, in onzen
kring welbekend.
In Middelburg zullen vele jonge menschen de
kermis bezoeken, onze jongelui gaan naar „Ko
renbloem", hun feest om te midden der lachende
natuur te luisteren naar Ds. Kruyswijk van Hil
versum en den Heer Chr. van den Heuvel, Lid
der Tweede Kamer.
Worde het onder Gods zegen een heerlijken
dag van opbouw. Laat niet een van onze jonge
menschen achterblijven, opdat vruchten in de
toekomst worden gezien.
BEROEPEN TE
Vrijhoeve-'s Grevelduin-Capelle W. v. d. Bos,
Cand. te Nijkerk.
KlundertF. Guillaume te Oosterend en
Hijdaard (Fr.).
Nieuw-Lekkerland E. I. F. Nawijn
te Geesteren-Gelselaar.
Andel (N. Br.): Cand. P. Bakker
te Ellewoutsdijk.
AANGENOMEN NAAR
Groningen (voor den miss.dienst op
West-Soemba): Cand. P. J. Luijendijk
te Den Haag.
GenemuidenCand. A. Suak te Amsterdam.
Nieuw-Weerdinge Cand. M. Kamper
te Meerkerk.
Strijen N. J. A. v. Exel, Cand. te Utrecht.
Naar ons nader gemeld wordt, is door
wijlen den heer Puischer, overleden te Apel
doorn, aan de Geref. Kerk aldaar gelegateerd
voor den Kerkedienst 5000, voor de Diaconie
2000, voor „Zusterhulp" 500 en voor de
Evangelisatiebibliotheek „Obadja" 300.
Ds. I. K. Wessels, overgekomen van Bu-
rum, werd bij de Geref. Kerk van Harlingen in
het ambt bevestigd door zijn jongeren broeder
Ds. L. W. Wessels, van Abcoude, met een
predikatie over Hand. 8 2640 (Filippus en
den Kamerling).
Des avonds verbond Ds. Wessels zich aan
zijn nieuwe Gemeente met een predikatie over
Efeze 3 17.
Ds. H. M. Dethmers, Geref. predikant te
Sneek, heeft onder overgroote belangstelling
deze week zijn 40-jarigen ambtsarbeid herdacht,
terwijl hij tevens wegens verkregen emeritaat
afscheid van zijn Gemeente genomen heeft. Als
tekstwoord was gekozen Col. 2 6 en 7. Tevens
gaf hij eenig personalia ten beste.
Zending onder de Chineezen. Uit het
kort verslag der 13 Juni j.l. gehouden ver
gadering der classis Batavia
De Classis, gehoord de bezwaren, die door
de Kerken van Midden-Java zijn ingebracht te
gen de op grond van het vorige Classis-besluit
voorgestelde verdeeling der kosten verbonden
aan het beroepen van een Miss. predikant onder
de Chineezen, besluit
a. Het geheele Zendingswerk onder de Chi
neezen op Midden-Java te aanvaarden als haar
gemeenschappelijke Zendingstaak, waarvan de
leiding bij de gezamenlijke Kerken zal berusten.
b. De kosten van dit gemeenschappelijk
Zendingswerk gezamenlijk te dragen en om te
slaan over alle Kerken naar een nader vast te
stellen regeling, met dien verstande, dat tot de
komst van den Miss. predikant de Kerken op
Midden-Java blijven bekostigen het thans door
haar verrichte werk onder de Chineezen terwijl
na dien tijd dit bedrag, verhoogd met de onder
c. te noemen bijdrage als minimum zal gehand
haafd worden.
c. Tot de komst van den Miss. pred. de
kosten voor zijn studie en uitzending aldus te
regelen, dat daarvoor zal worden bijgedragen
door
Bandoeng 150.per maand, Djocja ƒ50.
per maand, Magalang 40.per maand, Se-
marang 125.per maand, Solo 25.per
maand, Medan 25.per maand, Pematang
Siantar 10.per maand.
d. Dat tot het beroepen van een Miss. pred.
niet zal worden overgegaan, voordat door de
MEDEDEELINGEN UIT DEN
WIERINGERMEERPOLDER.
III.
Ook het Calvinisme heeft hier zijn weg wel
gevonden, maar heeft nooit de overwinning op
het modernisme kunnen behalen. In de Herv.
Kerk langs de rand van den polder zijn weinig
belijders van deze richting. De classis Alkmaar
is grootendeels en de classis Hoorn geheel mo
dern. En ook op Wieringen is er van het echt
Bijbelsche geloof weinig overgebleven. Wel zijn
er hier en daar bloeiende Geref. Kerken, maar
in de omgeving van den nieuwen polder is het
droevig, dor.
En ook in de Herv. Kerk zijn er altijd nog
belijders over gebleven, die zich in het moder
nisme niet kunnen vinden. Door middel van
Evangelisatie wordt veel gewerkt en de anders
denkenden als het meerendeel van de predikan
ten en kerk besturen met gevolg, vinden in een
afzonderlijk lokaal hetgeen volgens hun over
tuiging naar de meening des Geestes is en hopen
nog steeds dat ook hun kerk, die ze liefhebben,
een belijdende kerk moge worden.
Ook zijn er veel Katholieken en treft men op
sommige plaatsen zooals o.m. ook te Medem-
blik, een groote kerk met scholen aan.
Zoo ook op Wieringen. Daar is een Kath.
kerk te Hipo. Op vier plaatsen is een modern
Herv. Kerk n.l. te Hipo, den Oever, Ooster
en Westerland, met één predikant. De Confes-
sioneele Evangelisatie heeft een gebouwtje waar
wekelijks een Evangelist optreedt en te den
Oever wordt 's morgens een dienst gehouden
door een hulpprediker.
De Geref. zijn weinig in getal. Te Hipo staat
een klein kerkje met kosterswoning waar voor
heen slechts enkele leden aan waren. Zoodat
diensten met 5 tot 9 personen geen uitzondering
waren. Ongeveer 20 jaar geleden is deze kerk
tot openbaring gekomen en van hen is maar
één gezin meer over gebleven, die er nog woont
en bij de kerk behoort.
Met het groote werk dat thans gaande is, is
hierin veel verandering gekomen, want na en
kele jaren zijn er veel Zuiderzeewerkers en ar
beiders die te werk gesteld zijn in de Wierin
germeer. Belijdende en doopleden uit alle oor
den van het land, en in allen is duidelijk merk
baar dat de verscheidene Nederlanders, ook de
belijders van dezelfde kerk in meer, dan alleen
in het uitspreken hunner taal van elkander ver
schillen. En ik meen, dat het ook hieraan wel
grootendeels te wijten is, dat er zoo heel weinig
contact tusschen hen bestaat. De omgeving
waarin we leven kan hier zijn stempel wel op
hebben gedrukt, maar dat zou dan toch al heel
vlug zijn en dan is het des te meer een reden
voor ons om dubbel waakzaam te zijn en niet
te vertragen in het gebed.
Maar hoe dan ook, de menschen die hier uit
de "Wieringermeer ter kerke gaan, ondervinden
na hunne lange en vaak heel moeilijke tochten
weinig van het broederlijk meeleven van de
kerk. Slechts één ouderling, een Zeeuw, die hier
DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD
(HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880)
DOOR
H. KINGMANS.
XL VIII.
,,'t Is maar gekheid, man," lachte Jaarsma.
„Blijf jij in onze gemeente maar wethouder. Wij
kunnen je niet missen. Als de burgemeester jou
niet had, dan liepen de zaken vast in de war."
Heerema, gevleid, kreeg zijn goede luim te
rug. Hij zag niet, hoe Jaarsma den winkelier een
knipoogje gaf.
„Zoolang als ik in den raad wat te zeggen
heb", zeide Heerema, een borst zettend, „zullen
wij die lui tegenwerken, zoo hard wij kunnen."
„Je kunt niet veel doen", merkte Van der
Klijn op.
„Dat is, helaas, waar. De gemeenteraad moest
veel meer macht hebben. Wij moesten bijvoor
beeld het verbouwen van „de schuur" hebben
kunnen verbieden."
Van der Klijn scheen het er op gezet te heb
ben, Heerema wat dwars te zitten.
„Daar kunnen jullie niets aan doen, man. En
als die lui een school willen gaan bouwen, dan
doen jullie er ook niets aan."
„Dat staat nog te bezien, maat. Schoolbouw
kunnen wij wel verhinderen. Ik zeg je zoolang
ik wethouder ben, zal er in West woud of Oost-
VERSLAG VAN EEN EVANGELISATIE-
TOCHT IN OOST-GRONINGEN.
Zoo iets moeten onze menschen lezen, i
't Ontroert diep, dat in ons Nederland ziplke
vijandschap tegen God en Zijn Woord zich
reeds zoo openbaart. Wist gij wel, dat het reeds
zoo erg is Wel is Evangelisatie-arbeid roeping.
Reeds al te lang is er op straat gezwegen.
't Volgende stuk zal zeker allen overtuigen,
dat de nood ons is opgelegd te zoeken en te
noodigen tot in sloppen en stegen.
„Daar is het dorp al een lange streek met
afwisselende burgerwoonhuizen en de bekende
kolossale boerderijen. Daarachter verscholen en
aaneengerijd langs den dwarsweg staan de ar
beidershuisjes. Op den achtergrond strekt zich
de onafzienbare vlakte uit der Dollardpolders
de gewassen staan op bloei in de weelderige
klei.
Dit is het land der kommunisten Zaterdag
heeft Louis de Visser er gesproken en Zondag
in 't genabuurde dorp voor 400 man de verkie
zingen zijn op komst.
We nemen onze standplaats in op de weg-
kruising. Er is reeds publiek, want onze komst
is aangekondigd. We worden omzwermd door
een heele schaar jongens, niet meer dan school
kinderen. Het is een gejoel van jewelste „Daar
is Vader Abraham met z'n gevolg Een ander
vraagt, gewichtigdoend, wijzend naar den Evan
gelist„Is dat nu God?" Prompt komt het ant
woord „Welnee, dat is de zoon van God".
Gelach stijgt op.
Wat beklemd maken wij ons klaar. Uit de
kroeg aan den overkant komt een jonge kerel
aanloopen'n verwarde haarbos, en grijnsla
chend gezicht boven een wijd-openstaand Schil-
lerhemd. 't Zouden sympathieke trekken zijn
zonder die hatelijke oogen. Hij roept„Zijn
jullie uit Rusland weggejaagd
We doen net of we niets hooren, sjouwen
het harmonium op de straat. Een jongen
schreeuwt„Straks springt God eruit", onder
algemeene hilariteit. Het publiek dringt op, de
kleinsten vooraan, we kunnen ons nauwelijks
roeren.
We zien rond en realiseeren ons met schrik,
dat er geen politie aanwezig is. Onbegrijpelijk.
De burgemeester weet er toch van af. Een mis
verstand Wat zullen we nu doen Wat anders
dan dat, waartoe we geroepen zijn, al bonst het
hart. Onze zangers scharen zich aaneen tegen
het hek. Ik bespeel het orgeltje. Het lied klinkt
op half overstemd door de luidruchtige hoor
ders. Plotseling een hevige onruster gebeurt
wat links van mij, achter de zangers. Een paar
bengels zijn op het hek geklommen en zwaaien
met een stuk papier, onder luid applaus der om-
staanders. Het is een propaganda-plaat der kom
munisten een zwart stadsbeeld, met fabrieken
en hooge schoorsteenen en daartusschen
schrijdt met reuzenschreden, alles overheerschend
woud niet een fijne school komen", schreeuwde
Heerema, rood van nijd. „Daarvoor sta ik jullie
borg."
„Mooi, dan kunnen wij tenminste gerust we
zen," lachte Jaarsma, „want Heerema blijft le
venslang wethouder. Wij kunnen geen beter
krijgen."
„Dat meende ik ook", zei Heerema verwaand.
„Maar dat alles is niet voldoende. Wij moesten
ook anders kunnen optreden. Is dat van Even
huis niet een schandaal De man moest zich
schamen. Maar ik heb het wel gedacht. Hij was
mij te vriendelijk tegenover die lui."
„Och, wat kan dat schelen", meende Van der
Klijn op ruwen toon. „Hij moet het zelf weten.
Evenhuis is een goede vent."
„Alles goed en wel", zeide Heerema, gewich
tig doende en thans min of meer fluisterend spre
kend. „Maar het is geen doen van Evenhuis, al
is hij nog zoo'n goede vent, zooals Van der Klijn
beweert. Ik weet dat trouwens niet eens. Je moet
hem in de gaten houden. Hij heeft ze achter zijn
elleboog. Doch dat doet niet ter zake. Ik zeg
maar, dat het geen manier van doen is, om ter-
wille van je vrouw uit de kerk te loopen. Als
je kerkvoogd-notabele bent, heb je toch ver
plichting, zou ik meenen."
„Ja, vraag dat maar eens aan Jaarsma", plaag
de Van der Klijn.
„Och wat, bemoei je met je eigen bemoeisels",
meende Jaarsma, die den „steek onder water"
gevoeld had. Hij was ook kerkvoogd-notabele,
maar men zag hem hoogstens tweemaal per jaar
in de kerk.
„Stil nu, mannen", beval Heerema. „Wij had
den het over Evenhuis. Het is geen manier van
doen van den molenaar. Wij moeten ook om de
gevolgen denken. En die zullen niet gering zijn."
Heerema keek van den een naar den ande.r
„Gevolgen Gevolgen Wat gevolgen werd
er geroepen.
Op dat oogenblik weerklonk een gefluithet
markttreintje kwam vóór het perron en de boe
ren stonden op.
,,'k Zal het in den trein zeggen", beweerde
Heerema.
Zij groepten, als meestal, bij elkaar en toen de
trein zich in beweging zette, was de boer druk
aan het uitleggen.
„Met Evenhuis is de eerste, gegoede ingeze
tene naar „de schuur" gegaan. Het is zeer wel
mogelijk, dat er meer volgen. Dan krijgen die
lui steeds meer geld en kunnen zij later doen,
wat zij willen. Wie weet, misschien probeeren
ze nog wel in den gemeenteraad te komen, zoo
als er nu al van die lui in de Tweede Kamer
zitten. En dan zullen wij eens wat beleven. Dan
worden de café's afgeschaft. Dan mag er geen
kermis meer zijn. Dan wordt het een echte, dooie
boel. Je kunt er van op aan, dat wij dan naar
hun kerk moeten. Natuurlijk willen zij de baas
spelen. Jullie moeten er niet te licht over den
ken, ik waarschuw je. Zij doen nu erg lief en
onderdanig, maar zij meenen er niets van. Zij
zullen probeeren, méér invloed te krijgen en
dan zijn zij de baas."
De woorden van wethouder Heerema schenen
nu toch meer indruk te maken, want er werd in
het voortdenderende treintje met belangstelling
en spanning geluisterd.
„En dan", vervolgde de boer, die de span
ning wel bemerkte, waarom het hem te doen
was, „en dan is er nóg een gevolg, dat wij niet
uit het oog mogen verliezen. Die vrome kwe
zels bestaan nu nog maar uit een partijtje kleine
boertjes en arbeiders, die zoo arm als de mieren
zijn. Zij hebben niets in te brengen. Ze zijn van
ons afhankelijk. Toen een knecht van mij naar
„de schuur" ging, heb ik hem het erf afgejaagd.
Maar je zult eens wat beleven, als er meer ge
goeden doen als Evenhuis. Als er eens de een
of andere rijke boer is, die ook den kolder in
den kop krijgt, dan worden die lui zoo verwaand
als wat. De arbeiders worden bevriend met die
boeren en dan krijgen wij last met onze arbei
ders. Want die zoogenaamde vroomheid betee-
kent niets, wat ik jullie vertel. Die lui zijn geen
haar beter dan wij. Zij willen den baas spelen,
en dan zullen wij, boeren, afhankelijk worden
van onze arbeiders, die zich heel wat zullen gaan
verbeelden. En nu kunnen jullie daar om lachen
het kan mij niets schelen. De tijd zal dan wel
komen, dat jullie denken aan wat Heerema ge
zegd heeft."
„Daar lacht niemand", zei Jaarsma. „Je kondt
wel eens gelijk hebben, al zal het wel niet zoo
erg zijn, als je beweert."
„Dat zullen we dan wel zien. Al was de helft
maar waar, dan was het nog meer dan erg. Wij
moeten zorgen, dat wij in West- en Oostwoud
de baas blijven, anders groeien die femelaars ons
boven het hoofd."
(Wordt vervolgd)