KERKNIEUWS* FEUILLETON* veil, vooral door den arbeid van Da Costa en zijn medewerkers is de nationaal Gereformeerde beweging eerst wel wat op den achtergrond ge komen, maar niet op zij geschoven. Dit moest op den duur wel blijken, omdat de confessio- neele beweging is de echt Nederlandsche en het Reveil uit buitenland geïmporteerd en methodis tisch, individualistisch en piëtistisch van aard is. Het Reveil was aristocratisch en nooit echt na tionaal. De mannen van het Reveil hadden het volk wel lief, maar zij begrepen het volk niet, en daarom ook geen grooten invloed. Het Re veil bedoelde geen Reformatie van de Kerk, maar de bekeering van enkelen. Door zijn me thodistisch karakter stond het Reveil ver van het kenmerkend Gereformeerde, zoowel op het gebied van belijdenis, dogma en kerkrecht. De nadruk werd meer op het leven dan op de leer gelegd. De kracht van het Calvinisme werd ge mist". Veel mag dus het Reveil gedaan hebben om in den geestelijken strijd te bezielen, de refor matie der kerk werd door deze mannen niet ter hand genomen, maar door de vaders der scheiding. Een allereerste plaats onder hen neemt in Hendrik de Cock, predikant te Ulrum, die door Gods genade liever verkoos met het volk Gods kwalijk behandeld te worden, dan zich te buigen voor reglementen, waardoor de belijde nisschriften werden op zij geschoven en Gods Woord van zijn kracht beroofd. De reformatie is begonnen in Ulrum. M. SCHEELE. tijdelijk woont, heeft ons meermalen verkwikt door met ons te spreken en oiis ook te ;&oen deelen in de gezelligheid van zijn huiselijken kring. Dat we dit zeer waardeeren behoeft :?e- ker wel geen nader betoog. Maar het feit, dat hier veel werkvolk ver toeft, komt ook de kerk ten goede. Vandaar, dat het kerkje te Hipo, dat ongeveer 150 per sonen kan bevatten, een enkele maal geheel ge vuld is. Te den Oever is vanwege de Geref. Kerken een „Tehuis voor Zuiderzeewerkers1' gebouwd. Ook daar is twee keer dienst eiken Zondag. Dat is een groot en ruim gebouw; ln alle opzichten naar de eischen des tijds inge richt. Het dient in de weekdagen en avonden van 1010 uur voor iedereen die er zijn tijd gezellig en aangenaam wil door brengen. Heel geriefelijk met leestafel, stoelen en tafeltjes, het welk s Zondags als kerk wordt ingericht en; het middenschip vol stoelen wordt geplaatst. Daar wordt door enkelen onzer dan ook wel gebruik van gemaakt en is ons in vele opzichten waar lijk tot een „Elim". Na den dienst, vanaf 6 uur, is het open tot 10 uur. De reis daarheen is niet gering. We fietsen in een gunstig geval uur. En de ïeis daarheen, heeft ons ook al enkele malen met ieen nat pak, laat in den avond, te Sluis I doen 4an- komen. Meestal gaan we van uit den middag- dienst er heen en wachten aan den zeedijk gezéten het oogenblik van klokke 6 af. Daar lean men vrij en rustig lezen, daar wordt gezongen, bok wel iets voorgelezen of verteld door sommigen die meer van de wereld hebben gezien. Wieringermeer, 27 Juli '31. M. een geweldige rooie figuur. Boven en beneden zwaar gedrukte lettersstemt kommunisten We zingen daar, tegen het lawaai in. Als we zwijgen bruist daar nog de Internationale uit jonge kelen. Onze eerste spreker begintzijn gewende stem roert de omstanders een oogenblik tot stilte. Wij moeten het doen onder kommu- nistische vlag. Met een touw is de plaat opzij van ons hoog om een boom vastgebonden. Eén onzer dames is moedig een veldwachter gaan halen, die spoedig verschijnt. Er zijn er die aandachtig luisteren de meerderheid joelt. Telkens schreeuwt er een „Rood frontMos kou De spreker heeft het over de auto snel heid, de kortheid van het leven de overbrug ging van groote afstanden, de grootste afstand tusschen den zondaar en den heiligen God door Jezus Christus overbrugd. Hij laat enkele din gen weg, die misschien prikkelen zouden ook om kort te zijn. Hij spreekt de kinderen toe, die saamgedrongen zijn rondom auto en orgeltje. En men interrumpeert„Onze kinderen krijg je toch niet haat en dreiging spreekt uit veler gelaat. Hij eindigt onder rumoer. Ik dring me naar het orgelstoeltje tusschen de kinderen, 't instru ment wordt bijna omvergedrukt. We moeten een bekend lied zingen, anders loopt het vast. Een jochie, stumperig met een gespalkten arm in een doek, staat vlak voor één der onzen ,,'k Heb m'n arm gebroken, laat God 'm eens beter maken Een ander kereltje vloekt„Al die koksianen moeten ze de keel uitsnijden". Boven in andermans boom wappert het papier. Op andermans hek zitten en staan de jongens. De veldwachter ziet niets. Hij kent blijkbaar z'n menschen. En is niet voorbereid. Een heele rij meisjes staat tegen het orgetlje gedrukt. Ik vraag„Kennen jullie, Er ruischt langs de wolken?" Enkele verlegen knikkende hoofdjes „Jawel, meneer". „Nou, dan gaan we dat samen zingen." Tegenover mij een bedrukt gezichtje „Dat mogen we niet, meneer." Ang stig ziet ze achterom. We zingen toch en enkele hooge meisjes stemmetjes klinken mee. Dan een ander lied Ga niet alleen door 't leven. Papieren waarop liederen gedrukt staan worden uitgedeeld. Grage kinderhanden grijpen. Een ruwe mannenhand tracht ze weg te dringen. Ook ouderen nemen het blaadje aan, willen meezingen, 't Gaat door, onder voortdurend geroep van „Rood front Nu moet ik spreken, 't Gaat een oogenblik. Er is stilte. Misschien om m'n onderwerp Landbouw en kunstmest en een verhaal van twee boeren. Misschien ook omdat ze me kennen van gezicht, 'k Haast me, kortheid is geboden, 'k Roep tot de Levensbron, Jezus Christus 'k doe het met vreugde door m'n beklemdheid heen. Het is immers waar, dat het Evangelie wel tegen spot kan, maar spotters niet tegen het Evangelie. Ik zit weer aan het orgeltje, het koortje zingt. Wat is dat nu ineens Veel van de kinderen loopen weg. Er is algemeene aandacht voor iets wat ginds bij het kroegje gebeurt. Het wordt later opgehelderd. De kinderen zijn weggelokt met de voorspiegeling van lichtbeelden en voordrachten. Ze worden bewerkt om niet meer terug te gaan. Maar ze komen weer„ik wil liever bij 't orgel staan." Achter mij staat één van de grootste belhamels van 12 jaar, tracht telkens de woorden van het refrein te pakken acht dat blijkbaar niet in strijd met zijn principes. De laatste spreker begint. Hij heeft het over de rust voor het lichaam en dan over de rust voor de ziel. Er is een steeds stijgende on rust. 't Spreken wordt bijna onmogelijk. Hij aar zelt, zal hij 't opgeven De oorzaak blijktJon gens zitten op de spatborden van de auto een is er in gekropen achter den spreker en mishan delt diens Garibaldi. Ze worden verwijderd. Het einde is er, een lied Zondaar, zoekt gij rust en vredeElk couplet wordt voorgezegd. Daar zijn gebalde vuisten een vrouw roept „Hoor hem-es We vertrekken. Lectuur kunnen we hier toch niet kwijt. Sommigen durven het niet aannemen. Anderen wel, om het te verscheuren, als de vorige keer. De kinderen krijgen een blaadje met de liederen, de meisjes vragen erom, de jongens trachten ze uit de auto te grissen. We rijden achteruit door de menschenmassa. De veldwachter maakt den weg vrij. Het papier aan den boom is als een dreiging in onzen rug. „Rood frontRood frontEr schreeuwt iemand in de auto „De groeten in jullie hemelWe rijden. We zijn weer thuis. Dan zien we elkander aan, verbijsterd. Dan ook verblijd, dat we getuigen van Christus moch ten zijn. In deze hel." (Heraut) OPENLUCHTMEETING „KORENBLOEM". Onze Jongelings- en Meisjesvereenigingen van Walcheren hebben een openluchtmeeting georga niseerd te houden D.V. 8 Augustus des middags 2 uur op „Korenbloem" te Serooskerke, in onzen kring welbekend. In Middelburg zullen vele jonge menschen de kermis bezoeken, onze jongelui gaan naar „Ko renbloem", hun feest om te midden der lachende natuur te luisteren naar Ds. Kruyswijk van Hil versum en den Heer Chr. van den Heuvel, Lid der Tweede Kamer. Worde het onder Gods zegen een heerlijken dag van opbouw. Laat niet een van onze jonge menschen achterblijven, opdat vruchten in de toekomst worden gezien. BEROEPEN TE Vrijhoeve-'s Grevelduin-Capelle W. v. d. Bos, Cand. te Nijkerk. KlundertF. Guillaume te Oosterend en Hijdaard (Fr.). Nieuw-Lekkerland E. I. F. Nawijn te Geesteren-Gelselaar. Andel (N. Br.): Cand. P. Bakker te Ellewoutsdijk. AANGENOMEN NAAR Groningen (voor den miss.dienst op West-Soemba): Cand. P. J. Luijendijk te Den Haag. GenemuidenCand. A. Suak te Amsterdam. Nieuw-Weerdinge Cand. M. Kamper te Meerkerk. Strijen N. J. A. v. Exel, Cand. te Utrecht. Naar ons nader gemeld wordt, is door wijlen den heer Puischer, overleden te Apel doorn, aan de Geref. Kerk aldaar gelegateerd voor den Kerkedienst 5000, voor de Diaconie 2000, voor „Zusterhulp" 500 en voor de Evangelisatiebibliotheek „Obadja" 300. Ds. I. K. Wessels, overgekomen van Bu- rum, werd bij de Geref. Kerk van Harlingen in het ambt bevestigd door zijn jongeren broeder Ds. L. W. Wessels, van Abcoude, met een predikatie over Hand. 8 2640 (Filippus en den Kamerling). Des avonds verbond Ds. Wessels zich aan zijn nieuwe Gemeente met een predikatie over Efeze 3 17. Ds. H. M. Dethmers, Geref. predikant te Sneek, heeft onder overgroote belangstelling deze week zijn 40-jarigen ambtsarbeid herdacht, terwijl hij tevens wegens verkregen emeritaat afscheid van zijn Gemeente genomen heeft. Als tekstwoord was gekozen Col. 2 6 en 7. Tevens gaf hij eenig personalia ten beste. Zending onder de Chineezen. Uit het kort verslag der 13 Juni j.l. gehouden ver gadering der classis Batavia De Classis, gehoord de bezwaren, die door de Kerken van Midden-Java zijn ingebracht te gen de op grond van het vorige Classis-besluit voorgestelde verdeeling der kosten verbonden aan het beroepen van een Miss. predikant onder de Chineezen, besluit a. Het geheele Zendingswerk onder de Chi neezen op Midden-Java te aanvaarden als haar gemeenschappelijke Zendingstaak, waarvan de leiding bij de gezamenlijke Kerken zal berusten. b. De kosten van dit gemeenschappelijk Zendingswerk gezamenlijk te dragen en om te slaan over alle Kerken naar een nader vast te stellen regeling, met dien verstande, dat tot de komst van den Miss. predikant de Kerken op Midden-Java blijven bekostigen het thans door haar verrichte werk onder de Chineezen terwijl na dien tijd dit bedrag, verhoogd met de onder c. te noemen bijdrage als minimum zal gehand haafd worden. c. Tot de komst van den Miss. pred. de kosten voor zijn studie en uitzending aldus te regelen, dat daarvoor zal worden bijgedragen door Bandoeng 150.per maand, Djocja ƒ50. per maand, Magalang 40.per maand, Se- marang 125.per maand, Solo 25.per maand, Medan 25.per maand, Pematang Siantar 10.per maand. d. Dat tot het beroepen van een Miss. pred. niet zal worden overgegaan, voordat door de MEDEDEELINGEN UIT DEN WIERINGERMEERPOLDER. III. Ook het Calvinisme heeft hier zijn weg wel gevonden, maar heeft nooit de overwinning op het modernisme kunnen behalen. In de Herv. Kerk langs de rand van den polder zijn weinig belijders van deze richting. De classis Alkmaar is grootendeels en de classis Hoorn geheel mo dern. En ook op Wieringen is er van het echt Bijbelsche geloof weinig overgebleven. Wel zijn er hier en daar bloeiende Geref. Kerken, maar in de omgeving van den nieuwen polder is het droevig, dor. En ook in de Herv. Kerk zijn er altijd nog belijders over gebleven, die zich in het moder nisme niet kunnen vinden. Door middel van Evangelisatie wordt veel gewerkt en de anders denkenden als het meerendeel van de predikan ten en kerk besturen met gevolg, vinden in een afzonderlijk lokaal hetgeen volgens hun over tuiging naar de meening des Geestes is en hopen nog steeds dat ook hun kerk, die ze liefhebben, een belijdende kerk moge worden. Ook zijn er veel Katholieken en treft men op sommige plaatsen zooals o.m. ook te Medem- blik, een groote kerk met scholen aan. Zoo ook op Wieringen. Daar is een Kath. kerk te Hipo. Op vier plaatsen is een modern Herv. Kerk n.l. te Hipo, den Oever, Ooster en Westerland, met één predikant. De Confes- sioneele Evangelisatie heeft een gebouwtje waar wekelijks een Evangelist optreedt en te den Oever wordt 's morgens een dienst gehouden door een hulpprediker. De Geref. zijn weinig in getal. Te Hipo staat een klein kerkje met kosterswoning waar voor heen slechts enkele leden aan waren. Zoodat diensten met 5 tot 9 personen geen uitzondering waren. Ongeveer 20 jaar geleden is deze kerk tot openbaring gekomen en van hen is maar één gezin meer over gebleven, die er nog woont en bij de kerk behoort. Met het groote werk dat thans gaande is, is hierin veel verandering gekomen, want na en kele jaren zijn er veel Zuiderzeewerkers en ar beiders die te werk gesteld zijn in de Wierin germeer. Belijdende en doopleden uit alle oor den van het land, en in allen is duidelijk merk baar dat de verscheidene Nederlanders, ook de belijders van dezelfde kerk in meer, dan alleen in het uitspreken hunner taal van elkander ver schillen. En ik meen, dat het ook hieraan wel grootendeels te wijten is, dat er zoo heel weinig contact tusschen hen bestaat. De omgeving waarin we leven kan hier zijn stempel wel op hebben gedrukt, maar dat zou dan toch al heel vlug zijn en dan is het des te meer een reden voor ons om dubbel waakzaam te zijn en niet te vertragen in het gebed. Maar hoe dan ook, de menschen die hier uit de "Wieringermeer ter kerke gaan, ondervinden na hunne lange en vaak heel moeilijke tochten weinig van het broederlijk meeleven van de kerk. Slechts één ouderling, een Zeeuw, die hier DE MOLENAAR VAN OOSTWOUD (HISTORISCH VERHAAL OMSTREEKS 1880) DOOR H. KINGMANS. XL VIII. ,,'t Is maar gekheid, man," lachte Jaarsma. „Blijf jij in onze gemeente maar wethouder. Wij kunnen je niet missen. Als de burgemeester jou niet had, dan liepen de zaken vast in de war." Heerema, gevleid, kreeg zijn goede luim te rug. Hij zag niet, hoe Jaarsma den winkelier een knipoogje gaf. „Zoolang als ik in den raad wat te zeggen heb", zeide Heerema, een borst zettend, „zullen wij die lui tegenwerken, zoo hard wij kunnen." „Je kunt niet veel doen", merkte Van der Klijn op. „Dat is, helaas, waar. De gemeenteraad moest veel meer macht hebben. Wij moesten bijvoor beeld het verbouwen van „de schuur" hebben kunnen verbieden." Van der Klijn scheen het er op gezet te heb ben, Heerema wat dwars te zitten. „Daar kunnen jullie niets aan doen, man. En als die lui een school willen gaan bouwen, dan doen jullie er ook niets aan." „Dat staat nog te bezien, maat. Schoolbouw kunnen wij wel verhinderen. Ik zeg je zoolang ik wethouder ben, zal er in West woud of Oost- VERSLAG VAN EEN EVANGELISATIE- TOCHT IN OOST-GRONINGEN. Zoo iets moeten onze menschen lezen, i 't Ontroert diep, dat in ons Nederland ziplke vijandschap tegen God en Zijn Woord zich reeds zoo openbaart. Wist gij wel, dat het reeds zoo erg is Wel is Evangelisatie-arbeid roeping. Reeds al te lang is er op straat gezwegen. 't Volgende stuk zal zeker allen overtuigen, dat de nood ons is opgelegd te zoeken en te noodigen tot in sloppen en stegen. „Daar is het dorp al een lange streek met afwisselende burgerwoonhuizen en de bekende kolossale boerderijen. Daarachter verscholen en aaneengerijd langs den dwarsweg staan de ar beidershuisjes. Op den achtergrond strekt zich de onafzienbare vlakte uit der Dollardpolders de gewassen staan op bloei in de weelderige klei. Dit is het land der kommunisten Zaterdag heeft Louis de Visser er gesproken en Zondag in 't genabuurde dorp voor 400 man de verkie zingen zijn op komst. We nemen onze standplaats in op de weg- kruising. Er is reeds publiek, want onze komst is aangekondigd. We worden omzwermd door een heele schaar jongens, niet meer dan school kinderen. Het is een gejoel van jewelste „Daar is Vader Abraham met z'n gevolg Een ander vraagt, gewichtigdoend, wijzend naar den Evan gelist„Is dat nu God?" Prompt komt het ant woord „Welnee, dat is de zoon van God". Gelach stijgt op. Wat beklemd maken wij ons klaar. Uit de kroeg aan den overkant komt een jonge kerel aanloopen'n verwarde haarbos, en grijnsla chend gezicht boven een wijd-openstaand Schil- lerhemd. 't Zouden sympathieke trekken zijn zonder die hatelijke oogen. Hij roept„Zijn jullie uit Rusland weggejaagd We doen net of we niets hooren, sjouwen het harmonium op de straat. Een jongen schreeuwt„Straks springt God eruit", onder algemeene hilariteit. Het publiek dringt op, de kleinsten vooraan, we kunnen ons nauwelijks roeren. We zien rond en realiseeren ons met schrik, dat er geen politie aanwezig is. Onbegrijpelijk. De burgemeester weet er toch van af. Een mis verstand Wat zullen we nu doen Wat anders dan dat, waartoe we geroepen zijn, al bonst het hart. Onze zangers scharen zich aaneen tegen het hek. Ik bespeel het orgeltje. Het lied klinkt op half overstemd door de luidruchtige hoor ders. Plotseling een hevige onruster gebeurt wat links van mij, achter de zangers. Een paar bengels zijn op het hek geklommen en zwaaien met een stuk papier, onder luid applaus der om- staanders. Het is een propaganda-plaat der kom munisten een zwart stadsbeeld, met fabrieken en hooge schoorsteenen en daartusschen schrijdt met reuzenschreden, alles overheerschend woud niet een fijne school komen", schreeuwde Heerema, rood van nijd. „Daarvoor sta ik jullie borg." „Mooi, dan kunnen wij tenminste gerust we zen," lachte Jaarsma, „want Heerema blijft le venslang wethouder. Wij kunnen geen beter krijgen." „Dat meende ik ook", zei Heerema verwaand. „Maar dat alles is niet voldoende. Wij moesten ook anders kunnen optreden. Is dat van Even huis niet een schandaal De man moest zich schamen. Maar ik heb het wel gedacht. Hij was mij te vriendelijk tegenover die lui." „Och, wat kan dat schelen", meende Van der Klijn op ruwen toon. „Hij moet het zelf weten. Evenhuis is een goede vent." „Alles goed en wel", zeide Heerema, gewich tig doende en thans min of meer fluisterend spre kend. „Maar het is geen doen van Evenhuis, al is hij nog zoo'n goede vent, zooals Van der Klijn beweert. Ik weet dat trouwens niet eens. Je moet hem in de gaten houden. Hij heeft ze achter zijn elleboog. Doch dat doet niet ter zake. Ik zeg maar, dat het geen manier van doen is, om ter- wille van je vrouw uit de kerk te loopen. Als je kerkvoogd-notabele bent, heb je toch ver plichting, zou ik meenen." „Ja, vraag dat maar eens aan Jaarsma", plaag de Van der Klijn. „Och wat, bemoei je met je eigen bemoeisels", meende Jaarsma, die den „steek onder water" gevoeld had. Hij was ook kerkvoogd-notabele, maar men zag hem hoogstens tweemaal per jaar in de kerk. „Stil nu, mannen", beval Heerema. „Wij had den het over Evenhuis. Het is geen manier van doen van den molenaar. Wij moeten ook om de gevolgen denken. En die zullen niet gering zijn." Heerema keek van den een naar den ande.r „Gevolgen Gevolgen Wat gevolgen werd er geroepen. Op dat oogenblik weerklonk een gefluithet markttreintje kwam vóór het perron en de boe ren stonden op. ,,'k Zal het in den trein zeggen", beweerde Heerema. Zij groepten, als meestal, bij elkaar en toen de trein zich in beweging zette, was de boer druk aan het uitleggen. „Met Evenhuis is de eerste, gegoede ingeze tene naar „de schuur" gegaan. Het is zeer wel mogelijk, dat er meer volgen. Dan krijgen die lui steeds meer geld en kunnen zij later doen, wat zij willen. Wie weet, misschien probeeren ze nog wel in den gemeenteraad te komen, zoo als er nu al van die lui in de Tweede Kamer zitten. En dan zullen wij eens wat beleven. Dan worden de café's afgeschaft. Dan mag er geen kermis meer zijn. Dan wordt het een echte, dooie boel. Je kunt er van op aan, dat wij dan naar hun kerk moeten. Natuurlijk willen zij de baas spelen. Jullie moeten er niet te licht over den ken, ik waarschuw je. Zij doen nu erg lief en onderdanig, maar zij meenen er niets van. Zij zullen probeeren, méér invloed te krijgen en dan zijn zij de baas." De woorden van wethouder Heerema schenen nu toch meer indruk te maken, want er werd in het voortdenderende treintje met belangstelling en spanning geluisterd. „En dan", vervolgde de boer, die de span ning wel bemerkte, waarom het hem te doen was, „en dan is er nóg een gevolg, dat wij niet uit het oog mogen verliezen. Die vrome kwe zels bestaan nu nog maar uit een partijtje kleine boertjes en arbeiders, die zoo arm als de mieren zijn. Zij hebben niets in te brengen. Ze zijn van ons afhankelijk. Toen een knecht van mij naar „de schuur" ging, heb ik hem het erf afgejaagd. Maar je zult eens wat beleven, als er meer ge goeden doen als Evenhuis. Als er eens de een of andere rijke boer is, die ook den kolder in den kop krijgt, dan worden die lui zoo verwaand als wat. De arbeiders worden bevriend met die boeren en dan krijgen wij last met onze arbei ders. Want die zoogenaamde vroomheid betee- kent niets, wat ik jullie vertel. Die lui zijn geen haar beter dan wij. Zij willen den baas spelen, en dan zullen wij, boeren, afhankelijk worden van onze arbeiders, die zich heel wat zullen gaan verbeelden. En nu kunnen jullie daar om lachen het kan mij niets schelen. De tijd zal dan wel komen, dat jullie denken aan wat Heerema ge zegd heeft." „Daar lacht niemand", zei Jaarsma. „Je kondt wel eens gelijk hebben, al zal het wel niet zoo erg zijn, als je beweert." „Dat zullen we dan wel zien. Al was de helft maar waar, dan was het nog meer dan erg. Wij moeten zorgen, dat wij in West- en Oostwoud de baas blijven, anders groeien die femelaars ons boven het hoofd." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1931 | | pagina 2